32 577 Goedkeuring van de op 29 april 2008 te Luxemburg totstandgekomen Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds, met Bijlagen en Protocollen (Trb. 2008, 153)

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 22 september 2011

De vaste commissie voor Europese Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie nemen kennis van het voorstel aan de Tweede Kamer goedkeuring te verlenen aan de Sabilisatie- en Associatieovereenkomst (SAO) van de EU met Servië. De VVD-fractie wil onderstrepen dat de SAO het eerste alomvattende verdrag is dat tussen de EU en Servië tot stand komt en dat dit geenszins automatisch moet leiden tot volgende stappen. De VVD-fractie heeft altijd kritisch gestaan tegenover te overhaaste stappen in het associatieproces van Servië en de EU. Hiervoor heeft de VVD-fractie altijd een aantal voorwaarden gesteld en consequent een aantal belangrijke aandachtspunten naar voren gehaald.

De leden van de VVD-fractie zijn altijd voorstander geweest van het verbinden van Servische samenwerking met het Internationaal Strafhof aan verdere stappen in het associatieproces. De leden van de VVD-fractie zijn dan ook verheugd dat de druk op de Servische autoriteiten dit serieus te nemen onlangs heeft geleid tot de arrestatie van de oorlogsmisdadigers Goran Hadzic en Radovan Karadzic.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Het totstandbrenging van verdragsrechtelijke betrekkingen met Servië in de vorm van een Stabilisatie- en associatieovereenkomst waarvan de ratificatie nu voorligt markeert een bijzonder moment.

De wens om een positief signaal te zenden richting de EU-gezinde krachten in Servië kwam met het Nederlandse voorstel in 2009 om de SAO te laten ondertekenen door de EU, de EU-lidstaten en Servië. Nederland stelde hierbij wel expliciet als voorwaarde dat de lidstaten de SAO niet ter goedkeuring zouden voorleggen aan de parlementen en de interim-overeenkomst niet in werking zou treden, alvorens de hoofdaanklager van het Joegoslavië-tribunaal zou concluderen dat er volledige samenwerking zou zijn met het Joegoslavië-tribunaal en de Europese Raad een unaniem besluit zou nemen. Dat dit wetsvoorstel nu voorligt betekent dat de volledige samenwerking met het Joegoslavië tribunaal een feit is. De uitgebreide memorie van toelichting geeft geen aanleiding tot het stellen van nadere vragen.

De leden van de Partij voor de Vrijheid hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben echter enkele vragen en opmerkingen. De Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië heeft tot doel het land een beter perspectief op volledige integratie in de EU-structuren te bieden. Toetreding van Servië tot de Europese Unie komt zo weer een stapje dichterbij. Voorop staat dat de Partij voor de Vrijheid tegen verdere uitbreiding van de Europese Unie is, en daarmee tegen elke verdere stap in de richting van lidmaatschap.

Enkele belangrijke voorwaarden voor het openen van de onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst zijn: de aanwezigheid van een rechtsstaat, democratie en de eerbiediging van mensenrechten en rechten van minderheden. Het voorliggende wetsvoorstel ziet op de goedkeuring van de SAO en de leden van de PVV-fractie vragen zich af, gelet op de eerder genoemde voorwaarden, of Servië wel aan deze criteria voldoet.

De leden van de PVV-fractie vragen zich af hoe de minister van mening kan zijn dat Servië voldoet aan de voorwaarde die eerbiediging van mensenrechten en rechten van minderheden voorschrijft als het land niet eens in staat is om een Gayparade goed te laten verlopen. Hoe kan er sprake zijn van de eerbiediging van mensenrechten en rechten van minderheden als de politie niet in staat is om de deelnemers tegen geweld te beschermen?

De Partij voor de Vrijheid is verheugd dat de Servische autoriteiten er na jaren in zijn geslaagd om oorlogsmisdadigers Mladic en Hadzic op te pakken. Stankovic is echter nog op vrije voeten. Servië moet er alles aan doen om deze crimineel weer op te pakken.

Hoofdaanklager van het Joegoslavië-tribunaal, de heer Brammertz, schrijft in zijn meest recente rapportage dat Servië meer actie moet ondernemen om er voor te zorgen dat ook de ambtenaren die Mladic en andere misdadigers de hand boven het hoofd houden worden vervolgd. Is de minister het met de PVV-fractie eens dat uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat goedkeuring van het Stabilisatie- en associatieakkoord een brug te ver is? Dient Servië niet eerst alle probleempunten aan te pakken voordat überhaupt over goedkeuring wordt gesproken?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden constateren dat positieve ontwikkelingen de weg hebben geëffend naar ratificatie van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) met de Republiek Servië. De volledige samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY) heeft met de arrestatie van de laatste twee voortvluchtigen een belangrijke positieve wending gekregen.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat volledige medewerking van belang blijft tijdens het proces van deze twee verdachten van oorlogsmisdaden. Kan de regering aangeven in hoeverre blijvende samenwerking, bijvoorbeeld ten aanzien van het aanleveren van bewijsmateriaal en de bescherming van getuigen, alsmede hun familie en hun bezittingen, door de Republiek Servië gegarandeerd wordt? Zijn er in de SAO clausules ingebouwd waardoor de overeenkomst niet in werking treedt of gedeeltelijk kan worden bevroren indien de aanklager van het ICTY aangeeft dat er geen sprake meer is van volledige coöperatie met het ICTY? Door de SAO wordt voorzien in een brede samenwerking en krijgt de integratie van Servië in de Europese structuren een nieuwe impuls. Kan de regering aangeven op welke wijze een geformaliseerd kader voor een politieke dialoog met Servië tot stand wordt gebracht? Welke initiatieven denkt Nederland te nemen? De leden van de CDA-fractie achten het wenselijk dat MATRA-gelden worden ingezet om een bijdrage te leveren aan projecten om in Servië de meerpartijendemocratie te bevorderen. Is de regering daartoe bereid?

De leden van de SP-fractie zien de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (SAO) als een verdere stap richting het EU-lidmaatschap. De SP onderschrijft het perspectief op EU-lidmaatschap dat aan alle landen van de Westelijke Balkan is geboden, mits voldaan is aan de criteria die de Europese Unie daarvoor heeft vastgelegd. De leden hechten daarom ook aan strikte naleving van die criteria.

Eén van de strikte voorwaarden voor Nederland om mee te werken aan het in werking laten treden van de SAO was de medewerking van Servië met het Joegoslavië-tribunaal. De leden van de SP-fractie zijn er dan ook van overtuigd dat deze opstelling mede heeft bijgedragen aan de uiteindelijke arrestatie van Mladic en Hadzic, twee hoofdverdachten van oorlogsmisdaden. Deelt de regering deze zienswijze? Is de regering het eens met deze leden dat een bevredigende medewerking met het Joegoslavië-tribunaal, gezien het belang van bewijsmateriaal en getuigen voor de veroordeling van de verdachten, ook voor toekomstige stappen die Servië richting het EU-lidmaatschap wil zetten een voorwaarde blijft?

De leden van de SP-fractie constateren dat voordat het SAO door alle lidstaten is geratificeerd de Europese Commissie bezig is met het opstellen van een «avis» over de mate waarin Servië klaar is voor het kandidaat-lidmaatschap. Deze leden vragen zich af hoe deze stap zich verhoudt tot de afhankelijkheid die in de SAO wordt gesteld tussen de status als potentieel lid en de succesvolle tenuitvoerlegging van de SAO. Deelt de regering de mening van deze leden dat het logisch zou zijn om eerst het volledig in werking treden van het SAO af te wachten alvorens te overwegen het kandidaat-lidmaatschap te verlenen?

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of en hoe de economische crisis effect heeft op de economische doelstellingen van het SAO. Treedt daarin een vertraging op?

2. Artikelsgewijze toelichting

Bij de preambule en titel I (artikelen 1 tot en met 9)

In de preambule van de SAO wordt gewezen op de noodzakelijke samenwerking in de regio. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat Servië bereid zal dienen te zijn tot een dialoog met zijn buurland Kosovo. Bovendien achten deze leden het van belang dat de Republiek Servië de Servische minderheid in Kosovo stimuleert tot een actieve betrokkenheid bij de ontwikkelingen in hun eigen land. Deze houding verwachten deze leden ook ten aanzien van de Servische minderheid in het buurland Bosnië-Herzegovina. Kan de regering een appreciatie geven van de verhoudingen van de Republiek Servië met haar buurlanden? Zal artikel 6 van het SAO actief door de Republiek Servië in de praktijk worden gebracht?

De leden van de VVD-fractie hechten belang aan artikel 5 van de SAO, waarin wordt gesteld dat goed nabuurschap centraal staat in het stabilisatie- en associatieproces. Deze leden vragen zich af hoe er vorm zal worden gegeven aan de interregionale samenwerking van landen in de Westelijke Balkan. Wat wordt de rol van Servië hierin op basis van de SAO?

Bij titel III (artikelen 14 tot en met 17)

Voor de leden van de VVD-fractie is een genormaliseerde relatie tussen Kosovo en Servië belangrijk. De VVD-fractie zal er ook de komende jaren op toezien dat zowel Servië als Kosovo een constructieve bijdrage levert aan het realiseren hiervan. De SAO stelt in artikel 1 eveneens dat «bevorderen van regionale samenwerking op alle gebieden» een belangrijk doel is. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe dit zich in de ogen van de regering verhoudt tot de Servische relatie met Kosovo en wat de SAO kan bijdragen aan de samenwerking tussen die twee landen? De leden van de VVD-fractie willen weten of de regering de opvatting van Bondskanselier Merkel deelt dat de relaties tussen Servië en de EU afhankelijk zijn van de normalisering van de banden tussen Servië en Kosovo?

De leden van de PVV-fractie nemen er kennis van dat de spanning tussen etnische Albanezen en Serviërs in het noorden van Kosovo recentelijk is toegenomen. De leden van de PVV-fractie ontvangen graag een reactie van de minister op de recente ontwikkelingen in het licht van de mogelijke goedkeuring van de SAO met Servië.

Deze leden nemen er kennis van Voorzitter van de Europese Raad Herman van Rompuy recentelijk heeft gezegd dat «Servië de relatie met Kosovo moet verbeteren als het land verder wil integreren in de Europese Unie. Het aanslepende geschil tussen Belgrado en Pristina is een reden tot bezorgdheid. Dat zal een factor zijn die meespeelt wanneer de lidstaten een beslissing over Servië maken.»2 Hoe kijkt de minister hier tegenaan?

De leden van de SP-fractie wijzen op de doelstellingen van het SAO inzake regionale samenwerking en het bevorderen van stabiliteit in de regio. Deze leden vragen zich daarbij af hoe volgens de regering deze doelstellingen door Servië in relatie tot Kosovo zouden moeten worden ingevuld. Maakt een erkenning van Kosovo door Servië daar deel van uit? Is een volledige controle van Noord-Kosovo door de Kosovaarse regering een eis van de EU of staat zij open voor andere oplossingen om de spanningen in dat gebied te verminderen? Daarnaast vragen deze leden of de regering hun mening deelt dat zolang de verhouding tussen Servië en Kosovo niet is genormaliseerd de EU er geen goed aan doet om één van de twee op te nemen in de Europese Unie. Zij wijzen daarbij op de verlammende werking die het importeren van een conflict op de Europese Unie kan hebben, zoals bij Cyprus.

Bij titel IV (artikelen 18 tot en met 48):

De leden van de VVD-fractie juichen het aangaan van sterkere economische samenwerking tussen de EU en Servië toe. Hierbij is het belangrijk te weten waar voor Nederland en Nederlandse bedrijven de meeste voordelen zijn te behalen. De leden van de VVD-fractie hebben hier een aantal vragen over. Wat zijn de economische voordelen voor Nederland van het aangaan van de SAO met Servië? Wat zijn de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven in Servië? Wat is het aandeel van het Nederlandse bedrijfsleven in Servië? Wat zal het aangaan van een volledige vrijhandel Nederland opleveren? Een belangrijk onderdeel van de SAO is voor de leden van de VVD-fractie de afschaffing van Servische staatsmonopolies. Deze leden willen weten of deze reeds is begonnen en wie de reeds geprivatiseerde onderdelen heeft overgenomen.

Het is de leden van de VVD-fractie bekend dat er in het verleden wel eens sprake is geweest van vermeende discriminatie van niet-Servische bedrijven, zoals het Nederlandse bedrijf Danube Food Group, dat door Servische autoriteiten een boete kreeg opgelegd. De leden van de VVD-fractie willen graag weten of er nog meer voorbeelden bekend zijn van vermeende discriminatie van buitenlandse bedrijven en of de Servische regering erop is gewezen dat dit gedrag rechtstreeks ingaat tegen de geest van de SAO? Welke invloed gaat de inwerkingtreding van de SAO hebben op het voorkomen van dit soort gevallen? Wat zullen maatregelen zijn indien dit na inwerkingtreding van de SAO toch voorkomt?

De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de mogelijkheid onder de SAO voor Servië om gebruik te maken van leningen en subsidies van de Europese Investeringsbank, met name in het kader van verordening (EG) nr. 1085/2006. Om wat voor een leningen en subsidies gaat het hier en in welke orde van grootte? Wat is het doel van de verstrekking hiervan? Op welke manier wordt de besteding van deze gelden in Servië gecontroleerd? Wat gebeurt er wanneer blijkt dat deze besteding niet volgens wens verloopt?

Bij titel VII (artikelen 80 tot en met 87):

Onder titel VII wordt voorzien in samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven in hoeverre het justitiële systeem in Servië klaar is voor verdergaande samenwerking? In hoeverre speelt corruptie een rol in de Servische samenleving, zo vragen deze leden zich af. Kan de regering een nadere duiding geven van de praktische uitvoering van artikel 80, waarin bijzondere aandacht is afgesproken aan institutionele versterking? Welke initiatieven neemt Nederland in dezen?

Bij titel X (artikelen 119 tot en met 137)

Onder titel X wordt in de artikelen 119 tot en met 125 de opzet van de overlegstructuur nader uitgewerkt. De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom er alleen wordt voorzien in samenwerking tussen het Servische parlement en het Europees Parlement. Deze leden achten het wenselijk dat ook bilaterale parlementaire contacten worden bevorderd.

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de komende jaren de progressie van Servië op een aantal vlakken scherp in de gaten wordt gehouden en onverhoopte tekortkomingen snel worden gesignaleerd. Wanneer er op essentiële onderdelen verplichtingen niet worden nagekomen moeten daar consequenties aan zitten voor het associatieproces. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de voorbeelden zijn van passende maatregelen in de zin van artikel 129 lid 4, wanneer er verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien niet worden nagekomen, bijvoorbeeld op de, ook door de VVD, als essentieel aangemerkte onderdelen mensenrechten en rechtsstaat? Op welke manieren wordt de invoering van de associatieovereenkomst getoetst en wat gebeurt er wanneer deze toets negatief zal uitvallen?

De voorzitter van de commissie,

Knops

De griffier van de commissie,

Van Keulen


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), ondervoorzitter, Staaij, C.G. van der (SGP), Albayrak, N. (PvdA), Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Dam, M.H.P. van (PvdA), Knops, R.W. (CDA), voorzitter, Roon, R. de (PVV), Jansen, P.F.C. (SP), Broeke, J.H. ten (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Bontes, L. (PVV), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Driessen, J.H.A. (PVV) en Caluwé L.S.H. de (VVD).

Plv. leden: Irrgang, E. (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Jacobi, L. (PvdA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Haverkamp, M.C. (CDA), Elissen, A. (PVV), Raak, A.A.G.M. van (SP), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Hernandez, M.M. (PVV), Dikkers, S.W. (PvdA), Peters, M. (GL), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Veldhoven, S. van (D66), Tongeren, L. van (GL), Pechtold, A. (D66), Huizing, M.E. (VVD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV) en Azmani, M. (VVD).

X Noot
2

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20110909_121

Naar boven