De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende,dat in de eindrapportage IBO natuur geconcludeerd werd dat de ecologische hoofdstructuur als onderling samenhangende
ecologische netwerken van robuuste natuurgebieden waarbinnen soorten vrijelijk kunnen migreren, een «overtuigend concept is
en blijft»;
overwegende,dat in het op 17 februari gepubliceerde onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving geen van de zeven verschillende
door het ministerie van EL&I aangedragen varianten voldoende zijn beoordeeld om duurzaam behoud en herstel van soorten en
habitattypen mogelijk te maken;
overwegende,dat volgens het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving voor 11% van de soorten een knelpunt bestaat
wat betreft de ruimtelijke samenhang van hun leefgebied wanneer de robuuste verbindingszones tussen natuurgebieden niet worden
gerealiseerd;
van mening,dat het ruimtelijk vastleggen en beschermen van een volwaardige ecologische hoofdstructuur van minimaal 700 000
hectare en de robuuste verbindingszones een randvoorwaarde is voor het behalen van onze in internationale verdragen afgesproken
verplichtingen ten aanzien van het behoud van de biodiversiteit;
verzoekt de regering wetsvoorstellen voor te bereiden waarin de uiteindelijke ruimtelijke samenhang en de uiteindelijke omvang
van de ecologische hoofdstructuur van minimaal 700 000 hectare en de robuuste verbindingszones gewaarborgd worden tegen ruimtelijke
ontwikkelingen;
verzoekt de regering voorts te overleggen met de provincies, de agrarische sector en de natuurbeheerders over een realistische
termijn waarin deze ecologische hoofdstructuur gerealiseerd kan worden en daarover de Kamer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.