32 615 Toekomst Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2013

Met deze brief willen wij uw Kamer, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), informeren over de voortgang van de opheffing van de bedrijfslichamen (product- en bedrijfschappen) en over de overname van taken van de productschappen door de Ministeries van Economische Zaken (EZ), VWS en Infrastructuur en Milieu (I&M).

In onze brief van 1 mei jl. (Kamerstuk 32 615, nr. 8) hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de taken die als publieke taken worden aangemerkt en de aanpak die ons voor ogen staat om de overdracht van deze taken en de opheffing van de bedrijfslichamen te realiseren. Hierbij staat continuïteit van de uitvoering en daarmee het borgen van de dier- en plantgezondheid, de voedselveiligheid en de export voorop. Onderstaand informeren wij u over de stand van zaken.

Overname en uitvoering publieke taken

De publieke taken betreffen taken die door de (agrarische) productschappen worden uitgevoerd. In onze brief van 1 mei jl. hebben wij aangegeven dat een aantal publieke taken een sterke verwevenheid kent met private taken en dat herijking van de afspraken en taakverdeling tussen overheid en bedrijfsleven noodzakelijk is. Het betreft taken met betrekking tot plantgezondheid, diergezondheid en crisismanagement.

De afgelopen maanden zijn gesprekken gevoerd met de verschillende sectoren (akkerbouw, tuinbouw, pluimvee, kalveren, varkens, zuivel/melkvee/vleesvee en schapen & geiten). Belangrijke vraag was hoe de publieke taken in de toekomst concreet kunnen worden uitgevoerd, waarbij het publieke belang en het belang van de export kan worden geborgd, maar waarbij ook voor de uitvoering gebruik gemaakt wordt van private organisaties en systemen om dit zo efficiënt mogelijk te doen. Daarover is op hoofdlijnen overeenstemming bereikt.

De afspraken met de sectoren hebben met name betrekking op de regelgeving en uitvoering van de teeltvoorschriften, de identificatie en registratie van pluimvee en varkens, de registratie van antibioticagebruik en de monitoring en/of bestrijding van dierziekten en zoönosen.

Kern van de afspraken is dat de taken die als publiek zijn aangemerkt ook publiekrechtelijk worden geregeld. De relevante productschapsregelgeving wordt hiervoor omgezet in EZ-, VWS- en I&M-regelgeving. Private organisaties die nu de uitvoeringswerkzaamheden verrichten, zullen deze activiteiten voor zover mogelijk binnen het wettelijk kader waar hun activiteiten worden ondergebracht, blijven uitvoeren. Voor de uitvoering van enkele taken, die voorheen door de productschappen werden uitgevoerd, zijn afspraken gemaakt met sectororganisaties.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) wordt verantwoordelijk voor toezicht en handhaving. Zo nodig kunnen bestaande toezichthouders worden aangewezen als onbezoldigd NVWA-ambtenaar en aldus hun werkzaamheden voortzetten.

Op basis van de afspraken wordt de regelgeving verder vormgegeven en wordt voortzetting van de uitvoering onder verantwoordelijkheid van EZ, VWS en I&M voorbereid.

De productschapsregelgeving met betrekking tot monitoring kritische stoffen wordt niet overgenomen. EZ heeft al een EU-verplicht nationaal plan residuen. Met de varkens- en kalversector vindt nog nader overleg plaats om tot maatwerkafspraken te komen.

Crisismanagement

De productschappen hebben geen formele taak bij de crisisbestrijding. In geval er een bestrijdingsplicht geldt op grond van EU-regelgeving, is de verantwoordelijkheid al belegd bij EZ en VWS. Wel vervullen de schappen een waardevolle rol in onder andere de communicatie met de sector en met betrekking tot de informatie- en gegevensvoorziening.

Na opheffing van de productschappen zal de communicatie met de sector via brancheorganisaties plaatsvinden en rechtstreeks via sociale media.

Voor het behoud van informatie die voor de crisisbestrijding van belang is, en die niet in het bezit is van de centrale overheid, worden nadere afspraken gemaakt met private partijen.

Diergezondheidsfonds en plantgezondheidsfonds

Met de sectoren is ook gesproken over het beoogde plantgezondheidsfonds (PGF) en het diergezondheidsfonds (DGF), waarin de huidige gezamenlijke financiering door overheid en bedrijfsleven is vormgegeven.

Over het plantgezondsheidsfonds lopen nog gesprekken met de sector en wordt binnenkort een principe-akkoord getekend.

De betrokken dierlijke sectoren hebben aangegeven het huidige convenant, dat loopt tot en met 2014, uit te dienen en soortgelijke afspraken te willen maken voor de periode erna. De sectoren hebben aangegeven in 2014 de private bijdrage aan het DGF en de basismonitoring nog met productschapsheffingen te financieren. De betrokken productschappen hebben deze bevoegdheid in 2014 nog en hebben aangegeven hiertoe bereid te zijn.

Vanaf 2015 is de inzet om een al bestaande heffingsgrondslag in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) te hanteren om de collectieve financiering door het bedrijfsleven mogelijk te maken. Dit wordt nader uitgewerkt.

Producenten- en brancheorganisatie conform GLB

Met name voor de private, collectieve financiering van kennis en innovatie (bijvoorbeeld in de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen) worden producenten- of brancheorganisatie met algemeen verbindend verklaring, zoals opgenomen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), door de sector overwogen. Het initiatief hiervoor ligt bij de sector.

Voorstellen hiertoe zullen worden getoetst aan de vereisten die hieraan in het kader van de Europese regelgeving en op grond van nationale uitvoeringsregels worden gesteld.

Het oprichten van producenten- en brancheorganisaties met algemeen verbindend verklaringen, is niet nodig voor het borgen van de publieke taken die nu door de productschappen worden uitgevoerd.

Planning overdracht publieke taken

Eerder is aangegeven dat de publieke taken zoveel mogelijk per 1 januari 2014 worden overgenomen. Naar de huidige stand van zaken is dit mogelijk voor bijna 80% van het werk (in medewerkers). Het betreft met name de medebewindstaken op het gebied van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).

Voor de overige taken is de overname per 1 januari a.s. niet haalbaar omdat AMvB’s of wetswijzigingen noodzakelijk zijn of omdat de hierboven genoemde afspraken met de sectoren verdere uitwerking behoeven in regelgeving. Een deel van de resterende taken zal daarom per 1 juli 2014 worden overgenomen, een deel per 1 januari 2015 en een deel op het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel (beoogd per 1 januari 2015). In de bijlage is een overzicht gegeven1.

De AMvB’s waarvoor de procedure van voor- of nahang geldt, zullen vanzelfsprekend aan uw Kamer worden voorgelegd. De wetswijzigingen hebben betrekking op onder andere antibiotica en teeltvoorschriften.

Uitgangspunt is dat voor taken die niet per 1 januari 2014 worden overgenomen, de productschappen de continuïteit van de uitvoering in 2014 moeten borgen. Als in de financiering niet is voorzien, zullen de uitgaven van de productschappen op deze publieke taken, door EZ worden gefinancierd uit het hiervoor beschikbare budget (€ 31 mln). Afspraken hierover worden met de productschappen vastgelegd.

Naast de financiering zijn met de productschappen afspraken gemaakt over de overgang van medewerkers en het borgen van voldoende capaciteit om de uitvoering van taken te kunnen continueren.

Overgang medewerkers PBO naar EZ/VWS

In totaal zullen ca. 185 fte overgaan naar EZ en 5 fte naar VWS. Over de arbeidsvoorwaarden wordt nog met de bonden gesproken.

Binnen EZ wordt een voorgenomen organisatiebesluit opgesteld op basis waarvan de taken en mensen in de EZ-organisatie worden opgenomen. Hierover is overleg nodig met de medezeggenschap. De formele plaatsing zal naar verwachting niet eerder plaatsvinden dan 1 mei 2014. Voor die taken die per 1 januari onder verantwoordelijkheid van EZ of VWS komen, zal in de tussentijd worden gewerkt met detachering van de betrokken productschapsmedewerkers bij EZ respectievelijk VWS.

Financiële consequenties

Voor de uitvoering van de publieke taken van de productschappen wordt voor 2014 circa € 51 mln. begroot, aflopend naar € 48 mln in 2018. Daarvan is in 2014 ongeveer € 20 mln. nodig voor de uitvoering van de voormalige medebewindstaken op het gebied van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).

De overige middelen (ca € 31 mln) zijn beschikbaar voor de uitvoering van de autonome publieke taken die onder verantwoordelijkheid van EZ/VWS uitgevoerd gaan worden. Deze middelen zijn, op basis van het regeerakkoord, met ingang van 2014 uit de algemene middelen aan de begroting toegevoegd. De precieze verdeling van de € 31 mln. wordt momenteel in kaart gebracht. Vooralsnog lijkt dit bedrag toereikend voor deze publieke taken en de aan de overgang verbonden transitiekosten.

Na 2014 zijn er geen heffingen voorzien voor de financiering van de publieke taken. Alleen voor de private bijdrage aan het diergezondheidsfonds wordt een heffing (op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren) ingesteld.

Voor het jaar 2014 worden de medebewindskosten nog op basis van de bestaande regeling begroot door de productschappen. Dit is mogelijk omdat de gemeenschappelijke medebewindsorganisatie van de productschappen per 1 januari 2014 in haar geheel, als afzonderlijke unit, wordt ondergebracht bij Dienst Regelingen van EZ. Met ingang van het begrotingsjaar 2015 wordt dit in het reguliere opdrachtenpakket van Dienst Regelingen opgenomen.

De uitgaven die de productschappen in 2014 doen voor uitvoering van de publieke taken die nog niet per 1 januari a.s. kunnen worden overgenomen, worden uit de € 31 mln gefinancierd. Eventuele steunmaatregelen worden hiervan uitgezonderd.

Concept wetsvoorstel opheffing bedrijfslichamen

Met het wetsvoorstel opheffing bedrijfslichamen wordt hoofdstuk 2 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) geschrapt. Hierdoor worden de bedrijfslichamen opgeheven. Daarnaast wordt in het wetsvoorstel de wettelijke basis gecreëerd voor enkele publieke taken, wordt de vereffening geregeld en wordt de bestaande wetgeving aangepast aan de opheffing van de bedrijfslichamen.

Het concept wetsvoorstel wordt nu via internet geconsulteerd. Wij streven er naar u het wetsvoorstel in het voorjaar van 2014 toe te kunnen sturen en hopen dan op een spoedige behandeling zodat inwerkingtreding, en daarmee de formele opheffing van de bedrijfslichamen, kan plaatsvinden op 1 januari 2015.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven