32 504 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 14 oktober 2010

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

 

Blz.

Algemeen

2

Bestrijding constructies en fraude

3

Reparatie constructies onroerende zaaklichamen

3

Reparatie constructies winstvennootschappen

6

Reparatie aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

6

Automatische gegevensuitwisseling

7

(Innovatief) ondernemerschap

7

Stimulering speur- en ontwikkelingswerk

7

Verlaging tarief vennootschapsbelasting

8

Tijdelijke verruiming verliesverrekening in de vennootschapsbelasting

9

Verlengen tijdelijke willekeurige afschrijving

9

Maatregelen ter tijdelijke ondersteuning woningmarkt

10

Tijdelijke verlenging termijn verhuisregeling

11

Herleving hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur

11

Tijdelijke verlenging termijn doorverkoop woningen

12

Tijdelijke verlaging btw-tarief arbeidskosten renovatie woningen

13

Vergroening en mobiliteit

15

Stilzetten afbouw BPM

16

BPM en MRB voor motoren

17

Onderzoek naar periodieke aanpassing zuinigheidsgrenzen

17

Faciliteit Euro-6 dieselpersonenauto’s

18

Motorrijtuigenbelasting bij autobussen

19

Koopkrachtpakket 2011

19

Verruiming werkkostenregeling

20

Verhoging tabaksaccijns

22

Budgettaire aspecten

22

Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

22

Artikelsgewijze toelichting

23

Overig

24

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2011. Deze leden hebben echter nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2011. Via deze schriftelijke inbreng stellen zij hun vragen over het wetsvoorstel. Zij gaan er daarbij vanuit dat zij in staat gesteld worden om eveneens schriftelijke vragen te stellen over de aangekondigde Nota van Wijziging, omdat deze omvangrijke en ingrijpende voorstellen zal bevatten. Tevens gaan deze leden er vanuit dat alle vragen zullen worden beantwoord door een missionair kabinet.

De leden van de fractie van de PVV hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2011. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2011. Het bevat elementen die de genoemde leden aanspreken, zoals de voorgestelde maatregelen om constructies ter ontwijking van belastingheffing in de sfeer van de overdrachtsbelasting, de vennootschapsbelasting, loonbelasting en inkomstenbelasting. Daarnaast worden ook maatregelen genomen om (innovatief) ondernemerschap en de woningmarkt te stimuleren. Beide zaken spreken de genoemde leden uitermate aan, hetgeen niemand zal verbazen gezien het feit dat deze leden hierop in het verleden zelf hebben aangedrongen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2011.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2011.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan 2011. Daar het belastingplan relatief weinig grote wijzigingen met zich mee brengt, hebben deze leden slechts een beperkt aantal vragen bij de nu voorliggende voorstellen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de maatregelen, zoals voorgesteld in het Belastingplan 2011. Zij willen allereerst de minister van Financiën danken voor de jaren dat hij – ook in zijn rol als staatssecretaris – het fiscale beleid mede heeft vormgegeven. Op het terrein van de verbetering van het ondernemerschap, maar ook op het vlak van de fiscale vergroening heeft het kabinet Balkenende IV aansprekende stappen gezet, zo menen deze leden. Zij spreken de wens uit dat beide thema’s een centrale rol blijven spelen in het toekomstig beleid van het nieuwe kabinet.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Belastingplan voor het jaar 2011. Zij hebben waardering voor de inzet van de regering om belastingontduiking en -fraude te voorkomen. Daarnaast waarderen zij de economie bevorderende maatregelen op het gebied van ondernemerschap en de huizenmarkt. In dit verslag stellen deze leden de regering nog enkele vragen.

Bestrijding constructies en fraude

De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming kennisgenomen van de voorgestelde maatregelen die beogen constructies en fraude te bestrijden. Deze leden vragen zich nog wel af hoe de opbrengst van 264 miljoen euro per jaar is geraamd. Is hierbij behoedzaam geraamd, gelet op het feit dat opbrengsten uit fraudebestrijding vaak onzekerder zijn dan gemiddeld? Is de belastingderving als gevolg van deze constructies al jarenlang zo hoog, of is dit de afgelopen tijd sterk toegenomen? In het eerste geval, waren deze maatregelen dan niet eerder te nemen? In het tweede geval, is duidelijk wat hiervan de oorzaak is? Zitten er nog meer maatregelen in de pijplijn die zich richten op constructies, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de SP-fractie stellen het op prijs dat in het belastingplan maatregelen zijn opgenomen ter bestrijding van constructies en fraude. Wat zij missen is een omschrijving van de huidige situatie. Welke omvang heeft de fraude? Gezien het feit dat de regering de opbrengst van de maatregelen ten aanzien van onroerende zaaklichamen inschat op 150 miljoen euro moet de regering ook een inschatting hebben gemaakt van het totale bedrag dat gemoeid is met constructies en fraude. Kan de regering zowel voor de constructies als voor de fraude aangeven welk bedrag de belastingdienst jaarlijks misloopt? Zo nee, waarom niet?

Zijn er nog andere bekende constructies die nog niet tegengegaan (kunnen) worden? Is de regering bereid hier een opsomming van te geven met daarachter de reden waarom de regering deze constructies niet kan of wil tegengaan en de hiermee gemoeide bedragen?

Reparatie constructies onroerende zaaklichamen

Hoe groot acht de regering de kans dat het voorstel om ook buitenlands vastgoed mee te tellen voor de status van onroerendzaaklichaam ertoe zal leiden dat buitenlandse vastgoedmaatschappijen minder snel geneigd zullen zijn Nederlandse onroerende zaken in hun beleggingsportefeuille op te nemen met als gevolg een nadelig effect op het investeringsklimaat voor Nederlands vastgoed, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Is er geen simpeler variant mogelijk van de voorgestelde regeling, bijvoorbeeld een waarbij de 70%-bezitseis verlaag wordt naar een >50% bezitseis van in Nederland gelegen onroerend goed?

De NOB is van mening dat dit voorstel geen wezenlijke bijdrage levert aan het bestrijden van constructies. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar een reactie van de regering op deze mening.

De NOB spreekt van «overkill» van het voorgestelde in artikel 4, lid 4, onderdeel a, WBR. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hierop te reageren. Kan de regering tevens reageren op de opmerkingen van de NOB over de uitvoerbaarheid van de bepaling?

De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de regering vindt van het voorstel van de NOB om de term «rechten uit bestaande aandelen» te vervangen door de term »aandeelhoudersrechten»?

Heffing bij verkrijging van rechten uit bestaande aandelen kan mogelijk leiden tot onbedoelde effecten. Zo is het wijzigen van rechten uit bestaande aandelen één van de wettelijke mogelijkheden om een bedrijfsopvolging tot stand te brengen (cumulatief preferente aandelen als gevolg van een omzetting van gewone aandelen; zie art. 4.17a Wet IB 2001 en art. 35c Successiewet). Bij een bedrijfsopvolging van een onroerende zaakonderneming leidt een en ander tot overdrachtsbelasting, zonder dat een vrijstelling van toepassing is. Dit lijkt niet de bedoeling, zeker niet nu voor bedrijfsopvolgingen waarbij onroerende zaken rechtstreeks worden verkregen, wel vrijstellingen gelden. Van misbruik is in deze gevallen geen sprake. Bovendien is het bonafide karakter reeds gewaarborgd door de bezits- en voortzettingstermijnen in de Successiewet. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat deze wijziging niet leidt tot heffing van overdrachtsbelasting bij dergelijke gevallen van bedrijfsopvolging.

Een wijziging van rechten uit bestaande aandelen zal veelal via een notariële statutenwijziging moeten plaatsvinden. Indien een dergelijke statutenwijziging leidt tot overdrachtsbelasting, is onduidelijk of de notaris in dit kader geen rol heeft bij de inning van overdrachtsbelasting en of hij aansprakelijk is voor de overdrachtsbelasting die voortvloeit uit de akte (art. 42 Invorderingswet). Conform andere belaste verkrijgingen op grond van art. 4 WBR, waarbij separaat aangifte moet worden gedaan (art. 18 jo art. 7 Uitv.Besluit), ligt het voor de hand dat de notaris in dergelijke gevallen niet aansprakelijk is en geen rol heeft bij de inning van de overdrachtsbelasting. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat een notaris geen rol heeft bij de inning van overdrachtsbelasting en evenmin aansprakelijk is voor een verkrijging, belast als gevolg van deze wijziging.

De kwalificatie van het OZL vindt plaats op het moment van de aandelenverkrijging en gedurende het jaar daaraan voorafgaand. Nu het wetsvoorstel striktere voorwaarden introduceert voor de kwalificatie van het OZL, hebben de voorgestelde wijzigingen door de toepassing van de referentieperiode van een jaar materieel terugwerkende kracht.

De leden van de fractie van de VVD willen het volgende voorbeeld voorleggen. Stel dat de actiefzijde van de balans van een lichaam voor 60% uit in Nederland gelegen onroerende zaken bestaat (nu nog geen OZL) en dit lichaam vóór 1 januari 2011 20% vervreemdt, zodat per 1 januari slechts 40% van de actiefzijde uit in Nederland gelegen onroerende zaken bestaat. Ondanks het feit dat niet is voldaan aan het grotendeelscriterium per ingangsdatum van het wetsvoorstel (1 januari 2011), kwalificeert het lichaam toch als OZL. Immers, in het jaar voorafgaand aan de verkrijging bestond de actiefzijde van de balans voor 60% uit in Nederland gelegen onroerende zaken. Is het niet wenselijk, zo vragen de leden van de VVD-fractie, om een overgangsregeling te maken die ertoe leidt dat de referentieperiode – voor zover het de gewijzigde uitgangspunten betreft (art. 4, leden 1 en 4 WBR) – niet verder teruggaat dan de datum van inwerkingtreding van de wetswijzigingen, teneinde materiële terugwerkende kracht – en daarmee het ondermijnen van het vertrouwen van de burger in de huidige wet – te vermijden.

Wat verstaat de regering onder »normale bedrijfsvoering», zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de VVD-fractie vragen om een reactie op de opmerkingen van VNO-NCW en MKB-Nederland die waarschuwen dat de regeling er onbedoeld voor kan zorgen dat een normale bedrijfsoverdracht door de heffing van overdrachtsbelasting kan worden getroffen.

Om misbruik door OZL te voorkomen worden er twee maatregelen voor gesteld, aldus de leden van de PVV-fractie. Ten eerste worden er maatregelen getroffen om het zogenaamde «oppompen» te voorkomen. Ten tweede wordt de bezitseis aangescherpt, deze wordt verlaagd van 70% naar 50%. Deze leden stemmen in met de maatregelen om het «oppompen» te voorkomen. Ten aanzien van de beziteis hinken de leden van de PVV-fractie op twee gedachten. De eerste gedachte is: Is het niet voldoende voor constructiebestrijding bij OZL’s om alleen het oppompen te voorkomen? Als dat zo zou zijn, waarom moet de bezitseis dan nog aan gescherpt worden? De tweede gedachte is: Waarom laten wij de bezitseis in het geheel niet vallen? Er wordt 6% overdrachtsbelasting geheven over de waarde van in Nederland gelegen onroerende zaken. Dit geldt ook indien bij een rechtstreekse verkrijging van onroerend zaken, bijvoorbeeld de verkrijging van een nieuwe onroerende zaak waarover BTW is verschuldigd, geen overdrachtbelasting wordt geheven. Is hierdoor de aanscherping van de bezitseis geen sprake van «overkill»? De leden van de fractie van de PVV vragen zich af of het niet beter is de regeling dusdanig vorm te geven dat indien er sprake is van een bedrijfsoverdracht er geen overdrachtsbelasting verschuldigd is. Wat is de reactie van de regering hierop?

De regering stelt maatregelen voor om constructies in de overdrachtsbelasting tegen te gaan, aldus de leden van de CDA-fractie. De maatregelen spitsen zich toe op constructies rondom het zogeheten onroerende zaaklichaam (OZL), waarvan onder voorwaarden ook de verkrijging van aandelen wordt belast (art. 4 Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR)). De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe lang de regering deze constructies reeds op het netvlies heeft? Kan de regering een indicatie geven van de misgelopen belastingopbrengsten? Kan de regering toelichten in hoeverre de (belastingadvies)praktijk en de belastingdienst straks uit de voeten kunnen met art. 4 WBR? Hoe uitvoerbaar en handhaafbaar is het precies? Kan de regering nader toelichten waarom zij van mening is dat met deze aanpassingen geen verhoging van de administratieve lasten zijn gemoeid?

Een van de manieren om de constructies tegen te gaan, is het vervangen van het hoofdzakelijkheidscriterium door het grotendeelscriterium, waardoor eerder sprake is van een OZL. Kan de regering nader toelichten waarom deze uitbreiding beter past «bij het uitgangspunt dat economisch gelijke gevallen, fiscaal gelijk behandeld dienen te worden»? In hoeverre worden door deze uitbreiding daadwerkelijk de constructies aangepakt? Een andere manier om de constructies aan te pakken die de regering voorstelt, is om voor de bezitseis niet langer onderscheid te maken tussen in Nederland en in het buitenland gelegen onroerende zaken. De regering stelt dat lichamen die alleen in Nederlandse onroerende zaken handelen in een slechtere concurrentiepositie kunnen verkeren dan lichamen die tevens in buitenlandse onroerende zaken handelen. Kan de regering dit nader toelichten? In hoeverre ziet de regering het gevaar dat buitenlandse vastgoedinvesteringsmaatschappijen hierdoor minder zullen investeren in Nederland? En kan de regering nader toelichten hoe deze aanpassing constructies om overdrachtsbelasting te ontwijken aanpakt? Voorts stelt de regering voor om de kunstmatige creatie van niet uit de normale bedrijfsuitoefening voortvloeiende roerende bezittingen, zoals vorderingen op verbonden lichamen of verbonden natuurlijke personen aan te pakken. Kan de regering het begrip «normale bedrijfsuitoefening» nader duiden, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.

De regering zegt dat het hoofdzakelijksheidscriterium in het zicht van een verkoop van de aandelen in een lichaam een welhaast natuurlijke prikkel vormt om voor meer dan 30 procent overige bezittingen, al dan niet geforceerd of kunstmatig, te verwerven, aldus de leden van de fractie van de SP. Wat verstaat de regering onder geforceerd of kunstmatig verwerven? Kan de regering enkele voorbeelden daarvan geven en enkele voorbeelden van deze constructie? Is het bij een criterium van 50 procent niet eveneens mogelijk om in het zicht van een verkoop kunstmatig of geforceerd overige bezittingen te verwerven? Bestaat er geen criterium dat voorschrijft dat de overige bezittingen al geruime tijd in bezit moeten zijn voorafgaand aan de verkoop? Waarom wordt er voor 50% gekozen en niet voor bijvoorbeeld 40% of 30% of meer onroerende zaken?

De leden van de ChrsitenUnie-fractie vragen wat de principiële rechtvaardiging is – behalve het tegengaan van ongewenste constructies – voor het verbreden van de belastinggrondslag, door het hoofdzakelijkheidscriterium te vervangen door het grotendeelscriterium? Geldt er een overgangsfase voor lichamen die nu niet onder de bezitseis vallen en door de grondslagverbreding straks wel, zo vragen zij. Voorts vragen deze leden wat straks het criterium wordt om te bepalen wanneer er sprake is van kunstmatig gecreëerde bezittingen om de OZL-status te ontlopen? Ten aanzien van de buitenlandse onroerende zaken vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of door de wetswijziging een situatie kan ontstaan van dubbele belastingen? Zo ja, hoe wordt dit voorkomen?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering of het voorstel om ook buitenlands vastgoed mee te tellen voor de status van onroerende zaak lichaam er niet toe zal leiden dat buitenlandse vastgoedinvesteringsmaatschappijen minder snel geneigd zullen zijn Nederlandse onroerende zaken in hun beleggingsportefeuille op te nemen. Kan de regering inzicht geven in de effecten op het investeringsklimaat voor Nederlands vastgoed?

Reparatie constructies winstvennootschappen

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de administratieve lasten die met de reparatie constructies winstvennootschappen gepaard gaan. De NOB vraagt in haar advies naar een voorbeeld over de werking van de verliesregeling in de voorgestelde regeling. Kan de regering ingaan op dit voorbeeld, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De regering stelt voor om constructies in de vennootschapsbelasting aan te pakken, namelijk de bepaling tegen handel in lege vennootschappen met een compensabel verlies, zo constateren de leden van de fractie van het CDA. De regering stelt dat de bepaling niet werkt tegen de verrekening van winst en verlies binnen hetzelfde jaar. Hoe lang en in welke mate wordt van deze lacune gebruik gemaakt, zo vragen de fractieleden van het CDA zich af?

De regering constateert dat in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om winsten en verliezen binnen hetzelfde jaar te verrekenen, aldus de leden van de fractie van de SP. Welk bedrag loopt de overheid hierdoor jaarlijks mis? Als de regering spreekt van het dichten van een lek, kan dan worden gesteld dat er sprake was van constructies die niet in lijn zijn met de geest van de wet? Is er ook een constructie mogelijk om bij je eigen vennootschap (al dan niet als DGA) een hypothecaire lening af te sluiten met het doel om de rente in aftrek te brengen? Zo ja, welke criteria worden door de fiscus gesteld en waarom wordt deze constructie niet tegengegaan? Zo niet, hoe ziet de fiscus hierop toe, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De voorgestelde wijziging van artikel 20a Wet VPB is er op gericht om misbruik te bestrijden, zo merken de leden van de ChristenUnie-fractie op. Hoe groot is de toename van de administratieve lasten als gevolg van deze wijziging en wat is de budgettaire opbrengst van deze maatregel?

Reparatie aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

De regering doet voorstellen op het gebied van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, aldus de leden van CDA-fractie. Kan de regering reageren op de kritiek van de zijde van VNO-NCW en MKB-Nederland hieromtrent? Ten aanzien van de uitvoeringsregels waarnaar in het voorgestelde artikel 3 123a, zevende lid, Wet op de Inkomstenbelasting 2001 wordt verwezen, stelt de regering te zullen aansluiten bij de waarderingssystematiek van de loonbelasting. Wat bedoelt de regering hier mee, zo vragen de fractieleden van het CDA zich af?

Automatische gegevensuitwisseling

Een onderdeel van het bestrijden van constructies en fraude betreft aanpassingen op het gebied van de automatische gegevensuitwisseling. Zoals bekend steunen de fractieleden van het CDA de aanpak van zwartspaarders etc., waarbij zij automatische uitwisseling van (bank-) gegevens tussen landen als belangrijk middel zien. De regering schrijft dat het tegen het licht houden van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) heeft geleid tot een «beperkt aantal wijzigingen van meer technische aard». Kan de regering toelichten hoe technisch van aard de voorgestelde maatregelen van art. 8 WIB is? Waarom wordt de mogelijkheid geboden om bij AMvB administratieplichtigen aan te wijzen die gehouden zijn uit eigener beweging gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de fiscus met het oog op de uitvoering van – kort samengevat – Europees, internationaal en/of interregionaal recht inzake de wederzijdse bijstand? Waarom wordt dit niet in een wet in formele zin geregeld? En waarom bevat het voorgestelde art. 13 WIB geen verbod op het verstrekken van inlichtingen als deze verstrekking strijdig is met algemeen aanvaarde beginselen van belastingheffing of overige begrenzingen die voortvloeien uit de van toepassing zijnde bepalingen van internationaal en interregionaal recht, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.

Bij de wijziging van artikel XXIII wordt aangegeven dat in een algemene maatregel van bestuur wordt aangewezen welke gegevens en inlichtingen uit eigener beweging zullen moeten worden verstrekt door administratieplichtigen. Aan wat voor gegevens denkt de regering hier, zo vragen de leden van de fractie van de SP.

(Innovatief) ondernemerschap

De regering stelt een aantal maatregelen voor ter stimulering van het (innovatief) ondernemerschap. Deze maatregelen zijn onder andere bedoeld als compensatie van hoger dan verwachte zorgpremies, zo wordt gesteld. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel hoger de verwachte zorgpremies worden – en daarmee de lastenverzwaring voor ondernemers – en hoe hoog de totale lastenverlichting voor ondernemers is die daar tegenover staat.

Stimulering speur- en ontwikkelingswerk

De regering geeft aan dat er in 2011 sprake kan zijn van zodanig gebruik van de S&O-afdrachtverminderingsregeling dat de regeling aanpassing zou kunnen behoeven. De leden van de fractie van de PvdA vragen of deze regeling een open einde regeling is, of stopt deze wanneer het budget uitgeput is?

De leden van de PVV-fractie achten het van groot belang dat het plafond van de WBSO niet wordt verlaagd naar het niveau iets boven dat van 2008, dit mede in het licht van het nieuwe regeerakkoord en vragen de regering hierop te reageren.

De leden van de CDA-fractie onderkennen het grote belang van ondernemerschap en innovatie. Dit is immers de motor van onze economie. De voorgestelde intensivering van de WBSO spreekt genoemde leden zeer aan. Genoemde leden zouden wel graag van de regering een analyse van de effecten van de WBSO tot nu toe en van de verwachte effecten van de intensivering vernemen.

Kan de regering in een overzicht aangeven hoeveel de overheid de afgelopen jaren kwijt was aan de WBSO, zo vragen de leden van de fractie van de SP? Is er al onderzocht in hoeverre deze ook werkelijk heeft bijgedragen aan het bevorderen van innovatief ondernemerschap? Is er of wordt er nog geëvalueerd?

De leden van de fractie van D66 betreuren het dat het budget voor de WBSO wordt verlaagd. In het voorstel wordt de loongrens structureel aangepast, wordt het plafond verlaagd en veranderen de percentages van de 1e en 2e schijf. Kan de regering toelichten welke effecten dit heeft op het gebruik van de regeling? Welke effecten hebben deze aanpassingen op het gebruik door het MKB?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de WBSO verruimd wordt. In 2009 is er zeer veel gebruik gemaakt van de S&O-afdrachtvermindering. Kan de regering inzicht geven in hoeverre hier gebruik van werd gemaakt door het grootbedrijf resp. het MKB, zo vragen deze leden. De regering wenst met name het innovatief ondernemerschap in het MKB te vergroten. Kan de regering aangeven hoe hoog de effectiviteit is van een extra euro investering in de S&O afdrachtvermindering voor het MKB, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Voorts vragen deze leden of de regering de opvatting van het CPB hieromtrent kent en zo ja, wat de regering hiervan vindt?

Verlaging tarief vennootschapsbelasting

Kan de regering aan de leden van de fractie van de PvdA aangeven wat de meerjarenraming van de kosten van de rentebox was, ook nu deze niet wordt ingevoerd? Kan aangegeven worden welk deel van het belastingvoordeel dat uit de rentebox zou zijn gevolgd zou zijn neergeslagen bij bedrijven met een belastbare winst tot 200 duizend euro, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA. Kan de regering aangeven wat de werkgelegenheids- en BBP-effecten zijn van de verlaging van het Vpb-tarief?

De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom de vrijkomende gelden door het niet doorgaan van de rentebox niet is gebruikt voor het opvangen van het begrotingstekort? Vindt de regering het verantwoord dat de grotere bedrijven en multinationals een verlaging van het tarief vennootschapsbelasting krijgen terwijl er een miljardentekort bij de overheid is? De leden van de SP-fractie zijn alles behalve blij met het verlagen van de winstbelasting voor bedrijven met meer dan 200 000 euro winst en zijn benieuwd naar de namen van grote bedrijven die bij de regering gelobbyd hebben voor een lagere winstbelasting. Kan de regering de namen van deze bedrijven publiceren? Zo niet, waarom niet?

De leden van de fractie van D66 constateren dat de regering een lastenverlichting doorvoert. Kan de regering toelichten waarom gekozen is voor een generieke lastenverlichting van het vennootschapsbelastingtarief? Wat zijn de verwachte effecten van deze maatregel op het vestigingsklimaat? Kan de regering aangeven welk deel van de generieke lastenverlaging terecht komt bij het midden- en klein bedrijf en welk deel bij de grote bedrijven? Het geld dat was gereserveerd voor invoering van de rentebox wordt nu voor een structurele verlenging van de eerste schijf van het MKB-tarief. Kan de regering toelichten wat dit betekent voor de discussie over vreemd vermogen en eigen vermogen? Wordt met het inzetten van de gelden hier niet meer verder over gesproken, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Ten aanzien van de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting zou de GroenLinks-fractie graag een onderbouwing krijgen over de effecten hiervan op de internationale concurrentiepositie van Nederland. In welke mate verbetert deze hierdoor? Hoeveel extra werkgelegenheid brengt dit met zich mee? En hoe verhoudt deze werkgelegenheidsopbrengst zich tot de situatie waarin hetzelfde bedrag aan lastenverlichting bijvoorbeeld ingezet zou zijn om werkgeverspremies (awf-premie) verder te verlagen, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

De leden van de SGP-fractie waarderen de inzet om het ondernemerschap te bevorderen. Wel vragen zij de regering nog waarom zij ervoor heeft gekozen om het algemene tarief voor een belastbaar bedrag vanaf 200 000 euro te verlagen, en niet het tarief voor een belastbaar bedrag tot 200 000 euro.

Tijdelijke verruiming verliesverrekening in de vennootschapsbelasting

Is het waar dat de bouw van kantoren lucratief is vanwege de achterwaartse verliesverrekening en de willekeurige afschrijving, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA? Is het waar dat eigenaren het verlies van een leegstaand kantoor kunnen wegstrepen tegen de winst op andere panden, waardoor dit belastingvoordeel leegstand bevordert of laat voortbestaan? Kan voor deze soort gebouwen deze regeling worden beperkt tot 3 jaren, om te voorkomen dat mede vanuit fiscale overwegingen gebouwd gaat worden, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.

De maatregel tijdelijke verruiming verliesverrekening in de vennootschapsbelasting ziet erop verliesverrekening binnen het jaar van aankoop van de lege vennootschap niet langer toe te staan, aldus de leden van de PVV-fractie. In de memorie van toelichting wordt een voorbeeld gegeven dat enige vragen oproept. In dit voorbeeld wordt namelijk gesteld dat geen verrekening mogelijk is als in het jaar van verkoop een aftrekpost wordt gecreëerd via versnelde afschrijving. Versnelde afschrijving is echter geen afstel van belastingheffing doch slechts uitstel. De leden van de PVV-fractie vragen zich af daarom af of met deze maatregel bedoeld is om ook de geschetste situatie te treffen of dat het slechts de bedoeling is om te voorkomen dat onherroepelijk vastgestelde verrekenbare verliezen door deze maatregel worden getroffen?

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of de regering weet in welke mate er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot verruiming van de achterwaartse verliesverrekening?

Verlengen tijdelijke willekeurige afschrijving

De leden van de PvdA-fractie zien graag een uitsplitsing van het bedrag van 270 miljoen euro in 2011 dat met de verruiming van de carry back en de willekeurige afschrijving is gemoeid. Kan de regering aangeven wat de structurele budgettaire gevolgen van deze maatregelen zijn?

Op hoeveel is in 2011 alleen de willekeurige afschrijving begroot, zo vragen de leden van de fractie van de SP? Kan de regering aangeven om hoeveel netto het hier gaat, aangezien bedrijven sowieso investeringen zouden aftrekken en deze aftrek nu slechts naar voren gehaald is? Klopt het dat de netto kosten van deze regeling slechts uitkomen op het rentenadeel voor de Staat? Heeft de regering al zicht op in hoeverre deze maatregel ervoor heeft gezorgd dat bedrijven hun investeringen ook echt naar voren halen? Zo ja, kan de regering dit onderbouwen? Herinnert de regering zich de Kamervragen van het lid Bashir (SP) waarin hij investeringen in schepen aan de orde stelt in relatie tot deze maatregel (Vergaderjaar 2009–2010 Aanhangselnummer 1020)? Heeft de regering inmiddels nieuwe cijfers over hoeveel investeringsproducten er uiteindelijk zijn gekomen na het fiscaal stimuleren van investeringen in nieuwe schepen? En hoeveel nieuwe investeringsproducten zal het verlengen van deze maatregel tot gevolg hebben? Welke gevolgen had en zal dit voor de overcapaciteit van schepen hebben? Welke fiscale mogelijkheden zijn er om specifiek de binnenvaart te stimuleren zonder voor overcapaciteit te zorgen, zoals deze maatregel tot gevolg heeft? Is hier serieus naar gekeken en zijn de mogelijkheden verkend? Zo ja, welke, zo vragen de leden van de fractie van de SP.

De leden van de fractie van D66 constateren dat een aantal crisismaatregelen met een jaar wordt verlengd. Kan de regering toelichten waarom het noodzakelijk is dat deze regelingen worden verruimd? Is er een analyse geweest van de effectiviteit van deze maatregelen en de noodzaak tot verlenging? Zo ja, kan de regering deze analyse de Kamer doen toekomen? De leden van de fractie van D66 vragen in welke mate de carry back en de willekeurige afschrijving financieringsverschuivingen zijn, omdat bedrijven op een later moment belasting zullen betalen. Waarom zijn hier geen extra inkomsten voor ingeboekt voor de komende jaren?

De crisismaatregelen rondom de willekeurige afschrijving en de verrekening van verliezen worden met een jaar verlengd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe ad hoc maatregelen bijdragen aan een stabiel ondernemersklimaat. Deelt de regering de mening van deze leden dat bij ondernemen goede en stabiele ondernemingsfaciliteiten horen. En zo ja, hoe moet deze eenmalige verlenging in dat licht worden bezien. Wat zou het budgettair beslag zijn als deze regelingen voor een langere periode worden opengesteld, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?

Maatregelen ter tijdelijke ondersteuning woningmarkt

Vanuit het oogpunt van werkgelegenheid en vanuit behoud van kennis en ervaring in de bouwsector hebben de leden van de PvdA-fractie zeker waardering voor de maatregelen ter ondersteuning van de woningmarkt. Tegelijkertijd vinden deze leden dat er een balans moet blijven tussen de overheidssteun voor huizenbezitter en die voor huurders. Om die reden vragen de leden van de PvdA-fractie een overzicht van alle steunmaatregelen voor de huizenbezitters in 2011, waaronder dus de maatregelen rond de hypotheekrenteaftrek, het voordeel van de hypotheekrenteaftrek bij de vaststelling van de zorg- en kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget en de maatregelen ter tijdelijke ondersteuning van de woningmarkt én van de budgettaire gevolgen daarvan; kortom; hoe hoog is het bedrag van al deze voordelen (inclusief dat voor belastinguitgaven en inkomstenverlagende regelingen). Het lijkt er op dat tegenover deze «plussen» voor de woningbezitters alleen «minnen» staan voor huurders. Hoe wil de regering hier de balans in terug brengen, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.

De fractieleden van het CDA hebben met blijdschap kennisgenomen van de voorgestelde maatregelen op het gebied van de woningmarkt. De regering geeft hiermee mede uitvoering aan de motie van de leden Weekers en Blanksma-van den Heuvel. Hoe denkt de regering over het eveneens toepassen van het verlaagde btw-tarief van 6% op architectendiensten? En hoe zit het in dit verband met woonboten en woonwagens? En hoe wordt omgegaan met deelfacturen die voor 1 oktober 2010 zijn uitgebracht, waarbij een te hoge btw-afdracht heeft plaatsgevonden, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen zich af of de effectiviteit van de maatregelen ter tijdelijke ondersteuning woningmarkt geëvalueerd wordt. Zo nee, waarom vindt er geen evaluatie plaats? Zo ja, hoe gaat de regering de effectiviteit evalueren? Wanneer beschouwt de regering de voorgestelde maatregelen als een succes, zo vragen de leden van de fractie van de SP.

De leden van de fractie van D66 verzoeken de regering toe te lichten op welke manier de tijdelijke verlenging termijn verhuisregeling, de herleving van de hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur en de tijdelijke verlenging doorverkoop woningen de woningmarkt ondersteunen. Is de regering niet van mening dat dit juist het herstel op de woningmarkt vertraagt doordat het marktmechanisme van prijsvorming hierdoor wordt verstoord, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af tot in hoeverre de regering verwacht dat de aangekondigde maatregelen de woningmarkt ten goede komen? Zullen de maatregelen niet vooral de bouwsector ten goede komen? Ook het functioneren van deze sector die veel werkgelegenheid creëert is voor deze leden van belang, maar de maatregelen zijn niet in de geest van de motie Sap-Weekers. Deze motie zou om praktische redenen niet uitvoerbaar zijn, dat doet wat de leden van de fractie van GroenLinks betreft niet af aan het door de Kamer via deze motie breed gedragen voorstel om starters op de woningmarkt te stimuleren.

Tijdelijke verlenging termijn verhuisregeling

De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk en wenselijk is de tijdelijke verlenging termijn verhuisregeling ook open te stellen voor mensen die gescheiden zijn of gaan scheiden en waarbij een van de partners, terwijl de woning in de verkoop staat, in de woning woont.

In commentaren van particulieren en organisaties op het belastingplan is er o.a. op gewezen dat de verlenging van de termijn van twee naar drie jaar pas in een laat stadium komt, waardoor 2013 als het ware «uitvalt». Daaraan wordt het pleidooi gekoppeld om de maatregel terugwerkende kracht te geven over 2010. De leden van de PvdA-fractie vragen hierop de reactie van de regering.

De termijn voor het verkrijgen van hypotheekrenteaftrek voor de nog leegstaande toekomstige eigen woning wordt verlengd van 2 naar 3 jaar. De leden van de SP-fractie vragen zich ten eerste af hoe een belastingplichtige aannemelijk moet maken dat het om een toekomstige eigen woning gaat. Verder willen deze leden graag weten of en onder welke voorwaarden een belastingplichtige onder deze regeling kan besluiten de toekomstige eigen woning uiteindelijk niet te betrekken en wat voor gevolgen dit heeft voor de genoten hypotheekrenteaftrek op de toekomstige eigen woning.

Ten aanzien van de verlenging termijn verhuisregeling vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af of de genoten hypotheekrenteaftrek ook door de belastingdienst alsnog wordt ontvangen wanneer later blijkt dat een persoon uiteindelijk niet in een huis is gaan wonen? Maakt deze verlenging de regeling niet gevoeliger voor fraude?

Herleving hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering met betrekking tot de herleving hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur in kan gaan op de suggestie van de Register Belastingadviseurs over fictieve vervreemding.

Het Register Belastingadviseurs (RB) wijst in zijn commentaar op een praktisch knelpunt ten aanzien van de herleving van de hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur, namelijk voor gevallen waarin de tijdelijke verhuur na 2012 wordt beëindigd. Kan de regering op dit punt in gaan, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Kan de regering aangeven waarom nu al besloten wordt tot verlenging van de regeling tot herleving hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur, terwijl dit besluit ook bij het Belastingplan 2012 genomen zou kunnen worden? De leden van de SP-fractie vragen zich ook af wat het budgettaire beslag van deze maatregel is.

Tijdelijke verlenging termijn doorverkoop woningen

Ten aanzien van de doorverkoopregeling vragen de leden van de VVD fractie zich af wat daarvan de effecten zijn. Is het risico niet dat mensen de aankoop van woningen uitstellen tot 1 januari a.s. waardoor de woningmarkt verder stil komt te liggen? Waarom de regeling niet direct van start laten gaan? Volgens de grammaticale interpretatie van het huidige voorstel is de verlenging van de zesmaandentermijn slechts van toepassing op woningen. Daarbij komt de vraag op of in aanbouw zijnde woningen evenzeer in aanmerking komen voor een verruiming van de faciliteit in art. 13 WBR. De leden van de VVD-fractie vragen daarom of de faciliteit tevens openstaat voor gevallen waarin een nieuwbouwwoning is gekocht, deze gereed is gekomen in 2011 en vervolgens binnen 12 maanden weer wordt doorverkocht.

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of het mogelijk is de verlenging van de zesmaandentermijn in te laten gaan op 1 oktober 2010?

Kan de regering aangeven of zij heeft overwogen de verlenging van de termijn van zes naar twaalf maanden bij doorverkoop van woningen per direct te laten ingaan, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven hoe het verlengen van de termijn waarbinnen de overdrachtsbelasting wordt beperkt bij doorverkoop van een woning, de woningbezitter helpt. Ook willen deze leden de gevolgen voor speculatie weten.

Is onderzocht of het verlengen van de termijn doorverkoop woningen niet speculatief handelen aanmoedigt, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks. Dit ook met het oog op de nieuwe Wet kraken en leegstand. Is het zo dat wanneer iemand aannemelijk heeft gemaakt in een huis te gaan wonen, op deze manier de situatie zich kan voordoen dat iemand uiteindelijk bijna een jaar hypotheekrenteaftrek heeft genoten over een huis waar de persoon nooit is gaan wonen en uiteindelijk ook de betaalde vennootschapsbelasting na doorverkopen heeft teruggekregen, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben meerdere vragen over het voorstel om de zesmaandstermijn van artikel 13 WBR te verruimen voor woningen die in het jaar 2011 worden verkregen. Ten eerste is – gelet op de achtergrond van de verruiming, te weten tijdelijke ondersteuning van de woningmarkt – onduidelijk waarom de voorgestelde uitbreiding niet tevens geldt voor woningen die reeds in het jaar 2010 (dan wel nader te bepalen tijdstip in dit jaar) zijn verkregen. Zoals de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en Register Belastingadviseurs (RB) in het commentaar bij het Belastingplan 2011 hebben aangegeven, leidt het huidige voorstel feitelijk tot uitstel van de maatregel. Bovendien zou het voorstel zoals dat thans voorligt het ongewenste effect kunnen hebben dat een geplande overdracht van een woning wordt uitgesteld tot na 31 december 2010. Ten tweede zijn de leden van de ChristenUnie-fractie van mening dat de thans voorgestelde omschrijving van woning – een onroerende zaak die naar zijn aard voor bewoning bestemd is – tot onduidelijkheden kan leiden. De NOB wijst onder meer op de situatie van nieuwbouw, maar ook in andere gevallen zou discussie kunnen ontstaan of de voorgestelde verruiming ook geldt voor de ondergrond van de woning, de tuin, garages, schuren etc. De leden van de ChristenUnie-fractie zouden graag meer duidelijkheid willen hebben over al deze situaties. Ten derde hebben de leden van de ChristenUnie kennisgenomen van het recente beleidsbesluit van 14 september 2010, nr. DGB2010/3544M. Uit onderdeel 4 van dit besluit blijkt dat met ingang van 1 juli 2011 de goedkeuring op grond waarvan geen overdrachtsbelasting wordt geheven over de last van de koper om het voordeel van artikel 13 WBR af te staan aan de verkoper, komt te vervallen. Volgens deze leden leidt intrekking van deze goedkeuring tot ongewenste gevolgen die zelfs inbreuk maken op de ratio van artikel 13 WBR. Het volgende voorbeeld moge dit verduidelijken. Twee identieke en naast elkaar gelegen woningen zijn per object (stel) € 300 000 waard en worden voor dit bedrag te koop aangeboden. In tegenstelling tot woning A is bij woning B binnen de daarvoor geldende termijn artikel 13 WBR van toepassing omdat deze kort daarvoor is verworven door de verkoper voor eveneens € 300 000. De betreffende verkoper van woning B heeft daarbij € 6 000 overdrachtsbelasting afgedragen welk bedrag hij graag verdisconteerd ziet in de verkoopprijs om te vermijden dat hij verlies lijdt bij de overdracht (afgezien van eventueel andere kosten ter zake van de overdracht). Nu dient zich een potentiële koper aan die één van de twee woningen wenst te kopen voor € 300 000. Als de koper besluit woning A aan te schaffen, bedraagt zijn kostprijs € 300 000 + € 18 000 aan overdrachtsbelasting = € 318 000 (overige kosten ter zake van de overdracht worden omwille van de eenvoud hier verder genegeerd). Zou de koper woning B aanschaffen, dan is zijn kostprijs evenwel hoger dan € 318 000 als de hiervoor bedoelde resolutie niet meer zou gelden. Immers, als de koper van woning B het voordeel van artikel 13 WBR (€ 18 000) volledig zou vergoeden aan de verkoper, zou de koper aanvullend nog € 1 080 (6% over € 18 000) aan overdrachtsbelasting zijn verschuldigd. Kortom, bij intrekking van de goedkeuring wordt de woning waarop artikel 13 WBR van toepassing is minder aantrekkelijk. Bij aankoop van woning B zou de koper tegen de verkoper zeggen dat hij niet meer dan € 318 000 kwijt wil zijn aan de woning. Dit heeft tot effect dat de verkoper van pand B zijn verkoopprijs ziet dalen tot onder de waarde van € 300 000. Het gevolg hiervan kan zijn dat woningen die worden verhandeld op een veiling minder aantrekkelijk worden omdat de verkoper een deel van de betaalde overdrachtsbelasting niet volledig kan afwentelen op de koper. Volgens de leden van de ChristenUnie-fractie zijn dit effecten die een wetgever niet moet willen aanvaarden. In dat verband stellen deze leden dan ook voor om in de wet op te nemen dat geen overdrachtsbelasting is verschuldigd over het «voordeel van artikel 13 WBR» dat de koper moet vergoeden aan de verkoper. Deelt de regering deze mening?

De leden van de SGP-fractie hebben waardering voor het voorstel om de zesmaandentermijn bij de doorverkoop van woningen tijdelijk te verlengen tot twaalf maanden. Tegelijkertijd vragen deze leden zich af of dit voorstel voor de korte termijn geen «uitstelgedrag» tot 2011 uitlokt. Wil de regering overwegen dit voorstel zo spoedig mogelijk te doen ingaan?

Tijdelijke verlaging btw-tarief arbeidskosten renovatie woningen

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de verlaging van btw-tarief arbeidskosten renovatie woningen daadwerkelijk doorgegeven wordt aan de consumenten en vragen de regering hierop te reageren.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering de verzekering dat de tijdelijke maatregelen door antidatering en constructies niet frauduleus of oneigenlijk zullen worden gebruikt. Het gaat immers om steun aan de woningmarkt juist op dit moment. Kan de regering die verzekering geven en waar berust dat op? Kan de minister ook een reactie geven op het weblog van Aertjan Grotenhuis van 5 oktober? Wat is het budgettair beslag van Tijdelijke verlaging btw-tarief arbeidskosten renovatie woningen en houdt de regering rekening met overschrijdingen door antidatering, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.

Klopt het dat de maatregel in de BTW-sfeer niet van toepassing is op woonschepen, zo vragen de leden van de fractie van de PVV. Zo nee, waarom? Zijn diensten van architecten en tuinonderhoud/hovenierswerk in deze maatregel uitgezonderd? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de reden van de voorgestelde termijn bij de tijdelijke verlaging van het BTW-tarief op arbeidskosten bij het renoveren van woningen. Verder willen deze leden graag weten of de opsomming in de artikelsgewijze toelichting van werkzaamheden die niet als renovatie worden gezien, limitatief is. In reactie op het advies van de Raad van State wordt door de regering opgemerkt dat een verlaging van het BTW-tarief op arbeidsintensieve diensten, waartoe renovatiewerkzaamheden behoren, kan leiden tot extra werkgelegenheid. Is dit het doel van deze regeling? Zo ja, hoe wordt geëvalueerd of voorgestelde verlaging ook daadwerkelijk tot meer werkgelegenheid leidt? Zo nee, wat is dan het doel van de tijdelijke BTW-verlaging? In reactie op het advies van de Raad van State merkt de regering verder op dat de branche zich ervoor in zal zetten dat het tariefvoordeel doorberekend zal worden aan de consument. De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe hard die afspraken zijn? Wat is de regering van plan als blijkt dat het voordeel niet of niet voldoende wordt teruggegeven? Behoort intrekking van de maatregel op een eerder tijdstip dan juli 2011 tot de mogelijkheden? Ook vragen deze leden naar het effect van de verlaging van het BTW-tarief op de kleineondernemersregeling in de BTW-heffing. De Raad van State adviseert de regering nader in te gaan op de handhaafbaarheid van de voorgestelde BTW-verlaging. De Raad ziet problemen met de handhaving, bijvoorbeeld met de bepaling van de precieze periode waarin de werkzaamheden hebben plaatsgehad. Kan de regering de stelling dat over het algemeen duidelijk zal zijn of de renovatie- of herstelwerkzaamheid is afgerond binnen de onderhavige periode, nader toelichten? Is rekening gehouden met mogelijke fraude, zo vragen de leden van de fractie van de SP. Waarom wordt het groenonderhoud en aanleg ook niet onder het tijdelijke lage BTW-regime gebracht? Heeft de regering kennisgenomen van een quick scan uitgevoerd door het Landbouw Economisch Instituut (LEI) naar de effecten van een laag BTW-tarief op de omzet en werkgelegenheid in de groensector? Wat is de reactie van de regering op het gestelde door LEI dat een verlaging van de BTW op hoveniersdiensten 3 000 nieuwe banen kan opleveren en de omzet van hoveniersbedrijven met 16% kan laten stijgen? De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de netto derving van inkomsten voor de schatkist die samenhangen met een eventuele tijdelijke verlaging van het BTW-regime. Waarom zijn woonboten uitgesloten van het lage BTW-regime? Is de regering niet van mening dat met twee maten gemeten wordt als eigen woning regelingen (IB) voor woonbootbewoners wel gelden als er sprake is van een vaste ligplaats? Welke bezwaren zijn er om woonboten uit te sluiten? De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de derving van inkomsten voor de schatkist die samenhangen met het uitrekken van de tijdelijke verlaging van het BTW-regime voor woonboten.

De leden van de fractie van D66 hebben opgemerkt dat de verlaging van het btw-tarief wordt gefinancierd uit onderuitputting van de Energie Investeringsaftrek (EIA). De EIA-regeling is gebudgetteerd. Is de btw-maatregel ook gebudgetteerd op het bedrag van de onderuitputting? Zo nee, op welke manier wordt een eventuele overschrijding van dit bedrag opgevangen, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering kan aangegeven waarom er voor gekozen is om woonschepen en -wagens uit te zonderen van het verlaagde btw-tarief?

De leden van de ChristenUnie-fractie zien het belang in van een lager BTW-tarief voor de renovatie van woningen, maar vragen zich af waarom het niet mogelijk is dat dit ook gaat gelden voor de renovatie van kerken of gebouwen van maatschappelijke instellingen. Deelt de regering, met de leden van de ChristenUnie, de mening dat deze maatregel primair gericht is op het tegengaan van omzetdaling in de bouwsector en het daarmee onlogisch is genoemde gebouwen daarvan uit te sluiten? Welke aanpassing behoeft de BTW-richtlijn om dit wél mogelijk te maken, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.

Vergroening en mobiliteit

De leden van de fractie van de PvdA vinden het jammer dat er nauwelijks vergroend wordt in dit belastingplan, evenwel zij hebben daar begrip voor vanwege de demissionaire status van het kabinet ten tijde van het opstellen van het belastingplan. Deze leden spreken echter de verwachting uit dat de vergroeningsagenda van het vorige kabinet onverkort zal worden voortgezet. Mede in het licht daarvan willen deze leden graag een reactie op de publicatie «Groen Goud» van Stichting Natuur en Milieu en horen zij graag welke maatregelen de regering wel en niet (gedeeltelijk) overneemt, met daarbij de argumenten waarom wel of niet. De leden van de PvdA-fractie begrijpen de redenering dat de in het Belastingplan 2010 aangekondigde differentiatie van de MRB voor dieselauto’s op basis van het al dan niet aanwezig zijn van een afbraakroetfilter niet in het Belastingplan 2011 is opgenomen vanwege de demissionaire status van het kabinet. Deze leden gaan er vanuit dat deze differentiatie alsnog in het Belastingplan 2011 wordt opgenomen zodra er een missionaire regering is. Graag ontvangen zij hierop een reactie. Is de regering, zo vragen de leden van de PvdA-fractie naar aanleiding van een suggestie van de ANWB, bereid de elektrische fiets van de zaak fiscaal te stimuleren?

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voornemen van de regering om onderzoek te gaan doen naar de periodieke aanpassing van de zuinigheidsgrenzen en naar de wijze waarop de stimuleringsmaatregelen in de BPM, de MRB en de bijtelling ook in de verdere toekomst een stimulans kunnen blijven om steeds te kiezen voor de zuinigste auto. Een terecht aandachtspunt hierbij is dat belanghebbenden van te voren willen weten waaraan zij toe zijn, waarop zij kunnen rekenen en voor hoe lang. Genoemde leden willen wel graag van de regering weten hoe en door wie dit onderzoek wordt uitgevoerd? Welke externe organisaties worden hierbij betrokken en op welke manier? De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering aan te geven hoe zij dit gaat doen, aangezien dit de waarde van het onderzoek alleen maar kan doen verbeteren. De fractieleden van het CDA wijzen de regering op de door de Tweede Kamer aangenomen motie 31 796, nr. 14 over de onbelaste bijdrage voor de aanschaf van een fiets, waarop de regering in het Belastingplan 2011 zou terugkomen. Hierover zwijgt het Belastingplan 2011 echter in alle toonaarden. Kan de regering hierop nader ingaan, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie betreuren het gebrek aan maatregelen op het vlak van vergroening en mobiliteit. Gezien het «beleidsarme» karakter van het Belastingplan 2011 was dit wel te verwachten, maar op andere terreinen zoals bijvoorbeeld bij het onderdeel ondernemerschap worden wel «beleidsrijke» keuzes gemaakt. Hoe verklaart de regering deze keuze? Verder reikt vergroening van het belastingstelsel verder dan de mobiliteit. Waarom heeft de minister van Financien gezien zijn positieve houding ten opzichte van vergroening niet op andere vlakken maatregelen voorgesteld? Kan de regering behalve voor de mobiliteit aangeven over welke vergroeningsmaatregelen zij positief is?

De leden van de fractie van D66 hebben een aantal vragen met betrekking tot vergroening en mobiliteit. Wat zijn de gevolgen van het tussentijds stopzetten van de kilometerprijs voor de opbrengsten BPM en MRB? Is hierbij ook rekening gehouden met het effect van stopzetten van de kilometerprijs voor het aankoopgedrag van auto’s, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Kan worden aangegeven wat het effect is van de BPM afbouw van 2010 naar 2011 voor de verkoopprijs van de 10 meest zuinige modellen (zowel diesel als benzine), zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie. Klopt het dat een aantal van deze modellen duurder wordt? Ten aanzien van het op handen zijnde onderzoek naar aanpassing van de grenzen vragen deze leden zich af of hierbij zowel de mogelijkheid wordt meegenomen om meer progressie aan te brengen binnen de verschillende tarieven én tussen de verschillende tarieven, als ook de mogelijkheid om meer tariefcategorieën te creëren? Wellicht kunnen ook in de bijstellingsregeling meerdere bijstellingspercentages gecreëerd worden, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

Stilzetten afbouw BPM

De leden van de SP-fractie vinden het stopzetten van de afbouw van BPM logisch gezien het feit dat de kilometerheffing van de baan is. Wel wordt in de memorie van toelichting gemeld dat voor bestelauto’s, kampeerauto’s enzovoort de catalogusprijs als grondslag blijft gelden. Wat is de achterliggende reden voor dit besluit en wanneer is dit genomen? In de memories van toelichting van het Belastingplan 2009 (blz. 20) en 2010 (blz. 26) wordt toch gesproken over zowel personenauto’s als bestelauto’s? Hoe ziet de regering het feit dat de catalogusprijs als grondslag blijft gelden? Wat voor gevolgen heeft dit wat de vereenvoudiging betreft, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de fractie van D66 vragen de regering toe te lichten wat de gevolgen zijn van de omzetting van de BPM naar een op CO2 gebaseerde grondslag voor een eventuele toekomstige verschuiving van vaste lasten naar variabele lasten. Kan de afbouw van de BPM weer worden opgepakt, mocht er in de toekomst worden besloten tot het invoeren van een kilometerprijs of accijnsverhoging, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De regering zet het voornemen van de differentiatie van de MRB voor dieselauto’s op basis van het al dan niet aanwezig zijn van een afbraakroetfilter niet door. Waarom, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, is er voor gekozen op dit punt de demissionaire status van het kabinet te benadrukken en op andere – nieuwe – beleidsvoornemens in het belastingplan niet? Leidt het afzien van differentiatie er toe dat «schone» dieselauto’s evenveel MRB betalen als overeenkomstige, meer vervuilende dieselauto’s? En zijn er inmiddels voldoende roetfilters op de markt om alle dieselauto’s mee te voorzien, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

BPM en MRB voor motoren

Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat in de Miljoenennota 2011 het structurele bedrag aan gederfde belastinginkomsten voor het nihiltarief voor zuinige auto’s t.o.v. de Miljoenennota 2010 fors is verhoogd. Er wordt € 0,25 miljard extra uitgetrokken.

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

MN 2011:

16

43

72

114

161

213

275

MN 2010:

0

5

16

34

67

91

24

Kan de regering een onderbouwing gegeven van beide ramingen? Kan de regering de verschillen verklaren tussen beide ramingen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming geconstateerd dat de ombouw van de BPM van een belasting gebaseerd op catalogusprijs naar een belasting gebaseerd op absolute CO2-uitstoot zal worden voltooid.

De verhoging van de MRB voor motoren wordt tot en met 2013 vastgezet op 6% voor de jaren 2011 en 2012 en 12% voor 2013 (exclusief inflatiecorrectie), aldus de leden van de fractie van het CDA. Materieel wordt hiermee dezelfde situatie bereikt als beoogd in het Belastingplan 2009, zo stelt de regering. Kan de regering toelichten hoe (het doorzetten van) deze verhoging zich verhoudt tot het feit dat de afbouw van de BPM is stopgezet? Kan de regering haar stelling «een motor veroorzaakt in verhouding tot auto’s aanzienlijke externe kosten, bijvoorbeeld op het vlak van milieuverontreiniging» nader onderbouwen? Hoe hebben deze externe kosten zich de laatste jaren ontwikkeld, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom de verhoging van de MRB voor motoren wel wordt doorgezet? De motor zou worden uitgezonderd van de kilometerheffing. Waarom ondervinden motorrijders nu juist extra nadelige gevolgen van het stopzetten van de kilometerheffing? Kunnen schematisch de MRB-tarieven worden aangegeven voor motoren enerzijds en personenauto’s anderzijds voor de jaren 2011 tot en met 2013? Is de lastenverzwaring nog steeds 2 miljoen euro zoals in het belastingplan 2009 is aangegeven (blz. 43)? Waarom zijn deze bedragen eigenlijk niet vermeld? Is dit de doorslaggevende reden geweest om deze maatregel juist wel doorgang te laten vinden in tegenstelling tot het stilzetten afbouw BPM gezien dit budgetneutraal gebeurd? Wanneer deze maatregel zou worden teruggedraaid, komt dit dan overeen met een bedrag van 2 miljoen zoals in Belastingplan 2009 is aangegeven of 0 zoals in Belastingplan 2011 is aangegeven? Worden met deze 2 miljoen lastenverzwaring andere maatregelen in de vergroening bekostigd? Kan de 0 miljoen voor vergroening en mobiliteit in tabel 5 nader worden uitgesplitst, zo vragen de leden van de fractie van de SP.

Onderzoek naar periodieke aanpassing zuinigheidsgrenzen

De leden van de fractie van de PvdA onderschrijven de noodzaak om de definitie van «zeer zuinige auto» uitdagend te houden en zien het aangekondigde onderzoek dan ook met belangstelling tegemoet. Worden bij dit onderzoek organisaties van belanghebbenden betrokken, zoals consumentenorganisaties, milieuorganisaties en de mobiliteitsbranche? Wordt in het onderzoek ook gekeken naar hoe wordt omgegaan met vergelijkbare vraagstukken in de ons omringende landen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Kent u het pleidooi van Louwman & Parqui, gedaan in een brief van 19 juli 2010aan de informateurs Rosenthal en Wallage, met afschrift aan fractievoorzitters, waarin gepleit wordt voor een dynamisch systeem om grenswaarden voor fiscale emissiegrenswaarden naar beneden bij te stellen? Wat vindt de regering daarvan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Verder vragen de leden van de PvdA-fractie of het waar is dat een aantal dieselauto’s uit de laatste top 10 (oktober 2010) van meest zuinige auto’s een hoger BPM-bedrag heeft in 2011 dan in 2010. Zo ja, kan hiervan de exacte oorzaak gegeven worden? Uit de Miljoenennota blijkt (pagina 28 van de bijlage MN), dat in 2011 62 miljoen méér belastingaftrek wordt verleend vanwege zuinige auto’s. Dat bedrag loopt nog op tot het jaar 2013. Hoe kijkt de regering aan tegen het principe om de regeling bij groter dan verwacht succes te financieren uit hogere bijtelling voor vieze auto’s, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de SP-fractie onderschrijven het onderzoek dat wordt gestart naar de wijze waarop de stimuleringsmaatregelen in de BPM, de MRB en de bijtelling in de verdere toekomst een stimulans kunnen blijven om steeds te kiezen voor de zuinigste auto. Wanneer zal dit onderzoek in het jaar 2011 ongeveer worden afgerond? Welke instantie gaat het onderzoek uitvoeren? Wel vinden de leden het van groot belang dat zekerheid van de faciliteiten goed wordt aangegeven aan automobilisten. Kan in het onderzoek ook de innovatie in de autobranche worden betrokken? In de analyse wordt gesteld dat het aantal aangeboden modellen dat als zeer zuinig wordt aangemerkt, snel toeneemt. Dit heeft toch tot gevolg dat er minder inkomsten binnenkomen. Kan er specifiek hierop een evaluatie in het onderzoek worden meegenomen? Betekent de opmerking in de memorie van toelichting dat het vervallen van de vrijstelling voor thans zeer zuinige auto’s niet voor 2013 is te verwachten dat er dus voordat het Belastingplan 2013 verschijnt geen dergelijke maatregelen worden voorgesteld, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de fractie van D66 zijn verheugd over het onderzoek dat wordt ingezet naar aanpassing van de zuinigheidsgrenzen. Deze leden vinden het van belang dat de fiscale maatregelen blijven aanzetten tot het gebruik van steeds energiezuinigere auto’s. Welke milieukenmerken worden meegenomen in de onderzoeken naar de zuinigheidsgrenzen en stimuleringsmaatregelen voor de aanschaf van zuinige auto’s? Worden daarin naast CO2-uitstoot ook kenmerken als brandstoftype, gewicht, emissieklasse, fijnstof en geluid meegenomen? En worden maatschappelijke partners betrokken bij de uitvoering van het onderzoek?, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Faciliteit Euro-6 dieselpersonenauto’s

De leden van de SP-fractie vragen zich af of er in de tijd tussen het Belastingplan 2010 en 2011 nog iets is veranderd met betrekking tot de faciliteit Euro-6 dieselpersonenauto’s? Zo ja, kunnen deze wijzigingen worden weergegeven? Zo nee, is het gestelde louter informatief, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De regering stimuleert Euro-6 dieselpersonenauto’s, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Vrachtwagens die veel fijnstof en Nox uitstoten, betalen conform artikel 25a lid 2 van de MRB een malus op de MRB. Dit geldt voor Euro 0, I en II vrachtwagens. Vanaf 1 januari 2013 treedt Euro-6 in werking. Kan de aanschaf van deze vrachtwagens ook worden versneld door een bonus/korting op de MRB beschikbaar te stellen, zo vragen deze leden. En hoe hoog wordt de malus op Euro 0,1 en 2 als dit budgettair neutraal wordt vormgegeven, zo vragen zij? De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat voor bestelauto’s geen differentiatie van de MRB plaatsvindt op basis van fijnstofuitstoot. Kan het systeem dat gehanteerd wordt voor vrachtwagens (bonus/malus) ook voor bestelwagens worden geïntroduceerd of een andere vorm van fijnstofdifferentiatie, zo vragen deze leden van de ChristenUnie-fractie.

Motorrijtuigenbelasting bij autobussen

De leden van de SP-fractie willen graag weten wat de achterliggende reden was dat de belasting voor autobussen wordt geheven ter zake van het rijden op de weg? Is dit vooral vanwege het beperkte gebruik van autobussen? Weegt volgens de regering het verminderen van administratieve lasten en doelmatigheid van de belastingheffing op tegen deze belastingwijziging voor autobussen? Wat vinden de betrokken ondernemers van deze maatregel en wat zijn de argumenten volgens de betrokken ondernemers tegen deze maatregel? Heeft deze maatregel budgettaire gevolgen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Koopkrachtpakket 2011

De belastingschijfgrenzen worden aangepast, door indexatie in verband met de inflatie, maar ook is sprake van een verhoging met resp. € 300, € 550 en € 1 000 voor eerste, tweede en derde schijfgrens. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aan te geven welke koopkrachteffecten (in euro’s) dit – ceteris paribus – heeft voor iemand met een bruto jaarinkomen – zowel in 2010 als in 2011 – van € 18 000, € 30 000 en € 60 000. Welke rechtvaardiging is er voor die verschillen? Waarom, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, wijken de verhogingen van de schijfgrenzen (met € 300, € 550 en € 1 000) af van de bedragen genoemd in de paragraaf Inkomensbeleid van de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2011 (p. 24 van de MvT van die begroting)? Voor welke categorieën, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, blijven er ook in 2011 verzilveringsproblemen omdat de heffingskortingen hoger zijn dan de verschuldigde heffingen? Tot welke bedragen kunnen die verzilveringsproblemen oplopen? De aanpassing van de grens tweede schijf is gerelateerd aan geboortejaar. Dat leidt nu tot een verschil van € 49. Hoe groot is dat verschil – uitgaande van dezelfde indexatie – over 20 jaar, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Is het verschil in belastingheffing dat ontstaat door een leeftijdsgedifferentieerde aanpassing van de grens van de tweede belastingschijf houdbaar op grond van eis van gelijke behandeling in de belastingheffing? Ook vragen de leden van de PvdA-fractie om een overzicht van alle maatregelen die dit jaar in gaan maar al in vorige belastingplannen zijn vastgesteld.

De algemene heffingskorting wordt ingevolge het koopkrachtpakket 2011 voor het jaar 2011 verhoogd met € 11. In 2012 wordt deze incidentele verhoging weer ongedaan gemaakt door de algemene heffingskorting met € 13 te verlagen. De leden van de PVV-fractie vragen om een verklaring van het verschil van € 2?

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de argumenten per maatregel die per 2011 worden genomen. Waarom wordt bijvoorbeeld de algemene heffingskorting niet geïndexeerd? Waarom wordt de hoogte voor arbeidskorting voor de hoge en lage inkomens niet zoals in het Belastingplan 2009 weergegeven? Hoe zijn de hoge inkomens gedefinieerd en waarom is hiervoor gekozen? Waarom wordt de alleenstaande ouder-korting verlaagd? De schijven worden verlengd. Waarom is in verhouding de verlenging van de grens derde schijf veel groter dan die van de eerste en tweede schijf? Kan van deze specifieke maatregelen betreffende de schijven en grenzen het koopkrachteffect worden gegeven voor verschillende inkomensgroepen, maar in ieder geval modaal en tweemaal modaal? Kan de regering een reactie geven op het feit dat de mediane koopkracht voor het eerst sinds 1997 in twee achtereenvolgende jaren daalt? Vindt de regering het dan nog steeds verantwoord om bedrijven die meer dan 200 000 euro winst maken een lastenverlichting van 210 miljoen euro te geven? Ook vragen de leden van de SP-fractie een uitsplitsing van de specifieke budgettaire maatregelen betreffende het koopkrachtpakket. Kan een tabel worden gegeven met de maatregel en het daarbij behorende bedrag voor de jaren 2011, 2012, 2013 en structureel zoals in tabel 5 wordt gedaan zodat opgeteld de bedragen 1 552 miljoen voor 2011 en 1 112 miljoen euro aan lastenverlichting resulteert?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering naar de reden waarom de alleenstaande ouderkorting wordt verlaagd met twintig euro.

Verruiming werkkostenregeling

Kan de regering een reactie geven op het pleidooi van de NOB om de gerichte vrijstelling van toepassing te laten zijn op alle beroepsregisters die als keurmerk in de markt fungeren, ongeacht de vraag of het register op wettelijke basis is gevormd, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Waarom is de motie Aptroot 2009–2010, 31 796, nr. 14 niet in het Belastingplan opgenomen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De werkkostenregeling wordt aanzienlijk verruimd, aldus de leden van de fractie van de PvdA. Voor bedrijven mag dat een voordeel zijn, voor ’s Rijksinkomsten is het een aanzienlijk nadeel: 186 mln per jaar. De maatregel is een aanzienlijke versmalling van de grondslag voor de belastingheffing en dus in strijd met het andere voornemen om de Vpb te verlagen door grondslagverbreding. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waarom de regering heeft gekozen voor deze grondslagversmalling en niet voor inzet van dit bedrag voor verlaging (met bijna 0,5 %-punt) van het VpB-tarief.

De evaluatie van de werkkostenregeling staat gepland voor 2013, aldus de leden van de fractie van de PVV. Zou het mogelijk zijn om de evaluatie al begin 2012 uit te voeren, zodat er nog structurele wijzigingen in de werkkostenregeling kunnen worden doorgevoerd? In het kader van de kosten van de inschrijving in het beroepsregister vragen deze leden of dit alleen van toepassing is op de verplichte inschrijvingen (zoals KNB, NOvA, NIVRA) of dat deze ook geldt voor de niet verplichte inschrijvingen (zoals NOB, VELON/SRL)?

Mede naar aanleiding van de internetconsultatie van de per 1 januari 2011 in te voeren Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB 2011) komt de regering met enkele voorstellen om de werkkostenregeling te verruimen. De fractieleden van het CDA begrijpen dit, maar wijzen er wel op dat dit gevolg heeft dat de te realiseren administratieve lastenreductie van de werkkostenregeling minder wordt. Kan de regering dit nader toelichten? Hoeveel regelingen voor vergoedingen en verstrekkingen waren er voorheen en hoeveel wordt dit straks? Blijft de eenvoud in voldoende mate in stand? Ten aanzien van het voorstel van de regering om «vergoedingen of verstrekkingen ter zake of in de vorm van vakliteratuur en kosten van inschrijving in een beroepsregister onder een gerichte vrijstelling» hebben de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en het Register Belastingadviseurs (RB) in hun reacties enkele opmerkingen gemaakt. Zo vragen zij zich af of deze gerichte vrijstelling zo moet worden gezien dat deze alleen kan worden toegepast als inschrijving in een beroepsregister een voorwaarde is voor het uitoefenen van desbetreffend beroep? En hoe zit het met beroepsregisters waarvoor inschrijving niet wettelijk is verplicht, maar inschrijving wel verplicht wordt gesteld door de werkgever? Kan de regering deze onduidelijkheid wegnemen? En ten aanzien van de voorgestelde nihilwaardering voor ter beschikking gestelde werkkleding met een logo van ten minste 70 cm2: geldt deze oppervlakte-eis per kledingstuk of voor ieder logo? De fractieleden van het CDA hebben kennisgenomen van de suggestie van VNO-NCW en MKB-Nederland om de bepaling van de vrije ruimte niet alleen op het niveau van de inhoudingsplichtige te laten plaatsvinden, maar ook de mogelijkheid te bieden dit op het niveau van het concern te laten plaatsvinden. Hoe taxeert de regering deze suggestie, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De regering merkt op dat de consultatie over de Uitvoeringsregeling loonbelasting een positieve bijdrage heeft geleverd aan het verkrijgen van een breder beeld van de effecten van de werkkostenregeling en dat dit tot een aantal verbeteringen heeft geleid, aldus de leden van de SP-fractie. Kan de regering aangeven om welke verbeteringen dit gaat? Bepaalde groepen hebben in de consultatie aangegeven dat zij door de forfaitaire benadering minder mogelijkheden krijgen voor belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen. De leden van de SP-fractie merken op dat dit inherent is aan een forfaitaire benadering en dat dit op zichzelf geen reden vormt om de werkkostenregeling uit te breiden. Deze leden vragen de regering daarom op de noodzaak van de verruiming in te gaan. Ook zouden deze leden graag concreet willen weten op welke groepen de regering doelt. De leden van de SP-fractie zouden verder graag vernemen hoe de inschrijving in een beroepsregister precies bijdraagt aan het onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden ter vervulling van de dienstbetrekking. Ook vragen deze leden zich af waarom kosten in verband met outplacement onder deze gerichte vrijstelling zijn geplaatst. Kan de regering de extra kost ad € 186 mln. uitsplitsen? Welk deel van dit bedrag komt ten goede aan de nieuwe gerichte vrijstelling voor onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden en welk deel voor de vrijstelling voor bedrijfskleding? Wat was het budgettaire beslag van de huidige regeling en hoe is dat voor de nieuwe regeling inclusief de voorgestelde verruiming, zo vragen de leden van de fractie van de SP.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich nog altijd zorgen over de «competitie» die de fiets voortaan moet aangaan met de aanschaf van bijvoorbeeld verjaardagstaarten en bedrijfsfeesten wat betreft aftrekbaarheid van kosten in de nieuwe werkkostenregeling. Hoe staat het bijvoorbeeld met de uitvoering van de motie Aptroot (31 796 nr.14)? De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat de dekking hiervan wellicht barrières opwerpt voor het aanschaffen van een fiets. Immers, hierdoor kan bijvoorbeeld voor lange tijd woon-werkverkeer via de vaak aansluitende trein niet fiscaal aftrekbaar zijn. Is er wellicht een andere optie denkbaar om woon-werkverkeer per fiets fiscaal te stimuleren? Zou daarbij gedacht kunnen worden aan een leaseconstructie, of wellicht de mogelijkheid om het percentage van 1,4% taakstellend te korten, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom in dit belastingplan geen invulling is gegeven aan de motie-Aptroot om de fiets van de zaak een vrijstelling te geven in de werkkostenregeling. Voorts vragen deze leden of het mogelijk is om de (nu belaste) vergoeding voor parkeerkosten ook onder de werkkostenregeling te laten vallen.

Verhoging tabaksaccijns

De tabaksaccijns wordt voor de derde maal in vier jaar verhoogd. De leden van de VVD-fractie vragen of er gegevens bekend zijn waaruit blijkt dat deze accijnsverhogingen leiden tot minder roken?

De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom voor deze lastenverzwaring is gekozen. Zijn er andere vormen van lastenverzwaring onderzocht? Zo ja, welke en waarom zijn die uiteindelijk niet gekozen. Zo nee, waarom niet? Is overwogen om enkele lastenverlichtende maatregelen niet in te voeren, zodat deze lastenverzwaring niet nodig is? Kan de regering ingaan op het verschil in accijnsdruk tussen sigaretten en shag? Zijn er grote accijnsverschillen en worden deze verder vergroot, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de SGP-fractie kunnen instemmen met de accijnsverhoging op tabaksproducten. Over de concrete invulling daarvan hebben deze lezen echter nog een aantal vragen met betrekking tot de verdeling van de accijnsverhoging over sigaretten en shag. Wat zijn de inhoudelijke overwegingen om de verschillen in accijnsdruk tussen shag en sigaretten in stand te houden? Heeft de regering ook een andere vormgeving van de accijnsverhoging voor tabaksoorten overwogen, waarbij de accijnsdruk tussen shag en sigaretten niet verder oploopt, zo vragen de leden van de fractie van de SGP.

Budgettaire aspecten

Kan het bedrag van € 150 mln. voor de reparatie van de OZL-constructies nader onderbouwd worden? Is er geen grote kans op tegenvallers als buitenlandse fondsen met name uit Duitsland Nederlands onroerend goed gaan mijden, zo vragen de leden van de VVD-fractie. De leden van de VVD-fractie vragen tevens om een nadere onderbouwing van het bedrag van € 100 mln. dat de bestrijding van misbruik door handel in verlies- en winstvennootschappen moet opleveren. De accijnsverhoging moet € 200 mln. opleveren. Ervaringen uit het verleden leren dat de geraamde opbrengsten niet worden gerealiseerd. De leden van de VVD-fractie vragen hoe aannemelijk het is dat het deze keer wel lukt.

De leden van de fractie van D66 zijn kritisch over de € 2,5 miljard lastenverlichting die de regering doorvoert in tijden dat het begrotingstekort voor het komende jaar € 24 miljard bedraagt en de overheidsschuld steeds verder oploopt. Voor de uitgavenkant is besloten om een pas op de plaats te maken. En dat is zeker te billijken in deze budgettair lastige tijd. Kan de regering toelichten waarom in deze bijzondere omstandigheden niet is gekozen voor een afwijking van het lastenkader? In de miljoenennota en het belastingplan lopen incidentele en structurele lastenontwikkelingen door elkaar. Kan de regering een helder overzicht geven van de lastenverzwaringen en verlichtingen en hierbij onderscheid maken tussen incidentele en structurele mee- en tegenvallers en maatregelen, zo vragen de leden van de fractie van D66.

Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat het wetsvoorstel per saldo leidt tot een reductie van de administratieve lasten voor bedrijven. Voor burgers heeft het wetsvoorstel slechts een marginaal effect, zo schrijft de regering, namelijk «+ 33 uren». Kan de regering toelichten hoe genoemde lezen deze «+ 33 uren» moeten lezen?

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel C (artikel 3 111 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Deze regeling gaat in op 1 januari 2011, aldus de leden van de PVV-fractie. In 2008 begon de kredietcrisis. Deze regeling lijkt thans zo uit te werken dat mensen die reeds in 2008 hierdoor getroffen werden bij aanname van het Belastingplan 2011 niet gebaat zijn bij deze maatregel. Toch lijkt het voor deze groep ook gepast maatregelen te treffen. Welke dekking is nodig indien de regeling in gaat op 1 januari 2010?

Artikel I, onderdeel D (artikel 3 123a van de Wet inkomstenbelasting 2001)

De leden van de VVD-fractie vragen zich af welke waarderingsregel hier precies wordt bedoeld en of die waarderingsregel in de jaren 2011 tot en met 2013 onafhankelijk is van de werkgever om de werkkostenregeling te gaan toepassen.

De leden van de fractie van de PVV vragen zich af of wat betreft de personeelsleningen de administratieve lasten van deze maatregel wel opwegen tegen het beperkte probleem. Zou het niet raadzaam zijn om deze maatregel uit te stellen en onderdeel te maken van de evaluatie van de regeling-Hillen.

Artikel II, onderdelen A en B (artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet inkomstenbelasting 2001)

In artikel II staat dat een aantal koopkrachtmaatregelen incidenteel zijn, aldus de leden van de VVD-fractie. Betekent dit dat de maatregelen de achteruitgang in koopkracht met 1 jaar uitstellen en dat de koopkracht vanaf 2012 alsnog daalt? Zo ja, hoeveel bedraagt deze koopkrachtdaling en lastenstijging per 1 januari 2012, zo vragen de leden van de VVD-fractie. De algemene heffingskorting wordt ingevolge het koopkrachtpakket 2011 voor het jaar 2011 verhoogd met € 11. In 2012 wordt deze incidentele verhoging weer ongedaan gemaakt door de algemene heffingskorting met € 13 te verlagen. Wat is de verklaring voor het verschil van € 2?

Artikel VIII, onderdeel A (artikel 20a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de NOB zich afvraagt of het op grond van dit artikel berekenen van de verliezen/winsten van de twee periodes van het jaar van aandeelhouderswisseling als ware het de belastbare winst van een jaar geen gevolgen heeft voor de termijnen van verliesverrekening, de herinvesteringstermijn in het kader van de herinvesteringsreserve en alle andere termijnbepalingen in de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Kan de regering hierop in gaan? Genoemde leden verzoeken de regering ook in te gaan op de vragen die de NOB in haar commentaar stelt ten aanzien van de invloed op de beleggingentoets in artikel 20a, lid 4, aanhef en lid 9, onderdeel b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en ten aanzien van de gevolgen voor het tijdstip van herwaardering op basis van artikel 20a, lid 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Graag ontvangen genoemde leden ook een reactie op het door de NOB geponeerde voorbeeld van de werking van de verliesverrekening.

Artikel VIII, onderdeel A (artikel 20a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de NOB zich afvraagt of het op grond van dit artikel berekenen van de verliezen/winsten van de twee periodes van het jaar van aandeelhouderswisseling als ware het de belastbare winst van een jaar geen gevolgen heeft voor de termijnen van verliesverrekening, de herinvesteringstermijn in het kader van de herinvesteringsreserve en alle andere termijnbepalingen in de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Kan de regering hierop in gaan? Genoemde leden verzoeken de regering ook in te gaan op de vragen die de NOB in haar commentaar stelt ten aanzien van de invloed op de beleggingentoets in artikel 20a, lid 4, aanhef en lid 9, onderdeel b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en ten aanzien van de gevolgen voor het tijdstip van herwaardering op basis van artikel 20a, lid 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Graag ontvangen genoemde leden ook een reactie op het door de NOB geponeerde voorbeeld van de werking van de verliesverrekening.

Artikel XXI (artikel 4 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer)

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering in te gaan op de opmerkingen van de zijde van de NOB en het RB inzake artikel 4, vierde lid, onderdelen a, b en c en lid 11.

Overig

Kan de regering aangeven wanneer de toegezegde overgangsregeling bij artikel 10 van de Successiewet zal verschijnen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

In box 3 wordt uitgegaan van een forfaitair rendement van 4% op vermogen waarover 30% belasting wordt geheven, aldus de leden van de PvdA-fractie. Dit percentage is in 2001 afgestemd op de toen geldende rekenrente bij pensioenfondsen. Gezien de aanhoudend lage korte en lange rente wordt in de praktijk het percentage van 4% bij lange na niet gehaald. Uitgaande van een 1,5% inflatie en een spaarrente van 2% en een effectief belastingtarief van 1,2% is sparen structureel verlieslatend geworden. Vindt de regering deze situatie onwenselijk? Dient sparen méér te worden aangemoedigd? Wat is de mening van de regering om het forfaitaire rendement aan te passen, bijvoorbeeld door het forfaitaire rendement voortaan te koppelen aan het langjarige voortschrijdende gemiddelde van de rente op de staatsschuld? Is het waar dat een dergelijke maatregel weliswaar op korte termijn budgettaire derving kan betekenen, maar dat op lange termijn de overheidsfinanciën robuuster worden omdat als de rente op staatsschuld stijgt ook de belastingopbrengsten uit box 3 extra zullen stijgen? Is de regering bereid te overwegen om de vrijstelling in box 3 voor particulieren te verhogen om juist minder vermogende mensen in staat te stellen financiële reserves op te bouwen en zij niet langs fiscale weg worden gedreven tot onverantwoorde risicodragende beleggingen, zoals aandelen en opties? Bij welke inkomenscategorieën zou zo een voordeel terecht komen, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA. Tevens vragen de leden van de fractie van de PvdA een reactie op het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. Ook vragen deze leden een reactie op de aanbeveling uit het rapport van de Nationale Ombudsman over diens voorstel de Leidraad Invordering aan te passen.

In het advies van de Raad van State wordt aangegeven dat bij het inzetten van het fiscale instrumentarium voor niet fiscale doeleinden inzichtelijk dient te zijn wat de afweging is geweest om over te gaan tot fiscale subsidiëring ten opzichte van andere beleidsinstrumenten, aldus de leden van de fractie van de PVV. In het nader rapport gaat de regering weliswaar in op de redenen waarom gekozen is voor het fiscale instrumentarium, maar het wordt niet helder of er is gekeken naar andere beleidsinstrumenten en zo ja, waarom ten opzichte van de alternatieven is gekozen voor het fiscale instrumentarium, Kan de regering nader in gaan op de afwegingen om niet te kiezen voor andere beleidsinstrumenten?

Kan de regering toelichten waarom ervoor is gekozen de voorgestelde wijzigingen van de Belastingwet BES (32189) inzake de bepalingen over de gevallen waarin en de wijze waarop de BES eilanden internationale bijstand verlenen, in het wetsvoorstel Belastingplan 2011 op te nemen en niet in het wetsvoorstel Belastingwet BES, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen de bevestiging van de regering dat de verruimde mogelijkheid voor ondernemers om BTW per kwartaal aan te geven – een maatregel waarmee deze leden erg blij zijn – onverlet laat dat ondernemers er ook voor kunnen kiezen om BTW per maand aan te geven? Tenslotte verzoeken de fractieleden van het CDA de regering in te gaan op vragen van de redactie Vakstudie-Nieuws (aflevering 49, 2010), voorzover niet in bovenstaande aan de orde gekomen.

De leden van de fractie van D66 willen de regering wijzen op het artikel «Margarita, alimentatie en de belastingmoraal van de Oranjes» in HP/De Tijd op 29 september 2010. Is het waar dat namens de Koninklijke familie collectief belastingaangifte wordt gedaan? Zo ja, wat is hiervoor de reden, zo vragen de leden van de D66-fractie. De leden van de fractie van D66 constateren dat het regeerakkoord een aantal fiscale maatregelen voorstelt die in zullen gaan in 2011. De lastenverzwaringen komen tegenover een forse lastenverlichting van het demissionaire kabinet te staan. De leden willen de regering verzoeken zo spoedig mogelijk te komen met een nota van wijziging, zodat ook de nieuwe maatregelen nog een integraal onderdeel uit kunnen maken van het debat over het belastingplan en er een goede afweging gemaakt kan worden tussen voorgestelde lastenverlichtingen en -verzwaringen.

De leden van de GroenLinks-frractie wachten met grote belangstelling op de nota van wijziging die, wanneer zij het correct begrepen hebben, spoedig naar de kamer zal komen. Graag horen deze leden uiteraard wanneer de nota van wijziging kan worden verwacht, dit ook aangezien volgens het conceptregeerakkoord een aantal lastenmaatregelen al per 2011 van kracht zou zijn. Vooral dit eventuele maatregelenpakket bevat voor de leden van de fractie van GroenLinks een aantal essentiële zaken.

De mogelijkheid om BTW per kwartaal aan te geven wordt nu structureel. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welk percentage van de ondernemers van deze mogelijkheid nu gebruik maakt en wat het budgettair beslag is van deze maatregel. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat kleine ondernemers in de praktijk geen voordeel kunnen genieten van de regeling fiscale stimulering leerwerkplekken, vanwege de vormgeving ervan – een korting op loonheffingen, die kleine ondernemers niet betalen vanwege geen of te weinig personeel. Deelt het kabinet met de leden van de ChristenUnie-fractie de mening dat het van groot belang is juist leerwerkplekken te creëren binnen kleine (ambachtelijke) ondernemingen? Wat zijn de mogelijkheden om deze «verzilveringsproblematiek» te omzeilen – bv. via een tegemoetkoming of toeslag – en wat is daarvan het budgettair beslag? De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven de lijn dat dit belastingplan geen Fiscale Onderhoudswet bevat en dat hiertoe een separaat wetsvoorstel is ingediend. Wel vinden deze leden het kwalijk dat tot op heden de vragen uit dit verslag niet beantwoord zijn. Voor een integraal zicht op de belastingwijzigingen het komend jaar dient hierover duidelijkheid te zijn. Bovendien heeft het volgens deze leden anders weinig nut om de onderhoudswet te scheiden van het belastingplan. Is de regering voornemens ruim voor de behandeling van het Belastingplan 2011 de nota naar aanleiding van het verslag op de Fiscale Verzamelwet 2010 naar de Kamer te zenden?

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Rouvoet

De adjunct-griffier van de commissie,

Van den Berg


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Rouvoet, A. (CU), Blok, S.A. (VVD), Haersma Buma, S. van (CDA), Hijum, Y.J. van (CDA), Irrgang, E. (SP), Neppérus, H. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Spekman, J.L. (PvdA), Vermeij, R.A. (PvdA), Broeke, J.H. ten (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66) en Vacature, VVD.

Plv. leden: Vacature, CU, Schaart, A.H.M. (VVD), Vacature, CDA (), Koppejan, A.J. (CDA), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Azmani, M. (VVD), Smilde, M.C.A. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Veen, E. van der (PvdA), Boer, B.G. de (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Halsema, F. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Smeets, P.E. (PvdA), Beertema, H.J. (PVV), Gent, W. van (GL), Jong, L.W.E. de (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Koşer Kaya, F. (D66), Veldhoven, S. van (D66) en Mulder, A. (VVD).

Naar boven