Klacht
Stichting L.C., hierna verzoekster, klaagt dat de Belastingdienst goederen die haar eigendom zijn, wegens belastingschuld
van een derde die de goederen in gebruik heeft, in beslag heeft genomen en executoriaal wil verkopen.
Feiten
Verzoekster heeft haar pand gedeeltelijk verhuurd aan een B.V. die ook gebruik maakt van de daar aanwezige roerende goederen.
Op 25 mei 2010 heeft de ontvanger van de Belastingdienst beslag gelegd op deze roerende goederen wegens een belastingschuld
van de B.V. Deze heeft beroep ingesteld tegen het beslag; op 23 november 2010 heeft de directeur van de Belastingdienst dit
beroep afgewezen. Zijn motivering was dat de B.V. de eigendom van de roerende zaken waarop het beroep betrekking had, niet
had aangetoond.
Overwegingen
Verzoekster voert aan dat de B.V. nooit eigenaar is geworden van de roerende goederen maar dat deze op 1 februari 2010 door
haar zijn overgenomen als verrekening voor de huurachterstand van de B.V.
De staatssecretaris stelt dat verzoekster als gepretendeerd rechthebbende een beroepschrift tegen het beslag en de executoriale
verkoop had moeten indienen bij de directeur van de Belastingdienst op grond van artikel 22 van de Invorderingswet 1990. Hij
draagt daarom de brief van verzoekster als beroepschrift ter behandeling over aan de Belastingdienst. Dit beroepschrift zal
ambtshalve worden beoordeeld.
Oordeel van de commissie3
Nu de Belastingdienst de brief van verzoekster als beroepschrift ambtshalve zal beoordelen, is voldoende tegemoetgekomen aan
de klacht van verzoekster.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie,
Neppérus
De griffier van de commissie,
De Gier