32 534 Implementatie van het op 23 februari 2006 te Geneve tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93)

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 maart 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift «Hoofdstuk 1. Ministerie van Verkeer en Waterstaat» wordt vervangen door: Hoofdstuk 1. Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

B

In artikel I, onderdeel A, wordt onder vernummering van het tweede tot en met het zesde subonderdeel tot het derde tot en met het zevende subonderdeel, een subonderdeel ingevoegd, luidende:

2. In onderdeel a wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

C

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 2 als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt: en die niet buiten het zicht van de Nederlandse kust worden gebracht.

2. In het derde lid vervalt: en op traditioneel gebouwde schepen.

D

In artikel I, onderdeel C, onder 2, wordt aan artikel 4 een zevende lid toegevoegd, luidende:

7. Toestemming van de kapitein is niet nodig voor het in een aanloophaven verlaten van het schip voor het, wanneer dit mogelijk is, onverwijld raadplegen van een arts of tandarts.

E

In artikel I, onderdeel D, onder 2, wordt «de artikelen 48a en 64» vervangen door: de artikelen 48a, vierde lid, en 64.

F

Artikel I, onderdeel U, wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 48a, eerste lid, vervalt de laatste volzin.

2. Artikel 48a, vijfde lid, komt te luiden:

5. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op vissersvaartuigen.

3. In artikel 48c, eerste lid, onderdeel m, wordt «artikel 69d, derde lid» vervangen door: artikel 69d, tweede lid.

4. Artikel 48e, tweede lid, komt te luiden:

2. Onze Minister kan een certificaat intrekken, wanneer blijkt dat:

a. de bouw, de inrichting of de uitrusting van het schip waarvoor krachtens artikel 48 gestelde voorschriften gelden, in belangrijke mate afwijkt van de gegevens van het certificaat;

b. het schip of de scheepsbeheerder niet langer voldoet aan de in artikel 48c, eerste lid, bedoelde voorschriften of aan de voor het desbetreffende schip afgegeven verklaring naleving maritieme arbeid en de vereiste corrigerende maatregelen niet zijn getroffen.

G

Artikel VII komt te luiden:

ARTIKEL VII OMHANGBEPALINGEN

Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel JJ, van deze wet berust:

a. het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, voor zover dit berustte op de Zeevaartbemanningswet, op de artikelen 16, 18, derde, vierde, vijfde en zesde lid, 19, eerste lid, 22, eerste lid, 25, eerste lid, 34, eerste lid, 36, 44, eerste lid, 64 en 71, eerste en vierde lid, van de Wet zeevarenden;

b. het Besluit zeevisvaartbemanning, voor zover dit berustte op de Zeevaartbemanningswet, op de artikelen 16, 17, eerste lid,18,derde, vierde, vijfde en zesde lid, 19, eerste lid, 22, eerste lid, 25, eerste lid, 34, eerste lid, 36, 40 eerste lid, 44, eerste lid, 64 en 71, eerste lid, van de Wet zeevarenden;

c. het Examenbesluit zeevaartdiploma's 1991 op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

d. het Examenreglement zeevisvaart op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

e. het Diensttijdreglement zeevisvaart op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

f. het Besluit zeevaartdiploma's experimenterend hoger nautisch onderwijs op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

g. het Besluit bijzondere verkrijging diploma's kleine handelsvaart op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

h. het Besluit bijzondere verkrijging voorlopig diploma als scheepswerktuigkundige op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

i. het Besluit bijzondere verkrijging diploma A als scheepswerktuigkundige op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

j. de Regeling normen ter bepaling uitslag zeevisvaartexamens op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

k. de Regeling gegevens aanvraag bemanningscertificaat zeevisvaart op artikel 17, vierde lid, van de Wet zeevarenden;

l. de Regeling certificering scheepsbeveiligingsfunctionarissen, voor zover die berustte op de Zeevaartbemanningswet, op artikel 21 van de Wet zeevarenden;

m. de Regeling tarieven scheepvaart, voor zover die berustte op de Zeevaartbemanningswet, op artikel 62, aanhef en onderdelen a tot en met d, f, h, i en j, van de Wet zeevarenden;

n. de Regeling stageduur en stagevervangende medische trainingen zeevarenden op artikel 19, derde en vierde lid, van de Wet zeevarenden.

H

Het opschrift «Hoofdstuk 2. Ministerie van Justitie» wordt vervangen door:

Hoofdstuk 2. Ministerie van Veiligheid en Justitie.

I

In artikel VIII, onderdeel B, vervalt in artikel 693 de komma na «734».

J

Artikel VIII, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 699 wordt als volgt gewijzigd:

a. In lid 6 wordt na «en» een komma geplaatst.

b. Lid 9 komt te luiden:

9. de door de werkgever aan de zeevarende te verstrekken prestaties voor geneeskundige zorg en sociale zekerheidsuitkeringen;.

2. In artikel 706 lid 1, onderdeel b, vervalt «of».

3. In artikel 719 lid 2 wordt «tengevolge van» vervangen door: ten gevolge van.

4. In artikel 734a lid 2, onderdeel a, vervalt «en».

5. Artikel 734d lid 4 wordt op een nieuwe regel geplaatst.

6. In artikel 734k lid 1,wordt «artikel 738» vervangen door: artikel 734d.

7. In artikel 734m lid 2 wordt «als bedoeld in artikel 734k» vervangen door: als bedoeld in het eerste lid.

8. Het opschrift boven artikel 735 komt te luiden: De tijdelijk aan boord van een zeeschip werkzame werknemer.

9. In artikel 735 wordt de zinsnede «indien en voor zolang hij arbeid aan boord van een zeeschip verricht» vervangen door: indien en voor zolang hij gedurende de reis arbeid aan boord van een zeeschip verricht.

10. In artikel 736 lid 2 wordt de zinsnede «indien en voor zolang hij arbeid aan boord van een zeeschip verricht» vervangen door: indien en voor zolang hij gedurende de reis arbeid aan boord van een zeeschip verricht.

11. In artikel 739 wordt, onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d, na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. kustvisserij: de kustvisserij in de zin van artikel 1, vierde lid, onder c, van de Visserijwet 1963;.

12. Artikel 745 komt te luiden:

Artikel 745

Voor de zeevarenden in de zeevisserij, wier loon bestaat uit een aandeel in de vangst of de opbrengst daarvan, wordt voor de toepassing van:

a. de artikelen 719 lid 3, 732, 734, 734b, 734d, 734f, 734h, 734j en 734l onder loon verstaan het voor hen bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedrag, en

b. artikel 729 lid 1 onder loon verstaan het garantieloon.

K

De letter «E» boven «Boek 8 wordt als volgt gewijzigd»: wordt vervangen door de letter «D».

L

Artikel IX, onderdeel G, komt te luiden:

G

De artikelen 392a tot en met 452p vervallen, behoudens voor zover het betreft de toepassing of overeenkomstige toepassing van deze artikelen ingevolge de artikelen 452q, 452t, 452u en 452w.

M

Artikel XII komt te luiden:

ARTIKEL XII OVERGANGSBEPALINGEN

1. Het bepaalde bij en krachtens artikel 407 van het Wetboek van Koophandel alsmede artikel 470a van het Wetboek van Strafrecht blijven na het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen IX, onderdeel G, en XI, onderdeel B, van toepassing met betrekking tot vissersvaartuigen.

2. Het bepaalde bij en krachtens artikel 407, eerste en derde tot en met zevende lid, van het Wetboek van Koophandel ten aanzien van de verblijven van de schepeling aan boord, alsmede kombuizen en andere ruimten voor de voeding, blijft na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IX, onderdeel G, van toepassing met betrekking tot schepen waarvan de kiel is gelegd of de bouw zich in een soortgelijk stadium bevond voor dat tijdstip.

N

Artikel XIII wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «wijziging van titel 7.13» vervangen door: vaststelling van titel 7.13.

2. Het opschrift van afdeling 9 komt te luiden: AFDELING 9. VAN DE VENNOOTSCHAP VAN ZEEVARENDEN IN DE ZEEVISSERIJ.

O

Na artikel XIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIIIa AANPASSING ARTIKEL IX, ONDERDEEL G

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 december 2002 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II, 28746) tot wet is of wordt verheven en eerder in werking is getreden of treedt dan artikel IX, onderdeel G, van deze wet, komt artikel IX, onderdeel G, van deze wet te luiden:

G

De vierde titel van het tweede boek vervalt.

P

In artikel XIV wordt «1 827» telkens vervangen door: 1827.

Q

Het opschrift «Artikel XVI Inwerkingtreding» wordt vervangen door: Artikel XVII Inwerkingtreding.

Toelichting

Onderdelen A, B en H

Vanwege de vorming van het nieuwe Ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt het opschrift «Hoofdstuk 1» en de omschrijving van «Onze Minister» aangepast.

Vanwege de vorming van het nieuwe Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt het opschrift van Hoofdstuk 2 aangepast.

Onderdeel C, onder 1

In de uitzonderingsbepaling voor schepen die in beperkte mate  buitengaats komen (het voorgestelde artikel 2, tweede lid, onder a), omdat zij voor wat betreft de bemanning onder de binnenvaartregelgeving vallen komt de zinsnede «en die niet buiten het zicht van de Nederlandse kust worden gebracht» te  vervallen. De overeenkomstige uitzonderingsbepalingen van het MAV en het STCW-verdrag1 voor schepen die varen op beschutte wateren en dergelijke, die is verwerkt in de begripsomschrijvingen van «schip» van deze verdragen, bevatten deze zinsnede niet. Met gebruikmaking van de vrijstellingsmogelijkheden van artikel 2, vijfde en zesde  lid, van de wet kunnen zonodig overeenkomstig artikel  II, vijfde of zesde lid, van het MAV dan wel artikel VI, derde lid, of bijvoorbeeld norm A3.1, 20ste lid, van het verdrag specifieke aanvullende  uitzonderingen worden geregeld om aan te geven tot welke afstand deze schepen buitengaats kunnen komen, zonder onder de werking van de Wet zeevarenden te komen vallen.

Onderdeel C, onder 2

Het MAV is niet van toepassing op traditioneel gebouwde schepen. Het verdrag geeft aan dat in dit kader gedacht kan worden aan dhows en jonken. Omdat deze categorie schepen niet nader is aangeduid, is in de praktijk onduidelijk welke schepen het betreft. Het voorgestelde artikel 2, vijfde lid, maakt het mogelijk bij ministeriële regeling voor categoriëen van schepen uitzonderingen te maken en daarbij zo precies als nodig is te bepalen welke schepen tot deze categorieën behoren. Met de sector is hierover nog overleg gaande. De uitzondering in artikel 2, derde lid, ten aanzien van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 4B en hoofdstuk 7, paragrafen 8 en 9, voor de traditioneel gebouwde schepen is wellicht niet of niet in volle omvang nodig en kan op wetsniveau beter vervallen, omdat waar nodig de genoemde uitzonderingsmogelijkheid van het vijfde lid kan worden benut.

Onderdeel D

Deze wijziging is toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag. Het betreft een toevoeging van een lid 7 aan artikel 4 Wz in verband met het raadplegen van een arts of tandarts.

Onderdeel E

Op grond van norm A2.7, derde lid, van het MAV moet bij de vaststelling van de bemanningssamenstelling rekening worden gehouden met alle vereisten van voorschrift 3.2 en norm A3.2 die betrekking hebben op voeding en catering. Navraag bij de ILO heeft uitgewezen dat hier bedoeld is te bezien of een gediplomeerde scheepskok of een andere persoon die belast is met de voedselbereiding en daartoe een opleiding of instructie heeft gekregen, deel uitmaakt van de vast te stellen bemanning. De overige aspecten van voeding en drinkwater uit voorschrift 3.2 en norm A3.2 worden reeds in het kader van het certificaat en de verklaring naleving maritieme arbeid beoordeeld. Derhalve moet in artikel 8, tweede lid, onderdeel d, van de Wz niet naar artikel 48a in zijn geheel worden verwezen, maar alleen naar het vierde lid, dat handelt over degene die aan boord tot taak heeft de voeding voor de zeevarenden te beheren en te bereiden.

Onderdeel F

In de memorie van toelichting is aangegeven dat artikel 48a, vijfde lid, dient ter vervanging van artikel 452d van het Wetboek van Koophandel (WvK). De laatste volzin van artikel 48a, eerste lid, is hiermee in tegenspraak. Met de voorgestelde wijziging van het eerste lid wordt deze contradictie opgeheven. De voorgestelde wijziging van het vijfde lid, regelt dat het eerste tot en met het derde lid van artikel 48a buiten toepassing blijven voor vissersvaartuigen. Op deze manier wordt voorkomen dat de regelgeving ten aanzien van accommodatie en voeding voor vissersvaartuigen versnipperd raakt. Voor de vissersvaartuigen blijven namelijk op grond van het bij deze nota van wijziging aangepaste artikel XII, eerste lid, van het wetsvoorstel de voorschriften van het Schepelingenbesluit voor de huisvesting aan boord van toepassing. Het is uit het oogpunt van overzichtelijkheid van toepasselijke regelgeving voor vissersvaartuigen niet wenselijk dat voor de onderwerpen voeding, drinkwater en drank aan boord dan wel weer de regeling zeevarenden van toepassing zou zijn.

In onderdeel 3, wordt een onjuiste verwijzing in artikel 48c van de Wet zeevarenden gecorrigeerd. Voorts wordt in onderdeel 4 door een redactionele bepaling artikel 48e, tweede lid, in de juiste lay-out geplaatst.

Onderdeel G

In de opsomming in artikel VII van besluiten en regelingen die worden «omgehangen» kunnen enkele regelingen worden geschrapt, omdat die regelingen in het kader van de implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag moeten worden gewijzigd en bij die gelegenheid in de bedoelde regelingen zelf tot uiting zal worden gebracht dat zij voortaan berusten op de Wz en op welke bepalingen van die wet.

Onderdeel I

Dit betreft een technische wijziging.

Onderdeel J, onder 1 sub a

Dit betreft een technische aanpassing.

Onderdeel J, onder 1 sub b

Dit betreft een aanpassing die is toegezegd in de nota naar aanleiding van het verslag. In dit onderdeel wordt een onjuiste vertaling van het woord «benefits»(Norm A2.1, lid 4, aanhef en onderdeel h) gecorrigeerd. De correcte vertaling luidt «prestaties».

Onderdeel J, onder 2 tot en met 8

Dit betreffen technische aanpassingen.

Onderdeel J, onder 9 en 10

Het voorgestelde artikel 7:735 BW heeft betrekking op de situatie dat een werknemer die gewoonlijk arbeid aan de wal verricht, tijdelijk werkt aan boord van een zeeschip. Artikel 7:736 lid 2 BW ziet op de situatie dat deze werknemer een arbeidsovereenkomst naar buitenlands recht heeft. Het betreft hier de werknemer die zijn werkzaamheden, bijvoorbeeld reparatiewerkzaamheden, verricht terwijl hij op het zeeschip meevaart en niet de werknemer die de werkzaamheden aan boord in de haven verricht. Bedoeld is alleen de werknemer die op grond van een bestaande gewone arbeidsovereenkomst tijdelijk zijn werkzaamheden aan boord uitoefent en in verband daarmee op het schip meevaart, recht te geven op de bescherming van een aantal bepalingen van de zeearbeidsovereenkomst. Om dit te verduidelijken, worden de woorden «gedurende de reis» aan de tekst van artikel 735 en artikel 736 lid 2 toegevoegd.

Onderdeel J, onder 11

Dit betreft een aanpassing die is toegezegd in de nota naar aanleiding van het verslag. Het betreft de opname van een definitie van kustvisserij.

Onderdeel J, onder 12

Het in artikel VIII, onderdeel C, voorgestelde artikel 7:745 BW bepaalt dat voor deelvissers, voor de toepassing van de artikelen 719, lid 3, 729, lid 1, 732, 734, 734b, 734d, 734f, 734h, 734j en 734l van Boek 7 van het BW onder loon wordt verstaan het garantieloon. In het huidige artikel 452h van het WvK is geregeld dat in geval van ziekte e.d. (die zullen worden geregeld in de voornoemde artikelen 734 tot en met 734l BW) voor deelvissers als loon geldt het voor hen bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedrag. In het Besluit aanspraken van schepelingen, dat zal opgaan in het Besluit aanspraken zeevarenden, is geregeld dat in bedoelde gevallen als loon, berekend naar de tijdruimte van een maand, het bedrag geldt dat verkregen wordt door het dagloon krachtens de Ziektewet te vermenigvuldigen met 313/12. Dit leidt in vrijwel alle gevallen tot een hoger loon dan het garantieloon. Het nieuwe artikel 7: 745 BW zou voor die situaties derhalve tot een verslechtering van de huidige bescherming leiden, hetgeen niet is beoogd. Om die reden wordt met deze nota van wijziging voor die situaties – evenals in artikel 452h van het WvK – bepaald dat onder loon wordt verstaan het bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedrag.

Tevens ligt het in de rede om bij werkloosheid als gevolg van een scheepsramp (artikel 719, lid 3 BW) en de schadevergoeding in verband met het opmaken van een scheepsverklaring (artikel 732 BW) als grondslag voor de uitkering eveneens uit te gaan van voormeld individueel historisch dagloon. Echter, als bij de aanvang van het dienstverband het schip niet kan vertrekken (artikel 729, lid 1) is er nog geen sprake van een historisch dagloon, bij de werkgever, en dan komt het garantieloon aan de orde. Dit past in het beloningssysteem zoals dat in de visserij geldt (deelloon met een bodemgarantie in de vorm van het garantieloon).

Onderdeel K

Dit betreft een technische aanpassing.

Onderdelen L en O

Deze aanpassingen zijn toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag en betreffen overgangsrecht.

Onderdeel M

Artikel XII wordt met deze nota van wijziging geherformuleerd, omdat bij de voorbereiding van de nieuwe uitvoeringsregels van de Wet zeevarenden is gebleken dat het nadere toespitsing en aanvulling behoeft.

Het MAV heeft geen betrekking op vissersvaartuigen. Voor vissersvaartuigen moeten de voorschriften van het Schepelingenbesluit over voeding en de verblijven, alsmede het kombuis en andere ruimten voor de voeding, op basis van artikel 407 WvK, voorshands van toepassing blijven, met inbegrip van het certificeringsregime van het tweede lid van dat artikel, evenals de daaraan, als sluitstuk, via artikel 470a WvSr verbonden strafsanctie. Artikel XII, eerste lid, voorziet daarin. Inhoudelijke aanpassing van een en ander kan aan de orde komen als besloten wordt tot bekrachtiging van ILO-verdrag C-188 over zeevarenden op vissersvaartuigen.

Voor andere schepen is een overgangsbepaling nodig ten behoeve van voortgezette toepasselijkheid van de bestaande accomodatievoorschriften (de voorschriften van het Schepelingenbesluit over de verblijven, het kombuis en andere ruimten voor de voeding) voor zover die schepen gebouwd zijn voor het tijdstip van het van kracht worden van het MAV voor Nederland. Die overgangsbepaling moet mede voorzien in voortgezette toepasselijkheid van beschikkingen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie op basis van het Schepelingenbesluit. Artikel XII, tweede lid, bevat deze overgangsbepaling. De bepaling knoopt aan bij de kiellegging van het schip of het bereiken van een vergelijkbaar constructiestadium, evenals het onderliggende Voorschrift A3.1, tweede lid, MAV. Het tijdstip waarop het MAV voor Nederland van kracht wordt zal in het Nederlandse wettelijk stelsel samenvallen met het tijdstip van intrekking van diverse bepalingen, waaronder artikel 407 van het WvK. Voor schepen (niet zijnde vissersvaartuigen) waarvoor de accommodatie-voorschriften van het Schepelingenbesluit van toepassing blijven is ofwel certificering niet meer aan de orde, ofwel voor schepen van 500 GT of meer die internationale reizen maken gaat die op in de bredere certificering van het MAV, zoals nader uitgewerkt in de artikelen 48b e.v. van de Wet zeevarenden. In de Regeling zeevarenden zal worden vastgelegd dat een schip dat onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IX, onderdeel G, beschikt over een geldig certificaat als bedoeld in artikel 407, tweede lid, van het WvK tijdens de op grond van laatstgenoemd artikel vastgestelde geldingsduur van dat certificaat niet in het kader van het onderzoek ter verkrijging van een eerste certificaat krachtens artikel 48c, derde lid, van de Wz zal worden onderworpen aan een onderzoek van de verblijven, het kombuis en andere ruimten voor de voeding.

Onderdeel N, onder 1

Dit betreft een technische aanpassing.

Onderdeel N, onder 2

Deze aanpassing vloeit voort uit de nota naar aanleiding van het verslag bij het goedkeuringswetsvoorstel en betreft de aanvulling van het opschrift van afdeling 9 van titel 7.13 BW (vennootschap).

Onderdelen O, P en Q

Dit betreffen redactionele aanpassingen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


X Noot
1

Het Standard of Training, Certification and Watschkeeping-verdrag, dat ook in de Zeevaartbemanningswet (om te dopen tot Wet zeevarenden) is geïmplementeerd.

Naar boven