32 565 V Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2010 te wijzigen.

De in die begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. Leeswijzer

Door middel van het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld hoofdstuk V (Buitenlandse Zaken) van de begroting van uitgaven en ontvangsten van het Rijk voor het jaar 2010 respectievelijk met EUR 371 mln te verlagen en EUR 27,5 mln te verhogen. Deze mutaties betreffen wijzigingen die ook in de Najaarsnota zijn verwerkt.

In paragraaf 2.1 worden de belangrijkste mutaties gepresenteerd die zich voordoen op de beleidsartikelen. In paragraaf 2.2 worden de mutaties op de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gepresenteerd en in paragraaf 2.3. is een overzicht opgenomen van mutaties die zich voordoen op de afzonderlijke beleidsartikelen en van de nieuwe standen alsmede een toelichting daarop.

2. Het beleid

2.1 Belangrijkste mutaties

Hieronder volgen de majeure wijzigingen ten opzichte van de stand van de begroting 2010 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken na de eerste suppletoire wetswijziging, gevolgd door een toelichting per mutatie. Alleen de beleidsrelevante mutaties zijn toegelicht.

Overzicht belangrijkste mutaties (x EUR 1,0 mln)

Artikel

 

Mutatie

2

Regionale stabiliteit en crisisbeheersing

– 15,4

3

Nederlandse afdracht aan de EU

– 651,8

4

Ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden

– 59,3

5

Onderwijs

– 16,9

5

Reproductieve gezondheidszorg

– 10,5

6

Milieu en water

11,6

8

Draagvlak Nederlands buitenlands beleid

– 10,4

Artikel 2: Regionale stabiliteit en crisisbeheersing (–EUR 15,4 mln)

De verlaging op dit artikel hangt samen met een verlaging van het centrale wederopbouwbudget voor Soedan met EUR 5 mln in verband met het geen doorgang vinden van een geplande activiteit. Daarnaast hebben verlagingen plaatsgevonden op de decentrale wederopbouwbudgetten van Burundi, Palestijnse autoriteiten en Zimbabwe, met name in verband met vertragingen bij geplande activiteiten.

Artikel 3: Nederlandse afdracht aan de EU (–EUR 651,8 mln)

De belangrijkste reden voor de lagere Nederlandse afdrachten in 2010 is het afgenomen Nederlandse BNI-aandeel; doordat het Nederlandse BNI relatief minder is gegroeid dan het totale BNI van alle lidstaten tezamen, zijn de Nederlandse BNI-afdrachten lager uitgevallen. Daarnaast

is de verlaging het gevolg van een neerwaartse correctie van de BTW en BNI afdrachten over eerdere jaren en leiden hogere overige ontvangsten van de EU-begroting (zoals boetes) en een neerwaarts bijgestelde omvang van de begroting ook tot lagere afdrachten.

Artikel 4: Ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden (–EUR 59,3 mln)

De verlaging op dit subartikel betreft een saldo en wordt voornamelijk veroorzaakt door een neerwaartse bijstelling van het budget ten behoeve van ORET. Als gevolg van vertragingen en projectuitval valt deze raming EUR 45,5 mln lager uit. Ook de budgetten voor het thema ondernemingsklimaat; financiële sector-programma’s en PSOM zijn neerwaarts bijgesteld met resp. EUR 5 mln, EUR 5,4 mln en EUR 4 mln als gevolg van vertragingen en lagere afroepen dan verwacht. Betalingen zijn de derhalve doorgeschoven naar later jaren. Anderzijds is onder meer sprake van verhogingen op de thema’s plattelandsontwikkeling (EUR 3,6 mln) en marktontwikkeling (EUR 2,7 mln).

Artikel 5: Onderwijs (– EUR 16,9 mln)

De verlaging op dit artikel is het gevolg van verlagingen van de onderwijsbudgetten in diverse landenprogramma’s waaronder Oeganda (EUR 2 mln als gevolg van een ander betaalritme); Zambia (EUR 2,3 mln doordat bij vaststelling van de bijdrage aan het onderwijsprogramma bleek dat een lager bedrag benodigd is); Pakistan (een overheveling van EUR 2,5 mln naar noodhulp vanwege de watersnood) en Mali (EUR 3,5 mln). Tijdens de begrotingsbehandeling 2010 is toegezegd geen kortingen op het onderwijsprogramma in Mali door te voeren, maar omdat de beleidsnota’s van de Malinese overheid niet de juiste kwaliteit hadden, kan in 2010 geen sectorale begrotingssteun worden verstrekt. Voorts is het budget voor het partnerschapprogramma ILO in 2010 met EUR 4 mln verlaagd vanwege vertraging bij het opstarten van de nieuwe fase van dit programma.

Artikel 5: Reproductieve gezondheidszorg (– EUR 10,5 mln)

De mutatie op dit subartikel betreft een saldo. Als gevolg van vertragingen en achterblijvende prestaties van partners zijn de kasbudgetten van verschillende bilaterale landenprogramma’s verlaagd waaronder in Zambia (EUR 5 mln door onvoldoende voortgang op het Government Action Plan), Mali (EUR 4 mln als gevolg van ernstige vertragingen in het MDG-5 programma) en Jemen (EUR 1,7 mln omdat gestopt is met de ondersteuning van het ministerie van gezondheid vanwege achterblijvende prestaties van de regering en betrokken consultant). Anderzijds heeft een technische overheveling van EUR 1 mln plaatsgevonden vanuit subartikel 4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingslanden omdat de onderliggende activiteiten op het gebied van publieksvoorlichting, themabijeenkomsten en internationale evenementen beleidsmatig beter bij de subartikelen 5.4 en 5.5 kunnen worden ondergebracht.

Artikel 6: Milieu en water (EUR 11,6 mln)

Op diverse landenprogramma’s (bijvoorbeeld Bolivia, Colombia, Mali en Pakistan) vindt een versnelling van de uitgaven op bestaande programma’s plaats.

Artikel 8: Draagvlak Nederlands buitenlands beleid (– EUR 10,4 mln)

Van de totale verlaging van circa EUR 10,5 mln is EUR 7,7 mln ODA. De verlaging bij ODA wordt grotendeels (EUR 7 mln) veroorzaakt door de afbouw van het NCDO programma «oude stijl» op het budget van voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Deze uitgaven schuiven door naar 2011. Daarnaast zijn er minder communicatie activiteiten geïnitieerd tijdens de demissionaire status van het vorige kabinet. De resterende verlaging wordt voor het grootste deel (EUR 1,8 mln) veroorzaakt door onderuitputting.

2.2 De Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

Voor 2010 is de omvang van de HGIS, die is gedefinieerd als het saldo van HGIS-uitgaven en HGIS-ontvangsten, sinds de Voorjaarsnota 2010 toegenomen met EUR 52,9 mln. In de hierna volgende tabellen zijn de wijzigingen in uitgaven en ontvangsten uitgesplitst in de tijd.

Wijzigingen in HGIS-uitgaven en -ontvangsten vanaf Voorjaarsnota 2010 (bedragen x € mln)
  

Totaal

Wv.ODA

Uitgaven VJN 2010

 

6 477,8

4 744,3

 

mutatie MJN 2011 (vermoedelijke uitkomsten 2010)

120,7

98,3

 

mutatie NJN 2010

– 61,6

0,0

Totaal mutaties

 

59,1

98,3

Uitgaven NJN 2010

 

6 536,9

4 842,6

  

Totaal

Ontvangsten VJN 2010

 

149,3

 

mutatie MJN 2011 (vermoedelijke uitkomsten 2010)

– 5,0

 

mutatie NJN 2010

11,2

Totaal mutaties

 

6,2

Uitgaven NJN 2010

 

155,5

De wijzigingen in de omvang van de HGIS als geheel en voor ODA in het bijzonder zijn in het volgende overzicht gespecificeerd naar oorzaak.

Oorzaken toename HGIS en ODA-groei vanaf Voorjaarsnota 2010 (bedragen x € 1 mln)
 

Totaal

Wv.ODA

Bijstellingen BNP (ODA) en prijscomponent BBP (non-ODA)

67,4

48,3

Overboekingen van/naar HGIS

11,2

 

Intertemporele kasschuig

50,0

50,0

Verwachte onderuitputting

– 75,7

 

TOTAAL

52,9

98,3

De omvang van de HGIS neemt toe door drie oorzaken: door wijzigingen in de ramingen voor het BNP en de prijscomponent van het BBP, door overboekingen van en naar de HGIS en door een kasschuif van 2011 naar 2010. Daartegenover staat een verwachte onderuitputting op de HGIS.

Het ODA-budget binnen de HGIS neemt met 48,3 mln toe als gevolg van wijzigingen in de ramingen voor het BNP. Het deel voor uitgaven aan buitenlands beleid neemt met 19,1 mln toe door de afgesproken standaard prijscompensatie. Overboekingen van en naar de HGIS bedragen per saldo 11,2 mln. Met een kasschuif is 50 mln aan ODA-uitgaven van 2011 naar 2010 gehaald. Er wordt thans een onderuitputting van EUR 75,7 mln verwacht. Deze onderuitputting wordt verklaard door het feit dat de kosten van redeployment van de crisisbeheersingsoperaties meevielen en de opbrengsten uit verkoop van materieel en infrastructuur hoger waren dan verwacht. Tevens leidt een aantal vertragingen tot uitgaven in 2011 in plaats van 2010.

2.3 De beleidsartikelen

Beleidsartikel 1: Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

133 706

134 284

– 23 236

111 048

      

Uitgaven: 

    
      

Programma-uitgaven totaal

111 940

113 858

– 3 264

110 594

      

1.1

Internationale rechtsorde

46 699

44 172

– 504

43 668

 

 

 

 

 

 

1.2

Mensenrechten

52 169

53 614

– 53

53 561

      

1.3

Internationale juridische instellingen

13 072

16 072

– 2 707

13 365

Verplichtingen

De verlaging van de verplichtingenstand op artikel 1 wordt veroorzaakt door een daling van de verplichtingen op subartikel 1.2 (Mensenrechten). De grootste verlaging (ruim EUR 15 mln) komt doordat de geplande nieuwe meerjarige verplichting met het VN bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken (OCHA) voor twee jaar is aangegaan in plaats van voor vier jaar. Daarnaast zijn er binnen het Mensenrechtenfonds ODA EUR 3,4 mln minder verplichtingen aangegaan dan gepland. De resterende verlaging wordt veroorzaakt doordat er binnen de decentrale landenbudgetten voor mensenrechten (met name in Jemen en Soedan) minder nieuwe verplichtingen zijn aangegaan dan gepland.

Uitgaven

1.3 Internationale Juridische Instellingen

De kosten voor het Internationaal Strafhof vallen dit jaar lager uit dan gepland. Dit komt vooral doordat EUR 1,8 mln aan voorziene kosten voor de tijdelijke huisvesting van defensiepersoneel afkomstig van de Alexanderkazerne (de locatie van de nieuwbouw van het Strafhof) pas in 2011 worden gemaakt. Daarnaast is de reguliere Nederlandse bijdrage aan het Strafhof zo’n EUR 0,5 mln lager dan begroot en vallen ook de kosten voor de tijdelijke huisvesting van het hof lager uit dan gepland.

Beleidsartikel 2: Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

805 422

786 548

31 817

818 365

      

Uitgaven: 

    
      

Programma-uitgaven totaal

829 628

898 037

– 23 071

874 966

      

2.1

Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

18 553

16 974

– 3 839

13 135

      

2.2

Bestrijding internationaal terrorisme

0

500

 

500

      

2.3

Non-proliferatie en ontwapening

8 917

9 553

32

9 585

      

2.4

Conventionele wapenbeheersing

   

0

      

2.5

Regionale stabiliteit en crisisbeheersing

362 377

408 035

– 15 436

392 599

 

 

 

 

 

 

2.6

Humanitaire hulpverlening

240 767

263 267

5 760

269 027

      

2.7

Goed bestuur

180 414

183 108

– 8 040

175 068

      

2.8

Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid

 

 

 

0

      

2.9

Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie

18 600

16 600

– 1 548

15 052

      

Ontvangsten

1 147

1 149

300

1 449

      

2.10

Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

147

149

 

149

 

 

 

 

 

 

2.70

Humanitaire hulpverlening

1 000

1 000

300

1 300

Verplichtingen

De stijging van de verplichtingen op dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door enerzijds een verlaging van EUR 40 mln omdat er met de World Health Organisation een overeenkomst van slechts 1 jaar gesloten is en anderzijds een verhoging als het gevolg van het aangaan van een meerjarige verplichting op noodhulp ten behoeve van het Central Emergency Response Fund (EUR 73 mln).

Uitgaven

2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

De mutatie op dit subartikel is het saldo van enerzijds een verhoging als gevolg van een ramingbijstelling van de reguliere contributie aan de NAVO (EUR 0,6 mln) en anderzijds een verlaging (EUR 4,5 mln) als gevolg van vertraging in de aanbesteding bij de nieuwbouw van het NAVO hoofdkwartier in Brussel. De uitgaven worden in 2011 verwacht.

2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing De verlaging op dit artikel hangt samen met een verlaging van het centrale wederopbouwbudget voor Soedan met EUR 5 mln in verband met het geen doorgang vinden van een geplande activiteit. Daarnaast hebben verlagingen plaatsgevonden op de decentrale wederopbouwbudgetten van Burundi, Palestijnse autoriteiten en Zimbabwe, met name in verband met vertragingen bij geplande activiteiten.

2.6 Humanitaire hulpverlening

De mutatie op dit artikel is enerzijds het gevolg van een verlaging van het noodhulpbudget voor niet DAC-landen met EUR 1,267 mln aangezien er zich in deze landen minder rampen hebben voorgedaan. Anderzijds is door de bijdragen voor de watersnoodramp in Pakistan een verhoging van EUR 7 mln noodzakelijk.

2.7 Goed Bestuur

De verlaging van dit artikel wordt mede veroorzaakt door de verlaging van het landenprogramma in Indonesië (EUR 4,8 mln) als gevolg van een andere focus binnen het programma en in Afghanistan (EUR 2 mln) door een lagere uitputting op de activiteiten.

Ontvangsten

De verhoging van de ontvangsten is het gevolg van een hogere restitutie op de jaarlijkse contributies van Internationale Organisaties.

Beleidsartikel 3: Versterkte Europese samenwerking

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

7 027 524

6 770 462

– 660 318

6 110 144

      

Uitgaven: 

    
      

Programma-uitgaven totaal

7 217 284

6 961 514

– 646 942

6 314 572

      

3.1

Nederlandse afdrachten aan de EU

7 003 076

6 748 536

– 651 812

6 096 724

      

3.2

Ondersteuning bij pre- en postaccessie

10 708

9 428

– 228

9 200

      

3.3

Europees ontwikkelingsfonds

191 052

191 052

4 176

195 228

      

3.4

Nederlandse positie in de EU

3 145

3 145

606

3 751

      

3.5

Raad van Europa

9 303

9 353

316

9 669

      

Ontvangsten

599 200

599 200

28 967

628 167

      

3.10

Perceptiekostenvergoedingen

599 200

599 200

28 967

628 167

      

3.40

Restitutie Raad van Europa

0

0

 

0

Verplichtingen

De mutatie op dit artikel houdt verband met de lagere Nederlandse afdrachten voor 2010.

Uitgaven

3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU

De belangrijkste reden voor de lagere Nederlandse afdrachten in 2010 is het afgenomen Nederlandse BNI-aandeel; doordat het Nederlandse BNI relatief minder is gegroeid dan het totale BNI van alle lidstaten tezamen, zijn de Nederlandse BNI-afdrachten lager uitgevallen. Daarnaast is de verlaging het gevolg van een neerwaartse correctie van de BTW en BNI afdrachten over eerdere jaren en leiden hogere overige ontvangsten van de EU-begroting (zoals boetes) en een neerwaarts bijgestelde omvang van de begroting ook tot lagere afdrachten.

3.3 Europees ontwikkelingsfonds

Het betreft een mutatie als gevolg van een ramingbijstelling. De bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is voor 2010 vastgesteld op EUR 195,2 mln. Dit bedrag bestaat uit een bijdrage aan de European Investment Bank (EIB) van EUR 12,5 mln en een bijdrage aan de Eurpese Commissie van EUR 182,7 mln. De mutatie hangt samen met de totale afroep vanuit de Commissie voor het EOF in 2010.

3.4 Nederlandse positie in de EU.

De verhoging op dit subartikel is het gevolg van een hogere reguliere contributie aan de Benelux (EUR 0,6 mln) dan aanvankelijk begroot.

Ontvangsten

3.10 Perceptiekostenvergoedingen

Perceptiekostenvergoedingen zijn vergoedingen die Nederland ontvangt voor het innen van landbouwheffingen en invoerrechten. De vergoeding bedraagt 25% van de geïnde middelen. Door hogere invoerrechten, stijgt de perceptiekostenvergoeding.

Beleidsartikel 4: Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

490 897

1 099 683

707 652

1 807 335

      

Uitgaven: 

    
      

Programma-uitgaven totaal

671 675

651 407

327 927

979 334

      

4.1

Handels- en financieel systeem

22 211

21 261

197 218

218 479

      

4.2

Armoedebestrijding

125 269

125 336

197 208

322 544

      

4.3

Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden

503 830

472 357

– 59 271

413 086

      

4.4

Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking

14 100

25 793

– 7 228

18 565

      

4.5

Nederlandse handels- en investeringsbevordering

6 265

6 660

 

6 660

      

Ontvangsten

20 107

19 903

430

20 333

      

4.10

Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties

20 107

19 903

430

20 333

Verplichtingen

De mutatie op de verplichtingen betreft allereerst EUR 200 mln ten behoeve van een (her)financieringslening aan de NIO. Daarnaast is bij zowel de Afrikaanse ontwikkelingsbank (AfDB) als de Aziatische ontwikkelingsbank (AsDB) besloten tot een kapitaalverhoging met 200% door de uitgifte van extra aandelen. Nederland zal zijn aandeel in beide banken handhaven en nieuwe aandelen kopen. Voor de AfDB gaat het dan om een kasbeslag van ruim EUR 26 mln en voor de AsDB om ruim EUR 25 mln. In het kader van de kapitaalverhogingen worden door Nederland voorts garanties afgegeven van respectievelijk EUR 408 mln (AfDB) en EUR 766 mln (AsDB). Deze garantiestellingen dienen als verplichting in de begroting te worden opgenomen, maar leiden in beginsel niet tot daadwerkelijke uitgaven. Voor een deel van de kapitaalverhogingen was in de begroting reeds een reservering opgenomen, de voorgestelde verhoging betreft het extra benodigde bedrag.

Uitgaven

4.1 Handels- en financieel systeem

De mutatie op dit subartikel betreft hoofdzakelijk de eerste (EUR 200 mln) van twee tranches van een (her)financieringslening aan de NIO. De totale omvang van de financieringsbehoefte is de komende drie jaar maximaal EUR 300 mln. De huidige aandelen van de NIO worden door de Staat van de FMO overgenomen. De lopende NIO leningen op de kapitaalmarkt moeten worden afgelost. Deze leningen worden niet opnieuw van de kapitaalmarkt betrokken, maar vervangen door een niet-kader relevante begrotingslening die ten laste van de BZ begroting wordt verstrekt.

4.2 Armoedevermindering

De verhoging op dit subartikel betreft een saldo. De geplande begrotingssteun aan Tanzania van EUR 30 mln gaat niet door. Daartegenover staat onder meer een verhoging van EUR 5,2 mln ten behoeve van het Wereldbank Partnershipprogramma. Ten slotte is deze mutatie met name het gevolg van het gebruikelijke parkeerkarakter van dit subartikel. Wijzigingen in het totale ODA-budget (BNP-cijfers) alsmede aanpassingen in de toerekening (o.a. EKI en de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen worden op dit artikel opgevangen.

4.3 Ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden

De verlaging op dit subartikel betreft een saldo en wordt voornamelijk veroorzaakt door een neerwaartse bijstelling van het budget ten behoeve van ORET. Als gevolg van vertragingen en projectuitval valt deze raming EUR 45,5 mln lager uit. Ook de budgetten voor het thema ondernemingsklimaat; financiële sector-programma’s en PSOM zijn neerwaarts bijgesteld met respectievelijk EUR 5 mln, EUR 5,4 mln en EUR 4 mln als gevolg van vertragingen en lagere afroepen dan eerst verwacht. Betalingen zijn derhalve van latere jaren doorgeschoven. Anderzijds is onder meer sprake van verhogingen op de thema’s plattelandsontwikkeling (EUR 3,6 mln) en marktontwikkeling (EUR 2,7 mln).

4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingslanden

De verlaging betreft met name een neerwaartse bijstelling van het budget voor het assistent-deskundigenprogramma met EUR 4,5 mln. Daarnaast is vanuit dit subartikel in totaal EUR 2 mln overgeheveld naar art 5.4 HIV/AIDS (EUR 1 mln) en art 5.5 Reproductieve Gezondheid (EUR 1 mln). De onderliggende activiteiten op het gebied van onder meer themabijeenkomsten en internationale evenementen passen beleidsmatig beter onder subartikelen 5.4 en 5.5 pasten.

Ontvangsten

4.10 Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties

Het betreft hier restituties door het NIO inclusief gereserveerde rente.

Beleidsartikel 5: Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

2 884 694

3 370 350

110 739

3 481 089

      

Uitgaven: 

    
      

Programma-uitgaven totaal

1 575 619

1 586 921

– 40 311

1 546 610

      

5.1

Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving

314 171

329 378

– 16 861

312 517

      

5.2

Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader.

169 829

170 687

– 4 064

166 623

      

5.3

Gender

48 536

44 135

– 2 753

41 382

      

5.4

HIV/Aids

281 991

281 998

– 8 685

273 313

      

5.5

Reproductieve gezondheid

187 480

172 290

– 10 475

161 815

      

5.6

Participatie civil society

573 612

588 433

2 527

590 960

Verplichtingen

De verhoging van de verplichtingen betreft een saldo. Binnen de landenprogramma’s zijn de verplichtingenbudgetten voor onderwijsactiviteiten met EUR 154 mln verlaagd in onder meer Zambia, Pakistan en Burkina Faso. Voor activiteiten op het gebied van HIV/AIDS in onder meer Ehtiopië, Mozambique en Zuidelijk Afrika is het verplichtingenbudget verlaagd met totaal EUR 35 mln. Dit is met name het gevolg van vertragingen en het besluit om in het licht van de budgettaire situatie geen nieuwe langlopende verplichtingen aan te gaan. Om dezelfde reden is de oorspronkelijk geplande meerjarige verplichting voor de Algemeen Vrijwillige Bijdrage aan UNICEF en UNAIDS slechts voor een jaar aangegaan. Dit betekent een verlaging van EUR 105 mln en EUR 35 mln. De verplichtingenbudget ten behoeve van het WHO partnerschapsprogramma is met EUR 2 mln verhoogd. Tenslotte leidt de interne samenvoeging van twee beleidsdirecties in de Directie Sociale Ontwikkeling tot een technische verhoging van het verplichtingenbudget met totaal EUR 434 mln.

Uitgaven

5.1 Onderwijs

De verlaging op dit artikel is het gevolg van verlagingen van de onderwijsbudgetten in diverse landenprogramma’s waaronder Oeganda (EUR 2 mln als gevolg van een ander betaalritme); Zambia (EUR 2,3 mln doordat bij vaststelling van de bijdrage aan het onderwijsprogramma bleek dat een lager bedrag benodigd is); Pakistan (een overheveling van EUR 2,5 mln naar noodhulp vanwege de watersnood) en Mali (EUR 3,5 mln). Tijdens de begrotingsbehandeling 2010 is toegezegd geen kortingen op het onderwijsprogramma in Mali door te voeren, maar omdat de beleidsnota’s van de Malinese overheid niet de juiste kwaliteit hadden, kan in 2010 geen sectorale begrotingssteun worden verstrekt. Voorts is het budget voor het partnerschapprogramma ILO in 2010 met EUR 4 mln verlaagd vanwege vertraging bij het opstarten van de nieuwe fase van dit programma.

5.4 HIV/AIDS

De mutatie op dit subartikel betreft een saldo. Het budget ten behoeve van het Health Insurance Fund wordt met EUR 5,6 mln verlaagd vanwege een lagere liquiditeitsbehoefte. Hetzelfde geldt voor het HIV/AIDS-programma van UNICEF (EUR 1,2 mln). Als gevolg van onderuitputting wordt ook het kasbudget voor medefinancieringsactiviteiten op dit beleidsterrein met EUR 3 mln verlaagd. Voorts vindt een technische overheveling van EUR 1 mln plaats vanuit subartikel 4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingslanden omdat de onderliggende activiteiten op het gebied van publieksvoorlichting, themabijeenkomsten en internationale evenementen, beleidsmatig beter bij de subartikelen 5.4 en 5.5 kunnen worden ondergebracht.

5.5 Reproductieve gezondheid

De mutatie op dit subartikel betreft een saldo. Als gevolg van vertragingen en achterblijvende prestaties van partners zijn de kasbudgetten van verschillende bilaterale landenprogramma’s verlaagd waaronder in Zambia (EUR 5 mln door onvoldoende voortgang op het Government Action Plan), Mali (EUR 4 mln als gevolg van ernstige vertragingen in het MDG-5 programma) en Jemen (EUR 1,7 mln omdat gestopt is met de ondersteuning van het ministerie van gezondheid vanwege achterblijvende prestaties van de regering en betrokken consultant). Anderzijds heeft een technische overheveling van EUR 1 mln plaatsgevonden vanuit subartikel 4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingslanden omdat de onderliggende activiteiten op het gebied van publieksvoorlichting, themabijeenkomsten en internationale evenementen beleidsmatig beter bij de subartikelen 5.4 en 5.5 kunnen worden ondergebracht.

Beleidsartikel 6: Beter beschermd en verbeterd milieu

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

195 632

434 315

– 112 145

322 170

      

Uitgaven: 

    
      

Programma-uitgaven totaal

334 973

328 848

18 537

347 385

      

6.1

Milieu en water

221 052

220 786

11 580

232 366

      

6.2

Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig

113 921

108 062

6 957

115 019

Verplichtingen

De wijziging van de verplichtingen op dit artikel wordt grotendeels veroorzaakt door een verlaging van EUR 58 mln op het hernieuwbare energie programma. In onder meer Mozambique zijn activiteiten op dit thema vertraagd waardoor verplichtingen later worden aangegaan. Daarnaast zijn voor activiteiten met bijvoorbeeld WHO en UNEP slechts overeenkomsten gesloten voor een jaar waardoor circa EUR 15 mln minder benodigd is. Als gevolg van een iets lagere bijdrage aan het Global Environment Fund (GEF) IV en een extra korting die hierop bedongen is door de intentie in vier jaar te betalen, is de verlaging EUR 14 mln. Daarnaast is er een verlaging op diverse landenprogramma’s (bijv. Bolivia, Colombia) in verband met het uitstellen van geplande projecten.

Uitgaven

6.1 Milieu en water

Op diverse landenprogramma’s (bijvoorbeeld Bolivia, Colombia, Mali en Pakistan) vindt een versnelling van de uitgaven op bestaande programma’s plaats.

6.2 Water en stedelijke ontwikkeling

Op de centrale budgetten vindt een verhoging plaats van bijna EUR 7 mln op integraal waterbeheer als gevolg van een snellere uitputting van diverse activiteiten waaronder de Water Financing Partnership Facility van de Asian Development Bank.

Beleidsartikel 7: Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

276 220

30 294

809

31 103

      

Uitgaven:

    
      

Programma-uitgaven totaal

276 330

30 294

809

31 103

      

7.1

Consulaire dienstverlening

12 899

20 024

1 843

21 867

      

7.2

Vreemdelingenbeleid

263 431

10 270

– 1 034

9 236

      

Ontvangsten

37 690

38 450

– 2 260

36 190

      

7.10

Consulaire dienstverlening

37 690

38 450

– 2 260

36 190

Verplichtingen

De toename van het verplichtingenbudget wordt voornamelijk veroorzaakt door de extra verplichting voor het budget voor het nieuwe visum informatiesysteem gesaldeerd met de afname van kosten voor het vreemdelingenbeleid.

Uitgaven

7.1 Consulaire dienstverlening

Deze mutatie is een saldo en wordt voornamelijk veroorzaakt door de uitbesteding van het beheer en de ontwikkeling van het nieuwe visum informatiesysteem. In de komende vijf jaar is hiervoor EUR 9,21 mln nodig. Het kasbeslag voor 2010 (en 2011) is hoger (EUR 1,9 mln) dan oorspronkelijk geraamd.

7.2 Vreemdelingenbeleid

De mutatie op vreemdelingenbeleid wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een verlaging van het budget voor Migratie en Ontwikkeling als gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte bij de AVVR (Assisted Voluntary Return and Reintegration in their Countries of Origin of Irregular Migrants via IOM) voor het project in Irak.

Ontvangsten

De neerwaartse mutatie van EUR 2,26 mln is de som van diverse lagere opbrengsten van consulaire dienstverlening. De grootste mutatie (– EUR 1,5 mln) wordt veroorzaakt door een lager dan verwachte opbrengst van het aantal af te geven visa voor Schengen-landen. Daarnaast is de verwachting dat door de invoering van biometrie in 2009 (waardoor in dat jaar extra paspoorten zijn aangevraagd), dit jaar het aantal af te geven paspoorten lager uitvalt (– EUR 0,5 mln).

Beleidsartikel 8: Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

174 164

172 927

– 3 174

169 753

      

Uitgaven:

    
      

Programma-uitgaven totaal

77 293

75 408

– 10 270

65 138

      

8.1

Grotere buitenlandse bekendheid met de nederlandse cultuur en versterking van de culturele identiteit in ontwikkelingslanden.

9 660

8 216

193

8 409

      

8.2

Cultureel erfgoed

4 820

4 885

– 13

4 872

      

8.3

Draagvlak Nederlands buitenlands beleid

62 813

62 227

– 10 440

51 787

      

8.4

Vestigingsklimaat internationale organisaties in Nederland

0

80

– 10

70

      

Ontvangsten

790

790

0

790

      

8.10

Doorberekening Defensie diversen

790

790

 

790

Verplichtingen

De verlaging van de verplichtingenstand op artikel 8 met EUR 3,174 mln wordt voor EUR 1,85 mln veroorzaakt door onderuitputting binnen het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB). Daarnaast worden onder meer de verplichtingenstanden voor voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en algemene voorlichting naar beneden bijgesteld.

Uitgaven

8.3 Draagvlak Nederlands buitenlands beleid

Van de totale verlaging van circa EUR 10,5 mln is EUR 7,7 mln ODA. De verlaging bij ODA wordt grotendeels (EUR 7 mln) veroorzaakt door de afbouw van het NCDO programma «oude stijl» op het budget van voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Deze uitgaven schuiven door naar 2011. Daarnaast zijn er minder communicatie activiteiten geïnitieerd tijdens de demissionaire status van het vorige kabinet. De verlaging op uitgaven voor buitenlands beleid wordt voor het grootste deel (EUR 1,8 mln) veroorzaakt door onderuitputting binnen het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB). Daarnaast vallen de kosten voor algemene voorlichting lager uit dan geraamd in verband met de demissionaire status van het toenmalige kabinet.

D. TOELICHTING NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet-Beleidsartikel 9: Geheim

Artikel 9 Geheim Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

pm

pm

0

pm

     

Uitgaven

0

150

 

150

Niet-Beleidsartikel 10: Nominaal en onvoorzien

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

32 992

11 589

– 11 559

30

     

Uitgaven:

32 992

11 589

– 11 559

30

 

 

 

 

 

Nominaal en onvoorzien

32 992

11 589

– 11 559

30

Verplichtingen en uitgaven

De verlaging op dit artikel betreft voor het grootste deel middelen die niet werden ingezet voor loon- en/of prijsbijstelling en onvoorzien.

Niet-Beleidsartikel 11: Algemeen

Artikel 11 Algemeen Bedragen in EUR 1 000
 

Stand ontwerpbegroting 2010

(1)

Stand 1e suppletore begroting 2010

(2)

Mutaties 2e suppletore begroting 2010

(3)

Stand 2e suppletore begroting 2010

(4)=(2+3)

Verplichtingen

749 085

753 119

23 465

776 584

     

Uitgaven:

745 649

749 795

17 114

766 909

     

Apparaatsuitgaven

745 649

749 795

17 114

766 909

     

Ontvangsten

50 326

65 326

82

65 408

     

Diverse ontvangsten

50 326

65 326

82

65 408

     

Koersverschillen

0

0

 

0

Verplichtingen

De mutatie houdt verband met de hoge dollarkoers van de afgelopen maanden.

Uitgaven

De mutatie is een saldo van enerzijds mutaties als gevolg van de hogere dollarkoers de afgelopen maanden op met name ODA-uitgaven (EUR 28 mln), lagere kosten voor ambtelijk personeel en data/telecom kosten en anderzijds diverse interdepartementale overhevelingen waaronder EUR 5 mln die beschikbaar is gesteld voor de wereldtentoonstelling in Shanghai.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Naar boven