Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32520 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32520 nr. B |
23 november 2010
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige wijzigingen op het terrein van de wetgeving van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7, tiende lid, wordt «tweede, zevende en achtste lid» vervangen door: tweede lid, vierde lid, onderdeel a, zevende lid en achtste lid.
B
Artikel 18, achtste lid, komt te luiden:
8. Indien de kinderbijslag in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat artikel door een puntkomma, een onderdeel, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, toegevoegd, luidende:
#. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
A
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «dan wel een vervolgstudie volgt anders dan hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door: dan wel een vervolgstudie volgt.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het tweede lid.
Aa
Het opschrift van paragraaf 10 van afdeling 1 van hoofdstuk 3 komt te luiden:
§ 10 Geen recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering en wezenuitkering tijdens vrijheidsontneming en onttrekking aan vrijheidsontneming
Ab
In artikel 32c, eerste lid, wordt na «op de dag van het overlijden van de verzekerde» telkens ingevoegd: , dan wel op de dag na afloop van de toepassing van artikel 32e met betrekking tot dat recht op uitkering,.
Ac
Aan artikel 32d wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het recht op nabestaandenuitkering, respectievelijk het recht op halfwezenuitkering of het recht op wezenuitkering eindigt, in afwijking van het eerste lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat, indien op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht bestaat op die uitkering op grond van artikel 32f, eerste lid.
Ad
Aan hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 10, worden twee artikelen toegevoegd, luidende:
Geen recht op nabestaandenuitkering ontstaat voor de nabestaande indien en voor zolang hij zich op de dag van het overlijden van de verzekerde en daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Geen recht op halfwezenuitkering ontstaat voor de nabestaande indien en voor zolang hij of de halfwees zich op de dag van het overlijden van de verzekerde en daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Geen recht op wezenuitkering ontstaat voor het kind indien en voor zolang het zich op de dag van het overlijden van de verzekerde en daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
1. Het recht op nabestaandenuitkering eindigt, indien de nabestaande zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Het recht op halfwezenuitkering eindigt indien de nabestaande of de halfwees zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Het recht op wezenuitkering eindigt indien het kind zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
2. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, herleeft, onverminderd artikel 15, 23, 27 of 32d, het recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering of wezenuitkering op de dag dat:
a. de nabestaande zich niet langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel en hij voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden, bedoeld in artikel 66a, tweede lid, en onverminderd artikel 14, derde lid;
b. de nabestaande en de halfwees zich niet langer onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel en de nabestaande voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid;
c. het kind zich niet langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel en het voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.
B
Artikel 48 komt te luiden:
C
Aan hoofdstuk 8 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Indien het recht op nabestaandenpensioen, respectievelijk halfwezenuitkering of wezenuitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 32f al is ingegaan en de nabestaande, halfwees of wees zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van dat artikel als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel 32f en eindigt het recht op nabestaandenpensioen, respectievelijk halfwezenuitkering of wezenuitkering, in afwijking van artikel 32f, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, een onderdeel, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, toegevoegd, luidende:
#. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
1A
Artikel 8b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «de dag waarop het ouderdomspensioen zou ingaan»ingevoegd: dan wel de dag na afloop van de toepassing van artikel 8c, eerste lid, metbetrekking tot dat recht op ouderdomspensioen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Voor de pensioengerechtigde die op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht heeft op ouderdomspensioen op grond van artikel 8c, tweede lid, eindigt het recht op ouderdomspensioen, in afwijking van het tweede lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.
2A
Na artikel 8b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Voor de pensioengerechtigde ontstaat geen recht op ouderdomspensioen indien en voor zolang hij zich op de dag waarop het ouderdomspensioen zou ingaan en daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
2. Het recht op ouderdomspensioen eindigt, indien de pensioengerechtigde zich, nadat het recht op ouderdomspensioen is ingegaan, onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
3. De persoon die op grond van het eerste of tweede lid geen recht op ouderdomspensioen heeft, heeft met ingang van de dag dat hij zich niet langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op ouderdomspensioen.
A
In artikel 9, eerste lid, onderdeel c, wordt «voor wie hij op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt of zal ontvangen» vervangen door: voor wie aan hem op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
B
Artikel 19, derde lid, komt te luiden:
3. Indien het ouderdomspensioen in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
C
Aan paragraaf 3 van hoofdstuk VIII wordt een artikel toegevoegd waarvan het artikelnummer aansluit op het laatste artikel van die paragraaf, luidende:
1. Ten aanzien van de persoon wiens recht op ouderdomspensioen voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 8c al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van dat artikel als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel 8c en eindigt het recht op ouderdomspensioen in afwijking van artikel 8c, tweede lid, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 37 komt te luiden:
B
Artikel 54, vierde lid, komt te luiden:
4. De vrijwillige voortzetting begint uiterlijk negen maanden na beëindiging van de dienstbetrekking. Artikel 14, tweede lid, is niet van toepassing op de periode vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking tot het begin van de vrijwillige voortzetting.
C
In artikel 70, vierde lid, wordt «Voor de toepassing van de artikelen 72, 80, eerste lid, onderdeel d, en 81, eerste lid, onderdeel c,» vervangen door: Voor de toepassing van de artikelen 71 tot en met 92.
D
Na artikel 71 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien na de waardeoverdracht de voor de bedrijfspensioenvoorziening geldende wetgeving van een andere staat dan Nederland op de overgedragen pensioenaanspraken van toepassing is en de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht ruimer zijn dan op basis van deze wet.
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel g van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «voor wie hij op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen» vervangen door: voor wie aan hem op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
2. In het vijfde lid wordt «omdat hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: omdat hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen of omdat hij zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
B
Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het recht op toeslag kan niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag om toeslag werd ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de vorige zin.
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat artikel door een puntkomma, een onderdeel, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, toegevoegd, luidende:
#. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.
1A
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de onderdelen h tot en met l geletterd i tot en met m.
2. In het eerste lid wordt na onderdeel g een onderdeel ingevoegd, luidende:
h. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
3. In het vijfde lid wordt «eerste lid, onderdeel j» telkens vervangen door: eerste lid, onderdeel k.
4. In het zesde lid wordt «eerste lid, onderdeel a tot en met g» vervangen door: eerste lid, onderdeel a tot en met h.
A
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «artikel 19, eerste lid, onderdeel e, g of j» vervangen door: artikel 19, eerste lid, onderdeel e, g, h of k.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien het recht op uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel d, juncto artikel 19, eerste lid, onderdeel a, is geëindigd en vervolgens op grond van het eerste lid herleeft, is artikel 16, tiende lid, van overeenkomstige toepassing.
B
Artikel 26, eerste lid, onderdeel a, vervalt.
C
In artikel 26a, tweede lid, wordt «19, eerste lid, onderdeel j» vervangen door: 19, eerste lid, onderdeel k.
D
In artikel 68, eerste lid, wordt «19, eerste lid, onderdelen e tot en met l» vervangen door: 19, eerste lid, onderdelen e tot en met m.
E
Aan hoofdstuk XB wordt een artikel toegevoegd waarvan het artikelnummer aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk, luidende:
1. Ten aanzien van de werknemer wiens recht op uitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel VI, onderdeel 1A, van de Verzamelwet SZW 2011 al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 19, eerste lid, onderdeel h, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel VI, onderdeel 1A, van de Verzamelwet SZW 2011 en eindigt het recht op uitkering, in afwijking van artikel 19, eerste lid, onderdeel h, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3:16, eerste lid, onderdeel a, wordt «de artikelen 19a en 19b» vervangen door: de artikelen 19a, 19b, 19c en 87.
B
In artikel 3:27, eerste lid, onderdeel a, wordt «de artikelen 7a, 7b, 19, vierde en vijfde lid, 19a, 21a en 21b» vervangen door: de artikelen 7a, 7b, 7c, 19, vierde en vijfde lid, 19a, 21a, 21b, 21c en 101g.
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel n van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
o. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
B
In artikel 7b, eerste lid, wordt na «de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan» ingevoegd: dan wel de dag na afloop van de toepassing van artikel 7c met betrekking tot dat recht op uitkering.
C
Na artikel 7b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De verzekerde, bedoeld in artikel 7, heeft geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien en voor zolang hij zich op de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan en daarna onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
D
In artikel 19 worden, onder vernummering van het vijfde lid tot zevende lid, twee leden ingevoegd, luidende:
5. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien de verzekerde zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
6. Voor de verzekerde die op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van het vijfde lid, eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, in afwijking van het vierde lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.
E
In artikel 20, vijfde lid, wordt «Artikel 7b» vervangen door: De artikelen 7b en 7c.
F
In artikel 21, achtste lid, wordt «Artikel 7b» vervangen door: De artikelen 7b en 7c.
G
Aan paragraaf 1 van hoofdstuk 3, afdeling 1, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met artikel 19, vijfde lid, is geëindigd, heeft vanaf de dag dat hij zich niet langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel met inachtneming van de bepalingen van deze wet aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is.
2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.
3. De artikelen 7, zesde lid, 36 en 37 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.
H
Artikel 55, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
I
Aan hoofdstuk 10A wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de verzekerde wiens recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel VII, onderdeel D, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 19, vijfde lid, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding VII, onderdeel D, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering in afwijking van artikel 19, vijfde lid, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 43 vervalt het eerste lid onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
B
Artikel 44 vervalt.
C
In artikel 104, eerste lid, onderdeel k, wordt «artikel 30» vervangen door: artikel 30a.
D
In artikel 122g wordt «1 januari 2011» vervangen door: 1 januari 2012.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel f van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.
A
In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, wordt «voor wie de gewezen zelfstandige op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen» vervangen door: voor wie aan de gewezen zelfstandige op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
Aa
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel e wordt geletterd f.
b. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
2. In het derde lid wordt «onderdelen b, c en d,» vervangen door: onderdelen b, c, d en e,.
B
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 37, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: artikel 37, eerste lid, onderdelen a en c.
2. Onder vervanging van de punt na onderdeel b door een puntkomma worden aan het tweede lid twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. de belanghebbende nalaat algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden; of
d. de belanghebbende door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Van een verlaging als bedoeld in het eerste lid en een weigering als bedoeld in het tweede lid wordt afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
C
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:
k. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
2. In het elfde lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
D
Aan artikel 48, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. Onze Minister van Justitie in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen.
E
Aan hoofdstuk VII wordt een artikel toegevoegd waarvan het artikelnummer aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk, luidende:
1. Ten aanzien van de gewezen zelfstandige wiens recht op uitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel IX, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011 al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 6, tweede lid, onderdeel e, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel IX, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011 en eindigt het recht op uitkering, in afwijking van artikel 6, tweede lid, onderdeel e, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot artikel 6, derde lid.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel g van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.
A
In artikel 2, onderdeel b, onder 2°, wordt «arbeidsongeschikten» vervangen door: arbeidsgeschikten.
B
In artikel 4, eerste lid, onderdeel c, wordt «voor wie de werkloze werknemer op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen» vervangen door: voor wie aan de werkloze werknemer op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
C
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid wordt na «uitkeringsduur op grond van de Werkloosheidswet» ingevoegd: of de geldende uitkeringsduur van de loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
12. Voor zover het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van die wet, wordt bij de toepassing van het zesde lid voor de vaststelling van factor A uitgegaan van het bedrag aan loondervingsuitkering dat zou zijn genoten indien die werkzaamheden niet zouden zijn verricht.
13. Het twaalfde lid is van overeenkomstige toepassing indien de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, is verlaagd als gevolg van het verrichten van werkzaamheden uit hoofde waarvan de werkloze werknemer geen werknemer is als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van die wet.
Ca
Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d wordt geletterd e.
2. Na onderdeel c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
D
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «artikel 37, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: artikel 37, eerste lid, onderdelen a en c.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Van een weigering als bedoeld in het eerste lid en een verlaging als bedoeld in het tweede lid wordt afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Da
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel j, komt te luiden:
j. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
2. In het elfde lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
Db
Aan artikel 48, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. Onze Minister van Justitie in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen.
E
Het bij Wet van 17 december 2009 tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de SVB en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen (Stb. 596) toegevoegde artikel 63c wordt vernummerd tot 63d.
F
Aan hoofdstuk VII wordt een artikel toegevoegd waarvan het artikelnummer aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk, luidende:
1. Ten aanzien van de werkloze werknemer wiens recht op uitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel X, onderdeel Ca, van de Verzamelwet SZW 2011 al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel d, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel X, onderdeel Ca, van de Verzamelwet SZW 2011 en eindigt het recht op uitkering, in afwijking van artikel 6, eerste lid, onderdeel d, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot artikel 6, tweede lid.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het onderdeel « – kind: het kind jonger dan 18 jaar, dat niet als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort en voor wie de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, op grond van de Algemene kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt dan wel zal ontvangen;» vervalt.
2. Na het onderdeel «UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;» wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
– vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht;.
B
Aan artikel 4, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Het UWV is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de vorige zin.
Ba
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de onderdelen d en e geletterd e en f.
2. In het eerste lid wordt na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
3. In het vijfde lid wordt «onderdeel a tot en met d» vervangen door: onderdeel a tot en met e.
4. In het zesde lid, onderdelen a en b, wordt «onderdeel d» vervangen door: onderdeel e.
C
Aan artikel 10 worden twee leden toegevoegd, luidende:
8. Voor zover het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedeeltelijk is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van die wet, wordt bij de toepassing van het eerste lid voor de vaststelling van onderdeel a van factor A uitgegaan van het bedrag aan loondervingsuitkering dat zou zijn genoten indien die werkzaamheden niet zouden zijn verricht.
9. Het achtste lid is van overeenkomstige toepassing indien de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, is verlaagd als gevolg van het verrichten van werkzaamheden uit hoofde waarvan de aanvrager geen werknemer is als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van die wet.
D
In artikel 16, eerste lid, wordt «bedoeld in de artikelen 14 en 15» vervangen door: bedoeld in de artikelen 12, tweede lid, onderdeel c, 14 en 15.
E
In artikel 29, eerste lid, onderdeel b, wordt « aan het kind of de kinderen» vervangen door: aan het minderjarige kind of de minderjarige kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond.
F
Na artikel 48 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de persoon wiens recht op uitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XI, onderdeel Ba, van de Verzamelwet SZW 2011 al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel d, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XI, onderdeel Ba, van de Verzamelwet SZW 2011 en eindigt het recht op uitkering, in afwijking van artikel 6, eerste lid, onderdeel d, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Wet investeren in jongeren wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging aan het slot van het laatste onderdeel van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
– vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.
A
In artikel 4 wordt « – ten laste komend kind: het kind voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken» vervangen door: – ten laste komend kind: het kind voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
Aa
Artikel 23, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen c tot en met e worden geletterd d tot en met f.
2. Na onderdeel b wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
Ab
Artikel 42, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen h tot en met n worden geletterd i tot en met o.
2. Na onderdeel g wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
h. indien de jongere zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
Ac
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:
k. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
2. In het elfde lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
Ad
Aan artikel 50, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. Onze Minister van Justitie in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen.
B
Na artikel 56 van de Wet investeren in jongeren wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Indien degene van wie de kosten van inkomensvoorziening worden teruggevorderd algemene bijstand, inkomensvoorziening of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen kunstenaars ontvangt van het college van een andere gemeente dan het college dat de kosten van inkomensvoorziening terugvordert, betaalt het college van die andere gemeente, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de algemene bijstand, de inkomensvoorziening of de uitkering op verzoek aan het college dat de kosten van de inkomensvoorziening terugvordert.
2. Indien degene van wie de kosten van inkomensvoorziening worden teruggevorderd een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Ziektewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg of de Toeslagenwet of inkomensondersteuning ontvangt op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de uitkering of de inkomensondersteuning op verzoek aan het college dat de kosten van de inkomensvoorziening terugvordert.
3. Indien degene van wie de kosten van inkomensvoorziening worden teruggevorderd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet of de Algemene nabestaandenwet betaalt de Sociale verzekeringsbank, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de uitkering op verzoek aan het college dat de kosten van de inkomensvoorziening terugvordert.
C
Na artikel 86 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de jongere wiens recht op een werkleeraanbod voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 23, eerste lid, onderdeel c, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op een werkleeraanbod in afwijking van artikel 23, eerste lid, onderdeel c, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Ten aanzien van de jongere wiens recht op inkomensvoorziening voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel Ab, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 42, eerste lid, onderdeel h, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel Ab, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op inkomensvoorziening in afwijking van artikel 42, eerste lid, onderdeel h, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
3. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel m van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
n. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
1A
In artikel 19, zesde lid, wordt na «19b» ingevoegd: 19c,.
2A
In artikel 19a, eerste lid, wordt na «de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan» ingevoegd: dan wel de dag na afloop van de toepassing van artikel 19b met betrekking tot dat recht op uitkering.
3A
Na artikel 19a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
A
In artikel 42, vierde lid, vervalt de tweede volzin.
Aa
In artikel 43 worden, onder vernummering van het zesde lid tot achtste lid, twee leden ingevoegd, luidende:
6. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingetrokken, indien degene die recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
7. Voor de verzekerde die op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van het zesde lid, eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, in afwijking van het vijfde lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.
Ab
In artikel 43a, vijfde lid, wordt «Artikel 19a» vervangen door: De artikelen 19a en 19b.
Ac
In artikel 47, zevende lid, wordt na «19a» ingevoegd: , 19b.
Ad
Na artikel 47b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 43, zesde lid, is ingetrokken, heeft vanaf de dag dat hij zich niet langer onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel met inachtneming van de bepalingen van deze wet aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is.
2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de persoon, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.
3. De artikelen 19, vierde lid, 35, en 47, achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.
B
Artikel 50, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
C
In hoofdstuk VIIIA wordt na artikel 91h een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de verzekerde wiens recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XIII, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 43, zesde lid, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XIII, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering in afwijking van artikel 43, zesde lid, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Wet participatiebudget wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5, derde lid, komt te luiden:
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de verstrekking van de in het eerste lid bedoelde gegevens;
b. de betaling van de uitkering, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien het college de in het eerste lid bedoelde gegevens niet of niet tijdig verstrekt dan wel de kwaliteit van die gegevens te kort schiet.
Aa
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt bij de toepassing van de artikelen 2, 4, tweede lid, en 5, tweede lid, gebruikgemaakt van de gegevens, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en de informatie, bedoeld in artikel 6, onderdeel a, waarvan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kennis heeft op 15 augustus voor zover het betreft de artikelen 2 en 5, tweede lid, en 30 september voor zover het betreft artikel 4, tweede lid, van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar, met dien verstande dat gegevens die het college op verzoek van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op een latere datum verstrekt mede in aanmerking worden genomen. Indien artikel 6, onderdeel b, van toepassing is, wordt voor het jaar volgend op het verantwoordingsjaar gelezen: het tweede jaar volgend op het verantwoordingsjaar.
B
Aan artikel 6 wordt na «in de plaats van het college» toegevoegd:
, met dien verstande dat:
a. voor de toepassing van artikel 2 en artikel 5, tweede lid, de met toepassing van artikel 34a van de Wet gemeenschappelijke regelingen door het openbaar lichaam op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, verantwoorde informatie in aanmerking kan worden genomen;
b. indien een openbaar lichaam de uitkering, bedoeld in artikel 2, ontvangt van het college van de gemeente die deelneemt aan de gemeenschappelijke regeling, voor de termijn van dertien maanden in artikel 4, derde lid, telkens wordt gelezen: vijfentwintig maanden.
In artikel 2, eerste lid, van de Wet privatisering FVP wordt «en het op verzoek van de Sociaal-Economische Raad kunnen voorzien in bijdragen ter financiering van onderzoeken inzake aanvullende pensioenen» vervangen door: en het kunnen voorzien in bijdragen ter financiering van onderzoeken en projecten inzake aanvullende pensioenen.
De Wet sociale werkvoorziening wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen de uitvoering van deze wet volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van die wet, treedt dat bestuur voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van de artikelen 8, 9, 13, vierde lid, en 14, eerste lid, in de plaats van de betrokken colleges, met dien verstande dat:
a. voor de toepassing van artikel 8 en 9 de met toepassing van artikel 34a van die wet door het openbaar lichaam op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële- verhoudingswet, verantwoorde informatie in aanmerking kan worden genomen;
b. voor de termijn van twaalf maanden in artikel 9, vierde lid, wordt gelezen: vierentwintig maanden.
B
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt bij de toepassing van de artikelen 8, tweede lid, en 9 gebruikgemaakt van de gegevens in de bijlage, bedoeld in artikel 13, vierde lid, en de informatie, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, waarvan Onze Minister kennis heeft op 15 augustus voor zover het betreft artikel 8, tweede lid, en 30 september voor zover het betreft artikel 9 van het tweede jaar volgend op het verantwoordingsjaar, met dien verstande dat gegevens die het college op verzoek van Onze Minister op een latere datum verstrekt mede in aanmerking worden genomen.
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel p van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
q. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.
A
Artikel 32c vervalt.
Aa
Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
2. In het achtste lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
B
Artikel 73a, eerste lid, komt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank kunnen gegevens die deze hebben verkregen bij de uitvoering van een bij of krachtens deze of een andere wet aan hen opgedragen taak, verwerken voor de uitvoering van een andere wettelijke taak of voor de uitvoering van andere werkzaamheden als bedoeld in artikel 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens kunnen worden gebruikt voor de uitvoering van andere werkzaamheden.
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 45 komt te luiden:
B
Artikel 65, vierde lid, komt te luiden:
4. De vrijwillige voortzetting begint uiterlijk negen maanden na beëindiging van het beroep. Artikel 22, derde lid, is niet van toepassing op de periode vanaf de beëindiging van het beroep tot het begin van de vrijwillige voortzetting.
C
In artikel 81, vierde lid, wordt «Voor de toepassing van de artikelen 83, 88, eerste lid, onderdeel d, en 89, eerste lid, onderdeel c,» vervangen door: Voor de toepassing van de artikelen 82 tot en met 100.
D
Na artikel 82 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien na de waardeoverdracht de voor de bedrijfspensioenvoorziening geldende wetgeving van een andere staat dan Nederland op de overgedragen pensioenaanspraken van toepassing is en de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht ruimer zijn dan op basis van deze wet.
De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel q komt te luiden:
q. zelfstandige: de persoon die, anders dan in dienstbetrekking, arbeid in eigen bedrijf verricht of een beroep uitoefent, teneinde daarmee inkomen te verwerven;.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
r. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Aa
Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de onderdelen b tot en met d geletterd c tot en met e.
2. In het eerste lid wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
3. In het tweede lid wordt «eerste lid, onderdeel c» vervangen door: eerste lid, onderdeel d.
Ab
Artikel 2:12, eerste lid, komt te luiden:
1. In afwijking van de artikelen 2:15 en 2:16 is artikel 2:11, onderdeel a, eerst van toepassing met ingang van de dag dat de persoon één maand rechtens zijn vrijheid is ontnomen, tenzij op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht bestaat op arbeidsondersteuning op grond van artikel 2:11, onderdeel b.
Ac
In artikel 2:13, eerste en derde lid, wordt «artikel 2:11, onderdeel b» vervangen door: artikel 2:11, onderdeel c.
Ad
In artikel 2:17, tweede lid, wordt «artikel 2:11, onderdeel a, b of c» vervangen door: artikel 2:11, onderdeel a, b, c of d.
Ae
In artikel 2:56, tweede en vierde lid, wordt «artikel 2:11, onderdeel d» vervangen door: artikel 2:11, onderdeel e.
B
Artikel 2:49, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de inkomensvoorziening, bedoeld in het eerste lid, in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
Ba
In artikel 3:5, eerste lid, wordt na «de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan» ingevoegd: dan wel de dag na afloop van de toepassing van artikel 3:5a met betrekking tot dat recht op uitkering.
Bb
Na artikel 3:5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De jonggehandicapte, bedoeld in artikel 3:3, heeft geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien en voor zolang hij op de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan en daarna zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
Bc
In artikel 3:19 worden, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot achtste en negende lid, twee leden ingevoegd, luidende:
6. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien de jonggehandicapte zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
7. Voor de jonggehandicapte die op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft op grond van het zesde lid, eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, in afwijking van het vijfde lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.
Bd
In artikel 3:21, vierde lid, en artikel 3.22, achtste lid, wordt «Artikel 3:5 en de daarop berustende bepalingen» vervangen door: De artikelen 3:5 en de daarop berustende bepalingen en 3:5a.
Be
In paragraaf 1 van hoofdstuk 3, afdeling 2, wordt na artikel 3:23 een artikel ingevoegd, luidende:
1. De jonggehandicapte, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met artikel 3:19, zesde lid, is geëindigd, heeft vanaf de dag dat hij in vrijheid wordt gesteld met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is.
2. Aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.
3. De artikelen 3:3, vijfde lid, 3:29 en 3:30 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in dit artikel.
C
Artikel 3:45, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
D
Na artikel 8:10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de jonggehandicapte wiens recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XIX, onderdeel Bc, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 3:19, zesde lid, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XIX, onderdeel Bc, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering in afwijking van artikel 3:19, zesde lid, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Ten aanzien van de jonggehandicapte wiens recht op arbeidsondersteuning voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XIX, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 2:11, eerste lid, onderdeel b, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XIX, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op arbeidsondersteuning in afwijking van artikel 2:11, eerste lid, onderdeel b, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
3. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
0A
Artikel 1, onderdeel h, komt te luiden:
h. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht;.
A
In artikel 4, onderdeel e, komt te luiden:
e. ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
Aa
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de onderdelen b tot en met f geletterd c tot en met g.
2. In het eerste lid wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
3. Het derde lid, tweede zin, komt te luiden: Het eerste lid, onderdelen a en b, is voor zover het het recht op bijzondere bijstand betreft, niet van toepassing op de persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, dan wel van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht of, na ontslag van alle rechtsvervolging, van artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en op de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel op grond van die artikelen.
4. In het vierde lid, aanhef, wordt «eerste lid, onderdeel d» vervangen door: eerste lid, onderdeel e.
B
Na artikel 47e wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een door het college verstrekte geldlening of borgtocht op grond van artikel 48, 50 of 78c, die op grond van artikel 47a wordt voortgezet, gaan over op de Sociale verzekeringsbank.
2. Vermogensbestanddelen die voortvloeien uit een geldlening als bedoeld in het eerste lid gaan met ingang van de datum van voortzetting van de geldlening op grond van artikel 47a over op de Sociale verzekeringsbank, zonder dat daarvoor een akte of betekening nodig is.
3. Met betrekking tot de op grond van het tweede lid overgaande vermogensbestanddelen die in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden door de bewaarders van die registers. De daartoe benodigde opgaven worden door de zorg van Onze Minister aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.
4. Terzake van de in het tweede lid bedoelde overgang van vermogensbestanddelen blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.
5. Indien de Sociale verzekeringsbank het bedrag van de geldlening of borgtocht invordert, betaalt de Sociale verzekeringsbank aan het college, bedoeld in het eerste lid, het bedrag van de door het college verstrekte geldlening of borgtocht, of indien de opbrengst na aftrek van kosten minder bedraagt dan het totale bedrag van de geldlening of borgtocht een evenredig deel van de geldlening of borgtocht.
Ba
In artikel 49, aanhef, wordt «artikel 13, eerste lid, onderdeel f» vervangen door: artikel 13, eerste lid, onderdeel g.
C
Artikel 60, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de persoon van wie kosten van bijstand als bedoeld in de artikelen 58 en 59 worden teruggevorderd algemene bijstand, een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, of de Wet werk en inkomen kunstenaars ontvangt, is het college bevoegd tot verrekening van die kosten met die algemene bijstand, inkomensvoorziening of uitkering.
D
Na artikel 60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien degene van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd algemene bijstand, een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen kunstenaars ontvangt van het college van een andere gemeente dan het college dat de kosten van bijstand terugvordert, betaalt het college van die andere gemeente, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de algemene bijstand, de inkomensvoorziening of de uitkering op verzoek aan het college dat de kosten van bijstand terugvordert.
2. Indien degene van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Ziektewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg of de Toeslagenwet of inkomensondersteuning ontvangt op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de uitkering of de inkomensondersteuning op verzoek aan het college dat de kosten van bijstand terugvordert.
3. Indien degene van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet of de Algemene nabestaandenwet betaalt de Sociale verzekeringsbank, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de uitkering op verzoek aan het college dat de kosten van bijstand terugvordert.
4. Indien de kosten van bijstand worden teruggevorderd door de Sociale verzekeringsbank is het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing.
E
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:
k. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
2. In het twaalfde lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
F
Aan artikel 67, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. Onze Minister van Justitie in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen.
G
In artikel 69, tweede lid, wordt na de eerste volzin ingevoegd: In afwijking van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt uitgegaan van de gegevens waarvan Onze Minister kennis heeft op 15 augustus van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar, met dien verstande dat gegevens die het college op verzoek van Onze Minister op een latere datum verstrekt mede in aanmerking worden genomen.
H
Aan hoofdstuk 7A wordt een artikel toegevoegd waarvan het artikelnummer aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk, luidende:
1. Ten aanzien van de persoon wiens recht op bijstand voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XX, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011 al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 13, eerste lid, onderdeel b, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XX, onderdeel Aa, van de Verzamelwet SZW 2011 en eindigt het recht op bijstand, in afwijking van artikel 13, eerste lid, onderdeel b, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Wet werk en inkomen kunstenaars wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.
B
Artikel 3, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.
C
Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen d en e worden geletterd e en f.
2. Na onderdeel c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
D
In artikel 15, tweede lid, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdelen a, b of c» vervangen door: artikel 10, eerste lid, onderdeel a, b, c of d.
E
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:
i. Onze Minister van Justitie voor zover het betreft de kunstenaar of een lid van zijn gezin die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
2. In het elfde lid wordt «de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen» vervangen door: de persoon die rechtens zijn vrijheid is ontnomen of de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
F
Aan artikel 43, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel h van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. Onze Minister van Justitie in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen.
G
Na artikel 78f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de kunstenaar wiens recht op uitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XXI, onderdeel C, van de Verzamelwet SZW 2011 al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, onderdeel d, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XXI, onderdeel C, van de Verzamelwet SZW 2011 en eindigt het recht op uitkering, in afwijking van artikel 10, eerste lid, onderdeel d, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
0A
In artikel 1 wordt na het onderdeel «vreemdeling: de persoon, bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000;» een onderdeel ingevoegd, luidende:
– vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;.
0Aa
Aan de laatste zin van artikel 23, zesde lid, wordt toegevoegd: of op bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt als bedoeld in artikel 76a van de Ziektewet.
A
Aan artikel 25, negende lid, worden twee zinnen toegevoegd, luidende:
Indien op het moment van verlenging van het tijdvak, bedoeld in de eerste zin, recht bestaat op verlof op grond van artikel 3:1, van de Wet arbeid en zorg, vangt het tijdvak aan met ingang van de dag waarop dat verlof eindigt. Indien tijdens het verlengde tijdvak, bedoeld in de eerste zin, recht ontstaat op verlof als bedoeld in de derde zin, wordt het tijdvak onderbroken voor de duur van dat verlof.
B
In artikel 34a wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt, in afwijking van artikel 1, verstaan onder zelfstandige: de persoon die, anders dan in dienstbetrekking, arbeid in eigen bedrijf verricht of een beroep uitoefent, teneinde daarmee inkomen te verwerven.
B0a
Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt in artikel 26 een lid ingevoegd, luidende:
4. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van de verzekerde die een werkgever als bedoeld in artikel 25, eerste lid, heeft en op die op de dag voordat recht op ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de Ziektewet ontstond, uitsluitend recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet had, omdat artikel 20, zesde lid, onderdeel b, van die wet van toepassing was.
Ba
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen e, f en g worden geletterd f, g en h.
2. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;.
Bb
Aan artikel 44, tweede lid, wordt de zin toegevoegd: Artikel 43, onderdeel d, is evenwel van toepassing met ingang van de eerste dag van de vrijheidsontneming indien de persoon, bedoeld in de eerste zin, op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een WGA-uitkering omdat er op hem een uitsluitingsgrond van toepassing is als bedoeld in artikel 43, onderdeel e.
Bc
In artikel 45, eerste en derde lid, wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel f.
Bd
In artikel 48, tweede lid, wordt «een of beide uitsluitingsgronden, bedoeld in artikel 43, onderdeel d of e» vervangen door: een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f.
Be
In artikel 49, eerste lid, onderdeel b, wordt «uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f of g» vervangen door: uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f, g of h.
Bf
In artikel 50, tweede lid, wordt «een of beide uitsluitingsgronden, bedoeld in artikel 43, onderdeel d of e» vervangen door: een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f.
Bg
In artikel 55, tweede lid, wordt «een of beide uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d of e» vervangen door: een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f.
Bh
In artikel 56, eerste lid, onderdeel b, wordt «als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of g» vervangen door: als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f, g of h.
Bi
In artikel 57, tweede lid, wordt «een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d of e» vervangen door: een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e of f.
Bj
In artikel 64, vierde lid, wordt «als bedoeld in artikel 43, onderdeel d of e» vervangen door: als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e of f.
C
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, aanhef, wordt « schorst het de betaling» vervangen door: schorst de betaling.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien de uitkering, bedoeld in het eerste lid, in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
Ca
In artikel 74, tweede en vierde lid, wordt «artikel 43, onderdeel f» vervangen door: artikel 43, onderdeel g.
D
In artikel 84, zevende lid, wordt na «de situatie, bedoeld in het tweede lid,» ingevoegd «tweede volzin,» en na «de werkgever, bedoeld in het tweede lid» ingevoegd «, tweede volzin, of de kredietinstelling of verzekeraar, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen».
E
In artikel 133e, eerste lid, wordt na «wiens arbeid als zelfstandige» ingevoegd: als bedoeld in artikel 34a, vierde lid.
F
Aan hoofdstuk 13 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Ten aanzien van de verzekerde wiens recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of recht op een WGA-uitkering voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel XXII, onderdeel Ba, van de Verzamelwet SZW 2011, al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van artikel 43, onderdeel e, als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel XXII, onderdeel Ba, van de Verzamelwet SZW 2011, en eindigt het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of het recht op een WGA-uitkering, in afwijking van artikel 49, eerste lid, onderdeel b, respectievelijk artikel 56, eerste lid, onderdeel b, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, een onderdeel, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, toegevoegd, luidende:
#. vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
B
Aan artikel 19b wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De verzekerde ten aanzien van wie artikel 19c, eerste lid, op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming van toepassing is, heeft, in afwijking van het eerste lid, geen recht op ziekengeld vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.
C
Voor hoofdstuk 1 van de tweede afdeling wordt na artikel 19b een artikel ingevoegd, luidende:
1. De verzekerde die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel heeft geen recht op ziekengeld.
2. Indien het recht op ziekengeld op grond van het eerste lid is geëindigd dan wel niet is ontstaan wordt betrokkene vanaf de dag dat hij zich niet langer aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt weer als verzekerde aangemerkt, indien hij op die dag aan de overige voorwaarden, bedoeld in artikel 19, voldoet. Deze verzekerde heeft aanspraak op heropening dan wel toekenning van het recht op ziekengeld voor de resterende periode, bedoeld in artikel 29, vijfde lid, dan wel artikel 29a, vierde lid, met inachtneming van de bepalingen van deze wet.
D
Artikel 38b wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kent alsdan het ziekengeld met terugwerkende kracht over de verstreken periode, doch ten hoogste over een jaar, toe.
2. Het bij wet van 22 december 2005 tot aanpassing van en verbeteringen in diverse wetten in verband met de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede enkele andere correcties (Stb. 2005, 710) toegevoegde derde lid luidende «3. Artikel 38a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de melding, bedoeld in het tweede lid» vervalt.
E
Artikel 87 komt te luiden:
1. Ten aanzien van de verzekerde wiens recht op ziekengeld voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 19c al is ingegaan en die zich op die dag onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt voor de toepassing van dat artikel als eerste dag waarop hij zich aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel 19c en eindigt het recht op ziekengeld, in afwijking van artikel 19c, vanaf de dag dat het onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zes maanden heeft geduurd.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de dag van zijn inwerkingtreding.
Artikel 24f van de Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «Wet werk en bijstand,» ingevoegd: artikel 49 van de Wet investeren in jongeren,.
2. In het zesde lid, onderdeel a, wordt na «Algemene Kinderbijslagwet» ingevoegd:
en de Algemene nabestaandenwet.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet SZW 2011.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32520-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.