32 565 XVI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2010 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 december 2010

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Smeets

Griffier van de commissie,

Teunissen

1

Hoeveel huisartsen en apotheken zijn aangesloten bij het LSP? Hoeveel nog niet?

Op dit moment (peildatum 3 december 2010) zijn 760 huisartsenpraktijken en 949 apotheken aangesloten op het Landelijk Schakel Punt (LSP). Dit is 17% van de in totaal 4521 huisartsenpraktijken en 48% van de in totaal 1985 apotheken.

2

Kunt u toelichten waarom er nog een negatief saldo van € 39,9 miljoen over is in de algemene kas?

De afwikkeling van de Algemene Kas verloopt in twee stappen. De eerste stap bestaat uit het wegwerken van het fondstekort dat is ontstaan door betalingen en ontvangsten die reeds hebben plaatsgevonden voor 1 januari 2010. Dit deel van het saldo is dan ook feitelijk gerealiseerd. Tegenover deze post staat dan ook een schuld bij het Ministerie van Financiën.

Na deze eerste stap resteert er nog een negatief saldo van 39,9 miljoen. Dit saldo is het gevolg van de best mogelijke inschatting van op 1 januari 2010 nog uitstaande vorderingen en verplichtingen. Dit betreft vooral nog te ontvangen premies en nog te betalen en ontvangen bedragen van internationale verdragspartners. Op de balans van de Algemene Kas is met deze posten reeds rekening gehouden. Tegenover deze posten staat dus geen schuld bij het Ministerie van Financiën, omdat het betalingen en ontvangsten betreft die nog moeten worden geëffectueerd. Ook dit negatieve saldo van de Algemene Kas wordt via de tweede suppletoire wet weggewerkt (er blijft dus geen negatief saldo over in de Algemene Kas zelf). Via deze boeking zijn de te verwachten posten reeds budgettair verwerkt. Als er in de toekomst per saldo 39,9 miljoen moet worden betaald (de huidige inschatting), dan is geen nadere belasting of ontlasting van de begroting nodig. Indien deze vorderingen en verplichtingen per saldo tot lagere respectievelijk hogere betalingen leiden dan dient er in de toekomst nog een kleine meevaller respectievelijk tegenvaller te worden verwerkt.

3

Is het waar dat de opbrengst van de aanpak van wanbetaling lager is dan geraamd? Hoe was de oorspronkelijke raming opgebouwd en waarom blijft de opbrengst achter?

De raming van de opbrengst van de aanpak van wanbetalers was gekoppeld aan de raming van de uitvoeringskosten van de bij de aanpak betrokken instellingen, zoals het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Deze raming was overigens met de nodige onzekerheid omgeven, o.a. omdat er onzekerheid was over de ontwikkeling van het aantal wanbetalers.

Het kabinet heeft besloten dat de uitvoeringskosten zouden worden gedekt uit de te realiseren ontvangsten. Dat besluit is boekhoudtechnisch verwerkt in een gelijke raming van zowel uitgaven als ontvangsten.

Nu meer bekend is over de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten blijkt dat zowel uitgaven als ontvangsten lager zijn dan geraamd. De oorzaak voor de lagere ontvangsten is voornamelijk gelegen in de gefaseerde aanpak waardoor de opbrengst later gerealiseerd kan worden, naast het gegeven dat het aantal wanbetalers lager is dan waarmee oorspronkelijk rekening was gehouden.

4

Wat is het gevolg voor patiëntenorganisaties dat er uit de egalisatiereserve (fonds PGO) is teruggevorderd?

De egalisatiereserve van de voormalige stichting Fonds PGO is feitelijk een overschot.  De terugvordering heeft daarom geen gevolgen voor de patiëntenorganisaties.

5

Hoe verklaart de minister wederom de onderuitputting op het mantelzorgcompliment?

Naar verwachting worden in 2010 231 000 mantelzorgcomplimenten uitgereikt. Ten opzichte van 2009 is er sprake van een groei van 134 000 mantelzorgcomplimenten. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van de verruimde criteria op grond waarvan een compliment kan worden ontvangen. Ook in december worden nog mantelzorgcomplimenten uitgekeerd. De onderuitputting ad € 4 miljoen is toe te schrijven aan het ontbreken van meer aanvragen.

6

Artikel 46.3.1: Waarom is er vertraging van de verschillende projecten binnen het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB)? Welke projecten zijn vertraagd? Leidt de onderuitputting tot afstel van projecten?

Er zijn meer, veelal wat kleinere, projecten vertraagd vanwege de afgekondigde verplichtingenpauze en/of de kabinetswisseling. In principe zal de onderuitputting niet tot afstel van projecten leiden, maar tot uitstel. Uiteraard wordt bij de beoordeling van projecten wel rekening gehouden met de prioriteiten van het huidige kabinet.

7

Wat hoort onder overige mutaties bij artikel 46.3.1? Wat zijn de redenen voor de verlaging van de uitgaven?

Dit betreft onder meer een aanvulling op de overboeking naar het ministerie van BZK voor de uitkeringen aan gemeenten voor de Impuls Nationaal Actieplan Sport en Bewegen en een overboeking naar de Directie Internationale Zaken van VWS in verband met de detachering van een medewerker naar de World Health organization.

8

Artikel 46.3.2: Houdt de verrekening met het gemeentefonds in dat het bedrag van € 8 128 000 overgeheveld wordt naar het gemeentefonds?

Dat is juist. De decentralisatie-uitkeringen aan gemeenten die deelnemen aan de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur worden uitgekeerd via het Gemeentefonds.

9

Artikel 46.3.2: Waarom is er sprake van een lagere deelname aan de derde tranche van de Impuls Brede Scholen en Cultuur? Betreft het hier een bezuiniging?

Gemeenten kunnen deelnemen aan de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur op basis van het aantal inwoners onder 18 jaar. Met ingang van 2008 is elk jaar een nieuwe tranche gemeenten gestart. Vanaf het tweede jaar van deelname moeten gemeenten voor 60% van de kosten cofinanciering verzorgen. Vanwege de economische crisis staan ook gemeenten voor grote bezuinigingen. Daarom heeft een aantal gemeenten uit de derde tranche, die in 2010 van start is gegaan, ervoor gekozen om de deelname in ieder geval één jaar uit te stellen. Dat is voor een deel gecompenseerd, doordat een aantal gemeenten uit de vierde tranche versneld is gaan deelnemen. Maar per saldo was sprake van een forse onderuitputting. De resterende middelen zijn via een interne herschikking binnen de VWS-begroting ingezet voor het oplossen van knelpunten.

10

Artikel 46.3.3: Waarom vinden de overboekingen van het ene naar het andere artikel plaats? Was het van tevoren bepaald dat de subsidie hieruit betaald wordt?

Op grond van de Wet Financiële Verhoudingen Medeoverheden dienen kleinere uitkeringen aan gemeenten plaats te vinden in de vorm van een Verzameluitkering per departement. Daarvoor is een specifiek artikelonderdeel gecreëerd binnen artikel 98 van de VWS-begroting.

11

Artikel 46.4 (Apparaatsuitgaven): Waarom lopen de kosten op het gebied van personele en materiële uitgaven op?

Tijdens een algehele inventarisatie in augustus van alle apparaatsbudgetten op de VWS-begroting, zijn de budgetten aangepast aan de meest actuele prognose. Op basis van de realisatie eind november lijkt het apparaatsbudget Sport niet volledig uitgeput te worden.

12

Wat houdt loonbijstelling tranche 2010 in? Waarom is het over twee artikelen verdeeld?

Als gevolg van de rijksbrede inhouding van de loonbijstelling 2010 heeft VWS bij eerste suppletoire begroting 2010 op artikel 99 een bedrag van € 30 miljoen gereserveerd voor onvermijdelijke knelpunten. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de nominale bijstellingen voor uitkeringen op grond van wetten en regelingen oorlogsgetroffenen. In de tweede suppletoire wet 2010 is de feitelijke inzet van de gereserveerde middelen zichtbaar in de vorm van een afboeking van die middelen op artikel 99 en een bijboeking op artikel 47 (Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II). Op de andere artikelen blijft de inzet van gereserveerde middelen voor nominale knelpunten onder de drempelwaarden die worden gehanteerd voor toelichting van mutaties per operationele doelstelling.

13

Er wordt een aanvullende tegenvaller van € 318,6 miljoen gemeld. In hoeverre is deze tegenvaller structureel en hoe wordt deze tegenvaller opgevangen?

Op basis van de gegevens van de NZa en de CVZ zijn de uitgaven geactualiseerd. Uit deze actualisering volgt per saldo een structurele tegenvaller van € 318,6 miljoen. Deze tegenvaller wordt als volgt gecompenseerd:

Cure

Ten opzichte van de 1e suppletoire wet 2010 is er sprake van een toename van de overschrijding ziekenhuizen met € 120,3 miljoen. Ten opzichte van de stand begroting 2011 is er sprake van een afname van de overschrijding die destijds geraamd was op € 549 miljoen. Rekening houdend met de doorwerking van de korting medisch specialisten bij ziekenhuizen is de netto structurele overschrijding bij de ziekenhuizen geraamd op € 314 miljoen vanaf 2011. Via een korting op het ziekenhuisbudget is voorzien in de dekking van deze structurele overschrijding. Voor de toename van de overschrijding bij de ZBC’s met € 65,5 miljoen dient vanaf 2012 dekking te worden gevonden via het beheersinstrumentarium op basis van de voorziene aangepaste WMG.

Care

De extra uitgaven in de AWBZ zijn veroorzaakt door een stijging van de kapitaallasten en door nieuw in gebruik genomen capaciteit. Deze overschrijdingen zijn structureel. De tegenvaller wordt gecompenseerd door de korting op de contracteerruimte in 2011 van € 287 miljoen. Door de kosten van nieuwe capaciteit vanaf 2011 onder de contracteerruimte te brengen, worden toekomstige overschrijdingen zoveel mogelijk voorkomen. De overschrijding bij de pgb-uitgaven is veroorzaakt door een sterkere stijging van het aantal pgb’s dan eerder werd verwacht. De tegenvaller bij de pgb’s wordt gecompenseerd door de (tijdelijke) pgb-stop die het vorige kabinet heeft ingesteld en door diverse structurele maatregelen. De maatregelen moeten leiden tot een meer solide en toekomstvaste pgb-regeling. De staatssecretaris van VWS heeft u hierover op 30 november jongstleden geïnformeerd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Smeets, P.E. (PvdA), voorzitter, Smilde, M.C.A. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Veen, E. van der (PvdA), Gerven, H.P.J. van (SP), Burg, B.I. van der (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Agema, M. (PVV), Leijten, R.M. (SP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Wolbert, A.G. (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Uitslag, A.S. (CDA), Elias, T.M.Ch. (VVD), ondervoorzitter, Dijkstra, P.A. (D66), Dille, W.R. (PVV), Gerbrands, K. (PVV), Mulder, A. (VVD), Venrooy-van Ark, T. (VVD), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL) en Klaver, J.F. (GL).

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Dekken, T.R. van (PvdA), Omtzigt, P.H. (CDA), Berndsen, M.A. (D66), Klijnsma, J. (PvdA), Ulenbelt, P. (SP), Liefde, B.C. de (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Mos, R. de (PVV), Kooiman, C.J.E. (SP), Arib, K. (PvdA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Toorenburg, M.M. van (CDA), Lodders, W.J.H. (VVD), Ham, B. van der (D66), Beertema, H.J. (PVV), Bosma, M. (PVV), Straus, K.C.J. (VVD), Miltenburg, A. van (VVD), Ormel, H.J. (CDA), Sap, J.C.M. (GL) en Halsema, F. (GL).

Naar boven