Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32521 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32521 nr. B |
16 december 2010
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regeling te introduceren die de mogelijkheid biedt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming toe te kennen ter compensatie van verlies van koopkracht als gevolg van beleidsmaatregelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
belastingplichtige als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
belastingplichtige als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, die aantoont dat ten minste 90% van zijn wereldinkomen, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, in Nederland aan de belastingheffing naar het inkomen is onderworpen;
heffingskorting als bedoeld in de artikelen 8.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en 22b van de Wet op de loonbelasting 1964;
de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
De binnenlandse of buitenlandse belastingplichtige die de leeftijd heeft bereikt waarop recht kan ontstaan op de ouderenkorting, heeft recht op een tegemoetkoming. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld en kan worden bepaald in welke gevallen voor het vaststellen van het recht op tegemoetkoming een ander tijdvak in aanmerking wordt genomen dan het kalenderjaar van het recht op tegemoetkoming.
Het recht op de tegemoetkoming ontstaat van rechtswege op de eerste dag van de maand, waarin aan de voorwaarden, genoemd in artikel 3, eerste lid, is voldaan.
1. Indien de SVB de beschikking heeft over gegevens op basis waarvan aannemelijk is dat de betrokkene een binnenlandse of buitenlandse belastingplichtige is die recht heeft op de tegemoetkoming, vindt de betaling van de tegemoetkoming plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld en geschiedt deze als regel maandelijks.
2. De tegemoetkoming wordt niet betaald over kalenderjaren met betrekking waartoe de aanvraag, bedoeld in het vierde lid, niet is ingediend binnen vijf jaar na dat kalenderjaar. De SVB kan in bijzondere gevallen afwijken van de eerste zin.
3. Indien blijkt dat de betaling van de tegemoetkoming ten onrechte achterwege is gebleven, betaalt de SVB de tegemoetkoming alsnog binnen acht weken nadat de SVB met dit feit bekend is geworden.
4. Degene aan wie geen tegemoetkoming wordt betaald, kan de SVB verzoeken alsnog tot betaling van tegemoetkoming over te gaan indien aannemelijk is dat hij recht heeft op de tegemoetkoming. Desgevraagd legt deze persoon nadere, door de SVB te bepalen bescheiden over. De SVB beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, bedoeld in de eerste zin.
5. Indien de beslissing niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag kan worden genomen, verlengt de SVB de termijn, genoemd in het vierde lid, met een redelijke termijn en stelt de SVB de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis.
6. Indien de tegemoetkoming in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling, in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
7. Wanneer degene aan wie de tegemoetkoming zou worden betaald een ander machtigt om de tegemoetkoming in ontvangst te nemen, onderscheidenlijk een verleende machtiging intrekt, wordt daaraan gevolg gegeven met ingang van een betalingstermijn, aanvangende na de dag, waarop de machtiging wordt ingediend, onderscheidenlijk waarop van haar intrekking mededeling wordt gedaan, doch niet later dan de eerste dag van de tweede maand na de dag van indiening, onderscheidenlijk intrekking van de machtiging.
8. De SVB is bevoegd om de betaling van de tegemoetkoming te schorsen indien zij van oordeel is of vermoedt dat:
a. niet langer aannemelijk is dat betrokkene een binnenlandse of buitenlandse belastingplichtige is die recht heeft op de tegemoetkoming;
b. betrokkene zijn verplichting op grond van artikel 11 niet is nagekomen.
Het recht op tegemoetkoming eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de dag is gelegen dat niet meer aan de voorwaarden voor het recht op de tegemoetkoming wordt voldaan. Na het overlijden van de belastingplichtige eindigt het recht op tegemoetkoming evenwel met ingang van de dag na dat overlijden.
1. Tegemoetkoming waarvan door de SVB is vastgesteld dat er geen recht op bestond als bedoeld in artikel 3 vordert de SVB terug van de persoon die de tegemoetkoming heeft ontvangen.
2. In afwijking van het eerste lid kan de SVB besluiten:
a. geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn;
b. van terugvordering af te zien indien het te vorderen bedrag een door Onze Minister vastgesteld bedrag niet te boven gaat.
3. Degene van wie wordt teruggevorderd, is verplicht desgevraagd aan de SVB de inlichtingen te verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn.
4. De SVB kan het teruggevorderde bedrag invorderen bij dwangbevel.
5. De SVB is bevoegd om het teruggevorderde bedrag te verrekenen met hetgeen de SVB uit hoofde van de andere door de SVB uitgevoerde wettelijke regelingen, aan de betrokkene verschuldigd is.
1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, kan de SVB, op verzoek van de betrokkene besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:
a. redelijkerwijs te voorzien is dat de betrokkene niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;
b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;
c. de vordering van de SVB wegens onverschuldigde betaling ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang;
d. een naar het oordeel van de SVB betrouwbaar voorstel tot schuldregeling is tot stand gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;
e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en
f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.
2. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de betrokkene gewijzigd indien:
a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;
b. de betrokkene, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn schuld aan de SVB niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of
c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
3. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.
Een vordering van de SVB als bedoeld in de artikelen 7 en 8 is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
1. De tegemoetkoming is:
a. onvervreemdbaar, en
b. niet vatbaar voor verpanding, belening of beslag.
2. Volmacht tot ontvangst van de tegemoetkoming, onder welke vorm of welke benaming ook door de belastingplichtige verleend, is steeds herroepelijk.
3. Elk beding strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.
Een ieder die de tegemoetkoming ontvangt, deelt aan de SVB desgevraagd of uit eigen beweging onverwijld alle feiten en omstandigheden mee, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.
1. Indien aan het niet naleven van artikel 11 te wijten is dat ten onrechte tegemoetkoming is uitbetaald, is de SVB bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen van ten hoogste 100 percent van het op grond van artikel 7, eerste lid, terug te vorderen bedrag.
2. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete, genoemd in het eerste lid, vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de SVB bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn met het niet naleven van artikel 11.
3. Wanneer degene die de tegemoetkoming ontvangt of heeft ontvangen bepaalde informatie op een later tijdstip verstrekt dan bedoeld in artikel 11 maar vóórdat hij weet of redelijkerwijs kon vermoeden dat de informatie bij de SVB bekend is, legt de SVB geen bestuurlijke boete op.
1. Onze Minister verstrekt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan de SVB een uitkering voor de lasten van de door de SVB uitbetaalde tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de daaraan verbonden uitvoeringskosten.
2. De SVB verantwoordt de lasten van de tegemoetkomingen en uitvoeringskosten afzonderlijk.
3. Hoofdstuk 8 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing voor begroting, beheer en verantwoording door de SVB van de uitvoering van deze wet.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de berekening van het bedrag van de uitkering en de daarvoor noodzakelijke gegevens.
Hoofdstuk III, paragraaf 4, van de Algemene Ouderdomswet vervalt.
Artikel 31, tweede lid, van de Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel p komt te luiden:
p. een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel u door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
v. een tegemoetkoming op grond van artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.
Artikel 83, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c vervalt.
2. De puntkomma aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door een punt.
De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 14, tweede lid, wordt «het bedrag van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet» vervangen door: het bedrag van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.
B
In artikel 17, eerste lid, onderdelen c en d, wordt «de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van die wet» vervangen door: de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.
In artikel 29a, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet wordt «die recht heeft op een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 33b van die wet» vervangen door: die recht heeft op een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.
1. Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op beschikkingen als bedoeld in het tweede lid.
2. Voor de overeenkomstige toepassing van hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is een beschikking die is genomen op grond van deze wet voor bezwaar vatbaar.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32521-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.