32 615 Toekomst Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 januari 2011

Bij de regeling van werkzaamheden van 18 januari 2011 heeft de heer Koopmans (CDA), mede namens de fracties van de VVD en de PVV, verzocht om informatie over en commentaar op de recente voorstellen van de productschappen. Hierbij doe ik u mijn reactie toekomen. Ik ga daarbij ook in op de te ontwikkelen kabinetsvisie op de toekomst van het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.

Samenwerking productschappen

De productschappen zijn al enige tijd met elkaar in gesprek over vergaande samenwerking. Dit heeft nu geleid tot een definitief besluit tot samenwerking. Op 12 januari jl. hebben de betrokken productschappen hierover ook een persbericht naar buiten gebracht. Inmiddels heb ik op 20 januari jl. een brief ontvangen van de voorzitters van de samenwerkende productschappen over de komende samenwerking (zie bijlage)1 De productschappen die met elkaar gaan samenwerken zijn: Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA), Productschap Akkerbouw (PA), Productschap Diervoeder (PDV), Productschap Wijn (PW), Productschap Vee en Vlees (PVV), Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), Productschap Vis (VIS) en Productschap Zuivel (PZ). Dit zijn 8 van de 11 productschappen. Drie productschappen hebben nog geen definitief besluit genomen aan deze samenwerking deel te nemen, namelijk Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO), Productschap Dranken (PD) en Productschap Tuinbouw (PT). Zij zijn nog in gesprek met de initiatiefnemers van de samenwerking. Ik kom daar verder in deze brief op terug.

De productschappen gaan de medebewindstaken die elk bedrijfslichaam nu afzonderlijk uitvoert bundelen en de back-offices van deze bedrijfslichamen samenvoegen. De medebewindstaken van deze samenwerkende bedrijfslichamen komen in één gezamenlijke werkorganisatie. De centrale back-office levert administratieve, personele en facilitaire diensten en omvat een aantal vakinhoudelijke terreinen zoals juridische zaken, maatschappelijk verantwoord ondernemen en arbeidszaken. Deze centrale back-office doet ook de ondersteuning voor de medebewindstaken.

Het Bestuurdersoverleg Productschappen dat sinds zomer 2010 bestaat en de samenwerking voorbereidt, wil nog in 2011 deze vergaande samenwerking effectueren. Vanaf deze maand zal – na het informeren van medewerkers, ondernemingsraden, vakbonden en de diverse besturen – het besluit tot samenwerking concreet gestalte krijgen en nog dit jaar worden afgerond. Hierbij staat het bereiken van efficiencywinst voorop. De samenwerkende organisaties gaan dan ook op één locatie zitten. Het genomen besluit brengt tot uitdrukking dat de besturen van de betrokken bedrijfslichamen een evenwicht hebben gevonden tussen enerzijds de wens om verder samen te werken en anderzijds het goed kunnen blijven uitvoeren van de specifieke taken voor de eigen doelgroep. Die doelgroep bestaat uit de ondernemers en werknemers binnen de werkingsfeer van elk afzonderlijk bedrijfslichaam.

De drie productschappen die nog niet definitief besloten hebben deel te nemen aan alle aspecten van deze samenwerking willen eerst de verdere concretisering van het besluit zien om later dit jaar een definitief besluit te nemen. Het Productschap Tuinbouw heeft al wel besloten mee te doen met een aantal onderdelen van de samenwerking. Zo participeert PT volledig voor wat betreft de medebewindstaken, inclusief de back-office daarvoor. Verder gaat PT in gesprek met de andere bedrijfslichamen om te bezien welke samenwerking mogelijk is bij de ondersteunende taken. Navraag leert dat de aarzeling van PT om op alle fronten mee te doen aan de samenwerking te maken heeft met het geringe aantal medebewindstaken van dit bedrijfslichaam. Daarnaast heeft PT in vergelijking met de andere productschappen juist veel autonome taken. Dit betreft vaak projecten die specifiek aan de sector tuinbouw verbonden zijn, zoals innovatie- en duurzaamheidprojecten. Het productschap Margarine, Vetten, Oliën (MVO) en Productschap Dranken (PD) laten het besluit om alsnog mee te doen afhangen van de mate waarin efficiencywinst te behalen is. Deze bedrijfslichamen hebben namelijk geen enkele medebewindstaak en hebben bovendien een klein secretariaat. De concretisering van het besluit zal hierover meer duidelijkheid moeten geven.

Samenwerking bedrijfschappen

Naast productschappen kent het PBO-stelsel bedrijfschappen2. Deze zijn in omvang en balanstotaal over het algemeen veel kleiner dan de productschappen. De bedrijfschappen hebben ook geen medebewindstaken. De bedrijfschappen werken al veel langer samen op allerlei gebieden. Dat gaat het niet alleen om organisatorische samenwerking – zo hebben HBA en HBD bijvoorbeeld een gezamenlijke back-office – maar allengs wordt ook steeds meer inhoudelijk samengewerkt. Al enkele jaren geleden is, in het kader van meer efficiency, het aantal bedrijfschappen teruggebracht van 25 naar zes. De samenwerking wordt de komende tijd nog verder uitgebouwd. Concrete projecten betreffen het bundelen van activiteiten van diverse bedrijfslichamen die elkaar aanvullen zoals gezamenlijke onderzoeken bij detailhandel en ambachten, gezamenlijke adviescommissies, gezamenlijke heffing en gezamenlijke convenanten rond duurzaamheid etc.

Modernisering stelsel

Het besluit van de productschappen tot samenwerking is naar mijn mening een belangrijke stap vooruit in het moderniseringsproces van het PBO-stelsel. De voorgenomen samenwerking biedt naar omvang en inhoud het juiste evenwicht tussen een meer efficiënte en transparante organisatie en het behoud van de noodzakelijke herkenbaarheid voor de ondernemers en werknemers in de betreffende sectoren. De productschappen gaan nu het besluit tot samenwerking verder uitwerken. Dat moet goed en in een straf tempo gebeuren. Ik zal mij dan ook regelmatig op de hoogte stellen van de voortgang. Het resultaat van de komende samenwerking betrek ik in de visie op de toekomst van het PBO-stelsel die het kabinet zal ontwikkelen.

De product- en bedrijfschappen zijn al enkele jaren bezig hun werkwijze te moderniseren. De bedrijfslichamen hebben sinds het debat in de Tweede Kamer over het Kabinetsstandpunt Toekomst PBO uit 2006 inmiddels een Code goed bestuur met een monitoringcommissie. Daarnaast is het toezicht door de SER verscherpt en ook transparanter geworden. Tevens heeft de SER een aparte Toezichtkamer in het leven geroepen. Het aantal bedrijfslichamen is de afgelopen tien jaar teruggebracht van 39 naar 17. De bedrijfslichamen hebben in de loop der jaren het aantal autonome verordeningen met circa 60% verminderd, de administratieve lasten met circa 50% (van € 23 miljoen naar € 10 miljoen) en bovendien zijn de heffingen ruim 30% lager geworden.

De wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo) in april 2009 heeft een extra impuls aan de democratisering van het stelsel gegeven. Een bedrijfslichaam moet voortaan iedere vier jaar onderzoeken, via een representatieve steekproef, of er voldoende draagvlak is onder de ondernemers die onder zijn werkingsfeer vallen. Op 17 januari jl heb ik een Algemene Maatregel van Bestuur met regels voor de uitvoering van het onderzoek bij Eerste en Tweede Kamer voorgehangen voor commentaar. In de AMvB staat onder meer dat alle bedrijfslichamen het eerste draagvlakonderzoek voor eind 2011 moeten hebben afgerond.

Plan van aanpak

Hoewel wetgever en bedrijfslichamen de afgelopen jaren heel wat op de rails hebben gezet aan modernisering en democratisering van het stelsel kan de vraag gesteld worden of dit genoeg is. Hoe is de uitwerking van de reeds ingezette middelen en wat zou de toekomst moeten zijn van het stelsel in onze moderne economie en veranderende maatschappij? Hierom acht ik het een goede zaak een visie te ontwikkelen op de toekomst van het PBO-stelsel. Een dergelijke visie moet wel gebaseerd zijn op gedegen informatie en die moet verzameld worden. Daarnaast is het nodig dat deze visie binnen afzienbare tijd met de Kamer kan worden besproken.

Ik kies daarom voor de volgende aanpak:

  • Alle draagvlakonderzoeken zullen in 2011 worden uitgevoerd en rond de jaarwisseling, voorzien van een advies van de SER, beschikbaar zijn.

  • Het wettelijk verplichte evaluatieonderzoek van het PBO-stelsel wordt reeds dit jaar uitgevoerd in plaats van eind 2012. Het wordt een compacte evaluatie die met name gericht is op een inventarisatie van de taken van de bedrijfslichamen. Het gaat zowel om de autonome taken als om de medebewindstaken van de bedrijfslichamen.

  • Het kabinet stuurt op basis van dit pakket aan informatie voor 1 april 2012 de Kamer zijn visie op de bedrijfslichamen, de door hen uitgevoerde taken en de toekomst van het stelsel.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

XNoot
2

Bedrijfschap Afbouw (BA), Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel (HBAG), Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA), Bosschap, Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD), Bedrijfschap Horeca en Catering.

Naar boven