32 574 Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de bestrijding van visstroperij en het vervallen van de akte, alsmede enkele andere wijzigingen van deze en enige andere wetten

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE1

Vastgesteld 4 oktober 2011

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Bestrijding van visstroperij achten zij van groot belang. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel van de regering met betrekking tot Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de bestrijding van visstroperij en het vervallen van de akte, alsmede enkele andere wijzigingen van deze en enige andere wetten. Bij deze leden is een tweetal vragen gerezen over dit voorstel.

Opsporing en handhaving

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er voor het beoogde tegengaan van visstroperij extra opsporingscapaciteit noodzakelijk is. Mocht dit het geval zijn, hoe zal in deze behoefte worden voorzien? Of is de verwachting van de regering dat de extra bevoegdheden op grond van de Wet op de economische delicten (WED) zullen leiden tot een geringere capaciteitsbehoefte?

Het wetsvoorstel brengt visstroperij onder de werking van de WED. Dit biedt meer en ruimere opsporingsmogelijkheden, waardoor de pakkans wordt vergroot. Ziet de regering nog andere mogelijkheden om de pakkans te vergroten, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Door waterrijke provincies is onlangs aangegeven dat zij, als gevolg van bezuinigingen, de handhavende visstroperijteams niet langer kunnen financieren. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer heeft de regering in de nota naar aanleiding van het verslag (32 574, nr. 6) aangegeven, dat het bij de handhaving gaat om een samenhangend pakket van maatregelen. Naast de visstroperijteams wordt met de overheveling van de strafbaarstelling van de Visserijwet naar de WED in een adequater handhavingskader voorzien, omdat gebruik kan worden gemaakt van technische hulpmiddelen als peilzenders en telefoontaps. Zo kan bewijs worden vergaard op grond waarvan een overtreder kan worden veroordeeld. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering heeft kennisgenomen van de berichten, dat in de waterrijke provincies handhavende stroperijteams dreigen te worden wegbezuinigd. Hoe denkt de regering in een adequate en effectieve handhaving te kunnen voorzien nu deze teams dreigen weg te vallen? Voorts vragen deze leden op welke wijze nu kan worden voorzien in een samenhangend pakket van maatregelen zodat in een sluitende aanpak in de bestrijding van visstroperij kan worden voorzien?

Strafbaarstelling

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of uit onderzoek is gebleken, dat er behoefte bestaat aan verhoging van het strafmaximum. Zitten de ter zake opgelegde straffen tegen het thans geldende strafmaximum aan? Zal – wanneer de strafmaxima zijn verhoogd – het Openbaar Ministerie dan ook zwaardere straffen eisen? Zijn er redenen om aan te nemen, dat de strafrechter bij het bepalen van de strafmaat het OM hierin zal volgen?

Bij andere vormen van criminaliteit wordt een accent gelegd op preventie. Dit wetsontwerp lijkt vooral in te zetten op repressie. Heeft de regering andere mogelijkheden tot preventief optreden overwogen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Verkoopverbod voor sportvissers

De regering meldt in bovengenoemde nota naar aanleiding van het verslag, naar aanleiding van de motie Jacobi c.s. (32 500 XIII, nr. 50), dat een administratieverplichting voor zoetwatervis voor horecabedrijven niet effectief is. In dat verband wordt de verkoop van vis door sportvissers met de huidige administratieverplichting voor aanvoerders, afnemers en bemiddelaars van vis tegengegaan. Dit gebeurt in combinatie met het verkoopverbod dat als voorwaarde aan de VISpas van de Sportvisserij Nederland is verbonden. Sportvissers die vissen in wateren die niet onder de VISpas vallen zijn echter niet aan dat verbod gebonden. De regering heeft aangekondigd een verkoopverbod voor sportvissers, in het kader van de aanpassing van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, in de regelgeving op te nemen. Kan de regering, op verzoek van de leden van de PvdA-fractie, aangeven op welke termijn deze aanpassing zal geschieden zodat daarmee ook het verbod voor sportvissers van kracht wordt?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zien de antwoorden van de regering op bovenstaande vragen met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Kneppers-Heynert

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heynert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Noten (PvdA) (vice-voorzitter), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Dijk (PVV), Ester (CU), Van Rey (VVD), Bröcker (VVD) en Beckers (VVD).

Naar boven