Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32533 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32533 nr. 6 |
Ontvangen 13 december 2010
De regering heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en is verheugd met de positieve reacties van een aantal fracties op het onderhavige wetsvoorstel.
In het nu volgende zal achtereenvolgens worden ingegaan op de vragen over aanleiding en doel van het wetsvoorstel, de uitwerking en aanvullende wetgeving, over bescherming van persoonsgegevens en over het toezicht.
Aanleiding en doel
De leden van de fracties van de VVD en het CDA hebben vragen gesteld over de beoogde publiekscampagne rondom de lancering van de website. De website zal formeel door burgers kunnen worden geraadpleegd vanaf begin 2011. De officiële lancering zal plaatsvinden op 6 januari 2011. Het geheel wordt omlijst door een persconferentie. De campagne bestaat onder meer uit televisiecommercials, radiocommercials, internetcommercials en advertenties in vakbladen, gericht op het genereren van bekendheid met de naam en inhoud van de website mijnpensioenoverzicht.nl. Verder biedt de campagne mogelijkheden aan pensioenuitvoerders om deze te integreren in hun eigen communicatieactiviteiten.
Het totale richtbedrag voor de publiekscampagne voor geheel 2011 is € 1 300 000. Dit komt voor rekening van pensioenuitvoerders en de Sociale verzekeringsbank.
Verder vragen de leden van de VVD of er verschillende communicatiestrategieën zijn voor de groep met een (aanvullend) pensioen en diegenen die aanspraak maken op AOW. In reactie hierop kan worden gemeld dat in de publiekscampagne geen onderscheid zal worden gemaakt tussen deze doelgroepen.
Een aantal fracties heeft vragen gesteld over de beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel op 31 december 2010. Zo vragen de leden van de VVD-fractie of inwerkingtreding op deze datum nog haalbaar is. Ook de leden van D66 zijn hier benieuwd naar en vragen of er nog obstakels zijn voor de inwerkingtreding. De leden van de CDA-fractie vragen welk traject door de regering wordt voorgesteld om de haalbaarheid van de beoogde datum te faciliteren? Wat gebeurt er indien dit wetsvoorstel niet meer voor deze tijd volledig wordt afgerond? Kan het pensioenregister dan toch al (deels) worden opgericht?, zo vragen deze leden.
Inwerkingtreding van dit wetsvoorstel per 1 januari 2011 zal niet meer haalbaar zijn. Het pensioenregister gaat echter wel in januari 2011 van start. Op grond van het huidige artikel 51 Pensioenwet en artikel 62 Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn de pensioenuitvoerders namelijk verplicht het pensioenregister op die datum operationeel te hebben. De wijzigingen van beide genoemde artikelen, die nodig zijn voor het adequaat functioneren van het pensioenregister, zullen om die reden terugwerkende kracht krijgen tot en met 1 januari 2011. De onderdelen van dit wetsvoorstel waarmee de artikelen betreffende het pensioenregister beboetbaar worden krijgen geen terugwerkende kracht. Bepalingen kunnen niet met terugwerkende kracht beboetbaar worden. In bijgevoegde nota van wijziging is een gewijzigde inwerkingtredingsbepaling opgenomen.
Voor de periode vanaf 1 januari 2011 tot de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, naar verwachting maart of april 2011, zal door de Stichting pensioenregister, pensioenuitvoerders en de Sociale Verzekeringsbank geanticipeerd worden op de voorgestelde wetgeving. De toezichthouders zijn hiervan op de hoogte gesteld en zijn gevraagd hiermee rekening te houden.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of pensioenfondsen klaar zijn voor het leveren van pensioeninformatie aan het register. Gemeld kan worden dat op 12 november 95% van de fondsen was aangesloten (409 fondsen) en dat zij pensioengegevens naar het pensioenregister konden zenden.
Een aantal fracties heeft vragen gesteld over de relatie tussen het pensioenregister en de herziening van het pensioenstelsel. Hoe verhoudt de lancering van het pensioenregister zich tot de herziening van het pensioenstelsel en de nieuwe wetgeving, zo vragen de leden van de VVD-fractie. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze over het nieuwe pensioencontract gecommuniceerd zal worden en welke gevolgen dit nieuwe pensioencontract zal hebben voor het onderhavige wetsvoorstel.
Het pensioenregister vormt een belangrijk onderdeel van de communicatie van pensioenuitvoerders naar deelnemers, slapers en gepensioneerden. In de brief van 7 april 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 30 413, nr. 142) en in de brief van 14 september 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 32 043, nr. 8) zijn de contouren van de brede aanpak met betrekking tot aanvullende pensioenen geschetst. In deze brieven is ook aandacht besteed aan het belang van communicatie richting de deelnemers. Aangegeven is dat in het nieuwe pensioenstelsel het aspect van communicatie richting deelnemers nog belangrijker zal worden dan het nu al is. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de pensioenuitvoerders. Zolang de besluitvorming over de condities en inrichting van het nieuwe pensioencontract niet is afgerond, kan niet in detail worden ingegaan op de communicatie hierover. De regering gaat er van uit dat ook voorwaardelijke pensioenaanspraken een plaats zullen krijgen in het pensioenregister. Het nieuwe pensioencontract zal daarom naar verwachting geen gevolgen hebben voor het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie vinden het gezien de roerige tijden in pensioenland belangrijk dat de Kamer geïnformeerd wordt over het functioneren van de instelling. Kan hierin worden voorzien en met welke periodiciteit?
Een periodieke informatieverstrekking aan de Kamer over het functioneren van de instelling acht de regering niet nodig gezien het feit dat het totale stelsel van het pensioenregister object van gedragstoezicht door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) is. In het kader van de evaluatie van de informatiebepalingen van de Pensioenwet zal aandacht besteed worden aan het functioneren van het pensioenregister. Op grond van artikel 221 Pensioenwet dient de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag in te dienen over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk op het terrein van onder meer communicatie.1 Er wordt naar gestreefd dit evaluatieverslag eind 2011 af te ronden en de kabinetsreactie in 2012 aan de Kamer aan te bieden. Hierover bent u geïnformeerd bij de brief «Pensioenproblematiek: prioriteiten en planning» van 1 december 2010.
Uitwerking en aanvullende wetgeving
De leden van de VVD-fractie vragen welke gedragseffecten zijn ingecalculeerd als tegenvallende overzichten zouden leiden tot veel vragen bij pensioenfondsen en onrust in de samenleving. Tevens vragen zij of pensioenfondsen zich hiervan bewust zijn en hoe zij hierop inspelen.
Naar verwachting zal de landelijke communicatiecampagne niet alleen leiden tot intensief gebruik van de website, maar, in het verlengde daarvan, ook leiden tot een groot aantal vragen aan pensioenuitvoerders over de bij hen opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. Pensioenuitvoerders houden hiermee rekening bij de omvang van de bezetting van de helpdesk, die binnenkomende vragen moet afhandelen. De website bevat een adequate verwijzing per pensioenuitvoerder voor het vragen van informatie.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze er voor wordt gezorgd dat het pensioenregister niet hetzelfde lot beschoren is als het Uniform Pensioenoverzicht (UPO). Aan de wens van deze leden om duidelijke en begrijpelijke communicatie en informatie zal het pensioenregister tegemoetkomen. De verwachtingen over het gebruik en het begrip zullen in de praktijk worden getoetst.
Uit een recente meting van het bureau Veldkamp in opdracht van het platform CentiQ, Wijzer in geldzaken, blijkt dat de plannen voor het pensioenregister bij ongeveer één op de vijf Nederlanders (18%) bekend zijn. Ruim de helft (56%) verwacht dat een online pensioenregister het inzicht in de pensioensituatie kan verbeteren. Ruim vier op de tien Nederlanders achten de kans groot dat men het pensioenregister gaat raadplegen. Maar omdat verschillende partners in het platform CentiQ, Wijzer in geldzaken, van mening zijn dat er meer actie nodig is, is er op 5 november jongstleden het startschot gegeven voor een gezamenlijk plan om het pensioenbewustzijn van Nederlanders te verhogen. Naar verwachting zal in het verlengde hiervan het pensioenregister vaker worden bekeken.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe pensioenuitvoerders aan communicatie over onzekerheden over pensioenaanspraken vorm gaan geven.
In reactie hierop zij opgemerkt dat zolang de besluitvorming over de condities en inrichting van het nieuwe pensioencontract niet is afgerond, niet in detail kan worden ingegaan op de communicatie hierover. De gedachtevorming bij de pensioenuitvoerders hierover is echter in volle gang, zo blijkt onder meer uit het APG Seminar «Communicatie over onzekerheid» van 26 november 2010.
De leden van de VVD en de CDA-fractie vragen welke rechten betrokkenen kunnen ontlenen aan de gepubliceerde gegevens in het pensioenregister. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie tot wie de burger zich kan wenden als hij vermoedt dat er fouten zitten in het pensioenregister. Verder vragen de leden van de VVD-fractie op welke wijze het pensioenfonds aansprakelijk is indien uit de onjuiste gegevensverstrekking schade voortvloeit voor de deelnemer.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de door het pensioenregister getoonde informatie berust bij de pensioenuitvoerder die de informatie levert. De invoering van het pensioenregister leidt niet tot een wijziging in eventuele aansprakelijkheden. Het pensioenregister (de website mijnpensioenoverzicht.nl) toont betrokkenen de bedragen van de door de pensioenuitvoerders aan het pensioenregister verstrekte bedragen ter zake van ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen. De pensioenuitvoerders zijn verantwoordelijk voor de tijdige verstrekking van de juiste en volledige pensioengegevens. De betrokkenen kunnen als zodanig geen recht ontlenen aan het door het pensioenregister getoonde overzicht. Als betrokkene vermoedt dat er fouten zitten in het pensioenregister, dan kan hij contact opnemen met de pensioenuitvoerders en de Sociale verzekeringsbank. Op de website worden specifiek per pensioenuitvoerder en per pensioensoort de contactgegevens vertoond (e-mailadres en/of website en/of telefoonnummer).
Ook vragen de leden van de VVD-fractie of de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, behalve de aanwijzing van de instelling nog een andere bemoeienis heeft met de instelling.
Op grond van artikel 51, achtste lid, Pensioenwet en artikel 62, achtste lid, Wet verplichte beroepspensioenregeling moet het reglement van de instelling, alsmede elke wijziging daarvan, door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden goedgekeurd.
De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen gesteld over de begroting en het bestuur van de instelling. In antwoord hierop zij opgemerkt dat het bestuur van de Stichting pensioenregister jaarlijks een begroting zal vaststellen en de jaarrekening door een accountant zal laten controleren. Het bestuur verleent decharge aan de penningmeester. Uit de statuten van de Stichting Pensioenregister blijkt dat er verantwoording wordt afgelegd aan de organisaties die samen de Stichting vormen, dat wil zeggen aan de pensioenkoepels – de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen, de Unie van Beroepspensioenfondsen en de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen – verenigd in de Pensioenfederatie, het Verbond van Verzekeraars en de Sociale verzekeringsbank. Dit gebeurt onder meer door aanbieding van het jaarverslag en de jaarrekening aan deze organisaties. Ook de wijze van benoeming van de bestuursleden is neergelegd in de statuten van de instelling. Elke van de genoemde organisaties benoemt twee bestuursleden, waarvan een plaatsvervanger is.
Tevens hebben deze leden een aantal vragen gesteld over het reglement van de instelling. Zo wordt er gevraagd naar normen/criteria over juistheid en tijdigheid van gegevens in het reglement en hoe deze zich verhouden tot de normen/criteria van de toezichthouder. Verder vragen deze leden naar de sancties op deze normen in het reglement.
In reactie hierop zij opgemerkt dat in het reglement van de Stichting pensioenregister wordt aangegeven welke gegevens verstrekt moeten worden. Hierbij wordt aangesloten bij de wettelijke normen in artikel 38 Pensioenwet en artikel 49 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Zo dienen de pensioenuitvoerders, overeenkomstig het aan de deelnemer meest recente verstrekte UPO, de navolgende gegevens te verstrekken: verworven ouderdomspensioen, reglementair te bereiken ouderdomspensioen en verworven partnerpensioen. Wat betreft de gewezen deelnemers verplicht het reglement gegevens te verstrekken over het opgebouwde ouderdomspensioen en het opgebouwde partnerpensioen op basis van de meest actuele versie van het betreffende UPO-model. Binnen één maand na de verstrekking van het UPO dienen de gegevens beschikbaar te worden gesteld. In het reglement worden geen sancties opgenomen. Dat is ook niet noodzakelijk. De toezichthouders zien rechtstreeks toe op de pensioenuitvoerders en de Sociale verzekeringsbank en kunnen sancties opleggen indien de gegevens niet juist zijn of niet tijdig worden verstrekt. Deze bevoegdheid van de toezichthouders vloeit voort uit de huidige wet.
De leden van de PvdA-fractie hebben een vraag gesteld over de begrippen pensioenfonds en pensioenuitvoerder in het reglement.
Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Een pensioenuitvoerder is een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds, een beroepspensioenfonds of een verzekeraar die zetel heeft in Nederland.
De leden van de PvdA-fractie vragen of er een verplichting bestaat voor alle pensioenuitvoerders om deel te nemen aan het pensioenregister.
Op grond van artikel 51, tweede lid, Pensioenwet en artikel 62, tweede lid, Wet verplichte beroepspensioenregeling, zullen alle pensioenuitvoerders verplicht zijn deel te nemen aan het pensioenregister. Daarbij maakt het niet uit of de pensioenuitvoerder buiten een verplicht gestelde bedrijfstak opereert. De AFM ziet toe op naleving van de verplichting opgenomen in het tweede lid van de genoemde artikelen.
De leden van een aantal fracties vragen de regering aandacht te geven aan de mogelijkheid in het register een waarschuwing op te nemen met betrekking tot mogelijke onzekerheden. Tevens wordt gevraagd het pensioenregister te benutten om burgers te waarschuwen voor mogelijke onzekerheden als gevolg van de fluctuerende toekomstige waarde van de pensioenen en gevraagd om de hoeveel tijd de informatie in het pensioenregister daarop wordt aangepast. Is overwogen om het pensioenregister verantwoordelijk te maken voor het geven van een overzicht van de dekkingsgraad, het beleggingsrendement e.d. bij de verschillende pensioenfondsen en om een informatief gedeelte op de website te plaatsen waarin in algemene zin uitleg wordt gegeven over het Nederlandse pensioenstelsel en de risico’s die deelnemers lopen?
De regering erkent dat communicatie over de gevolgen van de kredietcrisis voor de opbouw van de pensioenen uitermate belangrijk is. Voor de totstandkoming van het pensioenregister moeten alle bij het register betrokken partijen een enorme inspanning leveren om begin 2011 te kunnen voldoen aan de opdracht die is gesteld in artikel 51 Pensioenwet en artikel 62 Wet verplichte beroepspensioenregeling. Om de start van het pensioenregister niet in gevaar te brengen acht de regering het niet wenselijk om pensioenuitvoerders nu te belasten met het opnemen van andere functionaliteiten in het pensioenregister. Indien het online verstrekken van de pensioeninformatie die correspondeert met het meest recente jaarlijkse pensioenoverzicht optimaal functioneert, dan is er een goede basis voor pensioenuitvoerders een mogelijke uitbouw te overwegen. Overigens, op de website wordt de belanghebbende nu al gewaarschuwd dat hij bij het nemen van financiële beslissingen zich dient te baseren op de jaarlijkse pensioenopgave, die hij van zijn pensioenuitvoerder(s) ontvangt. Indien belanghebbende meer informatie wenst over het Nederlandse pensioenstelsel verwijst de website mijnpensioenoverzicht.nl naar de informatie die wordt verstrekt door Pensioenkijker.nl.
De leden van de CDA-fractie vragen of in de onderhandelingen met sociale partners over het nieuwe pensioencontract ook de communiceerbaarheid van pensioenen wordt meegenomen en of de stichting Pensioenkijker.nl bij die onderhandelingen een toetsende rol heeft wat betreft dit onderdeel. Mocht dit laatste niet het geval zijn, dan vragen deze leden of de regering bij de sociale partners wil aandringen dat iemand mee kijkt naar het communicatieaspect.
In reactie hierop zij opgemerkt dat sociale partners zich ervan bewust zijn dat extra aandacht voor communicatie en transparantie van belang is bij het nieuw vorm te geven pensioencontract. De Stichting pensioenkijker vervult geen rol bij de onderhandelingen. De regering gaat ervan dat sociale partners zelf stappen zullen ondernemen, mochten zij behoefte hebben aan extra expertise op dit vlak bij de onderhandelingen. Bij de hiermee gepaard gaande noodzakelijke aanpassingen van de pensioenwetgeving ten aanzien van de informatiebepalingen zal de regering de Autoriteit Financiële Markten specifiek betrekken.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of is overwogen verschillende scenario’s te presenteren over de waarde van de beleggingsportefeuille van pensioenfondsen, afhankelijk van de behaalde beleggingsresultaten. Deze vraag heeft betrekking op het onderscheid tussen uitkeringsovereenkomsten enerzijds en kapitaalovereenkomsten/premieovereenkomsten anderzijds. In tegenstelling tot uitkeringsovereenkomsten staat bij kapitaalovereenkomsten en bij premieovereenkomsten de hoogte van de pensioenuitkering pas vast op de pensioendatum. Op dat moment wordt met het in deze overeenkomsten opgebouwde kapitaal een periodieke pensioenuitkering aangekocht. De hoogte daarvan is afhankelijk van de op dat moment geldende tarieven en rentestand.
Daar waar sprake is van kapitaalovereenkomsten en premieovereenkomsten wordt in het online overzicht aangegeven dat er sprake is van «indicatief pensioen». Op dezelfde pagina wordt aangegeven dat bij de pensioenregeling een pensioenkapitaal wordt opgebouwd, waarmee op de pensioendatum pensioen moet worden aangekocht. Het genoemde indicatief pensioen is een rekenvoorbeeld. Het daadwerkelijk in de toekomst aan te kopen pensioen kan hoger of lager uitvallen dan het genoemde bedrag. Er wordt dus niet met scenario’s gewerkt.
De leden van de CDA-fractie vragen of er een totaaloverzicht gepresenteerd wordt van de gecombineerde verwachte waarde van de aanspraken in de eerste twee pijlers en tevens of er een voorbeeld gegeven kan worden hoe een dergelijk overzicht er concreet uit komt te zien. Het liefst in de vorm van een screenshot. Op www.mijnpensioenoverzicht.nl kan de burger zien hoeveel pensioen hij heeft opgebouwd. Alle op de website vermelde bedragen zijn bruto jaarbedragen in euro’s. De door de pensioenuitvoerders vermelde gegevens kunnen een indicatie van pensioenaanspraken zijn. De uiteindelijke uitkering kan hoger of lager zijn bij kapitaalovereenkomsten en premieovereenkomsten. Als in een dergelijke regeling pensioen wordt opgebouwd, wordt de melding «indicatief pensioen» gegeven en wordt uitgelegd wat hiermee wordt bedoeld.
De door de Sociale verzekeringsbank geleverde AOW-gegevens worden apart gerubriceerd. Bij de start in januari 2011 zullen zo de aanspraken in de eerste en tweede pijler worden getoond.
De leden van de CDA-fractie vragen of het pensioenregister helder aangeeft of iemand aanspraak kan maken op een volledige of slechts een gedeeltelijke AOW-uitkering. Zo dat niet het geval is, wat dan de waarde is van het pensioenregister. In reactie hierop kan worden gemeld dat de actuele verzekeringspositie in de basisadministratie van de Sociale verzekeringsbank vrijwel gereed is. Alleen het verifiëren van alle in het verleden door de Sociale verzekeringsbank geregistreerde uitzonderingstijdvakken en het afstemmen daarvan met betrokkenen zal nog enige jaren in beslag nemen. De AOW-gegevens die getoond worden in het pensioenregister zijn gebaseerd op bij de Sociale verzekeringsbank bekende gegevens. Voor een klein deel zijn het echter gegevens die nog geverifieerd en afgestemd moeten worden. Op de website mijnpensioenoverzicht.nl is een link opgenomen die verwijst naar de website van de Sociale verzekeringsbank, indien betrokkene nog vragen heeft over zijn AOW-aanspraken.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre uit de informatie van het pensioenregister blijkt of er sprake is van een pensioentekort. Tevens vragen zij of deze informatie op enigerlei wijze is te koppelen aan financieel advies om dit pensioentekort op te vangen.
Men spreekt van een pensioentekort als iemand minder opbouwt dan de gestelde norm van 70% van het laatstverdiende salaris. De informatie op de website www.mijnpensioenoverzicht.nl is gebaseerd op het jaarlijkse pensioenoverzicht, aan de hand waarvan een burger inzicht krijgt in zijn aanvullende pensioenuitkering. Omdat het pensioenregister ook aangeeft hoeveel hij aan AOW kan verwachten kan de burger aan de hand van deze gegevens een financiële planning maken. Acht men het getoonde pensioeninkomen niet voldoende om na pensionering de levensstandaard zo goed mogelijk te kunnen handhaven, dan zal de burger zelf actie moeten ondernemen om dat inkomen aan te vullen. Een van de mogelijkheden is met de informatie van het pensioenregister financieel advies te vragen van een deskundige.
De leden van de D66-fractie vragen of gebruikers in het pensioenregister kunnen zien welke gedeelte van hun rechten voorwaardelijk of onvoorwaardelijk is.
De regering gaat ervan uit dat ook voorwaardelijke pensioenaanspraken in de toekomst een plaats kunnen krijgen in het pensioenregister. Het is denkbaar dat dan ook aangegeven wordt welk deel van de aanspraken voorwaardelijk is en welk deel niet. Zolang de besluitvorming over de condities en inrichting van het nieuwe pensioencontract niet is afgerond, is het echter te vroeg om hierover een uitspraak te doen.
De leden van de D66-fractie merken op dat uit recent onderzoek van AFM is gebleken dat in veel UPO’s foutieve informatie over de pensioenaanspraken staat. Deze leden vragen hoe de informatie over pensioenaanspraken in het pensioenregister zich verhoudt tot foutieve informatie in de UPO’s. Onderneemt de regering stappen om dit eventuele knelpunt op te lossen?, zo vragen deze leden.
Basis voor de gegevensverstrekking via het pensioenregister door pensioenuitvoerders vormt het meest recente UPO. Eventuele fouten in het UPO kunnen dus hun weerslag hebben op de gegevensverstrekking via het pensioenregister. Bij de beantwoording van de vragen van het lid Koşer Kaya over onjuiste pensioenoverzichten (TK 2010–2011, aanhangsel 376) is reeds ingegaan op het Rapport Juistheid UPO van de AFM. De AFM heeft in dit onderzoek relatief veel fouten geconstateerd. Het onderzoek laat echter ook zien, dat de afwijkingen in het merendeel van de gevallen beperkt zijn. De regering gaat zelf geen stappen ondernemen om eventuele knelpunten op te lossen. Dat is ook niet nodig, aangezien het toezicht op dit punt al afdoende is geregeld. De AFM komt als toezichthouder met vervolgacties richting een deel van de fondsen, waaronder een vervolgonderzoek en maatregelen voor de groep pensioenfondsen met de slechtste bevindingen.
Bescherming van persoonsgegevens
De leden van de VVD en de D66-fractie vragen explicieter in te gaan op de beveiliging van de persoonsgegevens door het pensioenregister. In het bijzonder op de verantwoordelijkheid voor het toezicht en op mogelijke risico’s en tegenmaatregelen.
Het pensioenregister is geen dataverzameling van pensioeninformatie, maar een webapplicatie, waarop alle pensioenuitvoerders en de Sociale verzekeringsbank zijn aangesloten en waar alle belanghebbenden via internet en met behulp van DigiD inzage hebben in al hun opgebouwde rechten op AOW en aanvullend pensioen. De stichting Pensioenregister voert hiervoor een administratie, een zogenaamde Verwijsindex, waarin voor iedere burger een verwijzing is opgenomen bij welke pensioenuitvoerder de belanghebbende in de administratie is opgenomen. Hiervoor heeft de stichting een informatiebeveiligingsbeleid opgesteld, dat is gericht op het waarborgen van beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid van informatie en de informatievoorziening.
De Stichting Pensioenregister wordt aangewezen als bewerker in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van de door pensioenuitvoerders aangeleverde pensioeninformatie. De stichting draagt er zorg voor dat de verwerking van gegevens conform de eisen van de Wbp plaatsvindt. Aan de toezichthouders de Autoriteit Financiële Markten en het College bescherming persoonsgegevens, die audits willen (laten) uitvoeren in het kader van hun toezichthoudende taak, wordt na toestemming van de stichting toegang tot het systeem verleend.
De leden van de VVD-fractie vragen of het College bescherming persoonsgegevens op voorhand is betrokken bij het wetsvoorstel.
De Wet bescherming persoonsgegevens bevat regels over de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en de verwerking van persoonsgegevens. Op grond hiervan is het wetsvoorstel ter consultatie al voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens. De opmerkingen van het College zijn verwerkt in het wetsvoorstel.
Toezicht
De leden van de CDA-fractie vragen over welke sancties de AFM beschikt indien de pensioenuitvoerders onjuiste gegevens aanleveren, hoe hoog de eventuele boetes zullen zijn. Verder vragen zij wat de mening van AFM is over deze kwestie en of AFM de sanctiemiddelen voldoende acht. Ook de leden van de fractie van D66 vragen hoe hoog de boetes kunnen zijn.
De verplichting tot het tijdig verstrekken van gegevens door pensioenuitvoerders via het pensioenregister is opgenomen in het nieuwe tweede lid van artikel 51 van de Pensioenwet en van artikel 62 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Deze verplichting wordt tevens via het onderhavige wetsvoorstel beboetbaar gemaakt. Dit betekent dat de AFM bij onjuiste gegevensaanlevering via het pensioenregister de volgende maatregelen kan treffen: het voeren van een normoverdragend gesprek, het geven van een aanwijzing, het opleggen van een last onder dwangsom en het opleggen van een boete. In het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zal worden vastgelegd dat overtreding van dit voorschrift door de pensioenuitvoerders beboetbaar is volgens categorie 2. Hiermee wordt aangesloten bij de gebruikelijke categorie voor overtreding van informatieverplichtingen door pensioenuitvoerders. Voor deze categorie geldt een basisbedrag van € 500 000 met een minimum van € 0 en een maximum van € 1 000 000. Vanaf de inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zal de AFM boetes kunnen opleggen. De AFM kan zich vinden in het voorgaande en acht de sanctiemiddelen voldoende.
De leden van de fractie van D66 vragen de regering te schetsen in welk stadium de AFM een boete zal opleggen. Het is aan de toezichthouder om te bepalen in welk stadium hij een boete zal opleggen. Dit zal onder meer afhangen van de ernst van de overtreding. Tevens speelt omvang, verwijtbaarheid en houding van de instelling een rol, zoals vastgelegd in het handhavingsbeleid van AFM. Naast de punitieve boete kan de AFM ook reparatoire maatregelen opleggen waaronder een normoverdragend gesprek, een aanwijzing en het opleggen van een dwangsom.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp
In artikel 213 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is eenzelfde evaluatiebepaling is opgenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32533-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.