32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 15 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2011

Naar aanleiding van de motie van het Kamerlid Voordewind (motie 32 500 V), waarin verzocht wordt om een beleidsbrief met betrekking tot de noodzaak en de wijze van verruiming van de OECD/DAC richtlijnen, informeer ik u over de overwegingen, inzet en voortgang in dit kader.

In het regeerakkoord en de basisbrief ontwikkelingssamenwerking heeft het kabinet aangegeven een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden voor aanpassing van ODA-richtlijnen op het gebied van uitgaven voor vrede en veiligheid. Direct na het aantreden van het kabinet zijn er op ambtelijk niveau intensieve gesprekken gevoerd met de gedelegeerden van OECD/DAC leden (Denemarken, Italië, België, Canada en de VS) en met de afdeling Statistiek van het DAC-Secretariaat. Doel van deze gesprekken was het uitdragen van het Nederlandse standpunt, alsmede het mobiliseren van steun om de aanpassingen van ODA-richtlijnen voor vrede en veiligheid mogelijk te maken. Deze gesprekken lieten zien dat deze discussie complex is en dat er voor- en tegenstanders van het starten van deze discussie zijn. Herziening van de richtlijnen zou in eerste instantie pas plaats kunnen vinden op basis van een nieuw mandaat van de OECD/DAC Senior Level Meeting. Nederland heeft het thema vervolgens op hoog ambtelijk niveau geagendeerd op het DG-overleg in EU- en Nordic+ verband (VK, Ierland, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Finland, IJsland en Nederland). Op politiek niveau heb ik intensieve gesprekken gevoerd met mijn Duitse en VK collega’s en met de nieuw aangetreden voorzitter van de DAC, dhr. Atwood.

Zowel de consultaties als de bilaterale gesprekken leverden op dat enkele landen (Duitsland, Noorwegen) bereid waren de discussie over financiering onder ODA van vrede en veiligheid opnieuw te voeren. Ondanks dat consensus over de heropening van deze discussie niet haalbaar leek, heb ik toch de DAC Senior Level Meeting van 6/7 april j.l. benut om een pleidooi te houden om opnieuw over financiering van vrede en veiligheid onder ODA te spreken. In de bijgevoegde bijlage treft u de reflecties van de DAC-voorzitter aan over de uitkomsten van deze bijeenkomst. In zijn brief geeft de DAC-voorzitter aan dat er geen consensus is onder de DAC-leden om tot 2015 de bestaande ODA definitie te herzien.

Ondanks dat consensus niet is bereikt en hiermee heropening van het debat niet direct aan de orde is, heeft Nederland met genoemde interventies bereikt dat een bredere, meer toekomstgerichte discussie over de ODA definitie en richtlijnen prominent op de agenda is komen te staan. De verschillende gesprekspartners delen met mij de twijfel of de huidige ODA definitie en de organisatorische vormgeving van de hulpagenda nog volledig past binnen de context waarin OS zich bevindt. Deze context is ingrijpend aan het veranderen. Zo is er sprake van een verbreding van de agenda van OS naar IS, van armoedebestrijding naar global public goods. De vervlechting van het armoedeprobleem met vraagstukken van klimaat, handel, mobiliteit van arbeid, veiligheid, voedselzekerheid en energie neemt toe. Uit de gesprekken bleek verder dat er een wijdverbreid besef is dat er naast activiteiten die voldoen aan de huidige richtlijnen voor de ODA registratie nog vele andere, vaak omvangrijke inspanningen zijn die ontwikkelingsrelevant zijn en bijdragen aan economische ontwikkeling en welzijnsverbetering. Vele nieuwe vormen van samenwerking passen niet in het bestaande ODA-kader. Enerzijds omdat ze niet gefinancierd worden door overheden, anderzijds omdat het geen transfer van geld betreft naar ontwikkelingslanden of omdat het een schenkingsdeel minder dan 25% bedraagt.

Tegen deze achtergrond is het mijn inzet om de komende jaren de Post 2015 agenda en de daaraan gekoppelde brede heroverweging van het ODA begrip gestalte te geven. Met Duitsland heb ik al afgesproken om een gezamenlijk onderzoek te starten naar een gewijzigd ODA concept. In mijn bilaterale gesprekken met collega’s zal ik deze kwestie bij voortduring aan de orde te stellen. Belangrijke ijkmomenten voor een nieuwe invulling van het ODA concept zijn het High Level Forum on Aid Effectiveness te Busan (HLF IV november 2011) en de DAC High Level Meeting in 2012. Deze bijeenkomsten zullen wat mij betreft het fundament moeten leggen voor een nieuwe invulling van het ODA concept. Conform het regeerakkoord blijft de inzet daarbij dat uitgaven voor vrede en veiligheid kunnen worden aangemerkt als ODA. Uiteindelijk doel is dat het ODA-concept beter moet aansluiten bij de veranderende verhoudingen in de wereld en bij actuele mondiale vraagstukken.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Naar boven