32 581 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in het nabestaandenpensioen, een vergoeding voor deelname van leden van de Eerste Kamer aan internationale parlementaire assemblees en enkele technische wijzigingen (Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2011)

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID VAN BEEK

Ontvangen 14 september 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel S, eerste onderdeel, komt te luiden:

  • 1. In het eerste lid wordt «artikel 130, tweede lid, onder c» telkens vervangen door «artikel 130, vierde lid, onder c» en wordt aan het slot van de eerste zin na «139aa» toegevoegd: , waarbij niet in aanmerking wordt genomen de diensttijd, doorgebracht na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, voor zover de gewezen gedeputeerde bij of na het bereiken van die leeftijd wederom het ambt van lid van gedeputeerde staten in de betrokken provincie aanvaardt.

II

In artikel I, wordt na onderdeel U een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ua

In artikel 158 vervalt de zinsnede: 118, derde lid,.

Toelichting

Door het schrappen van de zinsnede «118, derde lid» in artikel 158 wordt voor wethouders, gedeputeerden en hoogheemraden, die onder de pensioenbepalingen van de Appa vallen, het pensioen niet langer opgeschort, dat zij genieten als zij in de gemeente, provincie dan wel het waterschap van welke zij een pensioen ontvangen, opnieuw wethouder, gedeputeerde dan wel hoogheemraad worden. Wethouders, gedeputeerden en hoogheemraden, die na hun 65e jaar weer wethouder, gedeputeerde dan wel hoogheemraad in hetzelfde bestuursorgaan worden, blijven dus gewoon hun pensioen ontvangen. Zij komen daarmee in dezelfde rechtspositionele positie als wethouders, gedeputeerden en hoogheemraden, die na het bereiken van de 65-jarige leeftijd, in een andere gemeente, in een andere provincie dan wel in een ander waterschap tot wethouder, gedeputeerde dan wel hoogheemraad worden benoemd of een ander ambt aanvaarden met aanspraak op een Appa-pensioen. Deze wijziging geldt niet voor de commissaris van de Koning, burgemeester en voorzitter van een waterschap en dagelijks bestuursleden van een waterschap waarvan de aan hun functie verbonden werkzaamheden een dagtaak vormen. Deze functionarissen ontlenen hun pensioenrechten aan de ABP-regeling.

Tevens wordt voor wethouders, gedeputeerden en hoogheemraden, die onder de pensioenbepalingen van de Appa vallen, geregeld, dat de opbouw van pensioen, en daarmee de premiebetaling, stopt.

Deze regeling is mutatis mutandis gelijk aan het ABP-reglement. In die regeling behouden ambtenaren, die na hun 65e jaar opnieuw ambtenaar worden, hun pensioen en bouwen ook geen pensioen meer op.

Het amendement heeft geen betrekking op Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en bewindspersonen.

Van Beek

Naar boven