32 531 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 27 juni 2011

Graag wil ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid danken voor hun inbreng en voor de vragen die zij hebben gesteld. Op de gestelde vragen ga ik, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, hieronder in. Daarbij wordt de indeling van het voorlopig verslag als uitgangspunt genomen.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsontwerp. De gedachte van de maatschappelijke stage sluit goed aan bij de kernwaarden van het CDA.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij onderschreven het belang van een maatschappelijke stage voor het bevorderen van actieve participatie van jongeren in de samenleving. Deze leden hadden nog een enkele vraag.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel en zijn positief over invoering van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.

2. Algemeen

Gelet op de ook in de Tweede Kamer uitvoerig besproken vraag van de relevantie en de meerwaarde van deze stages vragen de leden van de CDA-fractie zich af of de regering bereid is dit over enkele jaren nog eens expliciet te evalueren.

De invoering van de maatschappelijke stage heeft zorgvuldig en fasegewijs plaatsgevonden en is gepaard gegaan met continue monitoring. De resultaten van de jaarlijkse voortgangsrapportages en de evaluatie na twee jaar, die op 22 april 2010 in een brief is aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2009/10, 31 289, nr. 85), waren zeer positief en vormen naar mijn oordeel een zeer solide basis voor volledige invoering van de maatschappelijke stage. De bespreking van de relevantie en de meerwaarde van de maatschappelijke stage in de Tweede Kamer heeft voorts geleid tot aanname van het wetsvoorstel op 26 april 2011. Om de vinger aan de pols te houden, is de regering bereid de Inspectie van het Onderwijs te verzoeken om over een aantal jaar een thematisch onderzoek uit te voeren naar de maatschappelijke stage.

Kan de regering toelichten wat tot nu toe het effect is van de maatschappelijke stage op het terugdringen van voortijdige schooluitval zo vragen de leden van de SP-fractie en zijn hierover per schoolsector onderzoeksgegevens bekend?

Maatschappelijke stage heeft niet als hoofd- of nevendoelstelling om een bijdrage te leveren aan het terugdringen van voortijdige schooluitval, maar om leerlingen kennis te laten maken met de maatschappij en een onbetaalde bijdrage hieraan te leveren. Het is daarom niet mogelijk het effect van de maatschappelijke stage op het terugdringen van voortijdige schooluitval toe te lichten. Er is geen onderzoek gedaan naar het effect van de maatschappelijke stage op voortijdige schooluitval.

In antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie of de regering voornemens is hieromtrent in de komende jaren wel gegevens te laten verzamelen en onderzoek te laten doen kan de regering mededelen dat zij niet voornemens is om onderzoek te doen naar het effect van maatschappelijke stage op het mogelijk verminderen van het voortijdig schooluitval. Voortijdig schooluitval is een complexe problematiek die door veel verschillende factoren beïnvloed kan worden. Het is dan ook niet mogelijk om een mogelijk effect van maatschappelijke stage op voortijdig schooluitval te isoleren en deugdelijk te onderzoeken.

3. Verantwoordelijkheid stage

De leden van de CDA-fractie hebben vragen bij de verantwoordelijkheidsverdeling. Enerzijds is de leerling volgens de memorie van toelichting zelf de eerst verantwoordelijke voor het organiseren van de stage. Anderzijds wordt de stage toegevoegd aan de kerndoelen, en is er zonder stage geen recht op een diploma. Dat duidt naar de indruk van deze leden op een centrale rol voor de school, die de stage mogelijk moet maken en ook beoordelen. Zij vragen of de rol van de school niet onderbelicht is.

De school heeft de regie over en is eindverantwoordelijk voor de maatschappelijke stage. Dit betekent dat de school verantwoordelijk is voor de organisatie van de maatschappelijke stage, het maken van goede afspraken met de stagebieder, de voorbereiding vooraf en reflectie achteraf met de leerling. De regering vindt het daarnaast belangrijk dat de maatschappelijke stage aansluit bij de interesses van de leerling. Er wordt veel eigen verantwoordelijkheid bij de leerling gelegd. Tijdens het implementatietraject is immers gebleken dat wanneer de leerling zelf vooraf nadenkt over een mogelijke stageplaats en deze waar mogelijk zelf ook zoekt, het leereffect van de maatschappelijke stage voor de leerling groter wordt.

Zou de school ook niet moeten bepalen of een stagegever toegerust is om de stageplaats aan te bieden enerop moeten toezien dat de stagegever voldoende borg kan staan voor zowel de inhoud – inclusief begeleiding – als het welzijn en de veiligheid van de leerling tijdens de stage zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Ik ben dit met de leden eens en dit is ook de huidige praktijk. De school is verantwoordelijk voor het beoordelen van de kwaliteit van de maatschappelijke stageplaats en bepaalt tevens de geschiktheid van de stageplaats. Het is de taak van de school om duidelijke afspraken te maken met de stagebieder over de activiteiten van de leerling, de begeleiding en de verzekering. Deze afspraken worden vastgelegd in de stageovereenkomst.

Wordt hier niet te gemakkelijk een verantwoordelijkheid bij de stagegevende organisatie gelegd, zo vragen deze leden.

De verantwoordelijkheden zijn helder verdeeld. De stagebiedende organisatie is verantwoordelijk voor het welzijn van de leerling op de stageplek. Deze taak wordt vooraf besproken met de school, waarbij er duidelijke afspraken worden gemaakt onder andere over de begeleiding van de leerling. De afspraken tussen school en stagebieder worden vastgelegd in de stageovereenkomst. Door deze taakverdeling blijft de school steeds nauw betrokken bij de leerling, ook gedurende de uitvoering van de maatschappelijke stage.

Ook de rol van de ouders behoeft nadere toelichting, aldus deze leden. Wat is hun verantwoordelijkheid,en welke bevoegdheid komt hen uit dien hoofde toe zo vragen de leden van de CDA-fractie?

Het is de verantwoordelijkheid van de ouders/voogd van leerlingen onder de 18 jaar om de maatschappelijke stageovereenkomst te tekenen. Het al dan niet ondertekenen van de stageovereenkomst geeft ouders daarmee de bevoegdheid de stageactiviteit goed of af te keuren. Daarnaast wordt op deze manier de ouderbetrokkenheid verhoogd. Ouderbetrokkenheid is van belang voor de motivatie van de leerling. Tijdens de implementatieperiode is gebleken dat leerlingen die een stage kiezen die aansluit bij de eigen interesses, positiever zijn over de uiteindelijke stage-ervaring. Ouders kunnen hun kind ondersteunen bij het zoeken van een maatschappelijke stageplaats, bij de voorbereiding hierop en bij de reflectie achteraf.

In dat kader is tenslotte de vraag van voornoemde leden wie de stageovereenkomst ondertekenen.

In de algemene maatregel van bestuur behorende bij het wetsvoorstel wordt de stageovereenkomst nader toegelicht. Ik ben voornemens hierin neer te leggen dat het bevoegd gezag (de school) met de leerling en de stagebieder een stageovereenkomst sluit. In het geval van minderjarigheid van de leerling (de overgrote meerderheid van de gevallen) ondertekenen de ouders de overeenkomst.

In eerste instantie is de leerling zelf «aan zet» voor het vinden van een stageplaats. Hoewel de leden van de PvdA-fractie zich hierin kunnen vinden,

vragen zij wat de consequenties zijn als een leerling er niet in slaagt een maatschappelijke stageplaats te verwerven. En in het vervolg hierop vragen deze leden wat de gevolgen zijn als de maatschappelijke stage niet doorlopen wordt omdat de leerling geen stageplaats kon vinden.

Als een leerling er niet zelf in slaagt een stageplaats te vinden, is het de verantwoordelijkheid van de school om die geschikte stageplaats wel te vinden. Zowel uit de rapportages van de pilots* als de eindverantwoording van de scholen aan SenterNovem* blijkt dat leerlingen en scholen erin slagen om de benodigde stageplekken te vinden.

Ligt de uiteindelijke verantwoordelijkheid hiervoor – zo vragen deze leden – bij de leerling of bij de school?

Scholen hebben de regie en zijn eindverantwoordelijk.

4. Verruiming en verbreding

Naar de leden van de SP-fractie begrijpen uit het plenair debat in de Tweede Kamer had de regering liever meer uren onderwijstijd dan de 30 in dit wetsvoorstel voor de maatschappelijke stage ingevoerd. In dit kader hebben voornoemde leden een aantal vragen. Kan de regering bevestigen dat zij liever meer uren onderwijstijd dan de 30 uur in dit wetsvoorstel had ingevoerd?

Het implementatietraject bood de gelegenheid de invulling van de maatschappelijke stage te toetsen in de praktijk. In eerste instantie had de regering inderdaad meer uren onderwijstijd toebedacht aan de maatschappelijke stage. Het besluit om toch te kiezen voor 30 uur is genomen naar aanleiding van de pilots. Dit aantal uren sluit aan bij de ervaringen uit de praktijk en de geluiden uit het veld. Als gevolg daarvan zijn de uren aangepast.

Is het haar bedoeling zodra de financiële situatie dit toelaat, de maatschappelijke stage te verruimen tot 48 uur op het vmbo en het praktijkonderwijs, tot 60 uur op het havo en 72 uur op het vwo zo vragen voornoemde leden?

Nee. Het minimaal aantal uren maatschappelijke stage is teruggebracht naar 30 uur voor alle leerlingen omdat dit aantal uren bewezen uitvoerbaar is voor alle schooltypen. Scholen kunnen ervoor kiezen hun leerlingen meer uren maatschappelijke stage te laten lopen, maar daar staat geen extra financiering vanuit het Rijk tegenover. In antwoord op de vraag van de leden van de SP–fractie wanneer de verruiming te verwachten is en of de regering voornemens is deze ineens, dan wel gefaseerd en/of per sector door te voeren kan de regering antwoorden dat er geen verruiming van het aantal uren te verwachten is en van een dergelijk voornemen dus geen sprake is.

Zoals eerder is aangegeven kan de regering in antwoord op de vraag waarom er geen sprake is van een dergelijk voornemen antwoorden dat het aantal van 30 uur uitvoerbaar is gebleken voor alle schooltypes.

Verder hebben de leden van de SP-fractie een aantal vragen over het niet betrekken van het voortgezet speciaal onderwijs bij het wetsvoorstel. Op onderstaande vragen kan de regering het volgende antwoorden. Kan de regering de redenen hiervoor toelichten aan de leden van de SP-fractie? Gaat het om onderwijsinhoudelijke redenen of om financiële redenen?Of om andere redenen, zoals het effect van de maatschappelijke stage op het studieresultaat, zo vragen de leden van de SP-fractie? Hoeveel leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs missen op deze manier de mogelijkheid van oriëntatie op de samenleving door middel van een maatschappelijke stage vragen de leden? Hoeveel geld zou ermee gemoeid zijn om voor het voortgezet speciaal onderwijs eveneens een 30 uur maatschappelijke stage in te voeren zo vragen voornoemde leden?

Het voortgezet speciaal onderwijs is niet bij dit wetsvoorstel betrokken. De maatschappelijke stage is opgenomen in het wetsvoorstel dat ziet op de kwaliteit van het voortgezet speciaal onderwijs. Dit wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer. Bij dat wetsvoorstel wordt voorgesteld om het voortgezet speciaal onderwijs in drie uitstroomprofielen in te delen. Bij één van die uitstroomprofielen, vervolgonderwijs, wordt de maatschappelijke stage verplicht gesteld. Leerlingen in dat profiel kunnen een regulier VO-diploma halen. Naar verwachting gaat het om ongeveer 10 000 leerlingen. Voor deze leerlingen zal de maatschappelijke stage een verplicht onderdeel van het onderwijsprogramma vormen. De regering acht het niet wenselijk dat alle leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs verplicht maatschappelijke stage lopen.

De leden van de SP-fractie hebben voorts nog een tweetal vragen over een pilot met maatschappelijke stage in het voortgezet speciaal onderwijs. Acht de regering dan een pilot nodig vragen de leden van de SP-fractie? Indien dat het geval is, is zij daartoe bereid zo vragen voornoemde leden?

In aanvulling op de beantwoording van voorgaande vragen over maatschappelijke stage in het voortgezet speciaal onderwijs kan de regering of de wenselijkheid van een pilot het volgende opmerken. Gezien het voornemen de maatschappelijke stage voor een deel van deze leerlingen verplicht te stellen, acht de regering de inzet van een pilot niet aan de orde. Initiatieven van scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs tot uitvoering van een niet verplichte maatschappelijke stage juicht de regering vanzelfsprekend toe.

Kan de regering aan deze leden toelichten in hoeverre zij de maatschappelijke stage ook ziet als deel van de ondersteuning in het passend onderwijs? Of ziet zij de maatschappelijke stage daar geheel los van?

De kerngedachte achter de maatschappelijke stage is dat alle jongeren in het voortgezet onderwijs kennis maken met, en een onbetaalde bijdrage leveren aan de samenleving. Dit zal de maatschappelijke leerresultaten van het onderwijs en sociale samenhang bevorderen. De maatschappelijke stage wordt geheel los gezien van de ondersteuning in het passend onderwijs.

5. Betrokkenheid bedrijfsleven en gemeenten

Het is de leden van de CDA-fractie opgevallen dat het bedrijfsleven geen rol speelt in plannen van de regering. Nu is het niet de bedoeling dat leerlingen werk doen dat naar z’n aard eigenlijk betaalde arbeid is, dat neemt niet weg dat ook bij bedrijven, en zeker voor zover deze ook direct betrokken zijn bij maatschappelijke opgaven, zoals de zorg, natuurbeheer of cultuur, wel degelijk zinvolle stageplaatsen gecreëerd kunnen worden. Hoe beoordeelt de regering deze mogelijkheden vragen de leden van de CDA-fractie en is daarover met het bedrijfsleven overleg gevoerd?

De constatering dat het bedrijfsleven geen rol speelt in de plannen is niet juist. De regering juicht deze samenwerking steeds toe mits de leerlingen activiteiten uitvoeren die niet door betaalde werknemers worden uitgevoerd. Daarom heeft zij met diverse partijen (onder andere Staatsbosbeheer, Mezzo en Kunstconnectie) intentieverklaringen afgesloten waarin deze partijen verklaren te zullen voorzien in maatschappelijke stageplekken. Ook is het mogelijk gebleken in samenwerking met bedrijven als ABN AMRO Foundation (voorheen Fortis Foundation) en IBM maatschappelijke stages te organiseren. Maatschappelijk betrokken ondernemen (werknemersvrijwilligerswerk) heeft veel raakvlakken met maatschappelijke stage. In de praktijk zijn er veel goede voorbeelden van samenwerking waarbij bijvoorbeeld medewerkers van ABN AMRO Foundation samen met maatschappelijke stage leerlingen skiles geven aan gehandicapte kinderen. Er is met het bedrijfsleven een convenant afgesloten waarin een aantal bedrijven aangeeft zich in te willen spannen voor het realiseren van maatschappelijke stages.

De gemeenten ontvangen ook middelen voor de maatschappelijke stage, zo begrijpen de leden van de SP-fractie. Kan de regering een overzicht geven van de verdeling over en besteding ervan door de gemeenten vragen voornoemde leden?

Gemeenten ontvangen sinds 2008 geld voor de ontwikkeling van een makelaarsfunctie voor vrijwilligerswerk in brede zin en maatschappelijke stage in het bijzonder. Gemeenten hebben daarvoor in 2011 € 19,9 miljoen ontvangen en krijgen vanaf 2012 structureel € 20 miljoen per jaar. De helft van het totaal beschikbare bedrag wordt verdeeld over alle gemeenten op basis van het totaal aantal inwoners in die gemeente. De andere helft van het bedrag wordt verdeeld op basis van het aantal leerlingen op een hoofd- of erkende nevenvestiging van een VO-school in de gemeente. Het geld dat gemeenten ontvangen is niet geoormerkt. Deze bedragen worden uitgekeerd via het gemeentefonds en zijn hierbinnen niet zichtbaar uitgesplitst. Aangezien het niet geoormerkte middelen betreft, zijn gemeenten niet verplicht de besteding ervan zichtbaar op te nemen in hun jaarrekening.

6. Uitvoerbaarheid

De leden van de CDA-fractie vragen of het daadwerkelijk mogelijk is om voor een groep van bijna 200 000 leerlingen jaarlijks een serieuze, succesvolle en leerzame stage te organiseren. Hoewel de regering een aantal organisaties benoemt die hieraan mee willen werken, rijst de vraag of daarmee de beoogde aantallen stageplaatsen worden gerealiseerd. Hoe ziet de regering dit vragen de leden van de CDA-fractie?

Het aantal leerlingen dat per jaar stage gaat lopen en het aantal benodigde stageplaatsen is afhankelijk van de wijze waarop de school maatschappelijke stage aanbiedt in haar onderwijsprogramma. Uit de praktijk van de afgelopen jaren blijkt dat er voldoende diversiteit en aanbod is van maatschappelijke stages. In schooljaar 2009–2010 hebben 260 000 leerlingen maatschappelijke stage gelopen van gemiddeld 27 uur. Uit de gegevens van Agentschap NL is gebleken dat deze leerlingen geen problemen ondervonden bij het vinden van een geschikte stageplaats. Als maatschappelijke stage verplicht is, lopen in een regulier schooljaar naar verwachting ongeveer 195 000 leerlingen een maatschappelijke stage. De ervaringen tot nu toe geven aan dat er voldoende stageplekken zijn voor alle leerlingen.

De intentieverklaringen tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en grote landelijke vrijwilligersorganisaties dragen bij aan het totale aanbod en de diversiteit van maatschappelijke stage. Naast maatschappelijke stageplekken bij landelijke stagebiedende organisaties vinden leerlingen vaak een maatschappelijke stage in de eigen regio.

Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van voldoende stagemogelijkheden, zo vragen deze leden.

De school is eindverantwoordelijk voor de maatschappelijke stage en zorgt ervoor dat leerlingen een passende maatschappelijke stage lopen. In samenwerking met lokale partijen, zoals de gemeenten, vrijwilligerscentrales en stagebieders kan de school zorgen voor een divers stageaanbod. In de praktijk blijkt er geen tekort te zijn aan maatschappelijke stageplaatsen.

Verder vragen deze leden in hoeverre de stages ook daadwerkelijk de voorziene 30 uren werk opleveren.

De school is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke stage en dus ook voor het aantal gelopen uren. Wanneer een stageactiviteit op zichzelf onvoldoende stage-uren met zich meebrengt, dient de school erop toe te zien dat de leerling de stage aanvult met een andere stageopdracht. De 30 uur maatschappelijke stage kunnen zodoende worden opgebouwd uit verschillende stages – en zelfs worden verspreid over meerdere schooljaren. De in de toelichting genoemde voorbeelden dienen dan ook niet een op een als voorbeelden van 30 volle stage-uren.

Wie is naar het oordeel van de regering in dit opzicht verantwoordelijk voor de inhoud van de stage, en wie ziet hier op toe zo vragen voornoemde leden?

Het is de verantwoordelijkheid van de school om de kwaliteit van de maatschappelijke stage inhoudelijk te waarborgen. De regering heeft met inachtneming van de vrijheid van scholen om het curriculum naar eigen inzicht in te vullen, de kaders aangegeven waaraan maatschappelijke stage dient te voldoen. De regering gaat ervan uit dat scholen in staat zijn om de kwaliteit van de maatschappelijke stage te beoordelen en te borgen.

De Inspectie van het Onderwijs gaat toezicht houden op de naleving van de verplichtingen van scholen ten aanzien van de maatschappelijke stage.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de wetgeving en de bijbehorende verantwoordelijkheid in termen van administratieve lastendruk betekent.

Het opnemen van de maatschappelijke stage in het curriculum van scholen en daaruit volgend in het schoolplan, alsook in de schoolgids, betreffen eenmalige aanvullingen op bestaande verplichtingen van scholen. Omdat het schoolplan en de schoolgids van scholen wel ieder jaar bijgewerkt moeten worden, leidt het wetsvoorstel tot een beperkte extra handeling, maar niet tot extra structurele administratieve lasten. De administratieve lasten voor verwerking in het schoolplan en de schoolgids bij de invoering van de maatschappelijke stage komen daarmee eenmalig op € 85 000 voor de hele sector.

Daarnaast moet de school op enigerlei wijze aan kunnen tonen dat zij voldoet aan de wettelijke verplichting dat de leerling maatschappelijke stage heeft gelopen. De verwachting is dat de school dit per kwartaal doet voor alle leerlingen die stage hebben gelopen. Voor de registratie van het aantal uren dat leerlingen stage lopen betekent dat structureel € 171 600 voor de sector. De gevolgen van het wetsvoorstel voor de administratieve lasten van scholen zijn berekend en voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Actal heeft aangegeven vanuit het oogpunt van administratieve lasten geen bezwaren te hebben tegen het voorstel.

De regering noemt hier naast de eenmalige invoeringskosten alleen de lasten van het bijhouden van de stage-uren. Echter, het aangaan van stageovereenkomsten, het zoeken van stagemogelijkheden en het toezien op kwaliteit etcetera, veroorzaakt ook een administratieve lastendruk, of in ieder geval extra werk voor de schoolorganisaties. Hoe beoordeelt de regering dit zo vragen voornoemde leden?

Een belangrijk uitgangspunt bij de invoering van de maatschappelijke stage is om geen nieuwe bureaucratie of zware verantwoordingslast te creëren. Daarom is ervoor gekozen scholen veel ruimte te bieden en slechts randvoorwaarden te stellen. Sinds de invoering van het groeimodel maatschappelijke stage in 2007 hebben scholen, geholpen door diverse ondersteunende partijen, veel ervaring opgedaan met het zoeken naar goede maatschappelijke stages. Veel scholen maken hierbij reeds gebruik van stageovereenkomsten. Er zijn samenwerkingsverbanden opgericht waarin een duidelijke verantwoordelijkheidverdeling is gecreëerd. Onderhavig voorstel legt scholen een nieuwe – maar bekende – verplichting op en stelt daar aanvullende bekostiging tegenover. Met de financiële middelen kunnen scholen bijvoorbeeld een maatschappelijke stagecoördinator in dienst nemen. De regering is dan ook van oordeel dat gezien het ruime invoeringstraject, de bestaande structuren en de aanvullende bekostiging de bijkomende (administratieve) lasten van dit voorstel proportioneel zijn.

7. Tot slot

De leden van de SP-fractie vragen of het voortgezet onderwijs op Bonaire, Sint Eustatius en Saba al ervaring heeft opgedaan met een maatschappelijke stage?Zo ja, sinds wanneer en hoe zijn de ervaringen zo vragen deze leden?

Nee, er worden nog geen maatschappelijke stages uitgevoerd op de BES eilanden.

De leden van voornoemde fractie vragen, indien dit niet het geval is, of voor hen dan een overgangsperiode om dit wetsvoorstel in te voeren geldt. En kan de regering toelichten of op de BES voor de leerlingen op het vmbo vanaf 1 augustus 2015, van het havo vanaf 1 augustus 2016 en van het vwo vanaf 1 augustus 2017 de maatschappelijke stage geldt als exameneis?

Zo niet, wanneer gaat het voor hen wel gelden zo vragen deze leden?

Op dit moment is het nog niet aan de orde om de verplichte maatschappelijke stage op de BES eilanden in te voeren. Aandacht gaat in eerste instantie uit naar het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs in brede zin. Pas wanneer dit gerealiseerd is zal de regering bezien of en zo ja hoe de regering de maatschappelijke stage op de BES eilanden gaat introduceren.

De Tweede Kamer heeft met algemene stemmen een motie3 aangenomen over het bieden van een maatschappelijke stage in de Tweede Kamer. Kan de regering aan de leden van de SP-fractie aangeven hoe zij erover denkt als ook de Eerste Kamer de gelegenheid zou kunnen bieden aan jaarlijks bijvoorbeeld 25 leerlingen om hun maatschappelijke stage te doen?

Dit lijkt de regering een uitstekend idee. De Eerste Kamer kan voor leerlingen een bijzondere omgeving zijn om hun maatschappelijke stage te doen. Belangrijk voor de regering is dat zoals bij alle maatschappelijke stages het initiatief van de leerling voorop staat en dat de leerling eigen activiteiten ontwikkelt waarbij hij/zij zelf ervaart wat het betekent om je in te zetten voor het maatschappelijk belang. Als de Eerste Kamer denkt goede maatschappelijke stages te kunnen waarborgen onder de voorwaarden die passen bij de maatschappelijke stage, juicht de regering dit initiatief van harte toe.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
*

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 2009. Eindrapportages pilotprojecten (projectleiders).

XNoot
*

SenterNovem. 2009. Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stages in het voortgezet onderwijs: Evaluatie schooljaar 2008–2009.

X Noot
3

Kamerstukken II 2010/11, 32 531, nr. 14.

Naar boven