32 545 Wet- en regelgeving financiële markten

Nr. 78 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2018

Tijdens het voortgezet algemeen overleg over de bankensector van 21 februari jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 55, item 22) heeft uw Kamer gevraagd om mijn oordelen over de moties onder nummer 2 van het lid Nijboer c.s.1 en nummer 7 van het lid Van Weyenberg c.s.2 toe te lichten.

Tijdens het debat bleek dat verschillende Kamerleden mijn brief van 16 februari jl.3 zo hebben gelezen, als zou zijn voorgesteld de bonusregelgeving te versoepelen. Dat is niet het geval. Door een beleidswijziging van De Nederlandsche Bank (DNB) naar aanleiding van een onderzoek van de Europese Banken Autoriteit (EBA) worden handelaren voor eigen rekening niet meer als «plaatselijke onderneming» aangemerkt. Hierdoor sluit de letterlijke tekst van de wettelijke uitzondering op het bonusplafond voor deze handelaren voor eigen rekening niet meer aan bij de praktijk. De in mijn brief van 16 februari jl. aangekondigde aanpassing betreft het laten vervallen van vier woorden in de wettelijke uitzondering («en plaatselijke onderneming zijn»). Door deze wijziging verandert niets in de groep ondernemingen die de uitzondering kan toepassen. Die is nog steeds hetzelfde en in lijn met de argumentatie voor de wettelijke uitzondering, zoals deze met ruime meerderheid door uw Kamer is aangenomen en in februari 2015 van kracht is geworden.

Oordeel moties

De motie onder nummer 2 van het lid Nijboer c.s. ontraad ik. De motie spreekt van een voorstel om de bonuswetgeving te versoepelen. Zoals hierboven al toegelicht is van versoepeling geen sprake. De wijziging die ik zou willen treffen, zorgt er alleen voor dat dezelfde ondernemingen die nu zijn uitgezonderd op dezelfde manier uitgezonderd blijven van het bonusplafond. Dit betreft een technische aanpassing en nadrukkelijk geen beleidswijziging.

Daarnaast is van belang dat mijn ambtsvoorganger afgelopen zomer een evaluatie naar de effectiviteit van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen is gestart. Naar aanleiding van de resultaten van de evaluatie ga ik graag in debat met uw Kamer over de effecten van deze regelgeving.

Bij de motie onder nummer 7 van het lid Van Weyenberg c.s. laat ik het oordeel aan uw Kamer. Deze motie verzoekt ten eerste de regering om te streven naar zo spoedig mogelijke invoering van een nieuw Europees kader voor prudentieel toezicht voor beleggingsondernemingen. Zoals deze leden al signaleren en ook in het BNC-fiche over dit voorstel4 – dat momenteel ter behandeling in uw Kamer ligt – is opgenomen, staat het kabinet daar positief tegenover. Vervolgens verzoekt de motie de regering om, tot er duidelijkheid is over de Europese onderhandelingen en gesprekken met de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en DNB, af te zien van onomkeerbare stappen inclusief andere prudentiële en beloningsregels voor handelaren voor eigen rekening en risico. Deze motie richt zich dus alleen op handelaren voor eigen rekening. Hoewel de juridisch meest zuivere aanpak mijns inziens is om met een aanpassing van de wettelijke uitzondering zowel toezichthouders als de betrokken ondernemingen duidelijkheid te bieden, ben ik, als de meerderheid van uw Kamer mij daartoe oproept, bereid geen onomkeerbare stappen te zetten in afwachting van verder overleg en de Europese besluitvorming.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstuk 32 013, nr. 152.

X Noot
2

Kamerstuk 32 013, nr. 157.

X Noot
3

Kamerstuk 32 545, nr. 76.

X Noot
4

Kamerstuk 22 112, nr. 2485.

Naar boven