32 559 Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Senegal betreffende de status van strijdkrachten; Dakar, 18 oktober 2010

A/ Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 14 april 2011.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 15 mei 2011.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2011

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 18 oktober 2010 te Dakar totstandgekomen verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Senegal betreffende de status van strijdkrachten (Trb. 2010, 320 en Trb. 2011, 64).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Het onderhavige verdrag is op verzoek van Nederland gesloten om de status te regelen van militair en civiel personeel van het ministerie van Defensie dat voor oefenactiviteiten aanwezig is op het grondgebied van Senegal. De oefeningen in Senegal vinden zo veel mogelijk in internationaal verband plaats, en altijd met deelname van Senegalese eenheden. Het doel van het oefenen in Senegal is het vergroten van de kennis van en ervaring met het gezamenlijk en in internationaal verband opereren op het Afrikaanse continent. De oefenlocaties bieden de Nederlandse eenhedengeografisch en klimatologisch uitdagende omstandigheden.

Hoewel in titel en aanhef van het verdrag de regeringen worden genoemd, zal het verdrag uiteraard tussen beide staten gelden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

De definitie inzake «militair personeel» omvat niet alleen het militair personeel van het ministerie van defensie van de zendstaat (Nederland), maar in voorkomend geval ook één lid of enkele leden van het militair personeel van een derde staat die op basis van een uitwisselingsprogramma tussen deze staat en de zendstaat een integraal deel uitmaken van militaire eenheden van de zendstaat.

Artikel II

In dit artikel zijn de procedures vastgelegd betreffende de toegang tot, het verblijf in en het vertrek uit de ontvangende staat. Een vergelijkbare bepaling voor personeel van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) is opgenomen in artikel III, eerste en tweede lid, van het op 19 juni 1951 te Londen totstandgekomen Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1951, 114, hierna te noemen «NAVO SOFA»).

Artikel III

Op grond van het gestelde in artikel III, eerste lid, komen de bevoegdheden op krijgstuchtelijk gebied toe aan de autoriteiten van de zendstaat. Het derde lid omvat een regeling op strafrechtelijk, civielrechtelijk en bestuursrechtelijk gebied. Op grond van dit lid geniet het personeel van de zendstaat algehele immuniteit voor strafbare feiten en handelingen gepleegd tijdens het verblijf op het grondgebied van de ontvangende staat. Daarenboven genieten personeelsleden algehele immuniteit voor strafbare feiten welke zij in het verleden, tijdens eerder verblijf in de ontvangende staat, op het grondgebied van de ontvangende staat hebben gepleegd. Omdat de ontvangende staat in dit verband geen jurisdictie heeft, kan hij ook geen gevolg geven aan een uitleveringsverzoek van een derde staat naar aanleiding van een door een personeelslid in het verleden gepleegd strafbaar feit op het grondgebied van die derde staat.

Artikel IV

Dit artikel bevat regelgeving betreffende in- en uitvoerformaliteiten welke van toepassing zijn in de ontvangende staat. Op grond van het gestelde in het eerste lid kan de krijgsmacht van de zendstaat haar uitrusting, materiaal en andere goederen vrij van rechten invoeren en uitvoeren. Dezelfde vrijstelling is van toepassing op de persoonlijke goederen van het personeel (derde lid). De uitrusting, het materiaal en andere goederen van de krijgsmacht zijn tevens vrijgesteld van controle (tweede lid).

Artikel V

Op grond van het gestelde in artikel V, eerste lid, is het militaire personeel van de zendstaat gerechtigd om tijdens militaire oefeningen wapens in bezit te hebben en te dragen mits dit is toegestaan op grond van de geldende voorschriften van de ontvangende staat. Het gebruik van wapens en munitie is uitsluitend toegestaan voor oefendoeleinden en ook alleen maar op de daarvoor door de ontvangende staat aangewezen locaties (tweede lid).

Artikel VI

Artikel VI geeft een regeling voor de erkenning van rijbewijzen afgegeven door de zendstaat voor personeel van de zendstaat. Een soortgelijke bepaling is voor NAVO-personeel opgenomen in artikel IV, onderdeel a, van de NAVO SOFA.

Artikel VII

Op grond van het gestelde in artikel VII, eerste en tweede lid, doen partijen over en weer afstand van aanspraken jegens elkaar ter zake van schade aan hun eigendommen in gebruik bij hun strijdkrachten en ter zake van letsel van hun personeel, toegebracht in het kader van de uitoefening van de dienst. Die aansprakelijkheid bestaat wel in geval van opzet en grove schuld (tweede lid).

In het derde lid is een regeling opgenomen voor de afhandeling van schade aan derden welke door personeel van de zendstaat wordt veroorzaakt.

De eventuele nadelige gevolgen die de eiser ondervindt van de immuniteit genoemd in artikel III, derde lid, worden ondervangen doordat de ontvangende staat de vordering (in overeenstemming met de wetten en regelingen van deze staat) behandelt en afdoet. De zendstaat zal alle door de ontvangende staat gemaakte kosten aan deze vergoeden. Afhandeling van claims die voorvloeien uit door personeel van de zendstaat gesloten contracten met derden op het grondgebied van de ontvangende staat (bijvoorbeeld contracten in het kader van de levering van goederen voor een oefening) zijn uitgesloten van bovenvermelde procedure en worden afgehandeld in overeenstemming met de bepalingen van het desbetreffende contract.

Het vierde lid geeft een regeling voor de gevallen waarin de schade aan derden gezamenlijk is toegebracht door personeel van de zendstaat en personeel van de ontvangende staat. Ook hier zal de ontvangende staat de vordering, in overeenstemming met de wetten en regelingen van deze staat, behandelen en afdoen. De kosten worden in dit geval tussen de ontvangende staat en de zendstaat gelijkelijk verdeeld.

In het vijfde lid is een bepaling opgenomen op grond waarvan de zendstaat enige invloed kan uitoefenen op de hoogte van de uit te keren schadevergoeding.

Artikel X

De partijen komen overeen dat geschillen die voortvloeien uit of verband houden met het verdrag, in overleg tussen de partijen worden opgelost.

Artikel XII

Dit artikel bevat de gebruikelijke bepalingen inzake de inwerkingtreding van het verdrag. Daarenboven zal het verdrag voorlopig worden toegepast vanaf de datum van totstandkoming van het verdrag, hetgeen noodzakelijk wordt geacht in verband met reeds voorziene oefeningen die van eind oktober tot eind november 2010 in Senegal plaatsvinden. In dat kader is het van belang dat, voorafgaand aan de inwerkingtreding van het verdrag, voor die oefeningen reeds een juridische basis aanwezig is.

Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk betreft, zal dit verdrag alleen voor Nederland gelden.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Naar boven