32 554 Wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de implementatie van het Besluit van de Raad 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 juni 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel A, subonderdeel 2, komen de onderdelen n en o te luiden:

n. afschermen: het markeren van opgeslagen politiegegevens met als doel de verwerking ervan in de toekomst te beperken;

o. kenmerken: het markeren van opgeslagen politiegegevens, zonder de bedoeling om hun toekomstige verwerking te beperken;

b. In onderdeel H komen de subonderdelen 2 en 3 te luiden:

2. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een ieder over wiens persoon politiegegevens worden verwerkt kan de verantwoordelijke schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. De verantwoordelijke draagt ervoor zorg dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd. Hij draagt zorg voor het kenmerken van een gegeven als de juistheid daarvan door de betrokkene wordt betwist en niet kan worden vastgesteld of het gegeven al dan niet juist is.

B

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A, subonderdeel 4, onderdeel h, komt te luiden:

h. kenmerken: het markeren van opgeslagen justitiële, strafvorderlijke of persoonsgegevens, zonder dat de mogelijkheid tot verwerking van die gegevens wordt beperkt;

b. Onderdeel E, artikel 18, tweede lid, komt te luiden:

2. Hij doet daarbij geen mededelingen in schriftelijke vorm, tenzij hij weigert een mededeling te doen. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing vindt schriftelijk plaats.

c. Onderdeel G komt te luiden:

G

Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een ieder over wiens persoon justitiële gegevens worden verwerkt kan de verantwoordelijke schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De verantwoordelijke draagt zorg dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd. Hij draagt zorg voor het kenmerken van een gegeven als de juistheid daarvan door de betrokkene wordt betwist en niet kan worden vastgesteld of het gegeven al dan niet juist is.

d. In onderdeel J, komen de eerste twee regels te luiden:

Artikel 39e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

e. Onderdeel N komt te luiden:

N

Artikel 39m wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een ieder over wiens persoon strafvorderlijke gegevens worden verwerkt kan de verantwoordelijke schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De verantwoordelijke draagt zorg dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd. Hij draagt zorg voor het kenmerken van een gegeven als de juistheid daarvan door de betrokkene wordt betwist en niet kan worden vastgesteld of het gegeven al dan niet juist is.

f. Na onderdeel O wordt een onderdeel Oa ingevoegd, luidende:

Oa

Artikel 43, tweede lid, komt te luiden:

2. Hij doet daarbij geen mededelingen in schriftelijke vorm, tenzij hij weigert een mededeling te doen. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing vindt schriftelijk plaats.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat enkele meer technische en redactionele aanpassingen. De aanpassingen van onderdelen A, onder a en b, en B, onder a, c, d en e, zijn reeds toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag, bij de beantwoording van de vraag van de leden van de fractie van de VVD over artikel I, onderdeel H, van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van het kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de implementatie van het Besluit van de Raad 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol). Mede namens mijn ambtgenoot van Defensie licht ik de voorgestelde wijzigingen hieronder nader toe.

Onderdeel A, onder a (onderdeel n)

Dit betreft een redactionele wijziging. In dit onderdeel wordt, in lijn met de definitie in het kaderbesluit dataprotectie (artikel 1, onderdeel c) verwezen naar «persoonsgegevens». In de Wet politiegegevens wordt echter het begrip «politiegegevens» gehanteerd. Dit zijn persoonsgegevens die in het kader van de uitoefening van de politietaak worden verwerkt (artikel 1, onderdeel a, Wpg). Ten behoeve van de systematiek verdient het de voorkeur om de verwijzing naar persoonsgegevens te vervangen door een verwijzing naar politiegegevens.

Onderdeel A, onder a (onderdeel o)

In artikel 18, tweede lid, van het kaderbesluit wordt de mogelijkheid erkend om een gegeven te markeren als de juistheid daarvan door de betrokkene wordt betwist en niet kan worden vastgesteld of het gegeven al dan niet juist is. Het markeren is in het kaderbesluit echter niet gedefinieerd. Het «kenmerken» van gegevens is wel gedefinieerd, dit begrip wordt omschreven als het markeren van opgeslagen persoonsgegevens, zonder de bedoeling om hun toekomstige verwerking te beperken (artikel 2, onderdeel j). Dit is tegenstrijdig. Voorgesteld wordt om aan te sluiten bij de definitie van het kaderbesluit, zodat in de definitiebepaling van de Wet politiegegevens gesproken wordt van het kenmerken van persoonsgegevens.

Onderdelen A, onder b

In het wetsvoorstel, dat aan de Raad van State is voorgelegd, was het markeren van gegevens ondergebracht in de tekst van de bepaling over het recht op correctie gegevens (artikel 28 Wpg). In het kaderbesluit dataprotectie wordt echter onderscheid gemaakt tussen het recht voor de betrokkene om persoonsgegevens te laten corrigeren, wissen of afschermen (artikel 18, eerste lid) en de mogelijkheid van het markeren van gegevens als de juistheid van een persoonsgegevens door de betrokkene wordt betwist en niet kan worden vastgesteld of het gegeven al dan niet juist is (artikel 18, tweede lid). Aanvankelijk was het markeren ondergebracht in de bepaling over het recht van de betrokkene op correctie van gegevens. Gelet op de tekst van het kaderbesluit dataprotectie is in onderdeel A, onder a (onderdeel o) voorgesteld te verwijzen naar kenmerken in plaats van markeren. In het licht van de systematiek van het kaderbesluit wordt in onderdeel A, onder b voorgesteld het kenmerken (voorheen: markeren) van persoonsgegevens uit de bepaling over het recht op correctie van politiegegevens te lichten. In plaats daarvan wordt in onderdeel A, onder b voorgesteld het kenmerken van persoonsgegevens in een afzonderlijke bepaling op te nemen, als onderdeel van de verplichtingen van de verantwoordelijke.

Onderdeel B

Voor de toelichting op dit onderdeel kan worden verwezen naar de toelichting op onderdeel A, onder a (onderdeel o).

Onderdeel B, onder b

In de oude Wet justitiële gegevens was geregeld dat de verantwoordelijke bij de kennisgeving van gegevens uit een politieregister geen mededeling deed in schriftelijke vorm. Voor deze beperking was gekozen om te voorkomen dat het recht op kennisneming zou worden gebruikt om de regeling van de verklaring omtrent het gedrag (VOG) te omzeilen. Op verzoek van een werkgever zou een betrokkene in plaats van een verzoek tot afgifte van een VOG een verzoek tot kennisneming van justitiële gegevens aan de verantwoordelijke kunnen richten. Met het wetsvoorstel ter implementatie van het kaderbesluit dataprotectie is deze beperking abusievelijk komen te vervallen. Met dit onderdeel wordt de bestaande regeling alsnog gecontinueerd.

Onderdeel B, onder c

Voor de toelichting op dit onderdeel kan worden verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdelen C en D. Datgene dat aldaar is opgemerkt over het recht op correctie van politiegegevens geldt eveneens voor justitiële gegevens.

Onderdeel B, onder d

Dit betreft een correctie. In de voorgestelde wijziging van artikel II, onderdeel J, van het wetsvoorstel werd in de aanhef ten onrechte verwezen naar artikel 39e, eerste lid, van de Wet justitiele en strafvorderlijke gegevens. In dat artikel wordt namelijk voorgesteld ook andere leden van artikel 39e Wjsg te wijzigen. Met deze aanpassing wordt dit hersteld..

Onderdeel B, onder e

Voor de toelichting op dit onderdeel kan worden verwezen naar de toelichting op onderdeel A, onder b en c. Datgene dat aldaar is opgemerkt over het recht op correctie van politiegegevens geldt eveneens voor strafvorderlijke gegevens.

Onderdeel B, onder f

In artikel 43 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt het recht van de betrokkene op kennisneming van rapporten uit de persoonsdossiers geregeld. Het kaderbesluit dataprotectie bepaalt dat iedere weigering of beperking van de toegang schriftelijk aan de betrokkene wordt toegelicht (artikel 17, derde lid). In het wetsvoorstel ter implementatie van het kaderbesluit dataprotectie is voorgesteld om de andere artikelen van de Wjsg, die betrekking hebben op het recht van kennisneming, op dit punt aan te vullen. Dit betreft de artikelen 18, tweede lid en 39i, tweede lid van die wet. Daarbij is echter verzuimd om ook dit artikel aan te passen. Met de voorgestelde aanvulling wordt deze omissie hersteld.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven