Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32543 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32543 nr. 7 |
Ontvangen 1 april 2011
Met grote belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag op het voorstel van wet tot wijziging van onder andere de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in verband met de instelling van het zelfstandig bestuursorgaan (zbo) CAK.
Al met al geven verschillende fracties aan de omvorming van het huidige CAK (CAK BV) naar een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan CAK een zinvolle stap te vinden. Dit verheugt mij. Deze omvorming moet ten goede komen aan de mensen zelf. De veelal kwetsbare cliënten moeten kunnen vertrouwen op goede en accurate dienstverlening. Met dit wetsvoorstel beoog ik passende wettelijke voorwaarden te creëren voor de dienstverlening van het CAK. Ik ga graag in op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen.
Naast deze antwoorden stuur ik u tegelijkertijd een nota van wijziging bij het conceptwetsvoorstel met enkele technische wijzigingen.
De leden van de CDA-fractie vragen of bij de uitvoering van de publieke taken door CAK BV de doelmatigheidsprikkels ontbreken zodat zorgverzekeraars niet controleren op efficiency en kwaliteitsverbetering.
In antwoord op deze vraag, er is ook in de huidige situatie toezicht en controle op CAK BV. De huidige toezichthouder, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), besteedt vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het toezicht op de uitvoering van deze taken aandacht aan de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitvoering van de werkzaamheden.
Echter, kijkend naar de rol van de zorgverzekeraars als huidige eigenaren van CAK BV, dan moeten we constateren dat de in de loop van de tijd aan CAK BV toebedeelde publieke taken niet behoren tot de kernactiviteiten van zorgverzekeraars. Die omstandigheid, in combinatie met het onvoldoende aanwezig zijn van publieke sturingsmogelijkheden op de uitvoering van deze publieke taken, noopt naar het oordeel van het kabinet tot een nieuwe vormgeving rond deze taken, waarin deze manco’s zich niet voordoen.
De leden van de CDA-fractie en SP-fractie vragen naar de keuze voor omvorming tot publiekrechtelijk zbo, in relatie tot een mogelijk alternatief, omvorming naar een baten-lastendienst.
Hierop kan ik antwoorden dat voor het kabinet voorop staat dat er waarborgen worden gecreëerd voor een goede taakuitoefening en dat instrumenten worden verkregen voor publieke sturing op deze publieke taken. Het wetsvoorstel voorziet er – samen met de Kaderwet zbo’s – in dat regels worden gesteld over de bevoegdheden van de minister ten opzichte van de uitvoeringsorganisatie en de verplichtingen die de uitvoeringsorganisatie jegens de minister in acht dient te nemen. Deze regels leggen de fundamenten voor de mogelijkheden tot democratische controle. Zoals ook aangegeven in paragraaf 4 van de Memorie van Toelichting gaat het om (1) ordening in de organisatieregelingen (o.a. benoemingen en ontslag leden, bezoldiging en nevenfuncties), (2) regelen ministeriële verantwoordelijkheid (toezicht, sturing, inzichtelijke bevoegdhedenverdeling voor de democratische controle), (3) financiële controle (begroting en verantwoording) en (4) vergroting van het publieke inzicht (register, vijfjaarlijkse evaluatie).
Deze doelen kunnen zowel gerealiseerd worden door de uitvoeringsorganisatie de vorm van een publiekrechtelijk zbo dan wel de vorm van een baten-lastendienst te geven. Het kabinet heeft zich bij de keuze tussen deze alternatieven primair laten leiden door het beoogde resultaat. Bij deze afweging heeft de doorslag gegeven dat naar de mening van het kabinet in deze specifieke situatie de toegevoegde waarde van een verdergaande stap richting baten-lastendienst in de zin van sturingsmogelijkheden relatief beperkt is, terwijl de transitierisico’s bij een dergelijke keuze toenemen. Zoals ook aangegeven in de antwoorden bij het schriftelijk overleg dd 17 februari 2010 (Kamerstukken II, 2009/2010, 29 689, nr. 290) zou een overgang van private organisatie naar een baten-lastendienst voor de medewerkers van CAK BV een grotere stap zijn dan die naar een publiekrechtelijk zbo. Naar verwachting zou dit veel onrust en een relatief groot verloop onder de CAK-medewerkers tot gevolg kunnen hebben, wat het lopende verbeterproces binnen CAK BV niet ten goede komt. Om de continuïteit van de dienstverlening aan cliënten te waarborgen heeft het kabinet er, alles afwegend, voor gekozen om CAK BV om te vormen naar publiekrechtelijk zbo. Door de keuze voor omvorming naar een publiekrechtelijk zbo worden voldoende instrumenten verkregen om de publieke verantwoordelijkheden waar te maken, maar worden onnodige risico’s voor de cliënt bij de transitie vermeden.
De leden van de PvdA-fractie vragen of er voor een dergelijk transitieprobleem niet een andere (tijdelijke) oplossing mogelijk zou zijn. De keuze voor een publiekrechtelijk zbo is een keuze voor de lange termijn, en zou wellicht niet puur op basis van transitieproblemen genomen moeten worden.
Mijn reactie hierop is dat transitieproblemen, ook als ze tijdelijk zijn, een grote impact kunnen hebben op de dienstverlening ten aanzien van de cliënten. Voorts is van belang te constateren dat er voldoende publieke sturingsmogelijkheden worden gecreëerd met een omvorming naar publiek zbo. Daarnaast is voor mij van belang dat we ons thans in een historisch gegroeide situatie bevinden, met een private uitvoeringsorganisatie die zich in een stevig verbeterproces bevindt en – last but not least – die voor veelal relatief kwetsbare cliënten werkt.
De leden van de PvdA-fractie willen graag weten of voor het personeel de arbeidsvoorwaarden voor rijksambtenaren, zoals neergelegd in het ARAR en het BBRA, gaan gelden.
Zoals aangekondigd is nader onderzoek gedaan naar de verschillen in arbeidsvoorwaarden tussen CAK BV en de Rijksoverheid (ARAR/BBRA). Hieruit is gebleken dat de verschillen niet dermate groot zijn dat een afwijking nodig is van de standaard van de Kaderwet zbo’s om de arbeidsvoorwaarden van ARAR/BBRA te volgen. Over de uitkomsten van dit onderzoek later in deze nota naar aanleiding van het verslag meer (onderdeel 8).
De leden van de PvdA-fractie vragen of er ook van de arbeidsvoorwaarden voor de rijksoverheid kan worden afgeweken als het gaat om de arbeidsvoorwaarden van bestuursleden. Deze worden door de minister aangesteld.
In antwoord hierop, ja voor bestuursleden kunnen afwijkende arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld. Met artikel VI van onderhavig wetsvoorstel wordt bepaald dat het materiële ambtenarenrecht niet van toepassing is op de voorzitter en leden van het publiekrechtelijk zbo CAK. De beloning van leden van een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan is geregeld in artikel 14 van de Kaderwet zbo’s. Daarin is bepaald dat de minister de bezoldiging of schadeloosstelling voor leden van een zelfstandig bestuursorgaan vaststelt.
De leden van de SP-fractie vragen van de regering een nadere bespiegeling op de vraag of het CAK een eigen rechtspersoonlijkheid zou moeten hebben en vragen om voorbeelden die volgens de regering de noodzaak van een zelfstandige rechtspersoonlijkheid aantonen.
In antwoord hierop, wil ik benadrukken dat een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid, op eigen titel kan deelnemen aan het civielrechtelijke verkeer. Als gevolg hiervan kan het CAK als publiekrechtelijk zbo zelfstandig contracten afsluiten en personeel aannemen, anders dan in volmacht of mandaat. Dit heeft praktische voordelen. Ook het College voor zorgverzekeringen (CVZ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben rechtspersoonlijkheid. De ruimte voor het zbo blijft begrensd door de bevoegdheden van de minister ten opzichte van de uitvoeringsorganisatie en de verplichtingen die de uitvoeringsorganisatie jegens de minister in acht dient te nemen.
De leden van de SP-fractie vragen de regering op welke wijze de arbeidsvoorwaarden van CAK BV precies afwijken van die van het ministerie.
Hierop zal in onderdeel 8 van deze nota naar aanleiding van het verslag nader worden ingegaan.
De leden van de VVD-fractie stellen signalen te hebben ontvangen over problemen rondom de vaststelling van het inkomen en de klachtenprocedure bij CAK BV. Deze leden verwijzen naar een casus waarbij het ruim drie jaar na opname duurde voordat CAK BV contact opnam met de betreffende persoon met vragen over inkomensgegevens ter vaststelling van het bijdrage-inkomen. Vervolgens zou een eigen bijdrage zijn vastgesteld die hoger lag dan het bruto jaarinkomen en zou CAK BV in de ingezette klachtenprocedure niet inhoudelijk hebben gereageerd op de aanmerkingen opgenomen in het bezwaarschrift. Deze leden vragen wat de regering hieraan gaat doen, mede gezien de gewenste klantgerichte en klantvriendelijke wijze waarop CAK BV zijn taken vervult.
In reactie hierop merk ik op dat CAK BV met ingang van 1 januari 2008 met de eigen bijdrage voor zorg met verblijf belast is. Voor die tijd voerden zorgkantoren deze eigen bijdrage uit. De desbetreffende persoon is dus opgenomen voordat CAK BV de eigen bijdrage ging uitvoeren. Wat er in deze situatie precies is mis gegaan, kan ik in mijn positie niet beoordelen. Wel weet ik dat het in de overdracht van de dossiers van de zorgkantoren naar CAK BV niet altijd goed is gegaan en dat dossiers soms erg laat zijn overgedragen. Dat zou bij de desbetreffende persoon het geval kunnen zijn. Ook de andere genoemde aspecten (de hoogte van de bijdrage en de afhandeling van de klacht) in dit individuele geval kan ik niet beoordelen. Dat wil niet zeggen dat ik het niet betreur dat het zolang geduurd heeft en dat vervolgens ook de eigen bijdrage niet correct is vastgesteld. Ik betreur dat ten zeerste. Overigens is de verwachting gerechtvaardigd dat CAK BV met behulp van de inmiddels ingestelde vaste contactpersonen (klantadviseurs) zodanige waarborgen heeft ingebouwd dat dergelijke problemen zich niet snel nogmaals zullen voordoen.
Wat betreft de door deze leden genoemde klachtenprocedure wil ik benadrukken dat een klacht niet hetzelfde is als een bezwaar. Bij een klacht gaat het om de manier waarop CAK BV of een van zijn medewerkers met de cliënt omgaat. Het gaat dus om het gedrag van CAK BV of een van zijn medewerkers. Bij bezwaar gaat het om een beslissing van CAK BV waarmee de cliënt het niet eens is. Op een beslissing op bezwaar staat vervolgens beroep open bij de rechtbank. Een bezwaar kan dus niet worden afgedaan door middel van klachtbehandeling.
Voor de cliënt is het belangrijk dat hij op de juiste wijze wordt bejegend en dat de eigen bijdrage juist en accuraat wordt vastgesteld. Dat staat voor mij centraal.
Verder stellen de leden van de VVD-fractie signalen te hebben ontvangen dat zorgvragers niet of slecht geïnformeerd zijn over (de hoogte van) de eigen bijdrage voor de functie begeleiding in natura – ingevoerd per 21 juni 2010, hoe de eigen bijdrage wordt berekend en wat ze moeten doen als in die berekeningen fouten zijn gemaakt. Zij vragen de regering aan te geven of en hoe zij van plan is de informatieverstrekking naar zorgvragers over deze maatregel te organiseren.
In reactie hierop wil ik eerst toelichten hoe de informatievoorziening richting de cliënt is georganiseerd. Deze maatregel is in 2008 aangekondigd. In de publieksvoorlichtingscampagne voor de maatregelen 2010 die half november 2009 is gestart, is expliciet aandacht besteed aan de invoering van deze eigen bijdrage per 21 juni 2010. Zoals elk jaar zijn in huis aan huisbladen paginavullende advertenties geplaatst over de maatregelen voor het komende jaar. Daarin is deze maatregel ook aangekondigd.
De systematiek van de eigen bijdrage voor begeleiding is dezelfde als ook geldt voor de eigen bijdrage voor verpleging en persoonlijke verzorging. Er geldt één inkomensafhankelijk maximum. CAK BV verstrekt net als over de eigen bijdrage voor verpleging en verzorging informatie aan de individuele cliënten. Deze cliënten ontvangen onder meer de folder van CAK BV waarin wordt ingegaan op zaken als waarvoor en waarom een eigen bijdrage moet worden betaald, hoe die berekend wordt, waarin verwezen wordt naar het rekenprogramma op de site van CAK BV zelf de bijdrage uit te rekenen, wat de cliënt van CAK BV ontvangt, welk gratis telefoonnummer gebeld kan worden als de cliënt vragen heeft, hoe een klacht kan worden ingediend en hoe in bezwaar en beroep gegaan kan worden. De informatieverstrekking naar de cliënt is dus al georganiseerd.
Daarnaast informeert CAK BV structureel de instellingen waar personen die eventueel een eigen bijdrage verschuldigd zijn, zorg ontvangen. Deze instellingen kunnen dan hun cliënten behulpzaam zijn en hen informatie verstrekken, waaronder de speciaal ontwikkelde folder. Omdat de eigen bijdrage ook samenhangt met de zorg die een instelling verstrekt, heeft ook de eigen instelling van de desbetreffende cliënt een verplichting om hem te informeren. CAK BV stelt ook voor dat doel informatie beschikbaar.
Helaas moet worden geconstateerd dat voor een deel van cliënten de eigen bijdrage begeleiding laat is opgelegd of dat dit zelfs nog moet gebeuren. Dit komt omdat een aantal zorgaanbieders niet of niet tijdig bij CAK BV heeft gemeld aan wie zij zorg verlenen en hoeveel uren zorg zij aan deze cliënten hebben geboden. CAK BV is hierover sinds september 2009 in gesprek met de branches van zorginstellingen waarbij gevraagd is de leden te informeren over de verplichting om in het kader van de eigen bijdrage voor begeleiding gegevens aan te leveren aan CAK BV. Begin november 2009, in december 2009 en in maart 2010 zijn door CAK BV brieven gestuurd naar de zorgaanbieders over deze maatregel en over het feit dat hiervoor gegevens moeten worden aangeleverd en de wijze waarop dit zou moeten gebeuren. In de eerste helft van 2010 is aan de zorgaanbieders regelmatig informatie verspreid over de maatregel en over de wijze van aanlevering, onder meer via nieuwsbrieven en via de relatiebeheerders van CAK BV die zorginstellingen hebben bezocht. Zorgaanbieders die geen gegevens aanleverden zijn verschillende malen per brief verzocht dit alsnog te doen, zowel direct vanuit CAK BV als indirect vanuit Zorgverzekeraars Nederland middels een brief aan alle zorgkantoren.
Tot slot, de Nationale Ombudsman en CAK BV zijn samen een traject zijn gestart om de duidelijkheid van de informatie te verbeteren. Dit heeft geleid tot een andere wijze van formuleren van beschikkingen die in zorgjaar 2011 worden verstuurd. Daarin staat aangegeven hoe de eigen bijdrage wordt berekend en wat mensen kunnen doen als in die berekeningen fouten zijn gemaakt. Hier ga ik verder op in bij mijn antwoord op een van de vragen van de leden van de SP-fractie hierna.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven wat de stand van zaken is van het verbetertraject voor dienstverlening aan cliënten door CAK BV. Welke doelstellingen gaan gehanteerd worden ten aanzien van cliënttevredenheid en efficiëntie? Wat is de ambitie en uitgangspositie of nulmeting?
De uitvoering van het verbeterprogramma is op schema. Het onderzoek van Berenschot en het verbeterplan dat CAK BV daarna op verzoek van de voormalige staatssecretaris heeft opgesteld, dienen daarbij als uitgangspositie of nulmeting en als document waarin de doelstellingen zijn geformuleerd. Dit plan is op 24 maart 2009 aan de Tweede Kamer toegezonden (Kamerstukken II 2008/09, 29 689, nr. 253). Een onderdeel van het verbeterprogramma bij CAK BV is het ontwikkelprogramma «De Klant Centraal». Met dit ontwikkelprogramma moet onder meer een verbeterde inrichting van klantprocessen en klantcontacten worden gerealiseerd. Uitgangspunt is dat de veranderingen zichtbaar en meetbaar zijn bij de cliënten van CAK BV.
Zowel wat betreft verbetering van de frontoffice als van de backoffice worden de doelstellingen gehaald. Ten behoeve van verbetering van de frontoffice zijn er met mijn ambtsvoorganger afspraken gemaakt over het gewenste serviceniveau. Daarbij zijn de normen van het Instituut voor Telecom Organisatie (ITO-normen) als uitgangspunt genomen. Voor telefonie houden de ITO-normen in dat van alle inkomende gesprekken minimaal 80% binnen zestig seconden wordt opgenomen.
De bereikbaarheid van CAK BV is inmiddels goed. Het percentage opgenomen telefoons binnen zestig seconden is ongeveer 80%. Er zijn pieken op bepaalde momenten van de dag en in de week en uiteraard na verzending van grote hoeveelheden beschikkingen en facturen. CAK BV zorgt ervoor dat de inzet van medewerkers is afgestemd met de verwachte toename of afname in telefoontjes gedurende een bepaalde periode.
Voor de beantwoording van e-mails is een termijn van beantwoording binnen vijf werkdagen afgesproken en voor brieven is dat binnen tien werkdagen. De brieven en e-mails worden in het algemeen door CAK BV binnen de gestelde termijn beantwoord. Om de dialoog met cliënten te verbeteren wordt er, waar dat is aangewezen, nagebeld. Cliënten reageren hier zeer positief op.
Voorts zijn klantadviseurs ingezet, vaste contactpersonen voor cliënten met complexe dossiers. Van de aangeboden klantdossiers wordt ongeveer 80% binnen vier weken opgelost. Daar waar een klantdossier niet binnen vier weken kan worden afgewikkeld, is veelal meer informatie nodig vanuit de keten of van de cliënt zelf. Als een klantdossier aan een klantadviseur wordt aangeboden, wordt de cliënt in 92% van de gevallen binnen een werkdag telefonisch benaderd door die klantadviseur.
Bij de backoffice gaat het om een efficiënte, klantgerichte en klantvriendelijke uitvoering van het eigen bijdrageproces. Zo worden in de keten niet meer via papier gegevens aan CAK BV geleverd, alle aanlevering van gegevens vindt digitaal plaats. Daarnaast is de Basisregistratie Inkomensgegevens (BRI) geïmplementeerd. Hierdoor worden mutaties in inkomensgegevens van cliënten geautomatiseerd ontvangen. Cliënten hoeven mutaties dus niet meer zelf aan CAK BV door te geven. Dit komt de klantvriendelijkheid ten goede. Ook is in overleg met de andere organisaties in de keten een verbeterde werkwijze afgesproken als blijkt dat de aangeleverde zorggegevens niet juist zijn. Hierdoor kan CAK BV, indien er sprake is van incorrecte zorggegevens, de cliënt sneller van een reactie voorzien. Daarnaast wordt gewerkt aan structurele verbeteringen en veranderingen van de werkprocessen op de middellange en lange termijn.
De leden van de SP-fractie wensen een toelichting op de stelling in de memorie van toelichting dat CAK BV op een «klantgerichte» en «klantvriendelijke» wijze de taken dient te vervullen. Zij menen dat mensen die te maken krijgen met CAK BV geen klanten zijn die vrijwillig een product afnemen, maar burgers die een speciale verhouding van rechten en plichten hebben met de boven hen gestelde overheid. Zij verwijzen naar de kritiek van de Nationale ombudsman op de verzakelijking en juridisering van de relatie burger-overheid en zijn benieuwd naar de reactie van de regering op dit onderwerp.
Met de leden van de SP-fractie ben ik het eens dat de mensen die met CAK BV te maken hebben, geen klanten zijn die vrijwillig van CAK BV een product afnemen. Integendeel, zij zijn verplicht de door CAK BV opgelegde eigen bijdrage te betalen of komen, op grond van de vastgestelde criteria, in aanmerking voor een compensatieregeling eigen risico of een tegemoetkoming in het kader van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Ik besef daarbij terdege dat de vrijheid voor burgers in deze betrekkelijk is. Het gaat immers om mensen met een aandoening of beperking die zorg nodig hebben. Desalniettemin is het van belang dat CAK BV de burgers goed benadert en vriendelijk bejegent, zoveel mogelijk rekening houdend met de wensen van die burgers.
Ik ben het eens met de kritiek van Nationale Ombudsman over de verzakelijking en juridisering van de relatie burger-overheid. Ik ben dan ook blij dat de Nationale Ombudsman zijn rapport «Zorg voor duidelijke brieven» (rapportnummer 2010/085) heeft uitgebracht. Het rapport is een goede handreiking aan CAK BV voor de formulering van de beschikkingen van CAK BV zodanig dat zij niet alleen Awb-conform zijn, maak ook duidelijk maken waarom, op basis waarvan, waarover beslist is, wat van de ontvanger verwacht wordt en wat de ontvanger kan doen als deze de beschikking niet begrijpt of wanneer deze het niet eens is met de inhoud daarvan. Veel bezwaar- en klachtprocedures komen voort uit misverstanden en miscommunicatie, zo merkt de Nationale Ombudsman op. Deze kunnen door duidelijke beschikkingen en communicatie daarover voorkomen worden.
CAK BV is het daar mee eens en is constructief met de aanbevelingen aan de slag gegaan. De Nationale Ombudsman en CAK BV zijn samen een traject gestart om de kennisgevingen, beschikkingen en facturen te verbeteren. Dit heeft geleid tot een andere wijze van formuleren van beschikkingen die in 2011 worden verstuurd. De facturen en kennisgevingen worden momenteel onder de loep genomen.
De leden van de CDA-fractie vragen welke maatregelen genomen gaan worden om bij de uitvoering van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) de interface tussen de complexe uitvoeringspraktijk en de cliënten te verbeteren.
In antwoord hierop merk ik op dat CAK BV ernaar streeft om het cliënten zo makkelijk mogelijk te maken. Om administratieve lasten voor burgers te beperken streeft CAK BV er naar om voor wat betreft de voor de tegemoetkoming relevante brongegevens zoveel als mogelijk uit te gaan van bestaande registraties bij andere partijen, of bij CAK BV zelf. Dit voor zover daarvoor een wettelijke grondslag bestaat.
CAK BV heeft voorts verschillende maatregelen genomen om de cliënt in de uitvoering centraal te stellen, waaronder in de organisatie van de front-office en back-office. Daarnaast is er ten behoeve van de Wtcg een elektronisch klantportaal ontwikkeld waar cliënten met behulp van Digi-D hun gegevens kunnen inzien en wijzigen. Ook kunnen zij via dit portaal een vraag stellen, informatie opvragen, een aanvraag doen of een bezwaar indienen. In het portaal is daarna ook te zien wat de status is van het gevraagde.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag de stand van zaken ten aanzien van de aanbevelingen van Berenschot. In het bijzonder wordt gevraagd of door de omzetting het kritisch vermogen van de uitvoeringsorganisatie ten aanzien van VWS met betrekking tot knelpunten en de complexiteit van de uitvoeringspraktijk toeneemt en hoe dergelijke verbeterpunten gewaarborgd zullen worden bij het publiekrechtelijk zbo.
In antwoord op de vraag naar de stand van zaken rond de aanbevelingen van Berenschot kan ik aangeven dat de uitvoering op schema ligt. Het gaat dan om het geheel van de bestuurlijke inbedding (omvorming), het verbeteren van de informatieketen en de organisatorische toerusting van CAK BV (front-office, back-office en de verzakelijking). Op constructieve wijze wordt door CAK BV stapsgewijs gewerkt aan de benodigde verbeteringen.
Wat betreft het kritisch vermogen: CAK BV brengt sinds het Berenschot rapport al structureel uitvoeringstoetsen uit over voorgenomen wet- en regelgeving en andere relevante maatregelen.
Tussen VWS en CAK BV worden afspraken gemaakt over de governance in de huidige situatie. Na de omvorming tot publiekrechtelijk zbo geldt dat er tussen de minister en het zbo sprake zal zijn van een heldere bevoegdheden- en verantwoordelijkheidsverdeling. Ook zullen dan de governance afspraken worden aangepast aan de nieuwe situatie.
De leden van de D66-fractie vragen of zowel de goedgekeurde begroting, als de jaarrekening, als het jaarverslag van het zbo CAK jaarlijks door de minister aan de Kamer verstrekt, en zo ja, op welk moment dit gebeurt.
Mijn uitgangspunt hierbij is de Kaderwet zbo’s. Deze bepaalt dat het jaarverslag van het CAK aan de Kamer wordt toegezonden. De jaarrekening is in het jaarverslag opgenomen. Daarnaast is uit oogpunt van transparantie in bijgevoegd conceptwetsvoorstel (artikel 51c) bepaald dat het CAK na goedkeuring het werkprogramma, de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening algemeen verkrijgbaar stelt, bijvoorbeeld door plaatsing van de documenten op het internet.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de stand van zaken is in de besprekingen met de VNG over de manier waarop de beheerskosten van de vaststelling en inning van eigen bijdragen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning worden gefinancierd.
In reactie hierop het volgende. De VNG is in de gelegenheid gesteld te reageren op het conceptwetsvoorstel. De VNG heeft hierop aangegeven zich te kunnen vinden in de overgang naar de centrale financiering. De VNG pleit ervoor dat de VNG in het bestuur van het zbo plaats zal nemen om invloed uit te kunnen oefenen op het beleid en de bedrijfsvoering van het CAK. Het kabinet ziet deze bestuursdeelname als onnodig en onwenselijk. Waar aan de orde kan de VNG zich tot het CAK en ook tot de minister wenden, net als andere belanghebbenden. Inzet is dat, in overleg met VNG, in april over de wijze van uitname uit het gemeentefonds wordt besloten. Zie ook het antwoord op een vraag van de leden van de D66-fractie verderop in deze nota.
De leden van de PvdA-fractie vragen tevens waarom de beheerskosten van de taak van het CAK om namens de zorgverzekeraars of het College voor zorgverzekeringen zorgaanbieders te betalen ook deel uitmaken van het door de minister te verstrekken budget.
In antwoord op deze vraag het volgende. In het concept-wetsvoorstel worden de verschillende budgetten voor beheerskosten voor de uitvoering van de wettelijke taken gebundeld tot één beheerskostenbudget om versnippering te voorkomen en de transparantie en het kostenbewustzijn te bevorderen. De beheerskosten voor het namens zorgverzekeraars of het CVZ verrichten van betalingen aan zorgaanbieders uit hoofde van de AWBZ vallen hier ook onder. Deze beheerskosten worden thans door het CVZ vanuit het AFBZ aan CAK BV uitbetaald.
De leden van de D66-fractie vragen hoe vaak de minister in overleg treedt met de VNG over de beheerskosten met betrekking tot de inning van de eigen bijdragen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uit het gemeentefonds en of afspraken hierover tussentijds gewijzigd kunnen worden. Voorts vragen zij op basis waarvan het totale budget aan beheerskosten wordt bepaald en welke instrumenten de minister ter beschikking staan om die kosten te maximeren.
In antwoord hierop het volgende. Allereerst moet worden bepaald voor welk bedrag het gemeentefonds met ingang van 2012 wordt gecorrigeerd (uitname gemeentefonds). Inzet is dat in april van dit jaar hierover wordt besloten in het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen, met Financiën, Binnenlandse Zaken, VWS en de VNG. Vervolgens zal in het kader van de begroting van het CAK jaarlijks de hoogte van de beheerskosten worden bepaald. De minister beslist hierbij over de toegekende middelen, na overleg over de door het CAK ingediende conceptbegroting. Desgewenst kan de VNG zich hierover tot de minister wenden.
De Algemene Rekenkamer heeft erop gewezen dat het nieuwe zbo niet gewezen is op de controlerechten van de Rekenkamer bij deze rechtspersoon. De regering stelt dat de Algemene Rekenkamer op grond van artikel 91, eerste lid, aanhef en onder d, van de Comptabiliteitswet 2001 wel controlerechten heeft. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering dit verschil van inzicht toe te lichten.
Het gaat hier om een misverstand. De Rekenkamer wees er op dat in de toelichting bij het wetsvoorstel nog geen passage was opgenomen over de controlerechten van de Rekenkamer. Naar aanleiding van de reactie van de Rekenkamer is dit alsnog opgenomen in de Memorie van Toelichting, namelijk aan het einde van paragraaf 7.
De VNG heeft aangegeven een vertegenwoordiging te willen in het bestuur van het zbo CAK, maar dat is niet in lijn met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen die bestuursleden niet zonder meer toestaat nevenfuncties te bekleden. De leden van de PvdA-fractie vinden dit een correcte redenering. Zij vragen daarbij of dit een trendbreuk is met eerder beleid voor bestuursleden bij CAK BV. Zal bij de instelling van het nieuwe zbo CAK ook een geheel nieuw bestuur aangesteld worden?
Bij mijn weten is er bij (oud-)directieleden van CAK BV geen sprake geweest van onverenigbare nevenfuncties. Kijkend naar de toekomst: inderdaad is op grond van de Kaderwet zbo’s de vervulling van ongewenste nevenfuncties bij leden van een zelfstandig bestuursorgaan niet toegestaan (artikel 13). Over de concrete benoeming van bestuursleden van het publiekrechtelijk zbo kan ik op dit moment nog geen mededelingen doen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat in de memorie van toelichting de opvattingen van CAK BV en zijn aandeelhouders niet zijn weergegeven. Deze leden vragen of de regering kan aangeven wat de opvatting van CAK BV en zijn aandeelhouders is ten aanzien van de omzetting van de organisatie van het privaatrechtelijk zbo CAK (CAK BV) naar een publiekrechtelijk zbo CAK.
In antwoord hierop, zoals CAK BV al in reactie op het advies van Berenschot heeft aangegeven is het geen principieel tegenstander van het omvormen van CAK BV tot een publiekrechtelijk zbo met eigen rechtspersoonlijkheid. Een overgang naar een baten-lastendienst is voor CAK BV een beduidend grotere stap.
Vanuit CAK BV en de aandeelhouders van CAK BV wordt benadrukt dat de omvorming tot publiekrechtelijk zbo geen negatieve gevolgen mag hebben voor de continuïteit van de taakuitvoering en daarmee op de kwaliteit van dienstverlening. Verder is voor het CAK van belang dat de organisatie voldoende concurrentiekracht moet kunnen blijven behouden op de arbeidsmarkt. Volgens het CAK is dit binnen de CAO die gebruikelijk is bij de overheid een punt van aandacht. Voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden en het toekomstperspectief van het huidige personeel betekent dit dat de medewerkers er volgens de directie niet op achteruit zullen mogen gaan, er door de omvorming tot zbo ook niet op vooruit hoeven te gaan en dat medewerkers hetzelfde toekomstperspectief behouden als in de huidige situatie. CAK BV geeft verder aan dat het voor de CAK-medewerkers van groot belang is dat de energie kan worden besteed aan het dagelijkse werk, ook nu het verbeterprogramma in een belangrijk stadium verkeert.
Vanuit VWS is en wordt intensief met CAK BV overlegd, onder andere over de inhoud van voorliggend concept wetsvoorstel. Wat betreft de hierboven vermelde opstelling van het CAK over de arbeidsvoorwaarden van de huidige CAK-medewerkers wil ik aangeven dat ik begrip heb voor dit standpunt. Vanuit mijn verantwoordelijkheid is voor mij leidend dat de overgang voor de CAK-medewerkers op een zorgvuldige wijze wordt vormgegeven, met inachtneming van de geldende juridische kaders. Kijkend naar de wat langere termijn is mede van belang dat de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers van dit zbo in verhouding staan tot die van het personeel van andere zbo’s en dat de arbeidsvoorwaarden van de huidige CAK-medewerkers in verhouding staan tot die van nieuwe medewerkers binnen het CAK. Ook reken ik het tot mijn verantwoordelijkheid de budgettaire consequenties van de overgang zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te beperken. Het gaat immers om belasting- en premiegeld waardoor soberheid voor mij een vereiste is.
Met betrekking tot de concurrentiekracht van het CAK als werkgever benadruk ik dat het ARAR/BBRA goede mogelijkheden biedt om voor mensen met bijzondere kennis en kunde aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden te bieden.
Deze leden vragen of er op basis van een gezamenlijke toekomstvisie inmiddels een overeenkomst is gesloten ten aanzien van het overdragen van de organisatie.
Hierop kan ik aangeven dat thans wordt gewerkt aan een overeenkomst, over de wijze waarop de voor de uitvoering van de publieke taken relevante activa en passiva over zullen gaan naar het publiekrechtelijk zbo (intentie-overeenkomst). De daadwerkelijke overdracht van de activa en passiva zal op een later moment plaatsvinden.
De leden van de CDA-fractie vragen of CAK BV als privaatrechtelijk rechtspersoon blijft bestaan of dat er sprake is van omzetting van de rechtspersoon. Indien CAK BV blijft bestaan voor de 7 fte niet-publiekrechtelijke taken, hoe wordt naamsverwarring dan voorkomen?
Of CAK BV als rechtspersoon blijft bestaan is niet aan het kabinet, maar aan de aandeelhouders van CAK BV. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt een publiekrechtelijk zbo CAK opgericht die de publieke taken gaat uitvoeren die thans door CAK BV worden uitgevoerd. Met de 7 fte wordt waarschijnlijk gedoeld op de formatie die door CAK BV op dit moment wordt ingezet voor de betalingen aan zorgaanbieders. Deze taak gaat vooralsnog over naar het publiekrechtelijk zbo (zie ook de vraag van de leden van het CDA in paragraaf 10). Vanwege het feit dat CAK BV na de inwerkingtreding van voorliggend concept-wetsvoorstel geen publieke taken meer uitvoert zal de naamsverwarring in de praktijk meevallen. Cliënten zullen weinig merken van de overgang. Zij zullen door CAK BV tijdig over de overgang worden geïnformeerd.
De leden van de fracties van de VVD, PvdA en D66 vragen naar de aangekondigde resultaten van de arbeidsvoorwaardenvergelijking en naar de financiële gevolgen daarvan.
In antwoord hierop het volgende. Het onderzoek over de arbeidsvoorwaarden is in de praktijk een gevoelig proces gebleken, waarbij in nauw overleg met CAK BV stapsgewijs in beeld is gebracht waar de arbeidsvoorwaarden van CAK BV gelijkwaardig zijn en waar deze verschillen van die van de ambtenaren bij de ministeries. Hierbij zijn onder andere PricewaterhouseCoopers (PwC) en het Expertisecentrum Arbeidsjuridisch ingeschakeld. Deze laatste organisatie ressorteert onder het ministerie van Binnenlandse Zaken. Onlangs is het overleg met de vakbonden van start gegaan. Naar verwachting zullen deze gesprekken in de loop van 2011 worden afgerond.
De gevoeligheid en het stapsgewijze karakter van het proces zijn er debet aan dat de aankondiging dat de Kamer voorafgaand aan het wetsvoorstel nader zou worden geïnformeerd, niet kon worden nagekomen. Met deze nota geef ik de Kamer alsnog deze informatie.
De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen heeft als uitgangspunt dat medewerkers in dienst van een ZBO dezelfde rechtspositie hebben als ambtenaren op de ministeries. Van dit uitgangspunt kan in uitzonderingssituaties worden afgeweken. In de situatie van de overgang van medewerkers van CAK BV is onderzocht of een dergelijke uitzondering noodzakelijk is. Uit de in samenwerking met CAK BV gemaakte analyses blijkt dat de arbeidsvoorwaarden van CAK BV op veel punten gelijkwaardig zijn en daardoor inpasbaar in ARAR/BBRA. Een uitzondering zoals hierboven aangegeven is derhalve niet nodig. De arbeidsvoorwaarden bij het publiekrechtelijk zbo CAK komen daarmee ook in lijn met die bij andere zbo’s in de zorg, zoals het CVZ en de NZa.
De meeste CAK-medewerkers gaan er bij een overgang naar het ARAR/BBRA wat op vooruit, omdat het Rijk deze functies relatief beter beloont. Het gaat dan om de groep medewerkers tot en met schaal 9. Voor een kleine groep CAK-medewerkers in de hogere salarisschalen (minder dan 20% van het personeelsbestand) geldt echter niet dat de beloning in het ARAR/BBRA relatief beter is, integendeel. Binnen het ARAR/BBRA geldt voor deze groep een relatief lager salarismaximum. Ook zijn sommige specifieke arbeidsvoorwaarden en breed tot de arbeidsvoorwaarden gerekende onkostenvergoedingen voor deze groep minder gunstig (respectievelijk pensioenen en bedrijfsauto’s). Inzet is om in de gesprekken met de bonden de wettelijk bestaande rechten van deze groep werknemers te eerbiedigen en tegelijkertijd waar mogelijk plussen en minnen die optreden als gevolg van de overgang in de arbeidsvoorwaarden, tegen elkaar uit te ruilen. Op die manier wordt een onnodig hoog beslag op de publieke middelen voorkomen. De kosten van de overgang in arbeidsvoorwaarden kunnen worden beïnvloed door de uitkomsten van het overleg met de bonden. Verwacht wordt dat het overleg met de bonden, dat onlangs is gestart, in de loop van 2011 wordt afgerond.
De leden van de fracties van PvdA, CDA en D66 zijn benieuwd naar de andere (eenmalige) transitiekosten.
In antwoord hierop, de overige transitiekosten worden op dit moment in overleg met CAK BV in beeld gebracht. Naar verwachting bedragen deze kosten ca. € 1 miljoen voor 2011 en 2012 tezamen. Ik zal, zodra dat mogelijk is, de Kamer hierover nader informeren.
De leden van de CDA-fractie vragen of er een vergoeding is overeengekomen met de eigenaars voor de investeringen die overgenomen worden door het publiekrechtelijk zbo en hoeveel die vergoeding bedraagt.
Voor mij is cruciaal dat de activa en passiva die overgaan vanuit CAK BV naar het publiekrechtelijk zbo zijn opgebouwd uit publieke middelen. In het kader van de eerder genoemde intentie-overeenkomst wordt met de eigenaren overeengekomen dat geen sprake zal zijn van een vergoeding aan de eigenaren.
Deze leden vragen tevens of er overeenstemming is met de VNG en welke afspraken met de VNG zijn gemaakt.
Voor de antwoorden hierop verwijs ik naar paragraaf 5 van deze nota.
Tevens vragen deze leden of een vergelijking gegeven kan worden van de huidige vergoedingen die betaald worden voor de publieke taken en de toekomstige beheerskosten zoals die door de minister zullen worden vastgesteld.
Het antwoord hierop kan nog niet en detail gegeven worden. Dit is afhankelijk van de besluitvorming over de begroting van het publiek zbo over 2012. Wel lijkt het logisch dat – uitgaande van de huidige publieke taken – deze beheerskosten in lijn zullen zijn met het totaal van de huidige vergoedingen voor de uitvoering van de publieke taken. Dit exclusief meerkosten die het gevolg zijn van de overgang naar publiekrechtelijk zbo.
De ambtenaren van het nieuwe publiekrechtelijk zbo zullen onderdeel uitmaken van de rijksoverheid. De leden van de CDA-fractie merken op dat er een initiatiefwetsvoorstel ingediend is om de rechtspositie van ambtenaren gelijk te schakelen aan die van werknemers. Daarom vragen deze leden of het niet logisch is om de medewerkers een privaatrechtelijk dienstverband te laten behouden.
Zoals ik in het voorgaande heb aangegeven is het uitgangspunt van de Kaderwet zbo’s dat werknemers bij zbo’s dezelfde rechtspositie hebben als ambtenaren op een ministerie. Met een keuze voor behoud van een privaatrechtelijk dienstverband zou op de muziek vooruit worden gelopen. De startdatum van het publiekrechtelijk zbo is immers nu al te voorzien en die van een aangepaste rechtspositie van alle ambtenaren nog niet. Overigens zou het behouden van een privaat dienstverband onverlet laten dat ook in die situatie harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden van dit publiekrechtelijk zbo ten opzichte van andere publieke zbo’s nodig is.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens wat de gevolgen zijn van de omzetting voor de door de regering voorgenomen en ingezette taakstellingen op de overheid en het ministerie van VWS in het bijzonder. Zij vragen of er na deze omzetting nog vervolgstappen te verwachten zijn voor het CAK ten aanzien van de voorgenomen taakstelling op Rijk, agentschappen en uitvoerende zbo’s, door bijvoorbeeld clustering.
In antwoord op deze vragen van de CDA-fractie kan ik aangeven dat de omzetting van CAK BV naar een publiekrechtelijk zbo op zichzelf geen gevolgen heeft voor de taakstelling. Wel is het zo dat dit zbo – net als andere publiekrechtelijk zbo’s – na de omvorming eenvoudiger onder het bereik van toekomstige taakstellingen kan worden gebracht.
Over eventuele vervolgstappen zoals de door deze leden genoemde mogelijke clustering kan ik u op dit moment geen mededelingen doen, anders dan dat wordt gewerkt aan de meer concrete uitwerking van de voornemens op het gebied van clustering van uitvoeringsdiensten uit het regeerakkoord.
De leden van de CDA-fractie constateren dat enerzijds in de memorie van toelichting staat dat de wijziging geen gevolgen heeft voor de administratieve lasten. Anderzijds staat er dat bijvoorbeeld de eenvoudiger financiering de administratieve lasten voor gemeenten vermindert. Deze leden vragen wat waar is en of de wijziging bovendien geen juridisch-administratieve gevolgen heeft voor de besluiten van het zbo.
In antwoord hierop, daar waar wordt vermeld dat het concept-wetsvoorstel geen gevolgen heeft voor de administratieve lasten worden bedoeld de administratieve lasten voor burgers en bedrijven om te voldoen aan informatieverplichtingen van wet- en regelgeving van de overheid. Deze worden door de omvorming van CAK BV niet beïnvloed. Door de bundeling van de beheerskosten tot één integraal budget ontstaat wel een vereenvoudiging voor het CAK. Het CAK heeft daardoor nog maar met een organisatie te maken als het gaat om de financiering van zijn beheerskosten. Voor gemeenten wordt de uitvoering wat eenvoudiger door de centrale financiering van de beheerskosten. De administratieve lasten voor gemeenten verminderen op dit punt derhalve.
De omvorming tot een publiekrechtelijk zbo heeft geen gevolgen voor de besluiten van het zbo. Besluiten die het bestuursorgaan CAK BV thans neemt ter uitvoering van de wettelijke taken (die niet veranderen) zijn ook nu al besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
De leden van de VVD-fractie hebben signalen ontvangen dat mantelzorgers moeten meebetalen, omdat zij worden gerekend tot fiscale partner van de zorgvrager. Deze leden vragen de problematiek nader te duiden: hoe groot het probleem is en welke gevolgen dit heeft voor de mantelzorgers in Nederland.
Ik neem aan dat met deze vraag specifiek wordt gedoeld op de fiscale behandeling van de inkomsten van mantelzorgers, waaronder het mantelzorgcompliment. Voor de volledigheid zal ik ook ingaan op de wijze van bepaling van de hoogte van de eigen bijdragen AWBZ.
Er zijn in Nederland ruim 2,6 miljoen mensen die langere tijd intensief voor hun zieke familieleden of vrienden zorgen. Deze mantelzorgers kunnen verschillende bronnen van inkomsten hebben. Een mantelzorger kan (een deel van deze) inkomsten verkrijgen vanuit het persoonsgebonden budget (pgb) van de zorgvrager. Over deze inkomsten is de mantelzorger belasting verschuldigd. Hier wordt immers een beroep uitgeoefend en net als professionele zorgverleners is men over het salaris belasting verschuldigd. Hierbij geldt de normale belastingwetgeving, waaronder de bepalingen aangaande fiscaal partnerschap.
Als blijk van waardering kunnen mantelzorgers een financieel extraatje, het mantelzorgcompliment, krijgen. De mantelzorger is over het mantelzorgcompliment géén belasting verschuldigd. Het mantelzorgcompliment telt niet mee voor zijn of haar inkomen. Ook heeft het mantelzorgcompliment geen gevolgen voor een eventuele uitkering, zorgtoeslag of huurtoeslag van de mantelzorger. Voor een zorgvrager heeft het geven van een mantelzorgcompliment geen invloed op de hoogte van een eventueel pgb.
Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage AWBZ geldt een systeem gebaseerd op draagkracht van beide partners. Daarbij is niet relevant hoe dat inkomen verdiend is. Dus ook het inkomen dat is verdiend door de verzorging van de eigen partner telt mee. Het huishouden heeft daardoor een hogere draagkracht gekregen. Anders gezegd: ook wanneer de partner niet vanuit een salaris maar uit een pgb in zijn of haar inkomen voorziet, telt dit inkomen mee voor de bepaling van de eigen bijdrage AWBZ. Het zou onredelijk en onevenwichtig zijn om een onderscheid te maken in de bron van de inkomensvoorziening van de partner.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het voornemen om de taken en de risico’s van regionale zorgkantoren door de zorgverzekeraars te laten overnemen, zodat patiënten qua medische zorg nog maar met één loket te maken hebben.
In reactie op deze vraag kan ik beamen dat het voornemen om de taken van de zorgkantoren over te laten nemen door de zorgverzekeraars inderdaad gevolgen kan hebben voor de taken die het publiekrechtelijk zbo CAK in de toekomst gaat verrichten. Het is mogelijk dat genoemd voornemen ertoe leidt dat de taak om namens zorgverzekeraars of het CVZ betalingen aan zorgaanbieders te verrichten voor de AWBZ, in de toekomst niet langer door het CAK zal worden uitgevoerd, maar door de zorgverzekeraars. Voor wat betreft voorliggend wetsvoorstel is dit op zich niet ingrijpend. Het gaat om de taak genoemd in onderdeel e van artikel 49 van dit wetsvoorstel, welke dan wellicht over enige tijd geschrapt moet worden. Voor het CAK zijn de consequenties relatief beperkt. Qua capaciteit is dit voor het CAK een relatief kleine taak (ca 7 fte).
Artikel I, onderdeel B
Artikel 51b
In artikel 51b staat dat het zbo CAK goedkeuring van de minister nodig heeft, wanneer de totale omvang van het in de begroting opgenomen bedrag gewijzigd wordt en wanneer de wijziging per groep van kostensoorten en baten tot gevolg heeft dat de beheerskosten die ermee gemoeid zijn hoger zijn dan vijf procent. De leden van de D66-fractie willen weten op basis van welke gegevens de minister jaarlijks de begroting voor het zbo CAK bepaalt en wat de criteria zijn op basis waarvan het CAK (even afgezien van de noodzakelijke goedkeuring van de minister hiervoor) op voorhand weet dat het van de begroting mag afwijken.
Voor wat betreft de vraag over de hoogte van de begroting kan ik aangeven dat een concept-begroting wordt beoordeeld mede kijkend naar historische cijfers, de omvang van het takenpakket van het zbo en andere ontwikkelingen. Om enige flexibiliteit mogelijk te maken is in onderhavig wetsvoorstel een artikel opgenomen, artikel 51b, waardoor het CAK zonder goedkeuring van de minister binnen verantwoorde marges kan schuiven tussen de verschillende onderdelen van de beheerskosten. Randvoorwaarden zijn dat de totale omvang van de beheerskosten niet wijzigt en de omvang van de verschuiving relatief beperkt is (niet meer dan 5 procent). Een soortgelijke bepaling geldt voor de NZa en het CVZ. Het zbo legt hier achteraf verantwoording over af.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32543-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.