32 551 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (rechterlijk gebieds- of contactverbod)

Nr. 9 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 april 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, komt het voorgestelde zevende lid van artikel 38x als volgt te luiden:

7. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris staat voor de veroordeelde en het openbaar ministerie binnen veertien dagen hoger beroep open bij de rechter die de maatregel oplegde. Bij het instellen van hoger beroep zendt het openbaar ministerie de daarop betrekking hebbende stukken aan het gerecht toe. De rechter bepaalt daarop onverwijld een dag voor het onderzoek van de zaak, tenzij hij vaststelt dat de veroordeelde in zijn hoger beroep niet ontvankelijk is. Het openbaar ministerie doet de veroordeelde tot bijwoning van de zitting oproepen onder betekening van de vordering. De artikelen 14i en 14j zijn van overeenkomstige toepassing.

B

In artikel I, onderdeel C, komt het voorgestelde derde lid van artikel 77wf als volgt te luiden:

3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris staat voor de veroordeelde en het openbaar ministerie binnen veertien dagen hoger beroep open bij de rechter die de maatregel oplegde. Bij het instellen van hoger beroep zendt het openbaar ministerie de daarop betrekking hebbende stukken aan het gerecht toe. De rechter bepaalt daarop onverwijld een dag voor het onderzoek van de zaak, tenzij hij vaststelt dat de veroordeelde in zijn hoger beroep niet ontvankelijk is. Het openbaar ministerie doet de veroordeelde tot bijwoning van de zitting oproepen onder betekening van de vordering. De artikelen 14i, tweede tot en met het zesde lid, 14j en 77ee, tweede lid, van dit wetboek en artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering, zijn van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Onderdeel A

In het voorgestelde artikel 38x Sr is er – naar aanleiding van het daartoe strekkende advies van de Raad voor de rechtspraak – in voorzien dat de veroordeelde tegen de beslissing van de rechter-commissaris over de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in beroep kan gaan bij de rechter. Langs deze weg kan door de veroordeelde een oordeel worden gevraagd aan de zittingsrechter die de maatregel heeft opgelegd.

Achterwege is gebleven om er ook in te voorzien dat het openbaar ministerie tegen de beslissing van de rechter-commissaris in beroep kan gaan. Deze nota van wijziging voorziet hier alsnog in.

Tevens voorziet deze nota van wijziging erin dat niet alleen artikel 14j Sr van overeenkomstige toepassing is op de beroepsprocedure, maar ook artikel 14i Sr. Door dit expliciet te bepalen kan hierover geen misverstand bestaan.

Tot slot is het woord rechtbank vervangen door het woord rechter zodat duidelijk is dat dit ook de rechter in hoger beroep kan betreffen.

Onderdeel B

De aanpassing van artikel 38x Sr werkt door in het voorgestelde artikel 77wf Sr.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven