32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 196 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2017

Het kabinet maakt zich ernstig zorgen om de humanitaire situatie in Zuid-Sudan, Somalië, Jemen en Noord-Nigeria. Door een combinatie van factoren, waaronder aanhoudend conflict, mislukte oogsten als gevolg van extreme droogte en oogsten die niet kunnen worden binnengehaald, dreigt hongersnood in Somalië, Jemen en Noord-Nigeria. In Zuid-Sudan verhongeren nu al 100.000 mensen en voor nog eens 1 miljoen mensen dreigt hetzelfde lot.

De VN spreekt van de grootste humanitaire crisis sinds haar oprichting in 1945. Nog nooit was het aantal mensen dat slachtoffer kan worden van een hongersnood zo hoog. De waarschuwingssignalen staan al maanden op rood, en toch slaagt de wereld er niet in alle mensen voedselzekerheid te bieden.

Er gebeurt al veel. Lokale gemeenschappen – ook in de buurlanden van deze crisisgebieden – leveren de grootste bijdrage. Zij vangen de meeste ontheemden en vluchtelingen op, en delen wat er nog is. Uganda is zeer genereus in het opvangen van vluchtelingen, met name uit Zuid-Sudan. Kenia vangt bijna een half miljoen vluchtelingen uit Somalië en Zuid-Sudan op, terwijl 2,6 miljoen Kenianen vanwege aanhoudende droogte zelf ook dringend hulp nodig hebben.

Ook Nederland neemt verantwoordelijkheid. Het kabinet heeft bij de eerste berichten over dreigende hongersnood direct actie ondernomen door bij te dragen aan humanitaire hulpverlening aan deze landen. Zo heeft Nederland in 2016 ruim EUR 46 miljoen bijgedragen aan noodhulp in de vier crisislanden. Daarnaast biedt Nederland jaarlijks ongeoormerkte bijdragen aan hulporganisaties, zodat zij deze snel en flexibel kunnen inzetten waar de nood het hoogst is. De ongeoormerkte bijdragen en de bijdragen aan de crisisgebieden, zoals vermeld in de brief waarin het kabinet de Tweede Kamer informeert over de inzet van noodhulp in 20171, zijn allemaal overgemaakt. Hierdoor kunnen de hulpverlenende organisaties direct aan de slag om voedsel, schoon drinkwater en onderdak te bieden aan de getroffen bevolking.

Om ervoor te zorgen dat mensen in staat zijn zware tegenslagen op te vangen is meer nodig dan alleen noodhulp. Waar mogelijk sluit het kabinet aan bij wat lokale overheden al zijn begonnen: bijvoorbeeld het versterken van sociale vangnetten, het opkopen van vee, en het beschikbaar stellen van zaaigoed.

Bijvoorbeeld in Ethiopië, dat ook is getroffen door extreme droogte, steunt het kabinet het «Productive Safety Net Programme» van de overheid met ruim EUR 15 miljoen per jaar. Dit programma biedt een sociaal vangnet om de voedselzekerheid van 4 miljoen mensen te vergroten. Tijdens El Niño (2016) is de reikwijdte van dit programma uitgebreid naar 8 miljoen mensen. Deze mensen zijn vooral te vinden in gebieden die minder geschikt zijn voor landbouw. Zonder dit sociale vangnet zou de voedselcrisis in Ethiopië groter zijn geweest.

Maar in andere landen, zoals Somalië, hebben sommige veehouders hun koeien al zien sterven. In Zuid-Sudan en Noordoost-Nigeria kunnen boeren vanwege de onveiligheid niet bij hun akkers waardoor ze niet kunnen zaaien. Dit maakt het onmogelijk om zelf nog te kunnen voorzien in voldoende voedsel. Gemeenschappen in Somalië die eerder door Nederland zijn getraind in het efficiënt gebruik van water en gebruik van droogtebestendige zaden in de landbouw kunnen beter omgaan met tegenslagen, maar na vele maanden droogte wordt dit voor hen ook steeds moeilijker.

Een belangrijke oorzaak van de crisissituatie ligt in de verschillende conflicten die deze landen vaak al vele jaren teisteren. Deze conflicten verergeren de humanitaire noden en maken het bovendien vaak lastig of zelfs onmogelijk om humanitaire hulp te verlenen. Naast directe humanitaire hulp zet het kabinet daarom in op concrete oplossingen om te komen tot conflictpreventie, vredesopbouw en veilige toegang voor hulpverleners. Veiligheid van hulpverleners moet te allen tijde worden gegarandeerd. Daarom maakt het kabinet zich sterk om respect voor het humanitair oorlogsrecht af te dwingen en schendingen zoals de recente moord op hulpverleners in Zuid-Sudan en de bombardementen van ziekenhuizen in Jemen aan de orde te stellen. Dit doet Nederland in VN-verband en in andere relevante fora om zo de druk op strijdende partijen op te voeren, de veiligheid van hulpverleners te verbeteren, de toegang tot mensen in nood mogelijk te maken, en de gevolgen van conflicten voor voedselzekerheid aan de kaak te stellen.

Gezien de ernst van de noden in de vier landen heeft het kabinet besloten bovenop de reeds geplande bijdragen in 2.017 EUR 9 miljoen extra beschikbaar te stellen via het World Food Program. Hiervan gaat EUR 5 miljoen naar Jemen en EUR 4 miljoen naar Nigeria. Het kabinet heeft gekozen voor WFP omdat deze snel hulp kan bieden in de gebieden waar dit het hardst nodig is en nu nog het verschil kan maken tussen leven en dood. Het kabinet is nog in contact met andere hulporganisaties om te kijken waar op korte termijn extra bijdragen moeten worden geleverd.

Het kabinet waardeert de ruimhartige solidariteit van de Nederlandse bevolking, en juicht acties ten behoeve van de hulp aan mensen in deze crisisgebieden zoals die van de Samenwerkende Hulporganisaties toe. Eerder in maart heeft het kabinet reeds EUR 2 miljoen bijgedragen aan deze actie.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Besteding humanitaire hulp 2016 en indicatieve planning 2017, Kamerstuk 32 605, nr. 194

Naar boven