32 513 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 9 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT 1 VAN J.M. TE S. 2 BETREFFENDE TOEPASSING HARDHEIDSCLAUSULE.

Vastgesteld 23 september 2010

Klacht

Verzoeker klaagt dat zijn verzoek om toepassing van de hardheidsclausule is afgewezen.

Feiten

Verzoeker heeft over de jaren 1999 en 2000 een bedrag van € 62 733 voor onderhoudskosten afgetrokken van zijn belastbare inkomen. De teruggave belasting en premies volksverzekeringen over 1999 en 2000 was € 7 366. Het verlies over deze jaren heeft verzoeker verrekend met het inkomen over 1996 en 1997 zodat hij over laatstgenoemde jaren € 11 201 heeft teruggekregen. In 2007 heeft de gemeente verzoeker een vergoeding gegeven voor de onderhoudskosten ten bedrage van € 91 886. Het belastbaar inkomen over 2007 is daarom verhoogd met € 62 733, het afgetrokken bedrag. Verzoeker heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule dat is afgewezen.

Overwegingen

Verzoeker voert aan dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest dat over een nihilpost € 22 537 belasting wordt geheven. Bovendien, zo stelt hij, was op het tijdstip dat de onderhoudskosten werden afgetrokken, de vergoeding door de gemeente niet voorzienbaar.

De minister van Financiën stelt zich op het standpunt dat artikel 1 Ua tweede lid van de Invoeringswet Inkomstenbelasting 20013 over de negatieve persoonsgebonden aftrek in de wet is opgenomen om te voorkomen dat nabetalingen en vergoedingen waarvoor in het verleden aftrek is genoten, buiten de belastingheffing blijven. Uit de wettekst blijkt dat de nabetaling of vergoeding is belast in het jaar van uitbetaling. Sinds de belastingherziening van 2001 kan een nabetaling niet meer worden toegerekend aan de jaren waarop zij betrekking had. Verzoeker heeft wel de mogelijkheid om middeling te vragen. De hardheidsclausule kan niet worden toegepast omdat de wetgever bewust heeft gekozen voor de regeling van de negatieve persoonsgebonden aftrek en van de middeling. Er is daarom geen sprake van een gevolg dat de wetgever had voorkomen als hij dat bij het maken van de wet had voorzien.

Oordeel van de commissie4

De minister kan worden gevolgd in zijn standpunt. Nu verzoeker ook een verzoek tot middeling over drie kalenderjaren bij de inspecteur van de Belastingdienst kan indienen, is daarmee voldoende tegemoetgekomen aan zijn klacht.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Van Gent

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

XNoot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

XNoot
3

Negatieve persoonsgebonden aftrek.

Ua. Negatieve persoonsgebonden aftrek

Voor de toepassing van artikel 3.139 wordt mede als negatieve persoonsgebonden aftrek van een belastingplichtige in aanmerking genomen hetgeen door hem is ontvangen aan door een gemeente toegekende subsidie ter zake van onderhoud aan een pand, niet zijnde een monumentenpand, voorzover de subsidie betrekking heeft op onderhoud waarvan de kosten en lasten als aftrekbare kosten in de zin van artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in aanmerking zijn genomen.

XNoot
4

De commissie bestaat uit de leden: Van Gent (GL) fungerend voorzitter, Cörüz (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Raak (SP), Elissen (PVV), Mulder (VVD) en de plaatsvervangende leden Blanksma-van den Heuvel (CDA), Neppérus (VVD) en Blok (VVD).

Naar boven