32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 105 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2012

Ontwikkelingssamenwerking in Colombia wordt beëindigd omdat Colombia zich heeft ontwikkeld tot een hoog-middeninkomensland (BNI per hoofd van de bevolking is 10,100 US$). Tegelijk is Colombia een fraai voorbeeld van transitie van een OS-hulprelatie naar een wederzijds profijtelijke en gelijkwaardige relatie. Daartoe proberen we opgebouwde netwerken, kennis-en-kunde en goodwill te mobiliseren voor het welslagen van deze overgang.

Tegen de achtergrond van deze strategie bracht ik op 18 en 19 juni een bezoek aan Colombia. Het bezoek illustreerde hoe de OS-relatie uiteindelijk voor Colombia én Nederland vruchtbaar is. Tijdens mijn bezoek werd ik vergezeld door vertegenwoordigers van 12 Nederlandse bedrijven en van de ministeries EL&I en I&M.

Op 26 januari 2012 informeerden mijn collega van EL&I de heer Bleker en ik u over de voortgang van de transitiefaciliteit in voormalige partnerlanden. Deze faciliteit ondersteunt de overgang van hulp naar handel en het Nederlandse bedrijfsleven in transitielanden, zodat voor Nederlandse bedrijven kansen in deze markten ontstaan. De faciliteit brengt bedrijfsleven instrumenten van beide ministeries onder één dak. Colombia is een van de landen waar dit speelt.

Tijdens mijn bezoek kwam de overgang van ontwikkelingssamenwerking naar een sterkere duurzame handels- en investeringsrelatie goed tot uitdrukking. De bundeling van instrumenten blijkt goed te zijn voor zowel Colombiaanse producenten als het Nederlandse bedrijfsleven. Cruciaal is de koppeling van lokale productie aan internationale markten en het samenwerken in de handelsketen om de producten onderscheidend te maken voor bijvoorbeeld de Nederlandse consument. Deze private en publieke samenwerking leidt bovendien tot meer economisch en sociaal perspectief voor de lokale bevolking, voor slachtoffers van het conflict en draagt bij aan de re-integratie van ex-strijders in de maatschappij.

Colombia blijft een land met twee gezichten. Als opkomende economie kent het land aanzienlijke groeikansen voor handel en investeringen. Toch kampt het land ook met het nog niet opgeloste interne conflict, onveiligheid en criminaliteit. In het transitieprogramma wordt zoveel als mogelijk met deze beide werkelijkheden rekening gehouden.

In Santa Marta in het noordoosten van Colombia had ik ontmoetingen met slachtoffers van het conflict uit de districten Mampuján en Chivolo en met Marcelo Alvarez, hoofd van de monitoringmissie van de Organisatie van Amerikaanse Staten, die toeziet op de uitvoering van de demobilisatieakkoorden uit 2005. Alvarez benadrukte dat de staat nog zwak vertegenwoordigd is in delen van het land. Hoewel de demobilisatie van paramilitaire groeperingen heeft geleid tot een afname van het geweld, veroorzaken illegaal gewapende groepen onveiligheid. Dit vertraagt ook het proces van landrestitutie aan slachtoffers van het conflict. Bedrijven spelen volgens Alvarez een belangrijke rol bij de re-integratie van gedemobiliseerde strijders door hen economisch en sociaal perspectief te bieden. Tegelijkertijd benadrukte hij dat aandacht voor het conflict en mensenrechten nodig blijft.

Ik bezocht samen met de voorzitter van de bananenbranchevereniging Augura een duurzame bananenplantage nabij Santa Marta. Nederland heeft hier met succes een Publiek-Privaat Partnerschap opgezet, samen met de Colombiaanse bananenindustrie, importeur Fyffes, supermarktketen Plus en de Max Havelaar Foundation. Sleutel tot het succes is de koppeling van duurzame geteelde en gecertificeerde bananen aan de Nederlandse consument, die bereid blijkt een goede prijs voor deze bananen te betalen. Zo draagt de consument bij aan een beter bestaan voor de bananenproducenten. Ik werd geïnformeerd over de duurzame productie en handel in de praktijk en sprak met enkele oud-guerrilla strijders en ontheemden die nu werk hebben op de plantage.

In Bogotá sprak ik met vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties en vakbonden. Zij uitten zorgen over de implementatie van wetten in Colombia. Wat betreft het EU-Colombia vrijhandelsverdrag onderstreepten zij het belang van dialoog over het respect voor de mensenrechten. Het EU-vrijhandelsverdrag met Colombia kent een mensenrechtenparagraaf, die mogelijkheden biedt om dit belangrijke onderwerp te bespreken. Nederland is een groot voorstander van het verdrag en tekende op 14 mei jl.

Verder nam ik met de Colombiaanse Minister van Landbouw Juan Camilo Restrepo deel aan de lancering van het Duurzame Handel Platform. Dit Nederlands-Colombiaanse initiatief op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) past binnen de transitiefaciliteit. Met Minister Restrepo, vertegenwoordigers van de bananen-, bloemen- en koffiesector, NGO’s en bedrijven ondertekende ik drie verklaringen, waarin de doelstellingen voor 2015 voor duurzame handel in koffie, bananen en bloemen werden vastgelegd. Dit moet leiden tot nieuwe investeringen om de productie en consumptie van duurzame landbouwproducten te vergroten. Er zal nauw worden samengewerkt met het wereldwijde Initiatief Duurzame Handel en verschillende Nederlandse importeurs. De verklaringen zijn te vinden op de website van de Nederlandse ambassade te Bogotá www.mfa.nl/bog.

Water is een prioriteitssector voor de transitiefaciliteit. Sinds 2011 kennen Nederland en Colombia een nauwe samenwerking op watergebied. Ik nam met de Colombiaanse minister van Milieu Frank Pearl deel aan de eerste bilaterale High Level Board voor de samenwerking op watergebied. Ook waren vertegenwoordigers van het Nederlandse en Colombiaanse bedrijfsleven aanwezig. Colombia heeft grote belangstelling voor de Nederlandse kennis en ervaring gezien de grote overstromingen in het recente verleden. Het Nederlandse «dutch proof» stempel op waterprojecten wordt gezien als een belangrijke kwaliteitsgarantie.

Met de vertegenwoordiger van het ministerie van EL&I en een vertegenwoordiger van het bedrijfsleven verrichtte ik de symbolische opening van het «Holland House». Het Holland House heeft handelsbevordering als doel, maar ook overdracht van ontwikkelingskennis. Bij dit laatste gaat het om advisering over mensenrechten, conflictbeslechting, MVO en duurzaamheid. Zo kunnen bedrijven rekenen op een integraal advies, toegespitst op de specifieke landensituatie. De opening werd bijgewoond door de Colombiaanse autoriteiten, vakbonden, lokale mensenrechten NGO’s en vertegenwoordigers van het Nederlandse en Colombiaanse bedrijfsleven.

De meereizende Nederlandse bedrijven voerden, met de vertegenwoordigers van EL&I en I&M, gesprekken met de vice-minister van Handel, de vice-minister van Transport en de vice-minister van Landbouw van Colombia. Met het ministerie van Handel werden afspraken gemaakt over Nederlandse ondersteuning bij vereenvoudiging en verbetering van aanbestedingsprocedures. Het ministerie van Landbouw bevestigde de wens om gebruik te maken van Nederlandse technologie bij de ontwikkeling van biomassaproducten. Met de vice-minister van Transport werd gesproken over de voorgenomen Colombiaanse investeringen in de infrastructuur, waaronder het bevaarbaar maken van rivieren en diverse havenwerken.

De Nederlandse bedrijven uit de watersector voerden tevens gesprekken bij ondernemersorganisatie ANDI, het ministerie van Milieu en CorMagdalena (de regionale water autoriteit). Met deze laatste twee zijn concrete afspraken gemaakt over het in kaart brengen van de waterhuishouding rond de Magdalena rivier en de opzet van een zgn. Water Modelling Centre. Tevens werd het door overstromingen geteisterde gebied La Mojana bezocht. Hiervoor is Nederland gevraagd een second opinion te verstrekken over voorstellen tot verbetering van de waterhuishouding.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Naar boven