Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 mei 2011
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, gedaan tijdens het Algemeen
Overleg op 18 mei 2011, inzake de subsidiekaders «Key Populations»1 en «FLOW»2.
U hebt mij gevraagd om na te gaan of genoemde subsidietenders alsnog opengesteld kunnen worden voor Nederlandse maatschappelijke
organisaties die al subsidie ontvangen onder het subsidiekader van MFS-II. Het antwoord op die vraag luidt positief. Het is juridisch
mogelijk de reeds uitgeschreven subsidietenders alsnog open te stellen voor maatschappelijke organisaties die financiering
onder MFS-II ontvangen.
Voor het subsidiekader «Key Populations» fonds, ingesteld op basis van de Motie-Hachchi3 die beoogt de unieke Nederlandse aanpak bij aidsbestrijding onder kwetsbare groepen te behouden, geldt daarbij het volgende:
Er wordt gezocht naar, bij voorkeur gebundelde , inzet van expertise en ervaring. Versnippering van uit het Fonds gefinancierde
activiteiten moet worden voorkomen. En het dient te gaan om programma’s die complementair zijn aan activiteiten die via andere
subsidiekaders reeds worden gefinancierd.
Rekening houdend met de wens van de Kamer, zie ik geen reden om MFS II-organisaties die aan deze voorwaarden kunnen voldoen,
uit te sluiten van deze tender. Ik zal de tender-voorwaarden in deze zin aanpassen.
Wat betreft het subsidiekader «FLOW» (Funding Leadership and Opportunities for Women) is gekozen om programma’s te financieren
die complementair zijn aan programma’s van MFS-II partners. Omdat een groot aantal organisaties uit MFS-II adviserend partner zijn bij
de keuze en het monitoren van de in aanmerking komende NGO’s is het zaak om de verantwoordelijkheden (toezicht en uitvoering)
gescheiden te houden. Daarom is besloten om deze tender niet open te stellen voor MFS-II organisaties. Aan dit besluit wil
ik vasthouden.
Ten slotte heeft u mij gevraagd om het drempelcriterium te heroverwegen dat maximaal 75% van de programmakosten lastens de
subsidie van het «Key Populations» fonds kan worden gesubsidieerd en men de overige 25% van de programmakosten via andere
bronnen dient te financieren.
Met het oog op de noodzakelijke duurzaamheid van de gefinancierde programma’s wil ik vasthouden aan dit criterium. Een (nog)
grotere afhankelijkheid van financiering uit één bron is niet wenselijk. Ik ben mij ervan bewust dat programma’s voor «key
populations» vaak gevoelig liggen en niet vanzelfsprekend door anderen worden gefinancierd, maar een te grote afhankelijkheid
van één donor leidt niet tot duurzaamheid.
Graag licht ik toe dat het genoemde percentage van 25% eigen bijdrage van de programmakosten wordt berekend over het gehele
programma, de gehele subsidieperiode en alle kosten die in deze periode voor de uitvoering van het programma moeten worden gemaakt. Financiering van de bij de uitvoering van het programma betrokken lokale partners
door andere donoren dan het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan meetellen om aan dit drempelcriterium te voldoen, mits deze
financiering betrekking heeft op de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. De penvoerder dient
in de meerjarenbegroting voor de periode na de eerste 12 maanden van het programma aannemelijk te maken hoe in de loop van
de subsidieperiode aan deze voorwaarde zal worden voldaan. De organisaties hebben dus tijd om daar aan te werken.
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
H. P. M. Knapen