32 545 Wet- en regelgeving financiële markten

Nr. 125 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2020

Tijdens het vragenuur van 22 september jl. heb ik met uw Kamer van gedachten gewisseld over de berichtgeving rondom de zogenoemde FinCEN-files (Handelingen II 2020/21, nr. 4, mondelinge vragen over het lid Gijs van Dijk over de rol van ING bij Russische spiegelhandel). De casus waar het vooral om ging, zag op Russisch geld dat via een aantal schijven in dollars werd omgezet. In de berichtgeving kwam naar voren dat twee Nederlandse bedrijven hierbij betrokken waren en dat transacties via een dochteronderneming van ING in Polen liepen. Ik heb tijdens dit vragenuur toegezegd dat ik De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) om informatie over spiegelhandel zou vragen en dat ik uw Kamer hierover zou informeren voor het algemeen overleg bestrijding witwassen en terrorismefinanciering van 10 december aanstaande. Daarnaast heeft uw Kamer mij verzocht om in te gaan op enkele vragen over ING en mijn contacten met Polen naar aanleiding van de berichtgeving. In deze brief ga ik op deze punten in.

Spiegelhandel

Bijgevoegd vindt u de reactie van DNB en AFM op mijn informatieverzoek over spiegelhandel1. In hun brief gaan de toezichthouders onder andere in op de wijze waarop spiegelhandel plaatsvindt, hoe hierop toezicht wordt gehouden en bij welke toezichthouders dit toezicht is belegd. Daarnaast besteden de toezichthouders aandacht aan de integriteitsrisico’s die zijn verbonden aan spiegelhandel en gaan zij in op de vraag of er (aanvullende) maatregelen nodig zijn om de risico’s van deze handel te mitigeren.

DNB en AFM schrijven dat de informatie uit de berichtgeving afkomstig is uit rapporten die Amerikaanse banken aan FinCEN2 hebben gestuurd over verdachte transacties over de periode 2000–2017. Het International Consortium of Investigative Journalists heeft een beperkt deel van de verkregen informatie openbaar gemaakt. De toezichthouders schrijven dat zij niet in kunnen gaan op de mogelijke betrokkenheid van individuele instellingen, omdat dat toezichtvertrouwelijke informatie is. Wel lijkt het er volgens DNB en AFM op dat er geen financiële instellingen die onder toezicht staan van een Nederlandse toezichthouder betrokken zijn bij de transacties zoals die zijn beschreven door Het Financieele Dagblad op 21 september 2020.

De toezichthouders lichten in de brief toe dat spiegelhandel niet een vast omlijnd fenomeen is. Onder de noemer van spiegelhandel kunnen verschillende vormen van het verrichten van transacties vallen. Zij schetsen dat het verrichten van die transacties kan worden gebruikt om de herkomst van geld te verhullen, wat een indicatie kan zijn voor witwassen. Volgens DNB en AFM speelt het cliëntenonderzoek door financiële instellingen een cruciale rol in het voorkomen hiervan, aangezien de cliënt zelf en de oorsprong van de betrokken middelen de belangrijkste factoren zijn bij het bepalen van het witwasrisico. Het is daarom noodzakelijk dat het cliëntenonderzoek bij financiële instellingen op orde is, om misbruik van de dienstverlening te voorkomen. DNB en AFM noemen geen specifieke aanvullende maatregelen voor het mitigeren van witwasrisico’s bij dergelijke transacties. Zij onderstrepen in het algemeen de noodzaak van meer harmonisatie en de introductie van een Europese toezichthouder om witwassen effectief tegen te gaan. Dit laatste heb ik ook weer bepleit tijdens de Ecofin van 6 oktober jl. Ik heb daarbij ook mijn zorgen uitgesproken over de berichtgeving rondom de FinCEN files. Ik deel dan ook dit standpunt van DNB en AFM en zal in Europees verband hierop blijven inzetten. Ik ben tevreden dat op 4 november jl. Raadsconclusies in de Ecofin3 zijn aangenomen, waarin onder meer het belang van de introductie van een Europese toezichthouder wordt genoemd.

Tot slot merken de toezichthouders nog op dat samenwerking tussen FIU’s van belang is, evenals de informatievoorziening van de FIU’s aan de toezichthouders. De Minister van Justitie en Veiligheid en ik onderschrijven het belang van verbetering van de samenwerking tussen FIU’s. Wij zetten ons hiervoor in Europees verband in, in lijn met het BNC-fiche over het AML-actieplan van de Europese Commissie.4 Het is positief dat in de hiervoor genoemde Raadsconclusies van de Ecofin ook het opzetten van een ondersteunings- en samenwerkingmechanisme voor de EU FIU’s wordt ondersteund.

Vragen over ING

Naar aanleiding van hetgeen gewisseld is tijdens het vragenuur van 22 september jl. heeft uw Kamer mij verzocht een schriftelijke reactie te geven op een viertal vragen.

Ten eerste vroeg de Kamer of ik, toen ik sprak over mogelijke toekomstige gevallen, specifiek ING bedoelde of dat die uitspraak meer in algemene zin gold. Mijn opmerking tijdens het vragenuur was in het algemeen bedoeld. De afgelopen jaren zijn de regelgeving en het toezicht op het gebied van het voorkomen van witwassen aangescherpt en zijn poortwachters steeds meer aandacht gaan besteden aan hun maatschappelijke rol in het tegengaan van witwassen. Dit zorgt ervoor dat er steeds vaker zaken aan de oppervlakte zullen komen. Dit betekent ook dat in de toekomst casussen boven water kunnen komen waaruit blijkt dat de aandacht van poortwachters in het verleden mogelijk onvoldoende was. Ook DNB en AFM constateren dat het niet uitgesloten is dat er meer «leaks» komen of omvangrijke witwasnetwerken worden ontdekt, waar Nederlandse financiële instellingen bij betrokken zijn.

Daarnaast vroeg uw Kamer of er onderzoek is gedaan naar personen bij ING en werd gevraagd naar de kennis bij de ING-top hierover. Ik heb hierover navraag gedaan bij ING, het Openbaar Ministerie, DNB en de AFM. ING heeft mij laten weten dat zij naar aanleiding van de berichtgeving rondom de FinCEN-files nader onderzoek doet naar de relevante klanten of transacties. Het onderzoek is in volle gang en de uitkomsten daarvan zullen worden gedeeld met de raad van bestuur van ING en – met inachtneming van geldende wettelijke bepalingen – met de relevante toezichthouders. ING heeft mij gemeld dat de onderneming eerst het feitencomplex scherp wil hebben, voor zij kan beoordelen of acties jegens personen aan de orde zijn. ING noemt in dit verband dat de berichtgeving gebaseerd is op meldingen van Amerikaanse banken bij FinCEN en zij van die meldingen niet eerder op de hoogte was. Het Openbaar Ministerie kan niet ingaan op de vraag of in specifieke gevallen (al dan niet) strafrechtelijk onderzoek wordt verricht. DNB en de AFM kan ten aanzien van deze vragen ook geen mededelingen doen, aangezien dit toezichtvertrouwelijke informatie betreft.

Contact met Polen

De laatste vraag ging over het contact met Polen over de FinCEN-files. Naar aanleiding van de berichtgeving heb ik contact gehad met mijn Poolse ambtgenoot en hebben mijn medewerkers contact gehad met ambtenaren van het Poolse ministerie. Ik heb in het contact mijn zorgen uitgesproken over de berichtgeving. Verder hebben mijn Poolse collega en ik vastgesteld dat de aanpak van witwassen ons beider aandacht heeft. Het laatste hebben we beiden ook onderstreept tijdens de Ecofin van 4 november jl. Uit de verdere ambtelijke contacten is gebleken dat Polen al bezig was met aanscherping van haar anti-witwasregels en op korte termijn hiervoor met aanvullende wetgeving komt.

Tot slot benadruk ik dat de aanpak van witwassen continue aandacht blijft vragen. Vanuit dat belang heb ik naar aanleiding van de berichtgeving rond de FinCEN-files de toezichthouders om informatie gevraagd. Ondanks dat de informatie in de berichtgeving niet goed te verifiëren is, sterken de signalen mij in de inzet die ik op Europees niveau heb naar meer harmonisatie van regelgeving en een Europese toezichthouder. Een belangrijk deel van mijn aandacht op dit dossier zal in de komende periode hierop gericht zijn.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Financial Crimes Enforcement Network; het Amerikaanse equivalent van de FUI-Nederland.

X Noot
4

Kamerstuk 22 112, nr. 2882.

Naar boven