32 553 EU-voorstel: Wijziging verordening voedseldistributie aan de meest behoeftigen – COM(2010)486

B/ Nr. 3 BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE EERSTE EN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

De vicevoorzitter van de Europese Commissie

De heer Maroš Šefčovič

B – 1049 BRUSSEL

België

Den Haag, 30 november 2010

Geachte heer Šefčovič,

De Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben, overeenkomstig de daarvoor vastgestelde procedure, het bovengenoemde voorstel getoetst aan de beginselen van subsidiariteit. Daarmee is toepassing gegeven aan artikel 5 EU-Verdrag. De beide Kamers zijn zich ervan bewust dat de termijn voor het inzenden van een gemotiveerd advies op 15 november is verstreken, maar zij hecht er toch aan om u in kennis te stellen van haar standpunt. Gelijkluidende brieven zijn gezonden aan het Europees Parlement, de Raad en de Nederlandse regering.

De beide Kamers zijn van oordeel dat de Europese Commissie onvoldoende heeft aangetoond dat het voorstel voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. De Kamers zijn dan ook niet overtuigd dat het voorstel aan deze beginselen voldoet.

Beide Kamers delen niet de overweging van de Europese Commissie dat de artikelen 42 en 43 VWEU (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) de rechtsgrondslag kunnen vormen voor het door u gedane voorstel COM(2010)486. Zowel de Eerste als de Tweede Kamer der Staten-Generaal betwisten daarom deze rechtsgrondslag.

Het voorstel is namelijk niet in lijn met de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zoals vermeld in artikel 39 VWEU. Het aanwenden van producten uit de interventievoorraden zou nog kunnen bijdragen aan stabilisatie van de markt en het verzekeren van redelijke prijzen bij de levering aan gebruikers. Dit kan echter niet gezegd worden van het aankopen van producten op de markt zoals in het Commissievoorstel beschreven staat.

Gezien de inhoud van het voorstel gaat het hier eerder om sociaal beleid, met name bestrijding van armoede en sociale uitsluiting dan om het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. De bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is primair een nationale aangelegenheid en de EU heeft hierbij slechts een aanvullende bevoegdheid (art 153 lid 1 sub j VWEU). Voedselhulp aan de minder bedeelden in de EU is derhalve primair geen zaak van de EU maar van de Lidstaten. Tegen het licht van het voorgaande is in het voorstel onvoldoende gemotiveerd welke meerwaarde of transnationale aspecten een EU-optreden zoals voorgesteld zouden rechtvaardigen.

Gezien bovenstaande bezwaren zijn beide Kamers van mening dat het voorgestelde optreden niet voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel.

Een gelijkluidende brief is verzonden aan de voorzitters van de Raad van de Europese Unie en het Europese Parlement, alsmede aan de Nederlandse regering.

Hoogachtend,

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,

Drs. P. René H. M. van der Linden

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

Gerdi A. Verbeet

Naar boven