32 521 Introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie van koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 17 november 2010

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

  

1. Inleiding

0

2. Uitwerking voorstel

0

3. Inkomenseffecten

0

4. Financiële gevolgen

0

5. Uitvoeringsaspecten

0

6. Ontvangen commentaren

0

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen. Naar aanleiding van de stukken hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen. Grote belangstelling gaat uit naar de vraag wat de regering gedaan heeft met de fundamentele bezwaren van de Raad van State. De leden van de VVD-fractie horen graag op welke wijze is omgegaan met het bezwaar en in hoeverre het onderhavige eventueel wetsvoorstel is aangepast. Graag zien zij van de regering een antwoord tegemoet op de vraag wat het risico is dat het wetsvoorstel kan worden beschouwd als een regeling die niet valt onder de reikwijdte van Verordening 883/2004 (internationale exportverplichting). De beoogde financiële besparing kan dan immers onder druk komen te staan.

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de maatregelen van de regering die ertoe leiden dat koopkrachtcompensatie alleen plaatsvindt voor personen die binnenlands belastingplichtig zijn of voor wie ten minste 90% van het wereldinkomen in Nederland onderwerpen is aan de belastingheffing naar het inkomen. Wel rijst daarbij de vraag of de personen in het buitenland in staat zijn om te bepalen of zij al dan niet aan de eis van 90% voldoen? Kan de regering inzicht geven of personen woonachtig in het buitenland makkelijk antwoord kunnen geven op deze eis? In hoeverre leidt dit tot administratieve lasten voor deze groep burgers? Welke instantie of organisatie beoordeelt of de personen aan de 90% eis voldoen?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat dit wetsvoorstel inderdaad budgettair van aard is. De leden van de PvdA-fractie steunen de achterliggende gedachte van dit wetsvoorstel, namelijk het stopzetten van het exporteren van de AOW-tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is gerelateerd aan de koopkracht van AOW-gerechtigden in Nederland. De oplossing die de regering heeft aangedragen om het exporteren tegen te gaan, roepen een aantal vragen op bij de leden. De leden van de PvdA-fractie hebben naar aanleiding van het afwijzende advies van de Raad van State nog een aantal vragen over het wetsvoorstel. De regering gaat in veel gevallen voorbij aan het commentaar van de Raad en tevens aan vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU). De leden vragen de regering of zij voorliggend wetsvoorstel hebben laten toetsen door het HvJ EU, of dat de regering zelf de inschatting heeft gemaakt dat voorliggend wetsvoorstel niet onder de Verordeningen 883/2004 en 1408/71 valt?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Met het wetsvoorstel wordt beoogd voor elke oudere belastingplichtige een compensatie te introduceren voor koopkrachteffecten van het fiscale beleid. De leden van de CDA-fractie staan in principe positief tegenover een dergelijk wetsvoorstel, maar hebben nog wel een aantal serieuze vragen. Zij betreuren bovendien het feit dat de Raad van State deze wet eigenlijk niet geschikt vindt voor verzending naar de Tweede Kamer. De leden van de CDA-fractie zijn wel van mening dat de regering voldoende rekening heeft gehouden met de bezwaren van de Raad van State. De Raad van State is bijzonder kritisch over deze nieuwe wet. Zij plaatst vraagtekens bij het generieke karakter van de wet. Zij wil deze inkomensafhankelijk maken. Hoe verhoudt zich dit tot de plannen in het regeerakkoord om mensen zonder een volledige AOW opbouw geen tegemoetkoming meer te geven? Dit punt is nu niet meegenomen.

In algemene zin merken de leden van de CDA-fractie op dat er helaas wel een spanning bestaat tussen de introductie van een generieke koopkrachtcompensatie voor het fiscale beleid en het voeren van het fiscale beleid als zodanig. Het fiscale beleid kent toch juist ook onvermijdelijk koopkrachteffecten? In hoeverre is het dan als overheid rationeel om haar eigen fiscale beleid weer te gaan beperken? Graag zien zij een reactie van de regering tegemoet.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daar de volgende vragen en opmerkingen over. In het wetsvoorstel wordt gesproken over de «mogelijkheid» tot het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming. Is het denkbaar dat de regering besluit om een jaar geen koopkrachttegemoetkoming uit te keren aan oudere belastingplichtigen? Welke redenen kan de regering hebben om gebruik te maken van de mogelijkheid om een bepaald jaar geen tegemoetkoming uit te keren?

De leden van de D66-fractie hebben het wetsvoorstel ontvangen en nemen de zware kritiek van de Raad van State uitermate serieus. Zij constateren dat het advies van de Raad van State wordt afgesloten met het vijfde dictum. In algemene zin vragen zij daarom of inbreng van het wetsvoorstel is heroverwogen? En zij zijn benieuwd of en waar het wetsvoorstel is aangepast om aan de fundamentele bezwaren van de Raad van State tegemoet te komen?

De leden van de D66-fractie constateren dat de Raad van State stelt dat er beter gekozen kan worden voor een brede aanpak, daarin kunnen dan verschillende hervormingen van inkomensondersteunende maatregelen aan bod komen. Zij zijn benieuwd waarom de regering hier niet voor heeft gekozen? Heeft de regering wel het voornemen om op een ander moment nog met een dergelijke brede aanpak te komen? Wat is de reactie van de regering op de aanzienlijke in- en uitvoeringskosten?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen. Zij onderschrijven het belang van een goede regeling voor ouderen ter compensatie van het koopkrachtverlies dat door beleidsmaatregelen ontstaat, maar hebben bij het huidige wetsvoorstel nog diverse vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie willen van de regering een nadere toelichting ontvangen waarom de regering verwacht dat het Hof van Justitie van de Europese Unie de tegemoetkoming niet als een sociale zekerheidsuitkering zal beschouwen, aangezien volgens het Hof het feit of het om een rechtstreeks uit wetgeving voortvloeiend recht gaat waarbij voor de vaststelling aan de administratie geen beleidsvrijheden meer toekomen leidend is en daarmee niet het achterliggende doel, zoals in dit wetsvoorstel het compenseren van koopkrachtvermindering.

2. Uitwerking voorstel

De leden van de PvdA-fractie leggen de regering een scenario voor en vragen hierop een reactie. Stel dat het HvJ EU in 2015 een uitspraak doet waarin wordt gesteld dat de koopkrachttegemoetkoming voor ouderen wél onder de Verordening valt, en wél een exportverplichting heeft. Hebben de gedupeerden in het buitenland dan recht op uitbetaling van de tegemoetkoming met terugwerkende kracht? Welke financiële gevolgen voor de overheid zou deze uitspraak van het HvJ EU hebben? Hoe verhouden deze financiële gevolgen zich tot de bezuinigingen waar nu op gerekend wordt, inclusief uitvoeringskosten?

Welke stappen zou de regering moeten zetten om het exporteren van de AOW-tegemoetkoming stop te zetten, zonder voorliggend wetsvoorstel als oplossing aan te dragen? Welke (inter)nationale verdragen en/of afspraken moeten worden aangepast om het stopzetten van het exporteren van de AOW-tegemoetkoming mogelijk te maken? Waarom kiest de regering voor nieuwe wetgeving om het probleem van het exporteren van de AOW-tegemoetkoming stop te zetten, in plaats van huidige wetgeving en verdragen aan te passen?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe deze wet zich verhoudt tot het Pensioenakkoord als het gaat om de ambitie van een welvaartsvaste AOW? Daarnaast willen zij weten hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot Regel 15 van tabel F «Inkomensafdrachten» (bladzijde 13) uit het financieel kader van het regeerakkoord? De leden van de PvdA-fractie constateren dat de coalitie in 2011 een bedrag van € 20 miljoen inboekt als bezuiniging, terwijl de AOW-tegemoetkoming in zijn totaliteit zal worden afgeschaft door middel van voorliggend wetsvoorstel, en niet enkel de AOW-tegemoetkoming voor onvolledige AOW. Kan de regering hier een toelichting op geven?

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat in de Memorie van Toelichting niet staat op welke wijze het koopkrachtverlies wordt bepaald. Op welke wijze wordt bepaald of er sprake is van koopkrachtverlies? Hoe wordt de omvang van dit koopkrachtverlies precies bepaald? Kan de regering dit toelichten?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van een geschat wereldinkomen, waarna na een periode van maximaal drie jaar na het normjaar, een herbeoordeling plaatsvindt. Waarom is er gekozen voor maximaal drie jaar?

Kan de regering aangeven op welke gronden kan sprake zijn van terugvordering? Betreft dit bijvoorbeeld de in artikel 8 genoemde omstandigheden of zijn er nog andere omstandigheden denkbaar?

Kan de regering aangegeven wat de huidige ervaringen zijn ten aanzien van de schuldvordering problematiek in relatie tot de AOW tegemoetkoming? Er wordt immers uitgebreid aandacht aan geschonken.

De leden van de SP-fractie constateren dat jaarlijks wordt bekeken hoe hoog de koopkrachttegemoetkoming voor het opvolgende jaar zal zijn. Op welke wijze, wanneer en hoe wordt dit besloten? Wordt de Kamer hiervan vooraf op de hoogte gesteld? Welke rekensystematiek wordt gehanteerd? Op welke wijze en wanneer worden de rechthebbenden op de koopkrachttegemoetkoming hierover geïnformeerd? Acht de regering het wenselijk dat oudere belastingplichtigen een jaarlijkse (onbekende) bijstelling kunnen krijgen van de tegemoetkoming en daardoor in onzekerheid zullen zitten over hun inkomsten voor het opvolgende jaar? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe rijmt de regering dat met onderhavig wetsvoorstel? Acht de regering het wenselijk dat het inkomen van oudere belastingplichtigen bijzonder kan fluctueren per jaar?

Kan de regering tevens toelichten hoe het zevende lid van artikel 5, dat stelt dat op basis van een machtiging van een gerechtigde de tegemoetkoming kan worden overgemaakt op een bank- of girorekening van een ander dan hemzelf, zich verhoudt tot artikel 10, waarin wordt gesteld dat de tegemoetkoming onvervreemdbaar is?

De leden van de D66-fractie vragen de regering expliciet of zij vindt dat er bij deze koopkrachttegemoetkoming sprake is van een individuele en discretionaire beoordeling van de persoonlijke behoeften. Verder zijn zij benieuwd hoe groot de regering het risico acht dat dit wetsvoorstel toch niet in lijn is met de Europese regelgeving.

De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten op basis van welke criteria de hoogte van de tegemoetkoming, die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald, wordt vastgesteld.

Ook vragen zij hoe wordt voorkomen dat de onvervreemdbaarheid van de tegemoetkoming wordt aangetast door de mogelijkheid dat op basis van een machtiging van een gerechtigde de tegemoetkoming kan worden overgemaakt om een bank- of girorekening van een ander dan de gerechtigde.

3. Inkomenseffecten

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de AOW-tegemoetkoming sinds 2006 een structureel karakter heeft gekregen. Komt met de afschaffing van de AOW-tegemoetkoming en de introductie van de koopkrachttegemoetkoming een einde aan het structurele beleid om oudere belastingplichtigen voor koopkrachtverlies te compenseren? In paragraaf 2.2 van de memorie van toelichting spreekt de regering over «de mogelijkheid om te beslissen over de hoogte van de koopkrachttegemoetkoming» als over «per jaar zal worden vastgesteld of een koopkrachttegemoetkoming wenselijk wordt geacht». Kan de regering deze beide passages in samenhang verduidelijken?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een procentuele verdeling van de 280 000 gedupeerden van dit wetsvoorstel over de landen waarin zij woonachtig zijn cq. belasting betalen. Daarnaast vragen zij om een procentuele verdeling van de 15 000 personen die in aanmerking zullen komen voor de koopkrachttegemoetkoming over de landen waarin zij woonachtig zijn.

Kan de regering bevestigen dat álle oudere belastingplichtigen in Nederland recht hebben op een koopkrachttegemoetkoming, ook zij die een onvolledige AOW hebben en hierdoor recht hebben op aanvullende bijstand? Of komt het recht op koopkrachttegemoetkoming te vervallen voor diegenen die een onvolledige AOW hebben en aanvullende bijstand, zoals de coalitie de AOW-tegemoetkoming voor deze groep wilde afschaffen?

Deze wet vervangt een regeling die als doel had ouderen met een laag inkomen te compenseren voor koopkrachtverlies. De leden van de CDA-fractie onderschrijven deze uitgangspunten. Juist ouderen met een laag inkomen zouden immers in aanmerking moeten komen voor koopkrachtcompensatie. Deze wet kent een generiek karakter en is dan ook voor alle ouderen bestemd. Omdat de uitkering op bruto niveau plaatsvindt, zullen ouderen met lagere inkomens er relatief het meest van profiteren. Kan de regering aangeven hoe groot precies de voordelen van deze compensatie voor de arme ouderen zijn?

De leden van de SP-fractie constateren dat in het wetsvoorstel het volgende wordt gemeld: «uitgaande van het feit dat de koopkrachttegemoetkoming gelijk is aan de AOW-tegemoetkoming zijn de inkomenseffecten beperkt». De AOW-tegemoetkoming in 2010 was € 411,12, terwijl de koopkrachttegemoetkoming in 2011 veel lager is. Kan de regering aangeven welke inkomenseffecten dit heeft voor oudere belastingplichtigen? Wat is de definitie die de regering hanteert van «beperkte inkomenseffecten»?

De leden van de SP fractie vragen hoeveel mensen de AOW tegemoetkoming verliezen en hier geen koopkrachttegemoetkoming voor terug krijgen. Hoeveel AOW-gerechtigden in het buitenland verliezen de AOW-tegemoetkoming en krijgen daar geen koopkrachttegemoetkoming voor terug? In welke landen wonen deze mensen? Wat zijn de koopkrachteffecten voor eerdergenoemde groepen in 2011? Hoe groot is de groep oudere buitenlandse belastingplichtigen die voor 90% of meer in Nederland belastingplichtig zijn, maar waarvan geen gegevens bij de Belastingdienst aanwezig zijn? Verwacht de regering dat zij zich gaan aanmelden voor de tegemoetkoming? Kan de regering beschrijven of buitenlandse belastingplichtigen, waarvan de gegevens wel bekend zijn bij de Belastingdienst, ook zelf verantwoordelijk zijn om aan te tonen dat zij recht hebben op de tegemoetkoming of krijgen zij automatisch bericht van de SVB? Wat gebeurt er als de situatie van de buitenlandse belastingplichtige tussentijds wijzigt en deze persoon hierdoor opeens wel of geen recht meer heeft op de tegemoetkoming?

De leden van de SP fractie vragen of de regering heeft overwogen om een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in te voeren, zodat het geld ook daar terecht komt waar het het hardst nodig is. De regering stelt dat oudere belastingplichtigen met een laag inkomen meer profiteren van de koopkrachttegemoetkoming. Kan de regering hiervan een kwantitatieve onderbouwing geven? Kan de regering de koopkrachteffecten weergeven van personen met alleen AOW, en AOW met klein, middel en hoog pensioen? Kan de regering toelichten of alle oudere belastingplichtigen die recht hebben op de koopkrachttegemoetkoming er in koopkracht op achteruit gaan?

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of het wetsvoorstel specifieke invloed heeft op de AOW tegemoetkoming van personen met onvolledige opbouw.

De leden van de ChristenUnie-fractie ontvangen graag nadere informatie over in welke landen de ongeveer 275 000 AOW-ers die de AOW-tegemoetkoming in het buitenland ontvangen woonachtig zijn en onder welke inkomensgroepen zij vallen. Hoe is de verspreiding van de groepen waarvan de regering verwacht dat zij onder de nieuwe regeling geen respectievelijk nog wel recht hebben op tegemoetkoming over deze landen en inkomensgroepen, zo vragen zij.

Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie om een nadere onderbouwing van de stelling dat belastingplichtigen met een laag inkomen relatief sterk profiteren. Kan de regering de koopkrachteffecten toelichten aan de hand van een aantal voorbeelden voor belastingplichtigen met verschillende inkomensklassen? Zij vragen bovendien of de nieuwe regeling door af te zien van inkomensafhankelijkheid voor bepaalde groepen geen grotere rechtsongelijkheid tot gevolg heeft.

4. Financiële gevolgen

Met het oog op de besparing die gemoeid is met het voorgestelde wetsvoorstel zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat dit wetsvoorstel spoedig en dus uiterlijk per 1 januari 2011 in werking moet treden. Kan de regering aangeven wat de (financiële) gevolgen zijn als de wet later dan 1 januari 2011 in werking treedt?

In de memorie van toelichting (blz. 5) staat in de tabel van 2010 2 mln. ingeboekt voor de uitvoeringkosten terwijl in de tekst wordt gesproken over ruim 1 mln. invoeringskosten in 2010. De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat het precieze bedrag is.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aan te geven wat de uitvoeringskosten voor de AOW-tegemoetkoming zijn en waren, en hoe deze zich verhouden tot de verwachte uitvoeringskosten voor de koopkrachttegemoetkoming?

Daarnaast willen de leden van de PvdA-fractie weten waarom de regering een zekere toename van bezwaar en beroep in vergelijking met de huidige regeling verwacht?

Ook willen de leden van de PvdA-fractie weten hoeveel geld er structureel minder aan de koopkrachttegemoetkoming zal worden uitgegevens als de leeftijd waarop het recht ontstaat op de ouderenkorting wordt verhoogd van 65 jaar naar 66 jaar, en tevens verder naar 67 jaar? Deelt de regering de mening van de leden van de PvdA-fractie dat verhoging van de AOW-leeftijd naar uiteindelijk 67 jaar een gunstig effect heeft op het begrotingstekort?

De leden van de CDA-fractie benadrukken dat het goed is dat dit wetsvoorstel er toe leidt dat de export van de AOW tegemoetkoming wordt stopgezet. Dit staat ook in het regeerakkoord. Deze wet is immers in eerste instantie bedoeld ter compensatie van binnenlandse koopkrachteffecten. Er zal wel een 90% criterium worden gehanteerd; buitenlandse belastingplichtige waarvan niet 90% van het wereldinkomen aan de belastingheffing is onderworpen ontvangen geen tegemoetkoming meer. Hoe omvangrijk zijn de administratieve lasten van dit voorstel? Kan de regering bevestigen dat de budgettaire voordelen (ca. EUR 115 mln.) uitsluitend worden behaald door het stopzetten van deze export van deze AOW tegemoetkoming?

De leden van de CDA-fractie constateren dat in de Memorie van Toelichting de Wet Uniformering van het loonbegrip wordt genoemd. Waarom wordt deze wet expliciet genoemd? Elk jaar wordt toch apart gekeken naar de omvang van de koopkrachteffecten. Dan zullen de eventuele koopkrachten van een wet uniformering loonbegrip toch ook worden geïncorporeerd?

De tegemoetkoming wordt door de Sociale Verzekeringsbank betaald. Kan de regering aangeven of deze uitbetaling gelijktijdig met de AOW betaling plaats vindt? Beperkt gelijktijdige uitbetaling de uitvoeringskosten?

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de hoogte van de tegemoetkoming. Is het waar dat de koopkrachttegemoetkoming in 2011 lager is dan de AOW tegemoetkoming in 2010? Is het bedrag van de koopkrachttegemoetkoming in 2011 (van € 397,12) bruto of netto? Indien het een bruto bedrag betreft, wat is het netto bedrag van de koopkrachttegemoetkoming 2011?

Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar de uitvoeringskosten van een inkomensafhankelijke regeling. Kan de regering toelichten en onderbouwen wat de aard en omvang (in mln.) van de uitvoeringskosten van een inkomensafhankelijke regeling zouden zijn? Kan de regering toelichten hoe hoog de besparingen zijn die een inkomensafhankelijke regeling met zich meebrengt? Vallen de hogere uitvoeringskosten weg tegen de besparingen die een inkomensafhankelijke regeling met zich meebrengt? Levert een inkomensafhankelijke regeling dan een grotere besparing op dan het voorliggende wetsvoorstel?

Welke besparingen levert het voorliggende wetsvoorstel precies op? Kan de regering hard maken dat met het voorliggend wetsvoorstel de financiële uitgaven hetzelfde niveau behelzen als de huidige tegemoetkoming volgens de AOW? Kan de regering de financiële consequenties en het aantal rechthebbenden van beide regelingen schematisch weergeven?

De leden van de D66-fractie vragen hoe groot het financiële risico is indien het wetsvoorstel toch niet in lijn is met de Europese regelgeving? Verder zijn zij benieuwd of de regering een alternatieve dekking in gedachte heeft om in dat geval toch binnen de uitgavenkaders te blijven?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe groot de extra kosten voor een inkomensafhankelijke tegemoetkoming zouden zijn en door welke factoren deze extra kosten dan worden veroorzaakt. In welke mate heeft een inkomensafhankelijke tegemoetkoming daarnaast een besparend effect doordat de hoge inkomens een lagere tegemoetkoming krijgen, zo willen zij weten.

Tevens willen de leden van ChristenUnie-fractie weten hoe groot de uitvoeringskosten zijn voor de huidige AOW-tegemoetkoming.

Ook willen zij weten wat de financiële gevolgen zijn als de regeling bij nader inzien toch onder de in het advies van de Raad van State genoemde Europese verordening valt. Zij willen weten welke maatregelen de regering dan nog wil nemen om de hogere uitvoeringskosten te voorkomen.

5. Uitvoeringsaspecten

De leden van de PvdA-fractie zijn kritisch op de regering wanneer zij aankondigt dat pas eind 2010 wordt gestart met voorlichting over de koopkrachttegemoetkoming. Waarom is er niet eerder gestart met voorlichting? Kan de regering aangeven of de vastgestelde datum van inwerkingtreding van de wet die uit dit voorstel voortvloeit nog steeds 1 januari 2011 is? Wat zijn de gevolgen als de wet later in werking treedt?

De leden van de SP-fractie willen weten of de regering het realistisch acht om de nieuwe regeling al in januari 2011 in te voeren? Op welke wijze worden de mensen die de tegemoetkoming geheel verliezen hierop voorbereid? Is er nog sprake van een overgangsregeling, zodat deze mensen hun uitgavenpatroon op natuurlijke wijze kunnen aanpassen.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering in het nader rapport stelt dat met gerichte voorlichtingscampagnes het aantal onterechte aanvragen voor een tegemoetkoming voor buitenlandse belastingplichtigen naar verwachting aanzienlijk wordt gereduceerd. Zij vragen de regering nader uit te leggen waar deze verwachting op is gebaseerd. En hoe wil de regering deze gerichte voorlichtingscampagne vormgeven lettende op het feit dat de doelgroep woonachtig is in vele verschillende landen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de regering invoering per 1 januari 2011 noodzakelijk acht. Wat zijn de gevolgen van een latere inwerkingtreding van de wet?. Gaat de regering om haar plan tot uitvoering te brengen dat mensen met een AOW-gat niet meer in aanmerking komen voor de tegemoetkoming het huidige wetsvoorstel nogmaals aanpassen en wanneer dan? Ook willen zij weten waarom de regering mensen met een AOW-gat niet meer in aanmerking wil laten komen voor de tegemoetkoming.

6. Ontvangen commentaren

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de opmerkingen van de Sociale Verzekeringsbank. Kan de regering aangeven welke opmerkingen van de Sociale Verzekeringsbank er toe geleid hebben dat het wetsvoorstel is aangepast?

De voorzitter van de vaste commissie,

Van Gent

Adjunct-griffier van de vaste commissie,

Dekker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Gent, W. van (GL), Voorzitter, Hamer, M.I. (PvdA), Ham, B. van der (D66), Sterk, W.R.C. (CDA), Smeets, P.E. (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Hijum, Y.J. van (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Ulenbelt, P. (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ondervoorzitter, Spekman, J.L. (PvdA), Vermeij, R.A. (PvdA), Fritsma, S.R. (PVV), Karabulut, S. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Dijkgraaf, E. (SGP), Azmani, M. (VVD), Jong, L.W.E. de (PVV), Klaver, J.F. (GL), Huizing, M.E. (VVD) en Straus, K.C.J. (VVD).

Plv. leden: Voortman, L.G.J. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Pechtold, A. (D66), Uitslag, A.S. (CDA), Klijnsma, J. (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Biskop, J.J.G.M. (CDA), Smilde, M.C.A. (CDA), Dijkstra, P.A. (D66), Kooiman, C.J.E. (SP), Slob, A. (CU), Bontes, L. (PVV), Çelik, M. (PvdA), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Mos, R. de (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Staaij, C.G. van der (SGP), Aptroot, Ch.B. (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Sap, J.C.M. (GL), Houwers, J. (VVD) en Harbers, M.G.J. (VVD).

Naar boven