32 504 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011)

Nr. 27 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 3 november 2010

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 1 november 2010 overleg gevoerd met staatssecretaris Weekers van Financiën over het Belastingplan 2011.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Omtzigt

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Van den Berg

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Financiën

Maandag 1 november 2010

Aanvang 11.30 uur

Voorzitter: Omtzigt

Aanwezig zijn 9 leden der Kamer, te weten:

Bashir, Braakhuis, Dijkgraaf, Groot, Koolmees, Neppérus, Omtzigt, Slob en Van Vliet,

en de heer Weekers, staatssecretaris van Financiën.

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011) (32 504);

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) (32 505);

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010) (32 401).

De voorzitter: Welkom bij de eerste termijn van dit wetgevingsoverleg, waarvoor de gehele dag is ingepland. Ik kan tot 18.00 uur voorzitter zijn. Daarna moet de commissie iemand anders zoeken.

Vrijdagmiddag is een nota van wijziging ontvangen. Ik stel voor, die in het eerste blok te behandelen. Ik stel tevens voor dat fracties die daartoe de behoefte voelen, nog tot morgenochtend 10.00 uur in de gelegenheid worden gesteld om aanvullende vragen aan de staatssecretaris te stellen. De nota van wijziging is politiek wel belangrijk, maar inhoudelijk of technisch gezien niet erg moeilijk, voor zover ik het kan overzien. Ik zie dat de commissie met mijn voorstellen kan instemmen.

Wij hanteren de rondgedeelde blokindeling. De nota van wijziging zit, zoals gezegd, in het eerste blok. Alle krantenartikelen die men vandaag gepubliceerd heeft, inclusief die van de secretaris-generaal van de Belastingdienst, al is die niet aanwezig, mogen daarbij behandeld worden.

Wij beginnen met het eerste blok over de algemene notities die fracties te berde willen brengen, de nota van wijziging en andere algemene zaken die nergens anders aan de orde komen.

1. Algemeen plus nota van wijziging naar aanleiding van het regeerakkoord

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter, bedankt. Ik begrijp dat dit blokje afgaat van mijn complete 45 minuten spreektijd? Oké. Ja, ik zeg het maar even.

Ik wil wat voorlezen. Het maakt niet uit dat dit van mijn 45 minuten afgaat. Ik ben zelf een fervent sigarenroker. In de Wet op de accijns is het begrip sigaar als volgt omschreven in artikel 30: Onder sigaren worden verstaan voor roken geschikte tabaksrolletjes: a. met een dekblad van natuurlijke tabak; b. bestaande uit een gebroken melange, met een dekblad met normale sigaarkleur van gereconstitueerde tabak dat het product volledig omhult, in voorkomend geval met inbegrip van het filter maar met uitzondering van het mondstuk, alsmede een omblad van gereconstitueerde tabak, en waarvan de massa, zonder filter of mondstuk, ten minste 1,2 gram bedraagt en het dekblad schuin is gewikkeld volgens een lijn die met de lengteas van het rolletje een scherpe hoek van ten minste 30° maakt, enzovoorts, enzovoorts, Hijg, hijg. Ik wil hiermee tegen de staatssecretaris zeggen dat veel zaken in het Nederlands belastingstelsel behoorlijk dichtgetimmerd zijn.

Ik heb nog een ander artikel gelezen, namelijk artikel 34 van de Wet op de inkomstenbelasting, over de persoonsgebonden aftrek bij verlies op beleggingen in durfkapitaal: Ingeval een beginnende ondernemer binnen de eerste acht jaren na het verstrekken van een geregistreerde, achtergestelde geldlening in staat van faillissement is verklaard of ingeval aan hem binnen die periode surséance van betaling is verleend, kan op verzoek van degene die de lening heeft verstrekt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking met betrekking tot die lening de periode van acht jaren, bedoeld in artikel 6.8, tweede lid, van de wet, worden verlengd tot twaalf weken na beëindiging van bedoeld faillissement, onderscheidenlijk tot twaalf weken na beëindiging van de surséance van betaling dan wel, indien de beginnende ondernemer na beëindiging van de surséance van betaling in staat van faillissement is verklaard, tot twaalf weken na beëindiging van dat faillissement.

Ik wil hiermee aantonen dat het Nederlandse belastingstelsel ingewikkeld is. Het is zelfs erg ingewikkeld, en zit bovendien nog eens vol met onrechtvaardigheden en onevenwichtigheden. Wij hebben de laatste tien, vijftien jaar een aantal wijzigingsgolven over ons heen gekregen. Als ik als fiscalist om mij heen kijk, heeft de beginnende belastingplichtige nog steeds niet zoveel notie van wat fiscaliteit in Nederland allemaal inhoudt. Ik pleit in zijn algemeenheid, voordat wij inhoudelijk naar het Belastingplan gaan, om gezamenlijk te proberen om nog eens serieus te kijken naar wat het Nederlandse belastingstelsel is en hoe het in elkaar zit, waarom dingen dichtgetimmerd zijn en zo gedetailleerd omschreven, enzovoorts, enzovoorts.

Ik vraag de staatssecretaris van Financiën om zijn ambtenaren een reader te laten samenstellen, desnoods in Jip en Janneke-taal, waarin de wijzigingen van de laatste tien tot vijftien jaar worden samengevat. Die reader zou dan kunnen dienen als startpunt van een discussie met de Kamer en met de staatssecretaris over de vraag of wij niet het belastingstelsel toch nog echt op punten kunnen versimpelen. Moeten op iedere regel twintig uitzonderingen verzonnen worden omdat lobbygroepen hun werk hebben gedaan? Enzovoorts, enzovoorts. Moeten private-equitypartijen nog steeds in staat zijn om met een overnameholding een tent vol te beladen met schulden, zodat die tent vervolgens nooit meer belasting betaalt? Dat is een uitholling van de belastinggrondslag, terwijl wij eigenlijk toe willen naar een verbreding van de belastinggrondslag door middel van een eventuele verlaging van de tarieven. Mijn oproep aan de staatssecretaris is of hij bereid is, daarin mee te denken. Zo ja, aan welke vorm denkt hij dan? Misschien heeft de staatssecretaris er al over nagedacht.

Ik heb de nota van wijziging bestudeerd en samengevat. In eerste instantie heb ik er geen opmerkingen over. Ik behoud mij het recht voor om morgen nog met nadere vragen te komen. Daarom wil ik het hier even bij houden.

De voorzitter: U kunt ook algemene opmerkingen maken; u hebt al een opmerking gemaakt over iets wat niet in het Belastingplan staat.

De heer Van Vliet (PVV): Dat komt straks inhoudelijk aan de orde. U doelt op een bericht in de krant?

De voorzitter: Ja. Als u voorstellen wilt doen die niet betrekking hebben op het Belastingplan, moet u dat bij dit blokje doen. We moeten ons zoveel mogelijk aan de indeling houden.

De heer Van Vliet (PVV): U doelt op de Successiewet en bepaalde subjectieve vrijstellingen daarin? In het Belastingplan staat dat het kabinet van plan is iets te doen met het eerste lid van artikel 33. Ik denk dat het mij vrijstaat om op dat punt in tweede termijn met een amendement te komen.

De voorzitter: U bent altijd vrij om een amendement in te dienen. Wilt u aan de DVR even de artikelen doormailen die u net hebt voorgelezen?

De heer Van Vliet (PVV): Dat zal ik doen.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Begrijp ik het goed dat de heer Van Vliet niets meer heeft te zeggen over blok 1, dus ook niet over de btw-maatregelen?

De heer Van Vliet (PVV): Straks komen alle maatregelen nog inhoudelijk aan de orde.

De heer Bashir (SP): De nota van wijziging gaat onder andere over de verhoging van de btw voor uitvoerende podiumkunsten. Daarover moeten wij nu onze opmerkingen maken.

De heer Van Vliet (PVV): Ik heb net gezegd dat ik daarover nu geen opmerkingen heb en dat ik mij het recht voorbehoud om vóór morgen 10.00 uur nog vragen in te dienen.

De heer Bashir (SP): Wij hebben allemaal de stukken ontvangen om ons in het weekend voor te bereiden. Ik constateer dat de heer Van Vliet de belangrijke maatregelen in de nota van wijziging uit de weg gaat. Het zijn politieke onderwerpen waarvan wij wisten dat ze aan de orde zouden komen. Als de heer Van Vliet er niets over zegt, kunnen wij hem ook geen vragen stellen.

De voorzitter: Dat kan wel, want het staat in dit blokje.

De heer Bashir (SP): Dan is mijn vraag hoe de PVV kan zeggen dat zij Nederland Nederlandser wil maken als het mes in de cultuur wordt gezet. De uitvoerende podiumkunsten worden immers flink gepakt.

De heer Van Vliet (PVV): Echte kunst moet zichzelf kunnen verkopen.

De heer Bashir (SP): Het is nu al zo dat mensen met de hoogste inkomens zes maal vaker podiumkunsten kunnen bezoeken dan mensen met de lagere inkomens. Ik stel vast dat de PVV, die zegt voor Henk en Ingrid op te komen, op dit punt de mensen flink in de steek laat. Straks zijn de podiumkunsten alleen nog maar toegankelijk voor de mensen die het echt kunnen betalen. Mensen met lage inkomens zullen dan niet meer een leuk avondje kunnen hebben.

De heer Van Vliet (PVV): Wij laten helemaal niemand in de steek. Wij gunnen juist de burger de vrijheid om keuzen te maken in zijn of haar geldbesteding. In Nederland is de fiscaliteit al te lang misbruikt voor het geven van maatschappelijke sturing, terwijl het doel van de fiscaliteit het vullen van de staatskas moet zijn. Wij laten niemand in de steek en burgers hebben straks de vrijheid om te kiezen waaraan zij het geld willen uitgeven. Politiek is een kwestie van keuzen maken. Iedereen moet bezuinigen. Zo simpel is dat.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb een vraag over de btw. Dit is een onderwerp dat ons bezighoudt, gezien de voorstellen van het kabinet. Vindt de heer Van Vliet ook dat één lijn moet worden getrokken wat betreft de btw-heffing, dat deze rechtvaardig moet zijn en dat eenduidig moet zijn hoe de heffing plaatsvindt?

De heer Van Vliet (PVV): Ik stel een wedervraag: wat bedoelt de heer Slob met eenduidigheid? Kan hij dat nader toelichten?

De heer Slob (ChristenUnie): Ik zal dat doen aan de hand van het volgende voorbeeld. Het kabinet verhoogt de btw voor de podiumkunsten, de kunstvoorwerpen en kunst en antiek. Voetbalwedstrijden, bioscoopvoorstellingen en musicals vallen daar weer buiten. Er is niet een eenduidige lijn. Hoe kijkt u daar tegenaan?

De heer Van Vliet (PVV): De tabellen met de tarieven voor de omzetbelasting en de uitzonderingen bestaan al heel lang. Ik had het zojuist over een toekomstige versimpeling van het belastingstelsel. Een van de pijlers daarvan zou kunnen zijn dat wij een verschuiving willen van belastingheffing op arbeid naar die op consumptie. De Wet op de omzetbelasting dateert uit 1968. Als wij de btw nader gaan bezien, zou het wellicht mogelijk zijn om daar wat meer eenduidigheid in aan te brengen.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Dit is eigenlijk een maidenspeech op fiscaal vlak, dus ik wil eerst een paar algemene opmerkingen maken. Ook ik ben voorstander van een simpel fiscaal systeem, omdat eenvoudige belastingheffing volgens mij een links belang dient. In de praktijk zijn het de beter bedeelden die het beste de weg weten te vinden in de jungle van aftrekposten. Die zou je dus zo veel mogelijk moeten beperken. De heer Van Vliet heeft het ook al gezegd: hoe meer fiscale toeters en bellen je invoert, des te smaller de belastinggrondslag en des te hoger de belasting op arbeid. Er is dus wat mij betreft geen aanleiding voor fiscaal activisme.

Toch zijn er soms belangrijke uitzonderingen die aftrekposten rechtvaardigen. Ik ga dus op een paar punten zondigen tegen mijn principes, maar ik zal het beperkt houden. Fiscaliteit is in het regeerakkoord een vrij onderwerp, dus dat betekent dat ook in deze kabinetsperiode ingrijpende belastingmaatregelen in principe mogelijk zijn. De staatssecretaris heeft daarop eerder al gehint. Het onderwerp leent zich dus voor brede parlementaire samenwerking. Die handschoen willen wij oppakken, te meer omdat dit kabinet een kabinet is van stilstand, en er geen structurele hervormingen worden doorgevoerd. Het belastingstelsel zou op dat punt een uitzondering kunnen zijn. De PvdA-fractie vraagt de staatssecretaris daarom, met een startnotitie te komen om, als hij dat ook ziet zitten, tot een belastinghervorming te komen. Onze fractie heeft daarbij natuurlijk wel haar piketpalen, maar dat zal de staatssecretaris niet erg vinden, omdat hij eraan gewend is geraakt om met piketpalen te werken. Wij hebben er een stuk of vijf.

In de eerste plaats noem ik de vergroening. Die zou in zo’n nieuw belastingstelsel tot uitdrukking moeten komen, overigens met begrip voor het inzicht dat dit ten koste kan gaan van de robuustheid van het stelsel. Vergroening met mate, zou ik zeggen.

Ik snap dat de coalitie in deze kabinetsperiode niet wil tornen aan de hypotheekrenteaftrek, maar ik vind wel dat een hervorming van het belastingstelsel in elk geval een meer rationele benadering van de woningmarkt in zijn systematiek mogelijk moet maken en niet bij voorbaat moet uitsluiten.

In de derde plaats moet een belastinghervorming substantie hebben, vanuit de benadering: lange halen, gauw thuis. Ik geef een voorbeeld. In de fiscale verkenning staan heel interessante voorstellen voor de verbreding van de btw-grondslag en harmonisering van het tarief. Daarmee maak je echt meters. Het kabinet kijkt heel graag naar Denemarken in bepaalde opzichten. Welnu, in Denemarken geldt een tarief van 25%. Ik zeg niet meteen dat wij daar naartoe moeten, maar het is een voorbeeld van de wijze waarop je door een flinke grondslagverbreding de lasten op arbeid flink kunt verlagen. Tegen de staatssecretaris zou ik willen zeggen: houd u niet in op dat punt.

Een grote rol zien wij weggelegd voor belasting op vermogen. In Nederland wordt vermogen te laag belast. Dat geldt niet voor dit moment, maar wel voor de langere termijn. Wij willen geen verdere verlaging van de vpb, maar als het kabinet dat wel zou willen, zou dat moeten komen uit grondslagverbredingen.

Ik geef nog een algemeen oordeel over dit Belastingplan. Daar is nu ook de ruimte voor. Het is sinds de wijzigingen geen beleidsarm plan meer. De balans is naar onze mening met de twee nota’s van wijziging echt doorgeslagen en er zijn soms heel akelige ideologische keuzen gemaakt. Het is net al aan de orde gekomen: de meest akelige onder de akelige keuzen is de btw-verhoging voor de kunstsector. Ik weet dat het kabinet de kunstsector geen warm hart toedraagt, maar ik zou zeggen: verschuil je niet achter een schijnargumentatie. In de nota van wijziging staat dat men meer ruimte wil geven aan de samenleving en aan particulier initiatief en meer aandacht aan de eigen verdiencapaciteit van de kunstsector. Dat kan een argument zijn om de subsidies te verminderen, maar het kan geen argument zijn om de btw te verhogen. Het zou zuiver zijn om bij een vermindering van de subsidies de lage btw juist te handhaven, zodat de kunst zich op de markt staande kan houden en de eigen verdiencapaciteit kan ontwikkelen. Nu gebeurt het omgekeerde. Eerst wordt er gehakt in de subsidies op de kunst en vervolgens wordt voor de kunstsector de mogelijkheid afgesneden, door de invoering van het hoge btw-tarief, om aan de vraagkant de eigen problemen op te lossen. Ik zou haast zeggen dat er hier sprake is van een orwelliaanse redenering. Onder de valse vlag van eigen verantwoordelijkheid wordt uit rancune een sector onderuitgehaald. Ik roep de staatssecretaris op om nooit meer met dit soort argumentaties te komen in een belastingplan, anders voorzie ik dat wij een akelige tijd tegemoet gaan. Hij moet niet vanuit een soort van ideologische verblinding met argumenten komen die logisch en inhoudelijk niet kloppen. Ik zeg dat ook omdat de staatssecretaris anders de status van zijn eigen departement omlaaghaalt en dat zou hij niet moeten willen. Het zal niet verwonderen dat mijn fractie op dit punt met een amendement komt.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik wil een vraag stellen aan collega Groot over de ideologische verblinding. Politiek is toch altijd een kwestie van keuzen maken. Je kunt je geld maar één keer uitgeven. Mijn vraag is waar deze bittere toon vandaan komt, want «ideologische verblinding» vind ik toch wat ver gaan voor maatregelen die genomen worden in het kader van politieke keuzen en bezuinigingen die we nodig hebben.

De heer Groot (PvdA): Het kan best zijn dat je echt zwaar in de kunstsector wilt hakken en dat je de subsidies dus vermindert, maar zeg dat dan en verkoop het niet onder een valse vlag zoals «we willen de eigen verantwoordelijkheid van de kunstsector benadrukken, we willen stimuleren dat de eigen verdiencapaciteit ontwikkeld wordt». Met de verhoging van het lage btw-tarief frustreer je die punten nu juist. Je moet klare wijn schenken en eerlijk zeggen waar het op staat. Dat is mijn punt.

Voorzitter. Mijn laatste punt in deze algemene inleiding gaat over de afschaffing van de heffingskortingen in box 3 en de persoonsgebonden aftrek voor de verliezen op beleggingen in durfkapitaal. Ook hieruit blijkt dat het kabinet geen oog heeft voor groene en sociaalethische beleggingen. Er zijn op dit punt ook al diverse moties ingediend bij het plenaire debat vorige week. Wij zullen daar bij de behandeling van dit Belastingplan op voortborduren.

Ik heb nog een vraag aan de staatssecretaris. Kan hij reageren op het onderzoek van KPMG en CE Delft, waaruit blijkt dat de bezuinigingen op deze regeling contraproductief uitwerken? Hetzelfde geldt voor de uitspraak van het Beraad Groenfondsen van de Nederlandse Vereniging van Banken dat deze maatregel wel ondernemers raakt. De vraag is of de staatssecretaris daarop kan antwoorden.

Ik zal het hier voor mijn eerste bijdrage bij laten.

De voorzitter: Er zijn geen vragen aan u. Dan is het woord aan mevrouw Neppérus van de fractie van de VVD.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ik ben blij dat er weer een staatssecretaris voor belastingen is. Belastingzaken hebben een tijdlang bij de minister op het bordje gelegen, maar het lijkt mij goed dat we over vragen aangaande belastingen weer met een eigen staatssecretaris kunnen praten. Het doet mij natuurlijk helemaal goed dat hij van mijn eigen partij is. Ook voor anderen zal hij echter vast veel goeds kunnen doen. Als we het Belastingplan zo bekijken, zien we dat het voor een behoorlijk deel al gemaakt is door het vorige kabinet. Daarna is de nota van wijziging gekomen. Het heeft natuurlijk ook allemaal haast, want anders kan er niet echt belasting worden geheven. Vandaar dat ik ook op een paar punten uit de nota van wijziging zal ingaan. We hebben die vrijdag gehad en daarvan stond natuurlijk ook een stuk in het regeerakkoord.

Ik ga eerst in op de belastingen algemeen. We hebben nu ongeveer 25 belastingen in dit land. Dat lijkt mij erg veel. De laatste tien tot vijftien jaar zijn er een heleboel belastingen bij gekomen. We moeten ons dan toch afvragen of we wel op de goede weg zijn. We hebben er de afvalstoffenheffing, de energiebelasting, de grondwaterheffing en de verpakkingsbelasting bij gekregen. Die laatste geeft mij helemaal een ongemakkelijk gevoel. Vanochtend waren er veel persberichten, waaronder het persbericht van de directeur-generaal van de Belastingdienst die toch naar een versimpeling toe zou willen. Wellicht kan de staatssecretaris aangeven hoe hij tegen die uitlating van de directeur-generaal aankijkt en hoe hij een en ander zelf wil aanpakken.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Mevrouw Neppérus zei dat ze zich ongemakkelijk voelt bij de verpakkingsbelasting. Graag zou ik van haar horen wat zij daarmee bedoelt.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik zou graag zien dat het kabinet daarmee aan de slag ging. Ik wil horen hoe het kabinet aan de slag wil gaan met het geheel van al die verhoudingen en met al die milieubelastingen en dergelijke die veel extra werk met zich brengen maar die ook geld opbrengen. We betalen er immers ook vaak btw over. Ik zou een notitie willen zien, een plan van aanpak voor de komende jaren. Volgens mij is het namelijk gewoonweg uit de hand gelopen. Ik geef eerlijk toe dat ik die belasting op dit moment niet kan afschaffen, maar dat ik wel een plan van aanpak wil over hoe we tot vermindering van het aantal belastingen kunnen komen, hoe die gekke verpakkingsbelasting zou kunnen verdwijnen en wat de gevolgen daarvan zullen zijn. Ik denk namelijk best mee met deze staatssecretaris over de gevolgen voor de schatkist en hoe je een en ander anders kunt invullen. Je zult de belastinggrondslag dan moeten verbreden en minder moeten heffen. Dat heeft gevolgen, maar daar zullen we echt naartoe moeten. Nu houden we elkaar namelijk aan het werk en ook een heleboel belastingambtenaren.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Hoewel ik het wel met u eens ben dat het allemaal wat eenvoudiger kan, word ik toch een beetje onrustig van het gevoel dat u me geeft – u zei dat ook letterlijk – dat u die verpakkingsbelasting zou willen afschaffen. Als u die wilt afschaffen, vraag ik mij af of u een en ander wilt compenseren in de groene hoek. Of ziet u dat heel anders?

Mevrouw Neppérus (VVD): Dat die verpakkingsbelasting de VVD niet blij maakt, hebben we al jarenlang geroepen. U ziet deels die verschuiving naar die vergroening van belasting die al heeft plaatsgevonden. We gaan wat dat betreft in Nederland heel ver. Ik wil de komende jaren met iedereen en juist met deze staatssecretaris nagaan hoe een en ander kan worden herzien. We hebben 25 belastingen en moeten ons dus afvragen waarmee wij bezig zijn. Kunnen we wellicht iets doen met de grondslag en de btw? Hoe zit het met andere zaken? Bij de Belastingdienst werken inmiddels bijna 30 000 ambtenaren en er zijn, zoals ik al zei, 25 belastingen. Als je een en ander echt wilt versimpelen en je naar minder ambtenaren toe wilt, zul je die wetgeving moeten vereenvoudigen. Dan zul je op de uitvoerbaarheid moeten letten. De heer Van Vliet las net een tekst voor aan de hand waarvan ik me afvroeg of het niet uit de hand is gelopen. In de oude wet Inkomstenbelasting hadden we artikel 29a welke, behalve belastingadviseurs, niemand kon lezen of begrijpen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Volgens mij zijn er drie verschillende scenario’s mogelijk. Het eerste scenario is het huidige met heel veel regelingen. Het tweede is een fiscaal stelsel waarbij louter het binnenbrengen van geld vooropstaat. Het derde is het middenscenario. Dat houdt in dat het binnenbrengen van geld vooropstaat en dat op hoofdpunten ook sturing gegeven wordt via de fiscaliteit. Daarbij is sprake van een afweging tussen enerzijds administratieve lasten en anderzijds effectiviteit van het fiscaal instrumentarium. Ik ben benieuwd in welk scenario mevrouw Neppérus zich herkent.

Mevrouw Neppérus (VVD): Van oudsher geldt in de inkomstenbelasting het draagkrachtprincipe. Daarom is er ook de tariefstructuur, al is die destijds wel een stuk vereenvoudigd. Je zult dus steeds een afweging moeten maken. Wat wil je binnenhalen? Een stukje sturing kun je je best voorstellen. Het klinkt af en toe ook best sympathiek. Het gebeurt ook al. Toch moet je je afvragen hoe je de sturing kunt beperken. Je zult steeds de balans moeten zoeken in het middenveld. Wat wil je sturen? Wat zijn daarvan de gevolgen voor de administratieve lasten van iedereen? Wat is het extra werk van de Belastingdienst? Dat wil ik ook veel beter in beeld krijgen. Die afweging moeten we veel eerlijker gaan maken. Laat de staatssecretaris maar komen met een stuk. Zijn directeur-generaal Belastingdienst vraagt er ook bijna om, dat eens in beeld te brengen, zodat wij er hier eens rustig over kunnen praten.

De laatste vereenvoudigingsronde in de inkomstenbelasting kwam van de vroegere staatssecretaris Vermeend. Hij heeft toen een grote slag gemaakt, maar wat zie je in tien jaar gebeuren? Langzaam maar zeker zie je «het alles willen regelen via de belasting» toch weer terugkomen. Daarover moeten we veel beter gaan praten.

Ik kom bij de nota van wijziging. Wij hebben hem vrijdag ontvangen, maar de aanzetten ervoor zijn al gegeven in het regeerakkoord. Een aantal maatregelen in de nota maakt natuurlijk veel los. Het zijn verzwaringen. Ik vrees wel dat ze onontkoombaar zijn. Dat zeg ik er meteen maar eerlijk bij. Maar als er goede alternatieven zijn, dan gaan wij ernaar kijken. We rekenen ons niet rijk, maar ik ben bereid te kijken naar elk alternatief waarmee collega’s komen. Het zal wel een alternatief moeten zijn dat belastingen ook gewoon binnenbrengt.

Bij de voorstellen hebben wij nog een paar vragen. De maatschappelijke beleggingen zijn indertijd met veel tamtam en enthousiasme ingevoerd. Dit is ook weer zoiets ingewikkelds, maar het is bewust ingevoerd door de wetgever. Laat ik dat ook eerlijk zeggen. Deze maatregel pakt hard uit. Hoe zit het met de invoering en de fasering ervan? Ik krijg nu van sommige mensen het bericht dat de verkoop en handel hierin is gestopt. Mensen die het al hebben, zouden opeens in grote problemen komen. Hoe zit het met de betrouwbaarheid van de overheid?

Door veel organisaties is naar voren gebracht dat de opbrengst aanzienlijk zou zijn tegenvallen. De collega van de Partij van de Arbeid heeft een aantal dingen genoemd. Ik vraag om een reactie. Klopt dit? Het uitgangspunt van de VVD is kraakhelder. Het bedrag moet worden gehaald, maar er moet wel worden gekeken naar de fasering. Dat vind ik wezenlijk. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de opmerkingen dat de maatregelen geen opbrengst opleveren? Als iets staat voor het bedrag x terwijl het alleen x min y oplevert, dan worden we niet zoveel wijzer.

Ik kom te spreken over de podiumkunsten, over de cultuur. Ik kan mij voorstellen dat veel zaken in het hogere, dat is eigenlijk het algemene, btw-tarief worden geplaatst. Maar hoe is precies de afweging tot stand gekomen tussen enerzijds een voetbalwedstrijd – ik mag die graag bezoeken – en anderzijds de podiumkunsten? Hoe pakt het uit als ik naar André Rieu ga? Ook wil ik graag weten hoe de fasering van de invoering loopt. Daarover is nu al verwarring. Hoe gaat dit de komende maanden lopen?

Tot slot heb ik in dit blok een vraag over de assurantiebelasting. Ik kan mij voorstellen dat deze omhooggaat. Het zal meer mensen ergernis in de portemonnee geven dan bij de thema’s die ik net behandelde, die eerder emoties losmaken. Het lijkt mij lastig als het opeens heel snel moet. Wordt er gedacht aan een overgangstermijn? Zo ja, wat zou dit kosten?

De heer Bashir (SP): Mevrouw Neppérus zei zojuist dat maatregelen onontkoombaar zijn. Daar ben ik het mee eens, maar de vraag is natuurlijk welke onontkoombare maatregelen je treft. Bij de voorbereiding van het Belastingplan heb ik in het verslag aan de staatssecretaris gevraagd welke mensen, groepen en bedrijven hebben gelobbyd voor dan wel gevraagd om een lagere winstbelasting. De staatssecretaris antwoordde daarop dat er op dat punt niet is gelobbyd maar dat het gaat om een maatregel die het kabinet zelf heeft genomen. Tegelijkertijd is in het land heel veel beroering ontstaan over de verhoging van de btw op de podiumkunsten. Is mevrouw Neppérus met mij van mening dat we ook naar het draagvlak moeten kijken? Er moeten inderdaad maatregelen worden genomen, maar waarom besluiten we nu om de btw op de podiumkunsten te verhogen, terwijl daar heel veel protest tegen is in het land, terwijl we de winstbelasting voor multinationals en grote bedrijven verlagen, een maatregel waar niemand om vraagt?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ten eerste: van de tariefsverlaging van de vennootschapsbelasting profiteren meer bedrijven dan alleen de multinationals. Laten we dat vooropstellen. Dat heeft mijn collega dus niet goed verwoord.

Ik heb al gezegd dat ik best naar alternatieven kijk, maar het gaat mij te ver om te zeggen dat wie de meeste brieven schrijft, altijd gelijk moet krijgen. Als er echter reële alternatieven zijn – ik begrijp dat er persberichten daarover zijn maar die ga ik nog rustig bekijken – die ook echt hetzelfde opbrengen, ben ik genegen om naar alles te kijken. Ik ben echter nog niet zo ver dat ik roep: dan gaan we het tarief veranderen. Nogmaals, ik wil de dingen gewoon rustig bekijken. Daar heb ik de komende week ook de tijd voor. Er zit gelukkig wat ruimte, ook voor ons onderling. Maar om nou te roepen: wie de meeste brieven schrijft ... Mijn e-mailbox was ook vol. Over allerlei andere dingen kreeg ook ik een stapel post. Ik denk dat wij hier allemaal ongeveer een doos kunnen vullen. Ik vind het punt van de cultuur en de maatschappelijke beleggingen – ik noem ze allebei – best lastig. Ik zeg slechts dat ik de oplossing nog niet heb gevonden. De opmerking om iets te doen met het tarief zal denk ik nog door meer mensen worden genoemd. Vandaar dat ik eerst het geheel wil horen.

De heer Bashir (SP): Ik heb niet alleen de multinationals genoemd, maar ook de grotere bedrijven, maar dat terzijde.

Dat mevrouw Neppérus wil kijken naar maatregelen die hetzelfde kunnen opbrengen om vooruit te komen, is in ieder geval een lichtpuntje. Op welke manier wordt dat kijken beoordeeld? Wat zijn de criteria om toch nog voor elkaar te krijgen dat bijvoorbeeld die btw-verhoging ten koste van de winstbelastingverlaging niet doorgaat?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik zeg eerst dat juist die winstbelasting ook kleinere ondernemers raakt. Dat lijkt me een heel wezenlijk punt; het gaat juist niet alleen om multinationals en middelgrote ondernemingen. Ook de kleine ondernemingen zijn erbij betrokken. Voordat we een tarief verlagen – ik denk dat ik dat vandaag nog wel twintig keer zal horen – wil ik eerst alle voorstellen gewoon rustig afwachten en meer doen dan alleen alle persberichtjes bekijken. Ik ga ze wel lezen, maar wil niet alleen maar roepen: dan gaan we het tarief niet verlagen. Ik heb het vorige week horen noemen voor de maatschappelijke beleggingen en ik heb het ook voor het onderwijs horen noemen. Als we zo nog even doorgaan, is het tarief net als vroeger weer 40%. Dat was het toen ik als belastinginspecteur begon. Ik wil best meedenken, maar dan moet ik wel eerst het geheel hebben gehoord, het geld moet tenslotte wel worden opgebracht. Daarna zal ik rustig bedenken wat redelijk is. We kunnen echt niet alles uit dat tarief halen, want dan ben ik straks bij die oude 40%. Laat het kraakhelder zijn: dat wil de VVD in geen geval. We zitten nu rond de 25%. Over minder kun je discussiëren, maar meer moet het niet worden.

De voorzitter: Ik verzoek u om zo kort mogelijk te antwoorden.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Ik wil toch graag weten waar het hart van de VVD zit op het gebied van cultuur. De VVD heeft haar handtekening gezet onder deze tweede nota van wijziging. We weten ook dat er tot 40% in de subsidies gesneden gaat worden. Ook verhoogt de VVD de btw. Dat betekent in mijn optiek dat er bijna een vendetta tegen de culturele sector is. Ik vraag mij af of de VVD alternatieven heeft onderzocht. Waarom wordt juist deze sector zo hard getroffen terwijl ook mevrouw Neppérus weet dat wat zij al elitair noemt, hiermee nog elitairder wordt? Zij brengt het buiten het bereik van steeds grotere groepen mensen. Als het zo doorgaat, leidt dat tot cultuurarmte. Ik wil echt graag weten waar het hart van mevrouw Neppérus zit.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik denk dat het goed is om te weten dat cultuur in bijna alle landen tegen het hogere tarief wordt belast. Ik hoor nu enorm geweeklaag hier, maar het wordt in bijna alle landen gewoon tegen het algemene tarief belast. Laten we dat dus maar gewoon als uitgangspunt noemen. Laten we ook eerlijk zijn: ik hoop dat de heer Braakhuis met alternatieven komt en wacht die rustig af, maar er zal gewoon moeten worden gesneden. Daar merkt iedereen wat van. Ik vind het vervelend voor de sector. Misschien kan de staatssecretaris iets bedenken om voor verenigingen, voor de cultuur of met de Geefwet te doen. Ik hoor graag wat de mogelijkheden zijn. Ik wil echter geen valse verwachtingen wekken.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Ik corrigeer graag wat u zegt dat er in het buitenland gebeurt. Daar is een lijstje van. Een btw-tarief van 19% is namelijk wel extreem hoog. België heeft een tarief van 0% tot 6%, Duitsland van 0% tot 7% en Frankrijk van 2,1% tot 5,5%. U mag mij dit verder uitleggen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik leg u zeker bilateraal nog wel eens uit dat veel landen het algemene tarief hanteren en dat dit maar heel beperkt is.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Allereerst wil ik de nieuwe staatssecretaris verwelkomen en hem feliciteren met zijn nieuwe baan. Het wordt vandaag meteen een lange maar zeker geen onbelangrijke zit.

Alvorens inhoudelijk in te gaan op het Belastingplan, maak ik een procedurele opmerking. De nota van wijziging kwam pas vrijdag na de ministerraad binnen. De staatssecretaris is Kamerlid geweest en weet dus dat een goede voorbereiding het halve werk is. Daarnaast is er op deze manier weinig tijd geweest voor mensen in het land om ons een reactie te sturen. Daarom vraag ik de staatssecretaris om toe te zeggen de stukken voortaan ruim van tevoren naar de Kamer te sturen, zodat zij daar zorgvuldig naar kan kijken.

Ik begin met de nota van wijziging die vrijdag na de ministerraad aan de Kamer is gestuurd. Een van de meest in het oog springende wijzigingen is de verhoging van de belasting op podiumkunsten en op kunst- en verzamelvoorwerpen. De btw wordt voor opera’s, operettes, dansen, musicals, lezingen maar ook voor optredens door uitvoerend kunstenaars verhoogd van 6% naar 19%. Dat is een belastingverhoging van maar liefst 13%. Het kabinet presenteert dit als een maatregel die vooral zal neerslaan bij de mensen met de hoogste inkomens. Maar tegelijkertijd zegt het kabinet dat ook nu al de hoogste inkomens zes maal vaker van podiumkunsten kunnen genieten dan de laagste inkomens. Mijn vrees is dan ook dat de toegang tot de podiumkunsten voor mensen met de laagste inkomens met deze maatregelen helemaal geblokkeerd wordt.

Deze btw-verhoging is helaas ook niet de enige maatregel waar de cultuursector mee te maken gaat krijgen. Zo wordt ook bezuinigd op de kunst- en cultuursubsidies en verdwijnt de financiering van de omroeporkesten. Hoe kan het kabinet dit allemaal goed vinden? Theater, opera en dergelijke worden zo toegankelijk voor slechts een select groepje rijke mensen. Het merendeel van de Nederlanders bezoekt wel eens een voorstelling, of het nu met de kinderen een concert van K3 is of de musical Soldaat van Oranje. Met een hoge belasting maakt het kabinet het voor mensen met een laag inkomen onbetaalbaar om nog een leuk avondje te hebben. Een grote groep mensen wordt dus teleurgesteld.

In plaats van de btw-verhoging stel ik dan ook voor om de winstbelasting voor bedrijven niet met 0,5% te verlagen van 25,5% naar 25%. Als die verlaging niet doorgaat, hoeft de btw-verhoging ook niet door te gaan. Dan besparen we namelijk 210 mln. Dat is ruim voldoende en zelfs veel meer dan nodig om de btw-verhoging niet te hoeven doorvoeren. Bovendien, zoals ik net opmerkte tegen mevrouw Neppérus, heeft het bedrijfsleven er helemaal niet om gevraagd. Het bedrijfsleven is bereid om die 0,5% te betalen. Bovendien bestaan er nu al allemaal regelingen waar het flink van kan profiteren. Daarnaast kunnen kleine bedrijven – dat zijn bedrijven tot € 200 000 – nu al profiteren van de winstbelasting. Die was tijdelijk tot 20% verlaagd, maar is nu permanent op 20% gezet. Kleine ondernemers profiteren dus al. Wij hebben dan ook een amendement in de maak om deze bezuinigingen uit het Belastingplan te halen.

Ik kom bij het voorstel van het kabinet om de heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen, zoals groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen, maar ook beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen af te schaffen. Met deze extra heffingskorting worden deze beleggingen fiscaal gesubsidieerd om ze aantrekkelijker te maken. Kan de staatssecretaris aangeven waarom deze stimulering deels niet meer nodig is? Het ligt volgens mij voor de hand dat dit soort beleggingen naar hun aard een wat lager rendement hebben dan normale beleggingen. Of kan dat niet gesteld worden? Heeft de staatssecretaris bijvoorbeeld inzicht in het verschil in gemiddeld rendement op een normale belegging en deze vormen van beleggingen? Mijn fractie vraagt zich ook af wat het effect van de huidige regeling is. Wordt nu al door de extra stimulering in de vorm van de heffingskorting bijvoorbeeld meer groen belegd? Graag wil mijn fractie wat meer inzicht in de effecten van de huidige regeling. Ook vraag ik de staatssecretaris nader in te gaan op de effecten van het afschaffen van de heffingskortingen op de samenleving, vooral op het midden- en kleinbedrijf.

Een andere wijziging is de verhoging van de assurantiebelasting met 2%. Die verhoging slaat voor een aanzienlijk deel, 25%, neer in de financiële sector. Het kabinet kiest er echter voor om dit voor het bedrijfsleven integraal te compenseren. Mijn fractie is het daar niet mee eens. Er worden met dit Belastingplan al genoeg cadeautjes aan het bedrijfsleven gegeven. Ik kan dan ook niet anders concluderen dan dat deze maatregel is bedoeld om uitsluitend de lasten voor gezinnen te verhogen.

De heer Van Vliet (PVV): De heer Bashir is ingegaan op het Vpb-tarief. Hij sprak daarbij over het opstaptarief van 20%. Volgens mij zei hij dat het inmiddels definitief is en dat er dus al flink wat is gedaan voor de ondernemers in Nederland. Ik hoor ook dat hij eigenlijk tegen het verlagen van het tarief van 25,5% naar 25% is. Vindt de SP het opstaptarief van 20% verkeerd of niet, of is dat een goede zaak ter stimulering van het mkb?

De heer Bashir (SP): Ik heb daar niets over gezegd. Het voorstel om de winstbelasting voor kleine ondernemingen met een winst tot € 200 000 permanent op 20% te zetten, steunen wij. Dit staat ook in het verkiezingsprogramma van de SP.

Voorzitter. Ik was gebleven bij de verhoging van de assurantiebelasting. Daarvan slaat 25% neer in de financiële sector. De regering kiest ervoor, het bedrijfsleven toch te compenseren. Voor 2011 loopt de compensatie via de WBSO. Voor 2012 is er nog geen besluit genomen. Houdt dit ook in dat er geen besluit is genomen over de manier waarop bedrijven gecompenseerd worden? Zo ja, waar denkt de staatssecretaris dan aan? Wordt er ook nog nagedacht over de vraag of compensatie wel nodig is?

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ook mijn fractie heet in de eerste plaats de nieuwe staatssecretaris welkom. Zij dankt hem en zijn ambtenaren voor de uitgebreide beantwoording van de vragen. Bij de behandeling van de verschillende blokken kom ik met enkele verdiepingsvragen, maar ik gebruik een groot deel van mijn spreektijd, twee derde van mijn inbreng, voor mijn inleiding, een algemeen punt, mede in reactie op het krantenbericht van vanmorgen waar de voorzitter zojuist naar vroeg. Dat zal zo’n 10 à 15 minuten duren.

De voorzitter: Lezingen worden ook onder het 19%-tarief gebracht!

De heer Koolmees (D66): Ik betaal graag!

In mijn algemene inleiding sta ik bij de volgende drie onderwerpen stil. In de eerste plaats stoppen met het fiscaal stimuleren van schulden. In de tweede plaats een algemene beoordeling van het Belastingplan en het regeerakkoord. In de derde plaats maak ik enkele opmerkingen bij de nota’s van wijziging.

Mijn eerste punt luidt: van een schuldeneconomie naar een bezittingeneconomie. Ik wil stilstaan bij twee vergeten fiscale dossiers in het Belastingplan, namelijk de behandeling van het eigen vreemd vermogen en de fiscale behandeling van het eigen huis. Breed wordt erkend dat de echte oorzaken van de kredietcrisis liggen in het aanbod van te veel en te goedkope leningen, terwijl de risico’s daarvan de afgelopen jaren slecht zijn beprijsd. De overheid speelt daarin een belangrijke rol, want het echte probleem is namelijk dat de overheid het hebben van schulden fiscaal stimuleert. Het is voor burgers en bedrijven simpelweg fiscaal voordelig om zo veel mogelijk schuld aan te houden. Dat kan naar mijn idee toch niet de bedoeling zijn. Bovendien is een bijkomend gevolg hiervan dat de financiële producten door die fiscale behandeling dusdanig complex worden dat we allerlei discussies krijgen over woekerpolissen en de producten steeds minder transparant worden. Om echt weerbaarder te worden en om de echte oorzaken van de kredietcrisis aan te pakken, moeten wij van een schuldeneconomie naar een bezittingeneconomie. Ik noem deze dossiers helaas de vergeten dossiers, omdat ze niet zijn opgenomen in het regeerakkoord en er dus niets aan gebeurt.

Over de behandeling van eigen en vreemd vermogen stelden de heer Groot en de heer Van Vliet zojuist al – en ook de Studiecommissie belastingstelsel trekt in haar rapport deze conclusie – dat de huidige vennootschapsbelasting de financieringsbeslissingen van vennootschappen verstoort. Het is namelijk financieel aantrekkelijk om investeringen en overnames zo veel mogelijk met geleend geld te financieren. De kosten hiervan kun je aftrekken van de winst. Die worden daarmee deels afgewenteld op de belastingbetaler. De vorige staatssecretaris en huidige minister van Financiën heeft geprobeerd hier iets aan te doen maar is nog niet verder gekomen.

Ik heb de verkiezingsprogramma’s er eens bij gepakt. Er lijkt een politieke meerderheid te zijn om er iets aan te doen, want zowel D66, als de Partij van de Arbeid, de VVD, de SGP, het CDA en misschien ook wel de PVV heeft in het programma staan dit te willen aanpakken. Ook geeft de staatssecretaris in de antwoorden op de schriftelijke vragen aan dat dit thema de aandacht van het kabinet heeft. Waarom gebeurt er dan niets mee in het regeerakkoord? De komende jaren zouden moeten worden benut om het stelsel robuuster, toekomstbestendiger en minder schuldgericht te maken. Kan de staatssecretaris de toezegging doen dit vergeten dossier op te pakken in de vorm van een startnotitie of een verkenning? Dit is zo’n cruciaal punt voor de toekomst van het belastingstelsel dat hier iets meer ambitie uit mag spreken.

Het tweede vergeten dossier is de fiscale behandeling van het eigen huis.

De heer Groot (PvdA): Ik wil iets meer duidelijkheid hebben over het begrip «schuldeneconomie». Ik zou zeggen dat Nederland geen schuldenland is maar eerder een spaarland. Ik kan mij voorstellen dat je wat gaat bijsturen in de gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen, ook wat betreft het eigen huis, maar het lenen op zich zou je toch niet zo veel duurder hoeven te maken? Nederland heeft immers al een enorm spaaroverschot en op macroniveau gezien zijn er best gezonde financiële verhoudingen. Wil de heer Koolmees verdere stappen zetten om het sparen nog meer te stimuleren, zodat wij als land naar nog grotere betalingsbalansoverschotten gaan? Dat lijkt mij namelijk juist niet de bedoeling. Ik kan mij wel voorstellen dat je in de afweging gaat schuiven.

De heer Koolmees (D66): De heer Groot stelt een heel brede vraag. Ja, ik vind dat het hebben van schulden op dit moment te veel fiscaal wordt gestimuleerd. In het fiscaal stelsel zou je een stap moeten zetten om daarmee op te houden. De afgelopen twintig jaar is het door financiële innovaties, bijvoorbeeld de opkomst van spaarhypotheken – ik kom zo meteen op hypotheken – fiscaal aantrekkelijk om niet een ouderwetse annuïtaire hypotheek maar om een spaarhypotheek te hebben. Het is fiscaal aantrekkelijk om een overname te financieren met zo veel mogelijk geleend geld, omdat je dat via Vpb met je winst kunt verrekenen. Is dat per saldo, macro gezien, een stimulans om te sparen? Ja, dat denk ik wel, omdat je inderdaad afgaat van een fiscale subsidiëring van schulden. Is dat slecht? Nee, dat geloof ik niet, want de afgelopen jaren hebben juist de kredietcrisis en de onderliggende oorzaken van de kredietcrisis aangetoond dat te veel vreemd vermogen, te veel schulden, te veel risico’s in de economie alleen negatieve effecten hebben.

Het tweede punt van de heer Groot is een interessant macro-economisch punt. Dat gaat over de vraag of landen een betalingsbalansoverschot of een spaaroverschot hebben en welke reële consequenties dat heeft. Dat pas niet binnen de discussie over het belastingstelsel. Het is wel een reëel punt, dat wij misschien een keer bij een AO over de Ecofin moeten agenderen. Ik geloof ook niet dat je daar beleidsmatig veel aan kunt doen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is een interessant punt, dat in grote lijnen ook door ons gedeeld wordt, maar ik zit met het volgende. Stel dat wij dat als Nederland eenzijdig zouden doen, zitten wij dan niet met een geweldig concurrentienadeel en zouden al die organisaties niet acuut naar naburige landen gaan omdat ze dat voordeel daar wel hebben? Met andere woorden, als je dat wilt aanpakken, moet je dat dan niet op Europees niveau doen? En misschien is de Europese schaal dan ook niet groot genoeg, want die organisaties gaan heel snel met hun hoofdkantoor ergens anders heen waar het wel kan. Dan zetten wij ons bedrijfsleven op een enorme achterstand. Daaraan gekoppeld: het is op zich efficiënt dat met geleend geld activiteiten georganiseerd worden. Het punt is: is het niet te veel?

De heer Koolmees (D66): Om op de tweede vraag in te gaan: ja, dat klopt. Dat ben ik helemaal met de heer Dijkgraaf eens. Wat zijn eerste vraag over de concurrentiepositie betreft, heeft hij ook een punt. Het is ook geen gemakkelijk probleem. Als hij de stukken van de Studiecommissie belastingstelsel leest, dan ziet hij dat de studiecommissie twee wegen verkent. Het heeft allerlei voor- en nadelen. De groepsrentebox bijvoorbeeld, die de vorige staatssecretaris heeft voorgesteld, had ook nadelen voor bepaalde sectoren. Je moet daar goed naar kijken. Moet het Europees worden opgepakt? Voor de hele vennootschapsbelasting geldt dat het sowieso verstandig is om op Europees niveau met elkaar op te trekken. Het punt is alleen dat in het Nederlandse belastingstelsel die prikkels nu eenmaal zitten. En ik vind niet dat je moet wachten tot andere landen gaan bewegen. Het is ook een keuze: welke sectoren wil je naar Nederland halen? Hoe wil je het belastingklimaat zo inrichten dat het de toekomstige economieën ondersteunt en innovatie bevordert? Dat soort discussies. Daarom vraag ik de staatssecretaris om een startnotitie hierover. Daarin kun je de uitruilen zien. Hoe kun je het principiële punt dat je schulden fiscaal subsidieert, oplossen zonder dat dit ten koste gaat van de concurrentiepositie of zodat het zo min mogelijk verstorende effecten heeft?

De heer Dijkgraaf (SGP): Het is sowieso goed als de staatssecretaris dat element zwaar meeneemt in die notitie. Dat lijkt mij cruciaal. Vooralsnog lijkt mij dat, als wij dit eenzijdig doen als Nederland, als klein landje, dat er alleen toe leidt dat die organisaties in no time het land uitgaan. Het betekent namelijk wel dat je gewoon 25% op je vreemdvermogenslasten krijgt. Juist als die zwaar aantellen en je voor een groot deel uit vreemd vermogen hebt gefinancierd, telt het aan. Dan kun je het fiscaal gezien heel snel naar het buitenland brengen.

De heer Koolmees (D66): Sowieso geldt voor de maatvoering en de precieze vormgeving dat je op dit soort aspecten heel goed moet letten. Dat ben ik onmiddellijk met de heer Dijkgraaf eens. Dat is echter geen reden om er niet serieus naar te kijken en serieus in kaart te brengen wat de technische oplossingen zijn en wat economisch de verstandigste richtingen zijn om te verkennen. Ik heb zojuist een lijstje opgenoemd van partijen die hiervóór zijn, die het hebben opgenomen in hun verkiezingsprogramma. Volgens mij is er een breed draagvlak om dit te verkennen.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Ik heb een opmerking aan het adres van de heer Groot en daarmee een vraag aan de heer Koolmees. Dat is wel zo makkelijk! De heer Groot sprak van een spaaroverschot, maar volgens mij zit dat spaaroverschot vooral in pensioenen en bepaald niet bij de bank. Mijn verzoek zou dan ook zijn – ik hoor graag de reactie van de heer Koolmees – om dit buiten het spaaroverschot te houden. Dan ziet het beeld er totaal anders uit en krijgen we een veel reëler beeld van het feit dat we een maatschappij zijn die op de pof leeft.

De heer Koolmees (D66): Ik ben het met de heer Braakhuis eens, maar het is ook hierbij goed om een onderscheid te maken tussen wat het fiscale systeem doet aan schuldbevordering, en wat de macro-economische implicatie is voor de betalingsbalans en het handelsoverschot. Dat ligt veel genuanceerder. Dan moet je dit soort aspecten meenemen. Ik wil nu focussen op de fiscale behandeling van schulden. Volgens mij zit daarin iets fout. Er zijn verschillende wetenschappers, waaronder de Studiecommissie belastingstelsel, die dit hebben onderkend en die vinden dat er iets moet gebeuren. Dat lijkt me de belangrijkste stap voor dit moment.

De voorzitter: Ik stel het zeer op prijs dat u zich vandaag beperkt tot de fiscale behandeling, mijnheer Koolmees. We hebben namelijk genoeg op de agenda staan.

De heer Koolmees (D66): Dank u, voorzitter.

Ik kom bij mijn volgende punt, misschien ook een uitlokker voor interrupties, namelijk de fiscale behandeling van het eigen huis. We weten allemaal dat de hypotheekschuld intussen is opgelopen naar ruim 600 mld. Dat is bijna heel ons bbp. Vooral in de afgelopen vijftien jaar, sinds 1990, is de schuld heel snel gestegen: een verzesvoudiging. Zelfs in reële termen is hij tweeënhalf keer gestegen in de afgelopen jaren. Waar komt dit vandaan? Het antwoord is simpel: vanuit de fiscale stimulering van de hypotheekschuld in de afgelopen vijftien jaar en de financiële innovaties van de afgelopen vijftien jaar. De financiële innovatie in de vorm van de opkomst van de spaar- en levenhypotheken heeft ervoor gezorgd dat mensen hun schulden zo lang mogelijk open kunnen laten staan. Vergelijk dat met de ouderwetse hypotheekvormen als de annuïtaire hypotheek, waarbij men gelijk begon met het aflossen van de schuld. De spaarhypotheek is fiscaal zo veel aantrekkelijker dat er nauwelijks meer annuïtaire hypotheken worden afgesloten. Je bent een dief van je portemonnee als je dat doet. Het bijzondere aan dit systeem is dat de extra kosten die hiervan het gevolg zijn, worden gedragen door de overige belastingbetalers, en dat vooral de banken hiervan profiteren. Als burger en als bank heb je er namelijk belang bij om de schuld zo lang mogelijk open te laten staan, niet af te lossen, 30 jaar te profiteren van de hypotheekrenteaftrek en pas na 30 jaar af te lossen. Dit is een subsidie voor banken en ook voor burgers, die wordt betaald door de overige belastingbetalers.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik wil het graag scherp krijgen. Ik denk dat de heer Koolmees straks in zijn betoog wel op de kortetermijneffecten komt. Als je echter naar de lange termijn kijkt, vraag ik me af of het niet enkel en alleen een subsidie is aan banken in plaats van aan burgers. Het voordeel wordt namelijk verrekend in de koopprijs.

De heer Koolmees (D66): U bent mij voor. Ik heb dat hier inderdaad ook staan. Als je ervan uitgaat dat het aanbod op de woningmarkt inelastisch is, dus dat het aanbod niet snel reageert op prijsprikkels, moet je constateren dat de grote extra subsidie vooral in woningprijzen is gaan zitten de afgelopen jaren. Daarom zijn de woningprijzen zo snel en sterk gestegen. Voor hetzelfde huis betaal je veel meer. Daarmee komt de subsidie uiteindelijk terecht bij de banken. Ik vind dat een raar systeem.

De voorzitter: De heer Koolmees vervolgt zijn betoog. Ik sta vragen toe aan het eind van het punt over de hypotheekrenteaftrek.

De heer Koolmees (D66): Ook de sterke stijging van het aantal aflossingsvrije hypotheken heeft een opwaarts effect gehad op de prijzen. De kopers kijken natuurlijk uiteindelijk altijd naar de netto maandlasten. Als deze lager zijn omdat je niet aflost, kun je meer lenen, kun je meer betalen voor je huis en gaat de prijs van de woningen weer omhoog. Een nadeel hiervan is dat het voor starters bijna onmogelijk is geworden om een woning te kopen, want de huizenprijzen zijn zo snel gestegen. Het is een pervers systeem. Zowel de banken, de ontvangers van een hogere rente op de uitstaande schuld, als de burgers hebben baat bij een zo hoog mogelijke schuld. Dat is toch een rare prikkel? De rekening daarvan wordt betaald door de overheid. Door ons allemaal dus. Enkele hoogleraren hebben berekend dat de belastingtarieven met 4% of 5% omlaag zouden kunnen als we af zouden stappen van dit systeem.

Door dit systeem wordt de schuld dus kunstmatig opgepompt, wordt de belastinggrondslag kunstmatig uitgehold en wordt de gehele economie gevoeliger voor schokken omdat steeds meer mensen meer risico nemen met schulden. Daarom stellen wij voor om in de hypotheekrenteaftrek vanaf een bepaald jaar, bijvoorbeeld 2014 of 2015, weer uit te gaan van forfaitaire annuïtaire aflossingsschema’s. Daarmee gaan we eigenlijk weer terug naar de ouderwetse hypotheek waarbij je gewoon je schuld aflost. Dat betekent simpelweg dat je als burger gedurende de looptijd van je hypotheek begint met het aflossen van je schulden. Wij vinden het belangrijk om te zeggen dat wij niet van mening zijn dat dit geld naar de schatkist moet. Het mag wat ons betreft worden teruggegeven aan de woningmarkt, bijvoorbeeld door afschaffing van de overdrachtsbelasting. Als er dan nog een bedrag overblijft, kan dat ook worden gebruikt voor de verlaging van de tarieven op arbeid. We willen per saldo niet de lasten verhogen en het hoeft niet naar de schatkist te gaan, maar we willen wel het systeem en de prikkels daarin beter vormgeven. Het voordeel daarvan is dat de mobiliteit op de huizenmarkt wordt bevorderd door het afschaffen van de overdrachtsbelasting. Daarnaast wordt het aflossen van schulden bevorderd, waardoor de economie minder schokgevoelig wordt. Dan loont werken meer. Naar mijn idee past dat ook prima in het straatje van het CDA en de VVD. Waarom is het dan niet opgenomen in het regeerakkoord? Kan de staatssecretaris toezeggen dit vergeten dossier op te pakken en mee te nemen in dezelfde startnotitie over het eigen vermogen en het vreemd vermogen? Volgens mij is de overkoepelende paraplu de schuldeneconomie.

Gerelateerd hieraan vraag ik of de staatssecretaris nog kan komen met een kabinetsreactie op het rapport van de studiecommissie. Naar mijn idee is dat nog niet gekomen. Ik kijk een beetje rond naar mijn collega’s en zo te zien zitten zij daar ook nog op te wachten. Volgens mij zijn deze twee onderwerpen ook belangrijke onderdelen van dat rapport.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik krijg toch het gevoel dat de heer Koolmees veel onrust wil gaan veroorzaken in dit land, terwijl het regeerakkoord die onrust net heeft willen wegnemen. Hij heeft het over leningen en dat het allemaal niet meer lineair is, maar we zien al 40 jaar lang meer hypotheken. Waarom is er dan ineens de laatste tien of twintig jaar zoveel gebeurd? De heer Koolmees doet alsof al die wetten zijn veranderd. Daar krijg ik graag een reactie op. Het lijkt alsof de heer Koolmees zegt dat mensen meer gaan lenen om het maar af te kunnen trekken. Het belastingtarief is gelukkig nog steeds geen 100%. Je zult dus altijd rente moeten betalen en daarvan kun je een stukje van de Belastingdienst terugkrijgen. Daar heeft de heer Koolmees moeite mee, maar gelukkig is het belastingtarief geen 100%. Je zult altijd nog moeten betalen uit je inkomen. Als ik dit zo beluister, proef ik daaruit dat D66 wil gaan schuiven en het allemaal anders wil gaan doen. De heer Koolmees denkt er waarschijnlijk anders over, maar ik vraag hem om rust op dit vlak. Hiermee wordt alleen gedoe veroorzaakt. Een aftrekpost heeft alleen voordelen. Je kunt aftrekken, maar het belastingtarief is geen 100%. De heer Koolmees wil dat waarschijnlijk ook niet.

De heer Koolmees (D66): Ten eerste, ik stel voor om in 2014 of 2015 te beginnen met deze wijziging en om nu alvast na te denken over de vraag hoe dat zou kunnen. Zo heb je een termijn om eraan te wennen en er goed over na te denken. Hopelijk is de financiële crisis op dat moment enigszins weggeëbd, is de woningmarkt tot rust gekomen en kunnen we in 2014 beginnen met zo’n wijziging. Ik vind dat je je kop in het zand steekt als je hier niet over nadenkt. Allerlei internationale organisaties, zoals de OECD en het IMF, zetten grote vraagtekens bij het Nederlandse fiscale stimuleringsklimaat van de eigen woning. Deze coalitie heeft ervoor gekozen om daar niet over na te denken en om geen maatregelen te nemen. Ik vind dat heel onverstandig. De discussie komt toch. Nogmaals, het is de kop in het zand steken. Juist de staatssecretaris zou dit voorstel proactief en goed uit kunnen werken.

Ten tweede, mevrouw Neppérus heeft gezegd dat het al 40 jaar zo is. Naar mijn idee is de grote stijging van het aantal spaar- en levenhypotheken vooral ontstaan na de belastingherziening in 2001, waarbij de boxenstructuur ontstond. Ik denk in dat kader onder meer aan de SEW en de KEW.

Ten derde, mevrouw Neppérus heeft gesproken over het belastingtarief. Ik ben het met haar eens, in de zin dat wij op moeten passen dat de belastingen niet sluipenderwijs omhoog gaan. Daarom stel ik voor om het hele bedrag dat dit oplevert, terug te stoppen in lagere lasten, namelijk in het afschaffen van de overdrachtsbelasting en in het verlagen van het tarief op arbeid. Sterker nog, in ons verkiezingsprogramma – hier kregen we nog een complimentje voor van de heer Teulings bij de presentatie van de Keuzes in Kaart – hebben wij de woningmarkt helemaal niet betrokken bij de inkomenspolitiek. Al het geld dat wij in onze plannen uit de woningmarkt halen, stoppen wij terug, dan wel in overdrachtsbelasting dan wel in het verlagen van tarieven op arbeid. Alleen, door dit systeem zijn alle prikkels beter, wordt er echt een structurele hervorming uitgevoerd, gaat de woningmarkt beter functioneren en stoppen we met het stimuleren van schulden.

De voorzitter: Mevrouw Neppérus krijgt nog één repliekvraag. Ik verzoek de leden om interrupties en de antwoorden daarop te beperken tot maximaal drie of vier zinnen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik blijf nog ergens mee zitten. De heer Koolmees zegt: ik wil rust; ga toch al nadenken; het is de kop in het zand steken. Is het ook niet een soort kop in het zand steken als je nu onrust gaat creëren? Ik denk dat dit veel erger is.

De heer Koolmees (D66): Heel kort. In de aanloop naar de verkiezingen bleek uit een peiling dat 70% van Nederland verwacht dat er op korte termijn iets gaat gebeuren aan de hypotheekrenteaftrek. Ik denk dat dit realistisch en onvermijdelijk is. Je kunt nu beter met open vizier de discussie aangaan en mensen in het land helder vertellen wat er gaat gebeuren dan kunstmatig je kop in het zand steken.

De heer Van Vliet (PVV): Ik heb in het betoog van de heer Koolmees nog niets gehoord over de onderliggende waarde van alle onroerende zaken die tegenover die miljardenschuld aan hypotheken staan. Als hij de woningmarkt wil gaan verstoren door de hypotheekrenteaftreksystematiek aan te passen, lijkt mij dat een factor van groot belang.

De heer Koolmees (D66): Dat klopt. Onze plannen hebben in eerste instantie een negatief effect op de woningprijzen. Dat is alleen in vier jaar alweer gecompenseerd. Uw eigen plannen in het regeerakkoord om de huursector aan te pakken hebben ook een negatief effect op de woningprijzen, namelijk 5%. Dat is gebleken uit de doorrekening van het VVD-programma door het CPB. Alles wat je doet op de woningmarkt heeft effect op de prijs. De vraag is alleen of je de goede dingen doet.

De heer Dijkgraaf (SGP): De heer Koolmees heeft een mooi betoog, dat volgens mij aansluit bij wat ik zo direct naar voren ga brengen.

De heer Koolmees (D66): Sorry.

De heer Dijkgraaf (SGP): Nee, nee, nee, dat is juist mooi. Dit geeft aan dat er meer draagvlak is voor het nadenken over dit soort dingen. Dat is weer zo’n mooi verbond tussen SGP en D66, dat helaas niet op alle terreinen schijnt te lukken. Ik volg de heer Koolmees alleen niet bij het voorstel om nu weer met allerlei concrete plannen te komen. Deze coalitie heeft afgesproken om geen concrete maatregelen te nemen. Zij gaat dat volgens mij ook niet doen. Zij heeft echter niet afgesproken om te stoppen met nadenken. Die ruimte zou ik maximaal willen benutten om te zeggen: laten we de komende jaren heel clean en goed met elkaar nadenken over wat de beste route is gegeven al die punten. Laten wij dus niet discussiëren over heel concrete maatregelen, want dan ontstaat er inderdaad onrust in het land. Maar laten wij proberen met elkaar na te denken over oplossingen.

De heer Koolmees (D66): Ik vind dat er snel iets moet gebeuren aan de woningmarkt. Datzelfde geldt voor de AOW: die moet ook sneller worden hervormd. Maar ik begrijp uw opmerking wel. Als je kunt tellen en naar deze coalitie kijkt, is de verwachting niet heel hoog dat er op dit dossier iets gaat gebeuren in de komende jaren. Daarom vraag ik de staatssecretaris om een startnotitie op dit punt om de verschillende opties goed in kaart te brengen en het denken daarover nog een stapje verder te brengen.

De heer Bashir (SP): Uiteraard steunt de SP maatregelen om de economie minder gevoelig te maken voor schokken, bijvoorbeeld door fiscale maatregelen te beperken die lenen stimuleren. Bij het Belastingplan in 2009 heeft mijn fractie een voorstel gedaan om net als in Duitsland de renteaftrek voor bedrijven te maximaliseren tot 30% van EBITDA, maar toen heeft de fractie van D66 tegen dat voorstel gestemd. Kan de heer Koolmees uitleggen waarom D66 in 2009 tegen ons voorstel heeft gestemd om het belastingvoordeel voor bedrijven te maximaliseren?

De heer Koolmees (D66): Eerlijk gezegd weet ik dat niet. Ik kan erover speculeren, maar dat doe ik niet. Ik zal het uitzoeken en dan kom ik erop terug.

Ik kom op het tweede punt van mijn algemene inleiding: een algemene beoordeling van het fiscale beleid van dit kabinet. Volgens het CPB voert het kabinet in de komende jaren een lastenverhoging door van 6,5 mld. met als belangrijkste reden het gezond maken van de overheidsfinanciën. Waarom kiest het kabinet in dit kader voor zoveel lastenverzwaringen? Dat is namelijk in tegenspraak met de verkiezingsbeloften van het CDA en de VVD. Waarom kiest het niet voor hervormingen die niet alleen de overheidsfinanciën, maar ook de economie gezond maken, zoals de AOW-leeftijd, het ontslagrecht en de WW-duur?

Het kabinet kiest ook voor bijzondere lastenverhogingen. Het zijn maatregelen zonder een echte visie, zonder een duidelijk doel, die alleen maar tot doel hebben geld op te halen. Ik noem de vergroening en de podiumkunsten; er is al een aantal discussies geweest over maatschappelijke beleggingen. Maar er is wel een terugsluis naar bedrijven. Dit zijn niet mijn keuzen. Bij de behandeling van de blokken kom ik hierop terug.

Het vorige kabinet voerde op de valreep nog een forse lastenverlichting door voor het bedrijfsleven onder het mom van handhaving van het lastenkader. Je kunt daarover discussiëren, want naar mijn idee is het lastenkader in de afgelopen jaren een aantal keren aangepast en is het niet echt een valide argument. Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen die lastenverlichtingen terug te draaien om daarmee al die maatregelen te betalen waartegen veel weerstand is? Beter nog, waarom heeft het kabinet het geld niet gereserveerd om iets te doen aan de behandeling van eigen en vreemd vermogen? Ik keer daarmee terug naar mijn inleiding over de schuldeneconomie. Nu is er 400 à 500 mln. weggegeven in de vorm van verlaging van het Vpb-tarief. Dat had juist heel goed benut kunnen worden voor deze meer fundamentele discussie om ervoor te zorgen dat het niet ten koste gaat van ons vestigingsklimaat en concurrentievermogen. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris op dit punt.

Ik kom bij de reacties op de nota van wijziging. Ik dank de staatssecretaris voor het snel versturen van deze nota van wijziging na de ministerraad van afgelopen vrijdag. Ik heb die dit weekend goed kunnen bestuderen. Het kabinet neemt in de nota van wijziging een aantal maatregelen die al in 2011 moeten ingaan, bijvoorbeeld de btw-verhoging op kunst en antiek en op de podiumkunsten, zoals hier al is gememoreerd. Dit is in de visie van D66 een heel beperkte maatregel die op sommige plekken hard neerslaat. Waarom kiest het kabinet niet voor een meer generieke maatregel, bijvoorbeeld een algehele verhoging van het hoge of het lage btw-tarief? Heeft het kabinet alleen gekeken naar btw-verhoging op de «linkse» hobby’s? Waarom is bijvoorbeeld niet gekeken naar tijdschriften, kranten, glastuinbouw en kappers? Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris.

Waarom is ervoor gekozen om circussen, bioscopen en voetbalwedstrijden buiten de verhoging te houden? Dit sluit ook aan op de opmerkingen die eerder zijn gemaakt.

Het kabinet bezuinigt op de cultuursubsidies en maakt het product duurder door de btw-verhoging. Daardoor wordt de cultuursector dubbel hard geraakt. Heeft het kabinet hiermee rekening gehouden? Hoe waardeert het dit? De btw op kunst en antiek wordt verhoogd omdat het oorspronkelijke doel niet meer overeind staat, aldus de antwoorden. Wanneer is de zogeheten margeregeling ingevoerd? Geldt deze regel alleen voor de omzetbelasting of ook voor de btw? Dit zijn feitelijke vragen. Wat zijn de verwachte effecten op de verkoop van kunst en antiek en op het bezoek aan theatervoorstellingen? Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris.

Het kabinet verhoogt de assurantiebelasting. Kan de staatssecretaris toelichten op basis waarvan men tot een verhoging van 2% is gekomen en niet van 1%, 3% of 4%? Is daarover diep nagedacht? Het kabinet kiest ervoor om de kosten van de verhoging van de assurantiebelasting voor bedrijven weer terug te sluizen. Wat is daarvoor de reden? Waarom moeten de lasten voor bedrijven verder worden verlicht terwijl ze al een forse structurele lastenverlichting krijgen via de Vpb, waarover ik zojuist al sprak?

Mijn laatste punt gaat over groen beleggen. Het kabinet schrapt de heffingskorting in box 3 voor maatschappelijke beleggingen en beleggingen in durfkapitaal. Mijn fractie is voorstander van vereenvoudiging van het belastingsysteem, maar tegelijkertijd vinden we het van belang dat we de effecten van zo’n vereenvoudiging en van dergelijke beslissingen helder hebben. Ons bereiken de signalen dat het afschaffen van deze regelingen desastreus is. Alle groenfondsen die er nu zijn en die goed werken, vertrekken naar het buitenland en worden leeggetrokken. Is dat niet heel erg ongewenst? Andere landen om ons heen hebben namelijk wel dergelijke stimuleringsregelingen voor groene of ethische beleggingen. Hoe pakt dat uit?

Tot zover mijn algemene inleiding. Ik zal straks nog een paar kleine punten behandelen; dat kan in minder tijd.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik zal mijn eerste ronde gebruiken voor de meeste tekst, maar het goede nieuws is dat we daarmee ook het meeste gehad hebben.

De voorzitter: Kunt u twee of drie algemene onderwerpen van uw betoog aangeven? Op die manier kan ik slechts interrupties toestaan aan het einde van de door u behandelde onderwerpen, want anders loopt onze timing te ver uit.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Natuurlijk. Het zal duidelijk zijn dat ik het over cultuur wil hebben. Daarnaast zal ik spreken over enkele niet-vergroeningsmaatregelen en over de heffingskorting.

Voorzitter. De reden dat deze ronde zo lang duurt, is dat het oorspronkelijke Belastingplan van het demissionaire kabinet beleidsarm was. Wat mijn fractie betreft is er slechts in de tweede nota van wijziging wel beleid geformuleerd. Daarom zal ik daarop wat uitgebreider ingaan. Weliswaar is deze nota beleidsrijker, maar wat mij betreft is hij niet visierijker. Er wordt een heel dikke rasp over alles gehaald. Het heeft er alle schijn van dat het nieuwe kabinet, op enkele cosmetische voorstellen na, voornemens is te vertrekken op een vier jaar durende kruistocht tegen cultuur en vergroening. Wat dat betreft moet ik de PVV feliciteren met het onderhandelingsresultaat. De handtekening van die partij staat namelijk niet alleen duidelijk onder het Belastingplan, maar net zo duidelijk hieronder als onder het regeerakkoord.

Mijn fractie is van mening dat de doorwerkbonus nooit heeft gebracht wat we ermee hebben beoogd. Zodoende zijn we tevreden met de aangekondigde versobering van de regeling. Wat ons betreft had de doorwerkbonus zelfs helemaal mogen worden afgeschaft. Daarom leggen we momenteel de laatste hand aan een amendement waarin dat wordt geregeld en waarvan de budgettaire opbrengst wordt gebruikt voor de scholing van oudere werknemers. Hopelijk rendeert dat meer dan de doorwerkbonus. Zeker in het licht van het feit dat dit kabinet voornemens is het middelbaar beroepsonderwijs voor 30-plussers fors duurder te maken, een maatregel waarmee wij overigens forse moeite hebben, kan er zo in ieder geval iets worden gecompenseerd.

Een nog op stapel staande maatregel is de afschaffing van de alleenstaandeouderkorting. Wij zien deze maatregel met meer dan grote argusogen tegemoet, vooral daar een dergelijke maatregel voor een zeer specifieke groep – hardwerkende alleenstaande moeders – neerkomt op een inkomensachteruitgang van € 150 per maand. Bij de berekening van dat bedrag zijn we uitgegaan van een brutojaarinkomen van € 25 000. Dit geeft een koopkrachteffect van min 10%, terwijl deze groep de eindjes al aan elkaar moet knopen. In de jaren waarin hun kinderen onder de twaalf zijn, zullen ze bovendien nog eens worden geconfronteerd met bezuinigingen op de kinderopvang, want veel alleenstaande moeders hebben zowel kinderen van onder de twaalf als van boven de twaalf. Als je al deze maatregelen bij elkaar optelt, doet het kabinet deze groep toch wel ongelooflijk onrecht. Ik vraag me zelfs af of dit niet meer kost dan het oplevert. Ik neem namelijk ook aan dat dit niet goed is voor de arbeidsparticipatie van deze groep. Wat ons betreft moet het afschaffen van de alleenstaandeouderkorting daarom echt van de baan. We horen graag hoe de staatssecretaris hiertegen aankijkt.

Wij begrepen dat het kabinet al per 2011 iets wil veranderen aan de giftenaftrek. Deze zou worden beperkt tot instellingen die een algemeen nut beogen en een renseigneerplicht hebben. Is dat voornemen er nog steeds? Kan de staatssecretaris zeggen of dat gevolgen heeft voor goede doelen, die het op dit moment door de crisis toch al niet gemakkelijk hebben? Ten koste van wie gaat deze lastenverhoging van 40 mln.? Het geld zal toch ergens vandaan moeten komen. Wij krijgen dat op dit moment even niet scherp. Graag hoor ik hierop een toelichting van de staatssecretaris.

Wij zijn verheugd over de aankondiging van de SDE-plusregeling, al is het jammer om te zien dat 80% van deze regeling pas na deze kabinetsperiode tot wasdom zal komen terwijl de opbrengst van een aantal ontgroeningsmaatregelen al wel direct wordt binnengehaald. De vraag is natuurlijk waarom wij daar in godsnaam zo lang op moeten wachten. Voorlopig klopt ons hart vol verwachting over de komst van de SDE-plus. Wij raden het kabinet aan om voor de vormgeving toch zo veel mogelijk over de grens te kijken. Ik denk dan ook aan het «feed-in»-systeem in Duitsland. Ik weet dat het geen hobby is van dit kabinet om te veel naar Europa te kijken, maar het hoeft niet ver. De oosterburen kunnen echt laten zien hoe het ook kan.

Wij troffen in het regeerakkoord ook een vitaliteitsregeling aan die per 2011 zou ingaan. Mijn fractie wacht vol spanning op de nota van wijziging waaruit duidelijk wordt waar deze over gaat. Wij zijn erg benieuwd. Kan de staatssecretaris toelichten of het kabinet nog steeds voornemens is deze regeling in de loop van het komende jaar te laten ingaan? Wat houdt deze regeling in?

Dan ben ik gekomen bij de eerste maatregel uit de tweede nota van wijziging. Dat is de groenregeling, oftewel de heffingskorting voor groen beleggen, sociaal-ethisch beleggen, cultureel beleggen en beleggen in durfkapitaal. Als het aan dit kabinet ligt, wordt deze regeling afgeschaft. Deze korting van 1,3% zorgt samen met de gelukkig te handhaven vrijstelling van 1,2% in box 3 – dat was 30% over 4% – voor een relatief voordeel van 2,5%. Hierdoor komen de rendementen op dit soort beleggingen in elk geval een beetje in de buurt van wat gangbare beleggingen normaliter opleveren. De combinatie van de groenregeling en de vrijstelling was dan ook een ideaal middel om de markt te stimuleren tot investeren in de toekomst. Dit wordt terecht internationaal geprezen. Als de markt echter zelf niet meer investeert in de toekomst omdat het kabinet hiervoor echt een forse drempel opwerpt, zal het kabinet het zelf moeten doen, als het kabinet zich tenminste nog conformeert aan iets van klimaat- en milieudoelstellingen.

Wij zijn zeer verbaasd over deze maatregelen. Het kabinet schrapt daarmee een economisch zeer rationele belastingkorting, die de markt juist zijn werk kan laten doen. Wij als vrijzinnig sociaal-liberalen hadden dit anders gedaan dan dit blijkbaar eerder conservatieve dan liberale kabinet, en niet alleen om de effecten daarvan op milieu en klimaat. Het schrappen van de tanteagaathregeling, waarmee juist beginnende ondernemers aan kapitaal worden geholpen, kan niet anders dan haaks staan op het voornemen van dit kabinet om mkb, startend ondernemerschap en innovatie te bevorderen. Deze bezuiniging kost niet alleen meer dan dat zij economisch oplevert, maar klopt ook niet met hetgeen het kabinet zegt voor te staan. Hieruit blijkt een beetje het visieloze van sommige ingrepen.

De Raad van State kwam dan ook met commentaar en vroeg om een motivatie voor deze ingreep die de oorspronkelijke argumenten voor de heffing zou kunnen weerleggen. Met de uitleg van de staatssecretaris wordt die niet gegeven. Er wordt beweerd dat deze juist marktwerking zou stimuleren, maar alleen al de aankondiging van deze steeds succesvollere maatregel heeft nu al forse sporen nagelaten. Financiële instellingen hebben al fondsen moeten afstoten omdat belastingbetalers hun geld alvast weg willen halen en omdat veel groene investeringen niet altijd direct liquide te maken zijn tegen de juiste prijs. Het heeft dus een totaal tegengesteld effect. Dat is in ieder geval het eerste wat wij daaraan aflezen. Dus hoezo meer marktwerking? Die wordt juist onderuitgehaald.

Dan kom ik op de verwijzing naar de Studiecommissie belastingstelsel. Deze commissie is net als mijn fractie van mening dat het aantal heffingskortingen moet worden afgebouwd. Daarover zijn wij het met de staatssecretaris eens. De verwijzing daarnaar is wel te kort door de bocht. De commissie deed dit advies namelijk met het oog op de vele kortingen, die veel kosten maar de maatschappij en economie nauwelijks iets opleveren. Uit studies van KPMG en van CE Delft blijkt echter dat dit nu juist niet het geval is met deze regeling, die de overheid meer oplevert dan dat zij kost. Waarom wordt deze korting geschrapt? Dat staat nog los van het effect op klimaat en milieu en op de culturele sector. Daar is echter al genoeg over gesproken. Die wordt trouwens ook ongenadig hard getroffen door andere bezuinigingen, zoals de 40% korting op de subsidies. Vanzelfsprekend wil onze fractie die ingreep graag terugdraaien. Samen met de Partij voor de Dieren, die vandaag helaas niet is vertegenwoordigd, bereiden wij een amendement voor. Ik hoop dat de staatssecretaris daarover met ons mee wil denken.

Ik heb het net al gehad over de culturele sector en ik heb ook het woord «vendetta» gebruikt voor dit kabinet. Het lijkt toch meer een strijd dan een weldoordacht besluit. Dat blijkt ook een beetje uit het feit dat we hier op 1 november over praten en dat het over precies twee maanden van kracht zou moeten zijn. In eerste instantie dacht ik ook dat de staatssecretaris misschien dacht dat er nog geen kaartjes voor 2011 verkocht zijn. Dat is natuurlijk wel ingezien. Het geldt niet voor de kaartjes die in 2010 worden verkocht, dus nu is het rennen naar de kassa’s van de theaters en concertzalen in Nederland. Kan de staatssecretaris verhelderen waarom deze overgang geen effect zal hebben op de verwachte opbrengst in 2011? Ik neem aan dat de kaartverkopers wel zo slim zijn dat zij klanten hierop wijzen.

De uitleg in de nota van wijziging is volgens mij een beetje misleidend. Neem het niet te zwaar op; maar een beetje. Er wordt gedaan alsof het bij de btw-verhoging alleen om gesubsidieerde podiumkunsten gaat, waarvan de bezoekers een bovengemiddeld inkomen zouden hebben. Los van het feit dat er veel redenen zijn om deze podiumkunsten, waarop via de subsidies ook nog eens 40% wordt bezuinigd, toegankelijk te houden voor een zo breed mogelijk publiek, is het ook niet waar. Een groot deel wordt opgebracht door de kaartverkoop van bijvoorbeeld concerten van de Toppers, dj Tiësto, André Rieu en de musicals van Joop van den Ende. Kan de minister aangeven wat zijn verwachtingen zijn van de vraaguitval bij de niet-gesubsidieerde podiumkunsten? Kan hij met dit vraaguitvalcijfer in de hand uitleggen waarom de bioscoop en het circus wel worden ontzien?

Wat betreft de btw-verhoging voor kunst en antiek geldt dat ook kunstenaars dubbel de dupe zijn van dit kabinet, daar de Wet werk en inkomen kunstenaars ook zal worden afgeschaft. Het is de combinatie van bezuinigingen en fiscale ingrepen en de haast die ermee gemaakt wordt, die mij ingeeft van een culturele vendetta te spreken. Het kabinet doet het voorkomen alsof het allemaal toch elitair is en de hoge inkomens het toch wel kunnen betalen, maar hiermee wordt dit nog verder buiten het bereik van de lagere inkomens gebracht, waardoor het nog elitairder wordt gemaakt. Is het de bedoeling om dat te doen? Ook niet-gesubsidieerde podiumkunsten zoals musicals raken langzaamaan voor iedereen buiten bereik. De fractie van GroenLinks betreurt dit buitengewoon.

Tot slot vraag ik de staatssecretaris of hij de btw-verhoging op podiumkunsten in internationaal opzicht heeft vergeleken. In een reactie op mevrouw Neppérus heb ik het lijstje daarnet al opgesomd. Die 19% is echt hoog vergeleken met België 0–6%, Duitsland 0–7%, Frankrijk 2,1–5,5%, etc. Ik hoor hierop graag een toelichting van de staatssecretaris.

De fractie van GroenLinks kan zich goed vinden in de maatregel inzake de assurantiebelasting. Wat ons betreft mag deze belasting zelfs gelijk worden getrokken met het normale tarief van de omzetbelasting, dus niet naar 9,5% maar stapsgewijs door naar 19%. Dat adviseerde trouwens ook de Studiecommissie belastingstelsel. Gezien de tijd zal ik er nu niet verder bij stilstaan. De toelichting van de staatssecretaris in de memorie van toelichting is eigenlijk perfect, dus trek deze rustig door naar 19%.

Dit kabinet lijkt Nederland definitief op de kaart te willen zetten als het belastingparadijs voor grote multinationals, banken, private-equity-investeerders en hedgefondsen. In het voorliggende Belastingplan gaat de vennootschapsbelasting omlaag naar 25%. Het voornemen schijnt zelfs te zijn om deze te verlagen naar 24%. Hiermee komt het Nederlandse tarief flink lager uit dan in andere West-Europese landen en bijvoorbeeld in de VS en Japan. Graag breng ik de staatssecretaris in herinnering dat wij door beide landen zeer recent op basis van het huidige Vpb-tarief al zijn betiteld als een belastingparadijs. Dit wordt nu ook nog eens verder versterkt door de fiscale inrichting van de BES-eilanden, waaraan als benchmark de situatie in de Kaaimaneilanden in de Caraïben ten grondslag ligt.

Mijn fractie is van mening dat de banken, waarvan de winsten in de komende tijd fors zullen stijgen volgens de meest recente Macro Economische Verkenning van het CPB, juist meer moeten bijdragen. Ik herinner de staatssecretaris eraan dat de overheid deze sector nog geen twee jaar geleden met maar liefst 100 mld. is bijgesprongen. Er is dus genoeg reden om deze branche met een belasting op basis van gezonde prikkels te laten bijdragen aan de kosten van deze redding.

In ieder geval kunnen de belastingverlichtingen volgens mijn fractie beter worden gericht op sectoren die meer banen creëren. Ik kies er eerder voor om een lastenverlaging voor het bedrijfsleven vorm te geven via een verlaging van werkgeverspremies. Ook wij vinden dat een onderneming winst moet kunnen maken, maar wij vinden winst niet het enige doel. Meer winst is goed voor de raden van bestuur en de aandeelhouders, maar er zijn ook nog stakeholders zoals klanten, de samenleving en de werknemers. De samenleving en de werknemers profiteren het meest als er sprake is van continuïteit en groei van de onderneming. Dan ontstaat er ook meer werkgelegenheid. Als de staatssecretaris toch ingrijpt, laat dit dan niet alleen de winsten ten goede komen, maar juist ook de werkgelegenheid. Het verlagen van werkgeverspremies zou een aardige compensatie zijn voor gestegen ziektekostenpremies, die de arbeid absoluut duurder zullen maken. Waarom is er dan niet voor gekozen om arbeid goedkoper te maken en daarmee de werkgelegenheid te stimuleren? Het voorstel van de staatssecretaris om de afdrachtsvermindering voor S&O te verhogen, is wel een voorbeeld van een goede keuze.

Het heeft er helaas alle schijn van dat wellicht alleen brievenbusproducenten door deze belastingverlaging de komende jaren een forse stijging van het aantal opdrachten tegemoet kunnen zien. Daarnaast zal de vennootschapsbelastingverlaging vooral ten goede komen aan bijvoorbeeld aandeelhouders van een bank zoals ING, een bedrijf dat nog geen twee jaar geleden gered is op kosten van de belastingbetaler. Ik vraag de staatssecretaris of hij voornemens is om eens kritisch te kijken naar belastingconstructies waarmee bedrijven als Google ertoe verleid worden om hun winsten zogenaamd in Nederland te maken en waarmee de Nederlandse kabelbedrijven in handen van Amerikaanse investeerders geen vennootschapsbelasting meer hoeven te betalen. Wat ons betreft is dit domweg niet eerlijk ten opzichte van de vele ondernemers in het mkb, zeg maar de «Henk & Ingrid bv». Ik heb de kersverse premier vorige week horen zeggen dat hij niet streeft naar gelijkheid, maar wel naar gelijkwaardigheid. Gelijkwaardigheid is, wat mij betreft, in deze kwestie zeer welkom. Mijn fractie overweegt dan ook om op dit terrein met initiatiefwetgeving te komen.

Ik sluit af met een aanmoediging voor de staatssecretaris: maak werk van fiscale vergroening. Zijn voorganger is met het Belastingplan 2008 goed van start gegaan, maar daarna is het helaas flink gestagneerd. Ook initiatieven zoals de kilometerheffing, die ervoor zou zorgen dat het fileprobleem wordt opgelost, zijn helaas weer taboe verklaard. Mijn fractie is er een warm voorstander van om de belastingheffing te verschuiven van belasting op arbeid naar milieuvervuiling. Dat is goed voor het milieu, goed voor de werkgelegenheid en goed voor de economie. Ik verzoek de staatssecretaris om in de komende periode, waarin ik hem overigens veel geluk en wijsheid wens, goed naar de mogelijkheden op dit vlak te kijken.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. In het kader van het blokje «uitwisselen van vriendelijkheden» merk ik allereerst op dat het ons deugd doet dat u weer in ons midden bent en direct de voorzittershamer ter hand heeft genomen. Namens mijn fractie feliciteer ik uiteraard ook de staatssecretaris met zijn nieuwe rol aan de andere kant van de tafel. Dat is voor ons allemaal natuurlijk een beetje wennen, maar het is ook wel goed voor ons om te weten dat hij als geen ander weet wat het betekent om aan deze kant van de tafel te zitten. Wij hopen ook dat dit zal doorwerken in de wijze waarop hij zal reageren op alle vragen die wij gesteld hebben en alle voorstellen die tijdens de behandeling van het Belastingplan gedaan worden. Hij heeft een heel mooie portefeuille gekregen en hij mag nu vanuit het kabinet gaan werken aan een, wat de ChristenUnie betreft, robuust, solidair en solide fiscaal beleid. Daarbij wensen wij hem alle wijsheid toe.

Wij hebben vanmorgen, zoals velen, natuurlijk ook kennisgenomen van de uitlatingen van de dg in de richting van zijn personeel over wat er met betrekking tot de belastingen en de hele organisatie daarvan mogelijkerwijs allemaal zou gaan veranderen. Dat is natuurlijk interessant, maar voor ons is uiteindelijk het meest interessant waarmee de staatssecretaris zal komen. Ik zeg niet te veel als ik stel dat een van zijn belangrijkste opdrachten in de komende periode is dat hij een nieuwe visie op fiscaliteit zal moeten ontwikkelen. Ik ben zeer benieuwd hoe het tijdpad eruit gaat zien en hoe wij daar als Kamer bij betrokken zullen worden. Ik spreek maar meteen de wens uit van mijn fractie dat wij heel graag vrij snel met de staatssecretaris daarover van gedachten willen wisselen. Dat zou kunnen doordat de staatssecretaris snel met de kabinetsreactie op het rapport van de studiecommissie komt. Nogmaals, dit wordt zijn belangrijkste onderwerp. Als wij het over 10 jaar hebben over staatssecretaris Weekers en de belastingen, moeten wij direct zeggen: dat was de man die de nieuwe visie op fiscaliteit heeft ontwikkeld.

Ik wil namens mijn fractie graag een voorzetje geven. De ChristenUnie staat voor een rechtvaardig, effectief en eenvoudig belastingstelsel. Daarbij hanteren wij een aantal uitgangspunten. Overal waar het kan, zou het stelsel vereenvoudigd moeten worden. Wij willen ook graag dat er belasting wordt geheven naar draagkracht. Wij willen dat ondernemerschap wordt gestimuleerd. Wij zijn ook voorstander van een gezins- en familievriendelijk fiscaal beleid. Daar zet ik een grote streep onder, evenals onder het stimuleren van groene keuzen. Wij zijn ons ervan bewust dat belastingen een sturingskarakter en een rechtvaardigheidsprincipe hebben. Dat heeft er ook mee te maken dat wij voor het draagkrachtprincipe zijn. Ik geef de staatssecretaris nu al onze zorg mee over het draagkrachteffect op gezinsniveau, dat naar onze mening niet meer heel evenwichtig is. Er zitten wat onevenwichtigheden in. Wij willen daarvoor graag de aandacht van de staatssecretaris, zodat wij daarover later kunnen doorspreken.

Een eenvoudig stelsel en een draagkrachtprincipe lijken soms wat op gespannen voet met elkaar te staan. Ik spreek dat ook maar even uit. Ik denk dat het van belang is om te zoeken naar een goed evenwicht. Daarop kunnen wij elkaar ook in de komende tijd in evenwicht houden.

Het vereenvoudigen van het stelsel noem ik maar even «geen heilige huisjes». Ik geef een voorbeeld. In de Kamer is heel lang gesproken over wat uiteindelijk de doorwerkbonus is geworden. Wij waren daarvan altijd een voorstander. Ik moet zeggen dat wij nu zien dat die niet echt heel veel zoden aan de dijk zet, om het maar heel voorzichtig te formuleren. Grappig is natuurlijk wel dat de staatssecretaris dit overeind laat staan, terwijl hij er in zijn oude functie en namens zijn fractie fel tegen heeft gestreden. Het is boeiend voor ons om in de komende tijd ook over dit soort onderwerpen door te spreken. Ik beloof de staatssecretaris dat wij dat altijd doen vanuit de inhoud.

Mijn fractie heeft in het Belastingplan het onderwerp hypotheekrenteaftrek gemist. Dat verbaast ons ook niet helemaal. Wij kennen de afspraken in het regeerakkoord. Laat ik gewoon maar eerlijk zeggen dat wij het jammer vinden. Wij denken dat het echt nodig was dat hieraan iets zou gebeuren. Wij leggen ons uiteraard maar gewoon neer bij het feit dat het nu niet gebeurt. Dat is de politieke realiteit waarmee wij te maken hebben. Zo reëel zijn wij. Zo hoort dat.

Wij vinden wel dat het denken niet stil mag staan. Anderen zeiden dat ook al. Wij denken ook dat het mogelijk is om de hypotheekrenteaftrek op zichzelf overeind te laten en toch heel gericht te bekijken of er perverse prikkels in zitten waaraan wij iets kunnen doen. De heer Koolmees heeft een punt genoemd dat door mijn fractie in de afgelopen jaren al een paar keer is benoemd: kijk toch eens naar het aflossen. Het aflossen kan sneller worden gestimuleerd. Dan kom je niet aan het principe van de hypotheekrenteaftrek, maar wordt binnen smallere kaders bekeken of de huidige situatie verbeterd kan worden. Dat geldt uiteraard voor nieuwe gevallen en nieuwe situaties, hoewel het natuurlijk om mensen gaat.

Wat betreft de onrust zeg ik tegen mevrouw Neppérus dat het allemaal best zal meevallen. Je verbetert alleen wat zaken. Ik vraag hiervoor de aandacht. Ook in onze plannen was het de bedoeling dat een deel van de opbrengsten naar de starters zou gaan. Die zitten in een heel moeilijke positie. Het is dus niet bedoeld om even gemakkelijk geld weg te halen en dat in allerlei leuke dingen te stoppen. Het geld moet gewoon in de woningmarkt en de huizen worden gestopt, met name om de positie van starters te verbeteren.

Ook wij hebben kennisgenomen van de nota van wijziging. Zelfs met inachtneming van de zondagsrust ben ik er toch doorgekomen! Ik wil twee punten noemen. Ten eerste de verhoging van het btw-tarief voor podiumkunsten, kunstvoorwerpen en kunst en antiek. Daar is al door velen wat over gezegd. Wat ons betreft is het best bespreekbaar, maar ik wil het wel mee kunnen maken. Ik heb bij interruptie al tegen de heer Van Vliet gezegd dat er nu geen eenduidigheid in zit. Aan de ene kant wel de genoemde zaken zwaarder belasten, maar aan de andere kant voetbalwedstrijden, bioscopen en musicals niet. Net kwamen de kermis en het circus ook nog even langs. Die vallen er ook weer buiten. Ik wil het mee kunnen maken. Ik wil dus weten waarom specifiek voor deze onderwerpen is gekozen en de andere erbuiten zijn gelaten. Ik ben ook benieuwd wat het betekent als het breder wordt getrokken, ook wat betreft de opbrengsten. Dat feitelijke vraagje zullen wij morgen nog even stellen. Graag meer duidelijkheid daarover.

Ten tweede de afschaffing van de heffingskorting maatschappelijke beleggingen en durfkapitaal. Mijn fractievoorzitter is daar vorige week al over begonnen. Bij de algemene politieke beschouwingen heeft mijn fractie een motie ingediend, die is aangehouden. Het valt ons op, ook naar aanleiding van de nota van wijziging, dat voor het durfkapitaal al een soort overgangsregeling is gecreëerd. Dat betekent dat het kabinet wel aanvoelt dat je hier misschien iets kapot aan het maken bent wat je liever niet wilt. Daarover moeten wij een discussie voeren. Wat ons betreft gaan wij bekijken of de heffingskorting niet of niet helemaal geschrapt hoeft te worden. Er moet natuurlijk een dekking voor komen. Ik waardeer zeer de handreiking die mevrouw Neppérus heeft gedaan. Wat dit betreft wijkt zij een beetje af van de houding van haar fractievoorzitter vorige week. Zij wil graag naar alternatieven kijken. Wij hebben gevraagd, te bezien of je niet een substantieel deel overeind kunt houden en dat te dekken door een verdere stroomlijning van de MIA, de VAMIL en de EIA. Er zit een overlap tussen deze regelingen en die zouden we eruit kunnen halen. Sommigen kunnen dubbel profiteren van zowel de MIA als de VAMIL. Voor de komende jaren is er al een regeling voor willekeurige afschrijvingen waarmee de VAMIL dubbelt. En verder is er bijna elk jaar onderuitputting bij deze regelingen. Daaruit hebben we zelfs nog een deel van de woningmarktmaatregelen kunnen dekken. Dat weet de staatssecretaris als geen ander. Wij zien hier mogelijkheden om iets heel te houden wat wij anders kapotmaken. Het is prachtig dat je 100 mln. binnenhaalt, maar aan de andere kant gaat er een veel hoger bedrag verloren. Dat geld zouden wij heel graag in deze sector zien terechtkomen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Er is een motie ingediend op dit punt die het niet heeft gehaald. Dat had volgens mij te maken met het feit dat moeilijk de effecten van het schrappen van deze dekking waren te bepalen ten opzichte van hetgeen waarover wij het nu hebben. Kan de staatssecretaris die effecten duiden in verhouding tot de effecten van het oorspronkelijke voorstel? Dan kan de Kamer een goede afweging maken tussen beide pakketten en dat vond ik bij die motie nogal lastig. De tijdsdruk zal er ook mee te maken hebben gehad.

De heer Slob (ChristenUnie): De heer Dijkgraaf leert heel snel. Hij verlengt via een ander Kamerlid zijn eigen spreektijd. Maar bij dit soort onderwerpen leen ik mij daar graag voor. Wij hebben niet voor niets onze motie aangehouden. De minister-president toonde enige bereidheid om te bezien of op deze manier tot een oplossing kon worden gekomen, maar het ging allemaal even iets te snel. Dat is natuurlijk niet vreemd, want deze voorstellen werden opeens over ons uitgestort. Nu hebben wij even iets meer tijd om ze rustig te bespreken. Ik denk dat er in dit pakket van regelingen iets moois kan worden geregeld. Met elkaar discussiëren is effectiever dan het erbij slepen van een ander onderwerp waarvan je op voorhand al weet dat het toch niks wordt. Kortom, dit is een handreiking van onze kant om te bezien of we eruit kunnen komen.

Voorzitter. Er is terecht aandacht gevraagd voor de giftenaftrek. Ook wij hebben behoefte aan verduidelijking op dit punt. Het regeerakkoord spreekt over het beperken van de giftenaftrek tot de ANBI’s, een renseigneringsplicht en het invoeren van een geefwet. Maar dan stopt het. Moeten wij hieruit concluderen – ik zou dat zeer betreuren – dat de SBBI’s worden afgeschaft? Ik ken nog iemand – te weten de voorzitter – die dat zeer zou betreuren. Moeten daar de 40 mln. bezuinigingen worden gehaald? Dat zou grote gevolgen hebben voor de buurthuizen, de zangkoren, de dansgroepen, de speeltuinen, de scouting enz. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Of wil de staatssecretaris de giftenaftrek verder beperken? Wat betekent dat dan weer? Hoe ziet de staatssecretaris een renseigneringsplicht tegen de achtergrond van de administratievelastenverlichting waarvan dit kabinet terecht een groot voorstander is? Ik zie het al voor mij dat al die instellingen, die nu afhankelijk zijn van giften, tot achter de komma moeten bijhouden wanneer en van wie zij iets krijgen. Zij hebben natuurlijk al een overzicht, maar ik vraag mij af ze deze administratievelastendruk wel aankunnen. Het zou ook veel geld gaan kosten. Geld voor allerlei goede doelen gaat op deze manier in administratieve lasten zitten. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ik hoop dat de staatssecretaris duidelijkheid kan bieden op dit punt.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik vond het treffend hoe de minister-president bij de presentatie van de regeringsverklaring enkele parallellen trok met zijn politieke betovergrootvader, die het liberale extraparlementaire minderheidskabinet-Cort van der Linden leidde. Voor de nieuwe staatssecretaris hoop ik dat twee parallellen niet opgaan. De eerste is dat de financiële bewindspersonen elkaar in de periode 1913–1918 zo ongeveer jaarlijks opvolgden. De tweede is dat één van die bewindspersonen, Treub, ook wel «Minister Voorwaarts» genoemd, aftrad na een conflict met de Kamer over een grondige herziening van de belastingen. De komende jaren moeten delen van het belastingstelsel volgens ons grondig herzien worden, dus ik hoop niet dat die parallel zich dan voordoet. Ik feliciteer de staatssecretaris van harte met zijn prachtige benoeming tot schatkistbewaarder van ’s lands financiën en hoop op een prettige en langdurige samenwerking.

Ook ik zal het grootste deel van mijn spreektijd gebruiken in dit algemene deel. Ik heb al wat gesprokkeld, zoals de heer Slob aangaf. We staan wat mij betreft op een kruispunt. Aan het begin van een kabinetsperiode staat een regering per definitie op een kruispunt. De keuzen die gemaakt worden op dat kruispunt zijn nu meer dan ooit cruciaal voor de toekomst van Nederland. De mogelijke keuzen die gemaakt worden, bieden ook kansen. Kansen om het beleid ook en vooral te richten op het vergroten van de verdiencapaciteit van de Nederlandse economie, kansen om innovatie en ontwikkeling van kennis te stimuleren, kansen om ondernemerschap niet langer te belemmeren door allerlei overbodige regels en kansen om werken lonend te maken voor iedereen. Ziedaar de schone taak voor deze staatssecretaris, die met het belastinginstrument een belangrijk middel in handen heeft om de toekomst van Nederland vorm te geven. In mijn bijdrage zal ik daarom niet alleen ingaan op een aantal aspecten van het Belastingplan, maar net als mijn collega’s ook op een aantal keuzen die op dat kruispunt gemaakt moeten worden. De eerste algemene vraag is of de staatssecretaris bereid is om zo spoedig mogelijk een notitie de Kamer te doen toekomen met zijn plannen voor de komende jaren, en of hij daar dan ook het rapport van de Studiecommissie belastingstelsel bij wil betrekken.

Ik wil drie algemene uitgangspunten behandelen die voor ons op zijn minst belangrijk zijn, naast de discussies die hier al gespeeld hebben. Voor een deel – dat moet ik toegeven – is er sprake van overlapping. Die drie thema’s zijn de woningmarkt, de vergroening en de ongelijke belastingbehandeling. We hebben net al, vooral naar aanleiding van het betoog van de heer Koolmees, een debat gehad over de hypotheekrenteaftrek. Ook in ons verkiezingsprogramma stond om daar de komende vier jaar niets aan te doen, dus wij kunnen prima leven met het regeerakkoord. In ons verkiezingsprogramma stond echter ook de reden: benut de komende vier jaar vooral om met een uitgewerkt plan te komen van de voor- en nadelen van wel ingrijpen. Wij zien dat niet als een eenzijdige maatregel, maar in het hele systeem van de totale belastingherziening. Dat moet je goed doordenken, met alle voor- en nadelen die er zijn. Ondertussen is het wel een hypergevoelig vraagstuk geworden. De discussie staat op scherp. Het lijkt of er alleen de smaken wit en zwart zijn en dat is spijtig, want de seinen van de woningmarkt staan al jaren op rood. De doorstroming schiet tekort, voor starters is het lastig om de markt op te komen, en fiscale instrumenten zoals de overdrachtsbelasting werken marktverstorend. In de tegenbegroting van 2009 maakte de VVD-fractie om die reden terecht een begin met het verlagen van de overdrachtsbelasting. Ik heb er begrip voor dat de staatssecretaris zijn hakken in het zand zet als hij de hypotheekrenteaftrekplannen van veel fracties bestudeert. Die plannen komen immers in feite neer op een enorme lastenverzwaring voor burgers met een koophuis. Toch zal de staatssecretaris niet kunnen ontkennen dat er enorm veel geld wordt rondgepompt door de hoge belastingtarieven en de hoge teruggaafmogelijkheden. Staat de staatssecretaris daarom open voor een onderzoek naar de vraag of de hypotheekrenteaftrek, het eigenwoningforfait en de overdrachtsbelasting geleidelijk afgebouwd kunnen worden, in ruil voor lagere belastingtarieven? Daarmee worden op zijn minst vier problemen opgelost: er wordt minder geld rondgepompt, de mobiliteit op de woningmarkt wordt vergroot, de toekomstige huizenprijzenstijging wordt minder – over de subsidie aan de banken hebben wij het net gehad – en de lagere tarieven bevorderen de economische groei enorm, doordat bijvoorbeeld investeringen in menselijk kapitaal en het gebruik daarvan meer renderen. Ook voor ons geldt dat dit plaats zou moeten vinden zonder lastenverzwaring voor burgers, en invoering hoeft van ons niet per se in deze kabinetsperiode te geschieden. Laten wij wel de tijd goed gebruiken.

Mijn tweede onderwerp is vergroening. Het is goed dat er onderzoek gedaan wordt naar verdere vergroening. Ook in het kader van mobiliteit wordt dit aangekondigd in het Belastingplan. Ik zou aan de genoemde onderwerpen nog wel een willen toevoegen. Een belangrijke vergroeningsoptie op fiscaal terrein is de verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Mijn fractie zou graag de visie van de staatssecretaris horen op haar voorstel om het btw-tarief op termijn te verhogen naar bijvoorbeeld 25% in ruil voor lagere belastingen op inkomen. Door consumeren meer te belasten, krijgen consumenten meer invloed op de belastingen. Zij worden zich daardoor meer bewust van hun koopgedrag en de economie krijgt een impuls omdat de marginale tarieven op arbeid dalen. Als je die bij elkaar optelt, ga je bijna naar nul. Dat is niet helemaal waar, maar je kunt wel een heel eind komen.

Ik kom op de gelijke belastingbehandeling. Kort geleden schoot een werknemer van een fruitteler mij aan, een alleenstaande vrouw van 32 jaar, met het volgende verhaal. Ze vertelde dat ze op een normale werkdag van acht uur, geloof het of niet, ongeveer 7 500 appels plukt. Dat is een hele prestatie, want dat is zwaar werk. Twee van haar collega’s, een echtpaar van dezelfde leeftijd, werken bij dezelfde fruitteler. Zij werken parttime, namelijk vier uur per dag. Aan het eind van hun werktijd staat de teller, net als bij de vrouw over wie ik het zojuist had, op 7 500 geplukte appels voor het echtpaar. Die mevrouw vertelde me dat er zich iets raars voordoet. Zij verdient bruto € 30 000 per jaar. Aan het eind van de maand krijgt zij netto € 1 790 op haar bankrekening gestort. Haar twee collega’s echter, zien hun bankrekening maandelijks verrijkt met € 2 215, terwijl zij een contract hebben van ieder € 15 000 bruto, samen evenveel appels plukken en evenveel uren werken. Dat is een onverklaarbaar verschil van € 425. Die mevrouw vroeg mij of zij daarvoor naar de rechter kan stappen. Ik was geneigd om ja te zeggen, maar helaas moest ik haar vertellen dat niet zo zeer de rechter hierin een rol speelt als wel de staatssecretaris van Financiën. Ik vertelde haar echter ook dat er wellicht bij een liberale staatssecretaris kansen zijn. Het verschil in uitbetaling is namelijk het gevolg van de ongelijke belasting op het inkomen van iemand met of zonder partner die het gezinsinkomen alleen verdient en iemand die er samen met zijn partner voor heeft gekozen dat ieder een deel van het gezinsinkomen opbrengt. Daarop opperde zij een heel liberaal idee, namelijk het meer leefvormneutraal maken van het belastingstelsel. En ik begreep haar.

Ik weet zeker dat dit ook de staatssecretaris als muziek in de oren klinkt. Dat wist ik helemaal zeker nadat ik de minister-president hoorde zeggen dat hij überhaupt van al die heffingskortingen af wil. Misschien kan hij daarvoor ook inspiratie opdoen bij zijn politieke betovergrootvader uit het kabinet-Cort van der Linden. Minister Treub voerde de Wet op de inkomstenbelasting in. Die was toen veel meer leefvormneutraal. Mijn vraag is daarom heel concreet of de staatssecretaris met mij kansen ziet om het belastingstelsel zodanig te hervormen dat mensen keuzen kunnen maken, zonder dat het uitmaakt hoe een bruto inkomen verdiend is. Hoe gaat de staatssecretaris daaraan de komende periode vorm geven? Ik nodig hem uit om daarover eens verder door te praten met mijn fractie, want zij heeft goede ideeën over de manier waarop dat kan.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik hoor de heer Dijkgraaf natuurlijk met genoegen praten over een liberaal thema als een leefvormneutraal belastingstelsel. Misschien is er iets veranderd, want meestal hoor ik zijn partij pleiten voor zaken die net niet zo neutraal zijn. Dan worden bijvoorbeeld gezinnen bevoordeeld. Wil de heer Dijkgraaf dat over de hele linie doen, of alleen op het punt van dat voordeel? Wellicht denkt de heer Slob daar een beetje anders over, maar laat ik mij beperken tot de heer Dijkgraaf. Gaan we over de hele linie kijken naar alle regels in dit land, of geldt dat alleen op dit punt?

De heer Dijkgraaf (SGP): Heel eerlijk. Als ik de staatssecretaris vraag om over de hele linie met een notitie te komen over een belastingherziening, vind ik dat al die punten inderdaad bediscussieerd moeten worden en dat daarbij de verschillende voor- en nadelen aan de orde moeten komen. Dat dient te gebeuren vanuit ook onze overtuiging dat niet in Den Haag de belangrijkste keuzen gemaakt dienen te worden, maar dat mensen dat zelf moeten doen. Of je het al dan niet met die keuzen eens bent, is vers twee. Daar gaat het dan helemaal niet om. Die enorme sturing die vanuit Den Haag plaatsvindt naar van alles en nog wat, schiet ons regelmatig in het verkeerde keelgat.

Het helpt in ieder geval niet dat de regering het voornemen heeft om de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting voor meer mensen te laten gelden. In 2024 is de uitzondering voor gezinnen met jonge kinderen geheel vervallen en is de leeftijdsgrens voor niet werkende partners verschoven naar 1 januari 1963. Waarom heeft de regering daar eigenlijk voor gekozen? Een kabinet dat «vrijheid en verantwoordelijkheid» als motto heeft, kan het toch niet maken om bij mensen aan de keukentafel te gaan zitten en te bepalen hoe de werkverdeling eruit gaat zien? De staatssecretaris zal toch al helemaal niet willen dat een alleenstaande netto veel minder overhoudt dan een echtpaar dat een identiek bruto bedrag verdient?

De heer Koolmees (D66): Ik was net helemaal verheugd over het leefvormneutrale beleid. Maar nu zegt de heer Dijkgraaf iets anders, want het afschaffen van de overdraagbaarheid van de heffingskorting – wij noemen dat de aanrechtsubsidie – is juist bedoeld om ervoor te zorgen dat er geen voordeeltjes zijn voor andere leefvormen. Hoe verhoudt deze opmerking zich dus tot de vorige?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik kan de heer Koolmees wel volgen in zijn betoog, maar er zit natuurlijk ook een andere kant aan. Het afschaffen van dit soort kortingen leidt er immers ook toe dat iemand die samen met een ander verdient, veel minder belasting betaalt dan iemand die het alleen doet. Ik vind dat je naar het geheel moet kijken. Dit is een eenzijdige maatregel. Ik vraag van de staatssecretaris om met een compleet pakket te komen, waar al die punten in zitten.

De heer Koolmees (D66): Dat begrijp ik. Ik onderschrijf het ook volledig. Ook ik wil een brede analyse van leefvormneutraal beleid. De consequentie is echter dat er allerlei kortingen af zullen gaan die het gezin bevoordelen en alleenstaanden eigenlijk benadelen. Volgens mij is de consequentie van de oproep van de heer Dijkgraaf niet helemaal zijn oude positie.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voordat we tot dit soort conclusies komen, zijn we al heel ver voortgeschreden in de notitie van de staatssecretaris. Ik denk dat wij er dan politiek andere conclusies aan gaan hechten. Ik ben wel benieuwd of er een systeem denkbaar is waarbij het volstrekt neutraal is. Dat is erg lastig. Momenteel gaat het juist in de richting van het ontmoedigen van leefvormen die ons lief zijn. Dat willen wij ook niet. Het moet dus niet doorschieten naar de ene kant, maar ook niet naar de andere kant. De puzzel is om op iets uit te komen waarbij het niet uitmaakt. Maar deze maatregel stuurt ook weer één richting op.

Ik kom op een ander punt, geen onderdeel van het Belastingplan. Ik hecht er wel aan. Het is ook al jarenlang in discussie. Deze vraag gaat over de fiscale behandeling van de burgemeesterswoning. Als enige functionaris in Nederland kent de burgemeester een wettelijke plicht tot verhuizing naar de gemeente waar de burgemeester is benoemd. Dit staat in artikel 71 van de Gemeentewet. Dit is voor veel burgemeesters een reden om gebruik te gaan maken van een ambtswoning.

Van belang voor de discussie die ik wil aansnijden is het volgende. In het rechtspositiebesluit voor burgemeesters is een vergoeding opgenomen van 12% van de loonsom. Dat moet de burgemeester als huur betalen. Dit bedrag is zo bepaald dat de burgemeester, ongeacht waar hij woont, verhoudingsgewijs dezelfde lasten kwijt is voor huisvesting. Nu komt de fiscus om de hoek kijken. Deze zegt: ons interesseert het niet wat met de burgemeester is afgesproken; wij kijken naar de reële huurwaarde van een woning en leggen een fiscale claim neer als de huurwaarde meer is dan wat de burgemeester betaalt. Dit is de kern van het probleem.

De volgende argumenten gelden wat mij betreft om de burgemeester ook fiscaal een afwijkende regeling toe te kennen:

  • 1. De burgemeester heeft niet de keuze van een woning. De gemeente bepaalt die.

  • 2. Men verwacht van de burgemeester een representatieve woning. Vaak wordt ook nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheid van beveiliging. Zo’n woning bevindt zich altijd in het duurdere segment.

  • 3. De woning wordt vaak ook gebruikt voor representatieve verplichtingen. Met andere woorden: de woning is meer dan alleen woonhuis, ze is ook beschikbaar voor de gemeente.

  • 4. In de op 12% van de loonsom bepaalde huur is rekening gehouden met rechtsgelijkheid voor de burgemeester. Het salaris is afhankelijk van de gemeentegrootte, niet van de waarde van de woningen of van de kosten van het levensonderhoud.

Graag verneem ik van de staatssecretaris dat hij de burgemeester ook fiscaal een afwijkende regeling toekent. Ik heb in het verleden begrepen dat BZK voor is en Financiën tegen. Met de nieuwe staatssecretaris zou dit toch een keer opgelost moeten worden.

De heer Van Vliet (PVV): Het thema dat collega Dijkgraaf aansnijdt is natuurlijk bijzonder belangrijk. Toch een opmerking. De burgemeester moet in zijn gemeente gaan wonen, maar is hij ook verplicht om de ambtswoning te betrekken? Of kan hij iedere woning die te koop staat, kopen?

De heer Dijkgraaf (SGP): Hij moet kiezen voor een eigen woning die hij zelf financiert of een ambtswoning. Die keuze heeft hij. Op het moment dat hij echter voor de ambtswoning kiest, kan hij niet de waarde van die ambtswoning beïnvloeden. Dat is mijn punt.

Tot slot kom ik op een aantal punten uit de nota van wijziging. De staatssecretaris heeft bij nota van wijziging voorgesteld om de heffingskortingen in box 3, waarover we zojuist al hebben gediscussieerd, af te schaffen voor groen en sociaalethisch beleggen. Ook mijn fractie heeft daar veel vragen bij. Het mooie van deze regeling is dat de eigen verantwoordelijkheid en de keuzevrijheid van mensen wordt geprikkeld, zodat zij nadenken hoe zij geld maatschappelijk verantwoord willen inzetten. Door de aanpassingen wordt investeren in microkredieten voor ondernemers in ontwikkelingslanden minder aantrekkelijk gemaakt evenals investeringen in duurzame energie. Wat mij opvalt in de behandeling is dat de minister-president moet zeggen dat het effect van de maatregel onbekend is. Dat vind ik vreemd, als wij willen uitgaan van evidence based beleid. Als wij een afweging willen maken met bijvoorbeeld de motie die de heer Slob heeft ingediend, moet je toch de verwachte effecten kunnen analyseren? Die verwachte effecten heb je überhaupt nodig om het voorstel te kunnen beoordelen. Kan de staatssecretaris alsnog een inschatting maken van de effecten van dit voorstel?

Hoe weegt de staatssecretaris bovendien het argument van de betrouwbare overheid mee? De zekerheid die investeerders in deze beleggingen dachten te hebben, blijkt nu een schijnzekerheid te zijn. Brengt dit niet met zich mee dat investeerders bij volgende regelingen niet zullen geloven dat het om duurzame regelingen gaat? Ik kom te vaak tegen dat investeerders helemaal geen rekening meer houden met het huidige beleid, omdat ze zeggen dat dit huidige beleid geen enkele indicatie geeft voor het beleid van volgend jaar of van dat over vier jaar. Zo maak je je beleid dus ineffectief. Ik verwijs tevens naar het advies van de Raad van State over het overgangsrecht, dat hiermee te maken heeft, zeker voor bestaande investeringen. Graag hoor ik de reactie van de staatssecretaris.

Ik heb nog enkele korte punten. Het eerste betreft de btw. Ik heb een interessante discussie gehoord tussen onder andere D66, GroenLinks en ChristenUnie over de verbreding van de btw-verhoging naar kermissen, bioscopen en circussen. Dit stond ook in het verkiezingsprogramma van de SGP. Graag een reactie erop.

De giftenaftrek zou worden beperkt tot giften aan ANBI’s en er zou een renseigneringsplicht moeten gaan gelden. Dit zit weliswaar niet in dit Belastingplan, maar is wel een plan voor de toekomst. Ik vraag de staatssecretaris wat het beoogde doel is en of de voordelen wel opwegen tegen de te verwachte administratieve rompslomp.

Ten slotte heb ook ik een vraag over de assurantiebelasting: waarom 2% en niet meer of minder? Kan dat onderbouwd worden?

De voorzitter: Ik had gehoopt nog mijn eigen inbreng te kunnen geven, maar stel voor nu eerst een kleine lunchpauze te houden tot 14.10 uur. Dan zal ik een ordevoorstel doen om te bezien hoe we de rest van de blokjes wat sneller kunnen afwerken.

De vergadering wordt van 13.30 uur tot 14.10 uur geschorst.

De voorzitter: Ik wil twee procedurevoorstellen doen. Het eerste is om te proberen, tijdens de behandeling van de blokjes meer vaart te maken. Ik heb de leden liberaal laten interrumperen tijdens het algemene blok. Zeker nu we rechtstreeks op Politiek 24 te zien zijn, snap ik dat de leden hun verhaal willen vertellen. Ik stel voor, dat bij de overige blokjes niet te doen. Ik vraag de leden ook om goed na te denken of ze zich bij een andere spreker kunnen aansluiten. Ik zal de sprekersvolgorde bij de verschillende blokjes rouleren.

Tot slot, er is morgen een extra schriftelijke inbreng. Als de leden nog een serie technische vragen hebben, maar geen zin hebben om die voor te lezen, kunnen ze die bij de griffier inleveren. Dan komen ze op die manier op het ministerie van Financiën terecht. Dat is wellicht ook een spreektijdbesparende maatregel voor de vier laatste sprekers.

Voorzitter: Slob

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Allereerst feliciteer ik de nieuwe staatssecretaris met zijn benoeming. Ik ben zeer blij dat iemand op die plek zit met parlementaire ervaring. De algemene beschouwingen zijn al gedaan door de collega van de SGP, maar het was toch onder het laatste liberale kabinet dat de grootste belastinghervorming plaatsvond en de grootste extra belasting, namelijk de inkomstenbelasting, werd ingevoerd, zeg ik tegen mevrouw Neppérus. Een goede belastinghervorming kan op zijn plaats zijn.

De CDA-fractie zou graag zien dat de staatssecretaris binnen een aantal maanden komt met een startnotitie over welke zaken belangrijk zijn voor hem in de komende vier jaar. We hebben gezien dat dit de afgelopen periode goed gewerkt heeft. Staatssecretaris, nu minister, van Financiën De Jager kwam met de successiewetgeving. Deze stond niet in het regeerakkoord, maar heeft wel geleid tot een redelijk omvangrijke hervorming van de successiewetgeving. Deze kans kan deze staatssecretaris ook grijpen.

Voor de CDA-fractie kan in die startnotitie een aantal punten komen te staan. Er is uitgebreid over de Vpb gesproken. Er is veel werk gedaan en er zou een Vpb-notitie komen. Die is niet gekomen. Staatssecretaris, u bent van harte welkom om met zo’n notitie te komen, vooral op het punt van het afremmen van de sprinkhanen. In ons programma stond dat eigen vermogen bevorderd zou moeten worden ten opzichte van vreemd vermogen, als je zo nodig vreemd vermogen wilt bevoordelen. Dat is hier in verschillende gradaties opgemerkt. Het zou zeker een onderdeel moeten zijn van een belastinghervorming.

Mijn tweede punt, en dan sluit ik aan bij de collega’s Slob en Dijkgraaf en eigenlijk ook een heel klein beetje bij mijn liberale collega’s, is de trouwtaks. Dan kan men ook meteen zien aan welke kant ik sta. Op dit punt is een motie ingediend. Die heeft niet geleid tot een reactie van het kabinet. Het is namelijk inderdaad zo dat er soms heel rare verdelingen kunnen zijn van hoe het inkomen verdeeld wordt in het gezin en hoe het binnenkomt. Ik geef een voorbeeld. Als sprake is van een alleenverdiener omdat een van beide partners ziek is, heeft die alleenverdiener minder inkomen dan als die alleenstaand zou zijn. Je hebt dus wel een extra mond te voeden, maar door een aantal maatregelen heb je minder inkomen. Wij zien dat graag in kaart gebracht worden in de startnotitie, met daarbij de mogelijkheden die de staatssecretaris ziet om dat soort knelpunten op te lossen. Ik kom daar straks nog op terug.

Mijn derde punt is de eenvoud. De directeur-generaal van belastingheffing heeft al een voorzet gegeven. In een Kamerbreed aangenomen motie is gevraagd om een wetsvoorstel ter vereenvoudiging van de loonheffing. Dat is ingediend. Het is controversieel verklaard. Wij kunnen onszelf hier dus op aankijken. Graag hoor ik zo snel mogelijk van de staatssecretaris hoe hij het wetsvoorstel wenst te behandelen. Een gedeelte van het wetsvoorstel is helaas door dit Belastingplan een beetje obsoleet, omdat er waarschijnlijk een ander koopkrachtpakket achter geplakt moet worden. Dat zij zo. Staatssecretaris, komt u zo snel mogelijk met dat alternatief. Dan is er voor de CDA-fractie geen enkel obstakel om het zo snel mogelijk te behandelen. Graag uw reactie hierop in eerste termijn.

Ik kom op de kwaliteit van wetgeving. De bedoeling was om de piekbelasting in de fiscale wetgeving terug te brengen. Wij hadden in voorgaande jaren na het zomerreces altijd een hele stapel wetgeving. Door allerlei omstandigheden is de fiscale verzamelwet toch weer in deze stapel terechtgekomen. Wij hebben ook begrip voor de wat korte termijnen van dit jaar door het regeerakkoord dat vóór het Belastingplan gesloten wordt. Graag vernemen wij van de staatssecretaris, die in het verleden ook een aantal moties op termijnen heeft ingediend, welke deadlines hij redelijk vindt voor de Fiscale verzamelwet 2010 en voor de nota naar aanleiding van het verslag, zodat maatschappelijke organisaties voldoende tijd hebben om ons bijvoorbeeld op fouten te wijzen of op correcties die aangebracht zouden kunnen worden. Een nota van wijziging in een weekend is gewoon suboptimaal. Ik ontvang dus graag een soort voorstel daarvoor. Dan kunnen wij als Kamer beoordelen hoe wij daarmee omgaan. Ik krijg namelijk nu nog allerlei e-mails van mensen die reageren op nota’s naar aanleiding van het verslag en nota’s van wijziging. Dat snap ik ook heel goed; niet iedereen zit de hele dag naar zijn inbox te kijken of de nota van wijziging van het Belastingplan al binnen is.

De punten in de nota van wijziging. Het eerste punt betreft de heffingskorting van 1,3%. Daar hebben wij begrip voor maar wij sluiten graag aan bij de vragen over het overgangsrecht. Hoe kijkt de regering aan tegen het in de toekomst fiscaal bevorderen van deze beleggingen en hoe vindt dat op een duurzame manier plaats?

De assurantiebelasting. Mijn collega van GroenLinks heeft terecht opgemerkt dat de belastingverhoging naar 19% op podiumkunsten gaat leiden tot veel sinterklaas- en kerstcadeautjes in de vorm van tickets. Daar zit geen raming bij, maar ook ik kan mij daar niet een klein beetje aan onttrekken. Bij de assurantiebelasting doet zich iets anders voor. Sommige mensen hebben hun verzekering van tevoren in termijnen betaald. Krijgen zij een naheffing over die termijnen of is de verzekeraar verantwoordelijk voor die 2% extra belasting? Of moet de verzekeraar voor relatief kleine bedragen, zeg ik er dan maar bij, nog een extra nota uitschrijven? Hoe is het overgangsrecht geregeld op die termijnen van de assurantiebelasting?

Wij zijn overigens geen direct voorstander van het invoeren van een btw-tarief van 19% zoals de Partij van de Arbeid. Let wel op: men krijgt allerlei vooraftrek in de assurantiebelasting, want u verzekert wel iets. Dat levert dus ook weer een circus op. Die assurantiebelasting heeft een eenvoud die wij graag zouden behouden.

Er zijn ook vragen gesteld over de ANBI’s (Algemeen Nut Beogende Instellingen). Over de SBBI’s (sociaal belang behartigende instellingen) is een Kamerbrede motie aangenomen, waar de heer Slob al aan refereerde. Daar zou een register voor moeten komen, zeker nu in het regeerakkoord staat dat wij een geefwet willen hebben. Wij willen geven dus bevorderen. Dat zal aan ANBI’s gebeuren, logischerwijs. Dat zijn goede doelen, dus wij willen dat daaraan gegeven wordt. Wij als CDA-fractie hechten er echter erg aan dat het hele maatschappelijke middenveld dat onder de SBBI’s is komen te vallen – dan denken wij aan buurthuizen, speeltuinverenigingen, sportverenigingen, scouting, ... – daar gebruik van kan maken. Volgens ons zul je daar enige vorm van administratie voor nodig hebben. Op welke wijze denkt de staatssecretaris uitvoering te kunnen geven aan die motie? Tot zover mijn inleidende opmerkingen.

De heer Bashir (SP): Als je de verkiezingsprogramma’s van de verschillende politieke partijen naast elkaar legt, dan kun je constateren dat de coalitiepartijen één ding gemeen hebben. Zij willen namelijk de hypotheekrenteaftrek in stand houden. Eén aspect daarvan begrijp ik niet en dat is de villasubsidie. Ik heb van de voormalige staatssecretaris van Financiën, nu minister van Financiën, de heer De Jager ook in de aanloop naar de verkiezingen begrepen dat het CDA wel voorstander was van die villasubsidie. Het CDA wenste namelijk dat indexatie van woningen in verband met eigenwoningforfait boven de miljoen niet meer plaats zou vinden, zodat wij een verbreding van 0,2% van het bruto binnenlands product zouden hebben voor de langetermijnbegroting. Nu is het wetsvoorstel daarover ingetrokken. Hoe kan het dat het CDA dat punt nu ineens wel heeft losgelaten?

De heer Omtzigt (CDA): Dat was een deal met de Partij van de Arbeid op een ander dossier. Daar hebben wij dus van afgezien. Dat was niet ons idee. Dat stond ook helder in ons verkiezingsprogramma. Overigens ter correctie: het onder het vorige kabinet al ingevoerde beleid dat ziet op de verhoging van alles boven de miljoen naar 2,35% in box 3, loopt gewoon door. Het lijkt ons alleen geen zin hebben om een bepaalde categorie woningbezitters te gaan plagen. En wij zitten al helemaal niet te wachten op SP-plannen om die grens iedere keer zo laag te trekken dat daarbinnen op een gegeven moment een gewone, modale woning gaat vallen. Dat is niet onze politieke keuze; dat hebben wij ook voor de verkiezingen helder aangegeven. Zoals de heer Bashir zegt, stond het ook in ons verkiezingsprogramma. Daaraan geven wij uitvoering en daarop zijn wij ook eigenlijk best wel trots.

De heer Bashir (SP): Het stopzetten van de indexatie van het eigenwoningforfait voor woningen boven 1 mln. zou mensen treffen die meer verdienen dan drie keer modaal. Dat is € 110 000. Ik begrijp niet dat de heer Omtzigt zelfs aan die mensen geen bijdrage wil vragen, terwijl alle anderen wel de rekening gepresenteerd krijgen. Ik wil daarover graag een uitleg van hem.

De heer Omtzigt (CDA): Dit staat in ons verkiezingsprogramma, dus wij voeren het uit. Overigens is het ook helder dat wat in de wet staat, namelijk dat het forfaitaire rendement boven 1 mln. wordt verhoogd, doorgaat. Wij zien echter niets in maatregelen om dubbel op dubbel op dubbel te stapelen. Wat dat betreft hebben wij inderdaad een andere houding ten opzichte van de hypotheekrenteaftrek dan de SP.

De heer Koolmees (D66): Ik hoorde de heer Omtzigt praten over een startnotitie. Ondersteunt hij ook mijn voorstel om de woningmarkt daarbij te betrekken?

De heer Omtzigt (CDA): Wij zaten niet te wachten op dat voorstel van de heer Koolmees, maar wij hebben kennisgenomen van het feit hij erom heeft gevraagd. Ik verwacht overigens dat, ook al doen wij niets aan de woningmarkt, dit het onderwerp is waarover ik de meeste vragen zal krijgen in de komende jaren. Dat zal zo blijven, en ik zal bereid blijven om die vragen gewoon te beantwoorden!

Voorzitter: Omtzigt

Hoofdstukken 2 en 3 Belastingplan 2011 (32 504)

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. In het eerste blok heb ik vergeten om mijn felicitaties aan de staatssecretaris over te brengen voor zijn nieuwe baan. Het zou onbeleefd zijn als ik die achterwege zou laten. Ik wil hier meteen een compliment aan toevoegen. Dat betreft hoofdstuk 2 van het Belastingplan. Daaruit constateer ik dat de Belastingdienst hard jaagt op constructies en op fraude. Dat levert 264 mln. per jaar op. Daarvoor maak ik onze complimenten en geef ik de aanmoediging om daar vooral mee door te gaan. Ik neem ook aan dat de Belastingdienst en de staatssecretaris goed luisteren naar de kritiek van VNO-NCW en de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs daarop, en dat die goed wordt beantwoord. Die indruk krijg ik wel als in dat stuk wordt gewaarschuwd voor overkill. Mijn begrip van de situatie is dat daarmee vaak wordt bedoeld dat de maatregel effectief lijkt. Mijn advies aan de staatssecretaris is dus om zich vooral hierdoor niet te laten afschrikken.

Het derde hoofdstuk gaat over de stimulering van speur- en ontwikkelingswerk. Ik constateer dat de uitgaven daarvoor heel snel groeien. In het Belastingplan gaat er al 328 mln. bij, en er komt nu nog eens 60 mln. bij. Ik vraag me af of zo langzamerhand het doel van de kenniseconomie uit het zicht raakt. Een kenniseconomie is een economie met veel kenniswerkers, die hoog betaald worden en veel loonbelasting en premies afdragen. Dat zou het doel moeten zijn. Door steeds maar de loonkostensubsidies aan de kenniswerkers te verhogen, lijkt het erop dat je als land steeds meer wilt concurreren op de prijs van kennis en niet op de kwaliteit ervan. Komt het einde niet eens in zicht van het steeds maar verhogen van de loonkostensubsidies aan kenniswerkers? Zou je op een gegeven moment niet meer geld moeten steken in bijvoorbeeld betere universiteiten en een beter onderwijspeil in plaats van geld bij te plempen aan de kant van de loonkostensubsidies? Ik begrijp dat er in 2011 een evaluatie komt van de WBSO en ik wil graag dat dit punt daarin wordt geadresseerd.

Dan kom ik op de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting. Dat wordt in het Belastingplan vooral gemotiveerd door te verwijzen naar de stijging van de zorgkosten. Ik vraag me af of dit structureel beleid aan het worden is. Ik hoop van niet. We weten namelijk dat de zorgkosten de komende jaren zullen blijven stijgen en dat dit hoger zal zijn dan de inflatie. Als je steeds de stijgende zorgkosten compenseert door verlaging van het vennootschapsbelastingtarief, dan eindig je met een vennootschapsbelastingtarief van nul. Dat lijkt mij de verkeerde weg, want de stijgende zorgkosten moeten volgens mij worden opgevangen in het cao-overleg. Het moet eigenlijk uit de loonruimte komen. Langs die weg groeit dan ook het draagvlak om de zorgkosten te beheersen. Als je de stijgende zorgkosten gaat opvangen via de vennootschapsbelasting, dan laat je uiteindelijk de overheid voor de rekening van de zorgkosten opdraaien.

Daarin dreigt een parallel met de jaren tachtig. Toen werd de stijging van de kosten van de sociale zekerheid voortdurend afgewenteld op de overheid waardoor zij moest bezuinigen op wegen en op bruggen. Nu wordt de stijging van de kosten afgewenteld op de vennootschapsbelasting waardoor de overheid minder inkomsten krijgt. Het lijkt er dus op dat we dezelfde weg inslaan. Wat mij betreft deugt de argumentatie voor een lagere Vpb niet. Daar komt nog bij dat Nederland al een laag vennootschapsbelastingtarief kent. In vergelijking met de Verenigde Staten, Japan of Duitsland geldt dat in versterkte mate. De PvdA-fractie kan alleen instemmen met een verlaging van het vennootschapsbelastingtarief als dat gepaard gaat met een verbreding van de belastinggrondslag.

Ik heb nog een laatste punt, maar dat zal ik schriftelijk inbrengen. Ik wil het voor dit blok hierbij laten.

De heer Van Vliet (PVV): Ik hou me even aan de volgorde van de blokken 2 en 3. Ik begrijp dat ik die in een keer kan doen?

De voorzitter: Sorry, dat is misschien een misverstand. Het gaat om hoofdstuk 2 en 3.

De heer Van Vliet (PVV): Dan houd ik die volgorde aan en begin ik met de reparatie van constructies met onroerendezaaklichamen. Ik begrijp het initiatief van de wetgever om dat wat nader af te bakenen. Het werd wel eens gekwalificeerd als een gat in de wet waarvan mensen met goede belastingadviseurs werk kunnen maken. Toch heb ik er wel wat vragen bij. Een van de maatregelen in het kader van het bestrijden van deze constructies is gelegen in het feit dat bij een verlaging van de bezitseis naar 50% – onroerende zaken op de actiefzijde van de balans – in het buitenland gelegen onroerende zaken gaan meetellen. Dat betekent naar mijn mening dat je daarover indirect toch gaat heffen. Die buitenlandse zaken tellen namelijk mee om in Nederland aan belastingheffing over 50% toe te komen. We weten dat in de belastingverdragen die Nederland heeft gesloten met andere landen, de belastingheffing over in het buitenland gelegen onroerende zaken zonder uitzondering wordt toegewezen aan de CITES-staat waar de onroerende zaak is gelegen. Ik ben geneigd dit als overkill te zien in de bestrijding van constructies met onroerende zaaklichamen. Ik zou graag opheldering krijgen van de staatssecretaris. Hoe ziet hij het causale verband dat nu wordt gelegd tussen buitenlandse onroerende zaken en in Nederland gelegen onroerende zaken?

Daarnaast wil ik nog iets anders opmerken over het bestrijden van deze constructies. Om aan die bezitseis van 50% te komen via de buitenlandse onroerende zaken wordt een tweede grens van 30% geïntroduceerd. Dat maakt het rekensommetje een stuk ingewikkelder. Daar gaan we de ingewikkelde koers varen en dat vind ik geen verbetering. Ook daarop krijg ik graag de visie van de staatssecretaris.

Ook de tijdelijke verruiming van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting leidt bij mij tot vragen. Dat is in de basis een prima maatregel om het door de crisis getroffen Nederlandse bedrijfsleven een zetje in de rug te geven. Chapeau daarvoor. Maar uit de praktijk ken ik zelf nog de maatregel dat een getroffen belastingplichtige in de vennootschapsbelasting gebruik kon maken van een regeling – dit betreft het fiscale jaar 2008 – waarbij diegene op basis van 80% van het verlies een voorlopige teruggaafbeschikking cash op zijn rekening zou kunnen krijgen vanwege verrekening met oude winsten. Deze regeling is na 2008 gestopt terwijl in het boekjaar 2009 de crisis nog in volle hevigheid heeft toegeslagen. Ik vraag de staatssecretaris of er is nagedacht over het eventueel verlengen van deze voorlopigeteruggavefaciliteit vanwege verliescompensatie. Zo ja, wat kunnen we daar nog van verwachten? Zo nee, waarom niet?

Ik heb een aanpalende vraag over de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting en het verlengen van faciliteiten. Ik heb begrepen dat de Belastingdienst op één bepaald punt zijn beleid gaat wijzigen, namelijk met betrekking tot artikel 5 van de Wet Vpb, over de subjectieve vrijstellingen. Artikel 5, lid 1, letter c, Vpb betreft lichamen welke als instelling van weldadigheid of van algemeen nut uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaamheden verrichten die in dat artikel worden genoemd. In dit geval gaat het om woningcorporaties die uitsluitend vastgoed bouwen als verpleegtehuizen, verzorgingstehuizen en seniorenwoningen, ook bekend als aanleunwoningen. Ik heb begrepen dat de Belastingdienst de vrijstelling van Vpb voor deze zeer specifieke woningcorporaties gaat schrappen. Je krijgt dan een communicerend vat-effect. De kosten van zorg worden namelijk indirect hoger omdat de fiscus zegt dat dit exploitatie van vastgoed betreft, en niet alleen het algemeen nut meer wordt beoogd. Ik wil graag een toelichting van de staatssecretaris hoe de fiscus tot deze beleidswijziging is gekomen en of hij daar zelf achter staat.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. We zijn aangekomen bij het eerste stuk van het oorspronkelijke Belastingplan. Ik spreek over een aantal onderwerpen. Allereerst het punt van de reparaties vanwege het tegengaan van ontwijking van belastingen. Het tegengaan daarvan heeft de volle steun van mijn fractie. Je zult wel altijd de afweging moeten maken hoe uitvoerbaar het moet zijn, maar met het uitgangspunt dat dit soort dingen moet worden aangepakt zijn wij het eens.

Over de onroerendgoedlichamen komt ook van mijn kant de vraag om de verlaging van 70% naar 50% toch nog eens goed toe te lichten. Heb je daarmee namelijk niet ook goedwillende bedrijven, waarbij helemaal geen constructies aan de orde zijn, te pakken?

Ik heb in dit kader ook een vraag over de buitenlandse bezittingen. Ik kan mij dat op zich voorstellen, want de bezittingen in het buitenland hebben er natuurlijk mee te maken. Hoe doen andere landen dat? Gaan we informatie uitwisselen? Ik wil hier een beter beeld van krijgen. Maar nogmaals, we zijn het helemaal eens met het uitgangspunt.

Ik kom op de handel in winst- en verliesvennootschappen. Dit onderwerp speelt al heel lang, maar je ziet helaas steeds nieuwe verschijningsvormen opduiken. Alle steun van de VVD-fractie om dat te willen aanpakken. Maar hoe zit het met de administratieve lasten hiervan? Het uitgangspunt is prima, want als er iets nieuws is wat echt valt onder ontwijken, moet dat worden aangepakt. Wel moet de afweging over de administratieve lasten worden gemaakt, juist in verband met bedrijven waarbij geen gedoe is en die zich wel gewoon aan regels willen houden.

Tot slot in dit blok. Wij zullen de maatregelen inzake ondernemerschap steunen. Net als de heer Groot van de PvdA-fractie zeg ik dat het mij heel goed lijkt om in 2011 de evaluatie van de loonkostensubsidie, de WBSO, goed te bekijken. Ik weet namelijk niet of dit altijd de ideale oplossing is. Ik wacht de evaluatie af om de ruimte te hebben om erover te kunnen spreken.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Het kabinet heeft enkele maatregelen genomen ter bestrijding van constructies en fraude. Uiteraard steunen wij deze maatregelen. In de schriftelijke beantwoording wordt wat de omvang van de ontweken overdrachtsbelasting betreft, gesproken over schattingen die uiteenlopen van enkele promilles tot tientallen procenten. Die bandbreedte is heel erg groot. We weten dus niet eens of we het over miljoenen of miljarden hebben. Dat komt op zijn minst vaag over. Het roept dan ook de vraag op hoeveel onderzoek wordt gedaan naar constructies en fraude. Er is een meldpunt voor constructies; de Coördinatiegroep Constructiebestrijding bekijkt deze meldingen vervolgens. Ik heb eerder voorgesteld om een meldingsplicht voor belastingadviseurs in het leven te roepen, zodat zij nieuwe constructies kunnen melden. Als zij nieuwe constructies bedenken die verschillende wetten en verdragen aan elkaar koppelen, vind ik dat ze gemeld moeten worden, zodat het ministerie en de Kamer kunnen bekijken of ze wel in de geest van de wet zijn zoals wij voor ogen hadden. Ik ontvang graag een reactie.

Ik kom bij de reparatie voor de constructies in verband met de onroerendezaaklichamen. Een van de problemen bij de onroerendezaaklichamen was dat het blijkbaar eenvoudig was om voor meer dan 30% aan overige bezittingen te verwerven en daarmee de overdrachtsbelasting te ontlopen. De vraag is gerechtvaardigd of het met de nieuwe regel niet net zo eenvoudig zal blijven om voor meer dan 50% aan overige bezittingen kunstmatig te verwerven. De staatssecretaris geeft als reden waarom niet is gekozen voor een lager percentage dat het overkill is. Hoezo overkill? Waarom zou het dat zijn? Waarom wordt niet bijvoorbeeld naar het werkelijke percentage onroerend goed in een lichaam gekeken en daarover overdrachtsbelasting geheven, zodat alle onroerend goed naar ratio wordt belast? Graag ontvang ik een reactie.

Ik kom bij de verlaging van de vennootschapsbelasting. Van de harde maatregelen van dit kabinet zal iedereen iets merken, hoorden wij de premier vorige week ook nog vertellen. Wat zal het bedrijfsleven ervan merken? Hoe gaan de banken en ook alle andere multinationals, die inmiddels weer goede winsten maken, bijdragen aan het herstel van de crisis? In de tabel met de lasten die elk jaar in de Miljoenennota is te vinden, kun je zien dat de lasten in de afgelopen zeven jaar voor bedrijven met 2 mld. zijn gestegen en voor gezinnen met maar liefst 10 mld. In de komende regeerperiode komt er voor gezinnen nog eens 1,7 mld. aan lasten bij, terwijl de lasten voor bedrijven met slechts 100 mln. zullen stijgen. De lasten voor bedrijven zijn eigenlijk een beetje opgepoetst, want daarin zit ook de extra heffing op de verhuurders. Het geld dat wordt weggehaald bij de woningcorporaties, komt echter uiteindelijk gewoon voor rekening van de huurders. Voor volgend jaar weten wij inmiddels niet meer hoe de verdeling van de lasten is, omdat delen van het regeerakkoord zijn opgenomen in het Belastingplan. Kan de staatssecretaris hierin meer inzicht geven?

Opvallend is in ieder geval dat de aanpak van constructies wordt meegeteld als lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Het kabinet noemt dit grondslagverbreding. Ik vind dit een vreemde gang van zaken. Wanneer bedrijven datgene moeten betalen wat zij al jaren hadden moeten betalen – zij maakten gebruik van constructies – noemen wij dat opeens grondslagverbreding. Kunnen wij concluderen dat door alle belastingconstructies die de afgelopen jaren een hoge vlucht hebben genomen er sprake is geweest van onbedoelde grondslagversmalling en lastenverlichting voor bedrijven? Graag verneem ik een reactie daarop.

In het kader van constructiebestrijding heb ik mij samen met de collega van GroenLinks ingezet om een einde te maken aan een belastingontwijkingsroute in de Successiewet, de zogeheten «Edelweissroute». Deze komt voort uit het feit dat erfgenamen niet altijd zelf de aangifte moeten doen. Doordat de wet de erflater nu de mogelijkheid biedt om een executeur-testamentair aan te wijzen die bij het overlijden van de erflater voor alle erfgenamen de aangifte kan doen, kan een erfgenaam een tijdlang bewust dom gehouden worden. Als die executeur namelijk in Zwitserland zit, kan hij zich niks aantrekken van de regels die in Nederland aan executeurs worden opgelegd. Dan komt de periode van het «uitzweten». Na twaalf jaar verjaart de eventuele straf namelijk. De erfenis is dan belastingvrij. De erfgenamen die tot dan toe bewust of onbewust van niets wisten, krijgen dan ineens de executeur bij hen langs, die vertelt dat er voor hen geld staat op een Zwitserse nummerrekening. Wij dienen dan ook bij dit Belastingplan samen met GroenLinks een amendement in om ervoor te zorgen dat erfgenamen altijd zelf aangifte moeten doen. Dat is namelijk de normale gang van zaken bij alle andere belastingen.

Dan kom ik bij de verlenging van tijdelijke willekeurige afschrijvingen. Als alleen al de rentelasten voor het verlagen van de willekeurige afschrijvingen 220 mln. bedragen, moet er sprake zijn van een flinke kasverschuiving. Mijn vraag is dan ook: om welk bedrag gaat het? Hoe groot zijn de gevolgen voor het EMU-saldo? Hoe groot is de liquiditeitsimpuls als gevolg van de verlenging? Tegenover de grote aftrekposten die gepaard gaan met vervroegde afschrijvingen, zullen in de toekomst winsten moeten staan die voor een groter deel kunnen worden belast, omdat er minder kan worden afgetrokken. Daarom vraag ik: loopt de Belastingdienst geen geld mis door dit uitstel? Dat kan bijvoorbeeld komen doordat bedrijven in de tussentijd failliet gaan of naar het buitenland vertrekken, maar het kan zich ook voordoen in het geval een bedrijf zo veel aftrekposten heeft dat er geen belastbare winst meer overblijft. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris hierop.

Nog steeds zijn er advertenties te vinden voor beleggingen in schepen waarin mensen wordt voorgehouden dat ze alleen al door de fiscale teruggave meer terugkrijgen dan ze hebben geïnvesteerd. We horen ze iedere dag op de radio, maar het is ook te lezen in de advertentie die ik heb uitgeprint.

De voorzitter: Ik zal de bode verzoeken deze advertentie te kopiëren, zodat iedereen haar kan zien.

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Bashir (SP): Dat lijkt me goed. In deze advertentie wordt gezegd: als je € 15 000 inlegt in schepen, krijg je gegarandeerd € 18 267 terug van de Nederlandse fiscus. Verder wordt gesteld dat de fiscale teruggave 121,8% bedraagt en dus aanmerkelijk meer is dan de investering. Ik heb hierover vorig jaar reeds vragen gesteld. De toenmalige staatssecretaris zag hier geen probleem in. Ik hoop dat deze staatssecretaris hier nog eens goed naar wil kijken, want ik vraag me af of de claim van de fiscus op de stille reserves die ontstaat als gevolg van de snelle afschrijving, op termijn wel altijd inbaar is. Verder vraag ik me af of we met deze maatregel wel echt bereiken wat we bedoelen. Zijn we hiermee niet beleggers aan het verrijken terwijl we iets anders beogen?

Mevrouw Neppérus (VVD): In het eerste stuk van zijn betoog had de heer Bashir het over lastenstijgingen. Hij zei toen dat er meer lastenstijgingen voor particulieren zijn geweest dan voor ondernemingen. Dit wordt als tegenstelling gezien. Is de heer Bashir zich er wel van bewust dat er bij die ondernemers gewoon mensen werken? Ondernemingen zorgen gewoon voor een stuk werkgelegenheid. Kan de heer Bashir dat ook in zijn overwegingen meenemen? Ik denk namelijk dat we allemaal het belang van banen wel inzien.

De heer Bashir (SP): Het gaat mij er vooral om dat iedereen moet meebetalen aan deze crisis, maar dat bedrijven nu desondanks overduidelijk worden ontzien. Zoals ik net heb gezegd: in de afgelopen jaren is er voor gewone mensen een lastenverzwaring bij gekomen van 10 mld. terwijl de bedrijven maar 2 mld. hebben bijgedragen. Als je bovendien bedenkt dat multinationals via internationale verdragen flink gebruik maken van constructies om zo min mogelijk belasting te betalen, vraag ik me af of we wel op de goede weg zitten door de lasten ook de komende tijd weer flink bij de gewone mensen neer te leggen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik stel vast dat dit geen antwoord op mijn vraag was. Dat betreur ik. De SP begint voortdurend over multinationals. Het gaat mij er echter om dat bedrijven ook een stuk werkgelegenheid met zich meebrengen. Het gaat daarbij niet slechts om multinationals, maar ook om kleinere bedrijven. Daarom wil ik die tegenstelling niet zien. Blijft de heer Bashir dit toch als twee gescheiden werelden zien? Dat mag hij, maar ik zeg: bedrijven, ook kleinere, zorgen wel voor werkgelegenheid.

De heer Bashir (SP): Alle maatregelen die ten aanzien van het bedrijfsleven worden genomen, bekijken we altijd kritisch. De goede maatregelen steunen we, zoals bijvoorbeeld de verlaging van de winstbelasting voor ondernemers die tot € 200 000 winst maken. Die maatregel steunen we en dat hebben we ook altijd aangegeven. Eigenlijk zou die belasting weer stijgen naar 23%, maar het blijft toch 20%. Indirect genieten ook de grotere bedrijven en multinationals daarvan, want ze betalen op deze manier geen 23%, maar 20% winstbelasting over de eerste € 200 000. We zijn altijd oprecht kritisch, maar ik benadruk dat het nu wel heel eenzijdig geregeld is.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ik heb beloofd het kort te houden; dat zal ik ook doen. Ik heb drie punten: de stimulering van speur- en ontwikkelingswerk, het Vpb-tarief en de tijdelijke verruiming van de verliesverrekening.

Allereerst spreek ik dus over het speur- en ontwikkelingswerk. We vinden het positief dat innovatief ondernemerschap wordt gestimuleerd via de WBSO. Helaas worden aan de andere kant alle innovatiesubsidies afgeschaft en wordt het FES niet meer gevuld, waardoor er geen budget meer is voor kennis- en innovatieprojecten. Dat vind ik jammer. Mijn vraag ligt in het verlengde van de vragen van mevrouw Neppérus en de heer Groot over de effectiviteit van de verschillende instrumenten: is de WBSO het meest geschikte instrument om de kenniseconomie een impuls te geven?

Mijn tweede puntje gaat over de verlaging van het Vpb-tarief. Tijdens de algemene financiële beschouwingen heb ik gezegd dat ik niet goed begrijp waarom wordt gekozen voor een generieke verlaging van de Vpb. De vraag is namelijk welk probleem wij hiermee willen oplossen. Zoals ik vanmorgen al in mijn algemene inleiding heb gezegd, vind ik dat wij dit bedrag beter hadden kunnen betrekken bij de hervorming van het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan? Is dit bedrag nu weggegeven of is het nog beschikbaar voor een dergelijke hervorming?

Mijn derde punt gaat over de tijdelijke verruiming van de verliesregeling en sluit eigenlijk aan bij de vraag van de heer Bashir. In de stukken staat dat de netto contante waarde van deze tijdelijke verruiming 220 mln. is. Kan de staatssecretaris zeggen wat het effect is op het EMU-saldo voor volgend jaar? Dat moet haast wel in de miljarden lopen nu de netto contante waarde al 220 mln. is.

Voorzitter. Dat is het.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin met de vennootschapsbelasting, waar ik zo-even ook al iets over heb gezegd. Een verlaging van deze belasting komt ten goede aan de winst van bedrijven. Heeft de staatssecretaris ook naar alternatieven gezocht? Zijn die nog te overwegen? Wij hebben er gelet op de werkgelegenheid namelijk meer aan als de werkgeverspremies zakken. Dat is een korting op arbeid en die hebben wij hard nodig gelet op de oplopende ziektekosten. Is de staatssecretaris bereid om nog eens goed te kijken naar de vennootschapsbelasting? Kan hij in ieder geval nog tegen mij zeggen dat hij ernaar heeft gekeken en toch heeft besloten om het voordeel naar de winst in plaats van naar de arbeid te laten gaan?

Ik reageer meteen op de opmerking van mevrouw Neppérus. Ik sluit mij aan bij de uitspraak van de heer Bashir over de internationals. Ook daar ligt een bak met geld. De Verenigde Staten hebben de multinationals eindelijk eens aangepakt en daar haalden zij 240 mld. mee op. Nu is onze economie een pietsje kleiner, maar desalniettemin: waarom zouden multinationals altijd speciale belastingafspraken mogen maken terwijl ook zij een bijdrage kunnen leveren? Nogmaals, ook voor multinationals geldt dat een verlichting op arbeid eerder zal scoren op het gebied van werkgelegenheid dan een verlichting op de winst. Dat wat betreft de vennootschapsbelasting.

De fractie van GroenLinks is blij te zien dat de S&O afdrachtvermindering veel wordt gebruikt. Ook is zij blij te zien dat het kabinet hierop blijft inzetten door deze regeling, die steeds beter wordt gebruikt, te verruimen. Vooral de afdrachtvermindering voor loonsommen onder de € 150 000 of € 220 000 mag wat ons betreft nog verder worden verhoogd. Graag hoor ik dan ook van de staatssecretaris of het wellicht mogelijk is deze voor 2012 op het percentage van 50 te houden en of het wellicht mogelijk is om hiervoor geld in te zetten dat nu is gereserveerd voor een simpele verlaging van de vennootschapsbelasting.

Tot slot heb ik nog een vraag over de verruiming van de verliesrekening. Stel een bedrijf neemt een winstgevend bedrijf over en propt dat vervolgens vol met dure leningen van het moederbedrijf. Dat is de HEMA laatst overkomen. Het zo verliesgevend gemaakte dochterbedrijf kan vervolgens de door een vorige eigenaar betaalde vennootschapsbelasting terugvragen. Klopt het dat dit mogelijk is? Dat zou toch een onbedoeld effect zijn? Hoe staat de nieuwe staatssecretaris sowieso tegen dit soort oneigenlijk gebruik van de verliesrekening? Is hij bereid tot het nemen van maatregelen? Mijn fractie heeft grote moeite met dit soort sprinkhanen die gezonde bedrijven volladen met schulden. Wij zouden niet graag zien dat zij door deze regeling een extra steuntje in de rug kregen. Graag hoor ik hierop een toelichting van de staatssecretaris.

Mevrouw Neppérus (VVD): De heer Braakhuis sprak even over de multinationals. Zeker moeten de multinationals voor werkgelegenheid zorgen. Mijn punt is echter – daar gaat de heer Braakhuis nog niet op in – dat er nog iets tussen het mkb en de multinational in zit. Het gaat er mij om dat je juist de groep die daartussen valt, niet altijd als tegenstander moet zien van de gewone burger. Daar zit juist een stuk werkgelegenheid. Er zit een wereld tussen mkb en multinationals. Als de heer Braakhuis kritisch is op multinationals en zegt dat zij er zeker voor werkgelegenheid zijn, dan ben ik het daar helemaal mee eens, maar dan moet je een eventuele lastenverlichting voor de tussengroep niet alleen zien als een tegenstelling tot een lastenverlichting voor burgers. Daar gaat het mij even om. Dat is juist zo van belang voor de werkgelegenheid.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Uw partijleider heeft zelf gesproken over gelijkwaardigheid. Wat ik probeer te zeggen, is dat ook multinationals naar rato moeten bijdragen aan de belastingen die zij verschuldigd zijn en dat zij daar niet via speciale constructies aan ontkomen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Dat is helaas geen antwoord op mijn vraag. Ik geef het maar op. Ik heb immers nog een tweede termijn. Het schijnt heel moeilijk te zijn om een antwoord te geven op de vraag hoe het zit met de groep tussen multinationals en mkb. Dat stelde ik al vast bij de SP en nu dus ook bij GroenLinks. Dat is jammer!

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Wij waren net zo gezellig bezig, maar goed!

Ik ga in op hoofdstuk 3 over de bestrijding van constructies en fraude. Dat is ook voor het vorige kabinet een vrij omvangrijk onderwerp geweest en is door de vorige staatssecretaris zeer succesvol ingevuld. Ere wie ere toekomt. Wij gaan ervan uit dat de nieuwe staatssecretaris dit onverkort zal oppakken. Bij de vereenvoudiging van het belastingstelsel zal dit ook een aandachtspunt moeten zijn. Wij proberen het belastingstelsel immers eenvoudiger te maken. Dat zal misschien ook meer horizontaal toezicht betekenen, want wij moeten er natuurlijk voor zorgen dat de belastingmoraal op orde blijft. Dat zal dus een aandachtspunt zijn in de discussies die wij te zijner tijd over de vereenvoudigingen krijgen.

Ik heb ook een vraag over de onroerendezaaklichamen. De belastinggrondslag wordt verbreed om ongewenste constructies tegen te gaan. Het hoofdzakelijkheidscriterium wordt vervangen door het grotendeelscriterium. Het kan nogal wat gevolgen hebben voor mensen als zij opeens onder de bezitseis gaan vallen, terwijl dat nu nog niet het geval is. Wij zouden graag een principiële rechtvaardiging willen ontvangen van de staatssecretaris voor deze keuze. Die hebben wij toch wel gemist. Wij hebben er overigens ook schriftelijke vragen over gesteld. Voor mijn fractie blijft het bovendien tamelijk vaag wat als normale bedrijfsuitoefening wordt gezien. Het kabinet geeft aan dat dit een open norm is die in de praktijk invulling behoeft. Dat is een heel vaag criterium. Voor belastinginspecteurs gaat het nogal wat betekenen als zij met zoiets op pad moeten en op basis daarvan de discussie moeten aangaan. Hoe is de staatssecretaris voornemens die open norm nader in te vullen en op welke termijn zal dat gebeuren?

Ik ga nu in op hoofdstuk 4 over innovatief ondernemerschap. Het versterken van het ondernemerschap is wat ons betreft een goede zaak. Dit komt de hele samenleving ten goede in de vorm van werkgelegenheid en innovatie. Wij hebben in het verleden een aantal keren voorstellen gedaan om dat ondernemerschap te versterken. Een van die voorstellen was gericht – ik noem het in dit verband even omdat vereenvoudiging straks een onderwerp is – op de vereenvoudiging van alle losse faciliteiten die nu bestaan. Wij hebben toen het idee geopperd om de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling te integreren en dan binnen de mkb-winstvrijstelling een basisvrijstellingsbedrag op te nemen met daarboven een winstafhankelijk bedrag. De vorige staatssecretaris was enthousiast over dit plan, maar door de politieke ontwikkelingen is het blijven liggen en is de discussie daarover blijven hangen. Wij zouden het op prijs stellen als de nieuwe staatssecretaris deze handschoen oppakt, het idee verder onderzoekt en naar de uitvoering gaat kijken.

Dan kom ik bij de verhoging van de WBSO voor het mkb. Ik ben altijd bereid om het mkb een handje te helpen, voor zover dat binnen verantwoorde grenzen valt. Ons valt op dat de verhoging van de WBSO zeer verschillend wordt getaxeerd en met name dat het CPB over de effectiviteit van die maatregel heel negatief is. Ik zou van het kabinet eens een wat meer inhoudelijke onderbouwing willen horen van de effectiviteit van de verhoging, ook in relatie en in contrast met de manier waarop het CPB daarover spreekt. Wij zijn er ook tegenaan gelopen bij de discussies die wij er met het CPB over hebben gehad in het kader van het verkiezingsprogramma en dergelijke. Het is toch wel een principieel punt. Vandaar dat ik dit punt bij de nieuwe staatssecretaris neerleg.

Bij ondernemen horen goede en stabiele ondernemingsfaciliteiten. Er wordt nu vooral geïnvesteerd in ad-hocmaatregelen. Denk bijvoorbeeld aan de verlenging van de tijdelijke willekeurige afschrijving, maar er zijn nog wel meer voorbeelden. Die verlenging is op zich een goede maatregel, ook in het licht van de crisis, maar ik vraag de staatssecretaris wel wanneer hij ondernemers voor de lange termijn meer duidelijkheid kan geven over dit soort maatregelen. Als we een tijdelijke maatregel telkens een jaartje verlengen, is het voor ondernemers behoorlijk onzeker om hun plannen en investeringen daarop te baseren. Ik krijg hierop dus graag een reactie: welke duidelijkheid kan de staatssecretaris ondernemers voor de toekomst verschaffen?

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik pas in verband met de nog resterende spreektijd.

De voorzitter: Ik heb eigenlijk niets toe te voegen aan de punten die zijn ingebracht door mijn collega’s. Ik sluit mij kortheidshalve dus aan bij een aantal inhoudelijke vragen. Ik wil alleen nog iets zeggen over twee punten. Wat betreft de automatische gegevensuitwisseling is mij de wettelijke aanpassing niet geheel duidelijk. Er worden meer gegevens automatisch uitgewisseld, maar wat gebeurt er dan mee? Ten slotte sluit ik mij aan bij de lof voor het feit dat de constructiebestrijding zoveel oplevert. Ik nodig de staatssecretaris van harte uit door te gaan op het punt waar zijn voorganger is opgehouden. Iedereen moet in deze moeilijke economische tijden de broekriem aanhalen. Ook de tegenbegroting van de SP was niet zonder lastenverhogingen, herinner ik mij. Iedereen moet een rechtvaardig deel van de belastingen betalen.

3. Hoofdstukken 4 tot en met 8 Belastingplan 2011 (32 504)

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Wij steunen de tijdelijke maatregelen voor de woningmarkt. Er is een eindmoment bepaald. De verlenging van de termijn voor de overdrachtsbelasting gaat pas in op 1 januari. Waarom is dat niet eerder gebeurd? Als je ergens tempo in wilt brengen, lijkt het mij goed, het nu te doen. Mij hebben brieven bereikt waarin staat dat uitstel ertoe kan leiden dat mensen berekenend te werk gaan.

De btw-renovatie is een goede zaak. Enkele aannemers in het kleine Voorschoten toonden zich desgevraagd erg blij, maar wezen erop dat het wel een heel gedoe wordt. De blijheid overheerste, maar het feit dat je het alleen met de arbeidskosten doet, maakt het wel erg ingewikkeld.

Er zijn veel bedrijfstakken die mij hebben benaderd de afgelopen weken. Ik noem de architecten en hoveniers. Als mensen overwegen een architect in te schakelen, zullen zij wellicht al wat langer bezig zijn, maar klopt het dat je daarbij in Brussel tegen zaken aanloopt?

De werkkostenregeling kan natuurlijk nu niet echt worden verruimd, maar wil de staatssecretaris daar toch aan blijven denken? De crisis zal toch op enig moment zijn afgelopen.

Vervolgens kom ik aan de vergroening van de belasting. De staatssecretaris komt met een startnotitie en dan is het wellicht gemakkelijker om een afweging te maken. De regelingen klinken sympathiek, maar ik vraag me wel af of ze goed uitvoerbaar zijn. Ik heb niet het wetboek meegenomen om ze voor te lezen, maar ik word er niet vrolijk van. Ze zijn vaak erg ingewikkeld en je moet je afvragen of ze wel het beoogde doel realiseren. Soms is er sprake van een heffing op de heffing. Een vergoeding kan heel zinvol en goed uitvoerbaar zijn, maar er is niets op tegen om te bezien of het wellicht wat minder kan.

Ik rijd al jaren Prius – ik zie de heer Braakhuis verbaasd kijken, maar ik geloof dat ik er eerder eentje had dan de heer Samsom – en ik was blij verrast door de vrijstelling van de houderschapsbelasting. Dat is natuurlijk erg sympathiek, maar het lijkt mij verstandig dat het kabinet gaat bekijken hoe je zuinig rijden het beste kunt stimuleren. Ik zou wel zeggen: betrek de branche erbij, daar zit immers veel kennis. Voorts moeten termijnen worden nagekomen en regelingen die al zijn ingevoerd. De overheid moet natuurlijk betrouwbaar zijn en zal dus moeten kijken dat ze niet zomaar aan de slag gaat.

De voorzitter: De heer Braakhuis heeft een vraag aan u.

Mevrouw Neppérus (VVD): We zouden toch het blok afmaken? Ik heb nog één onderwerp.

Tot slot de fiets. Mijn collega Aptroot fietst geloof ik heel af en toe vanuit Wassenaar naar Den Haag. Er is dit voorjaar met brede steun een motie aangenomen in de Tweede Kamer met een verzoek, meer faciliteiten te bieden voor het fietsen. In juni kwam er een brief van minister De Jager. Laten we dat niet doen, want het zou alleen maar de aankoop stimuleren en niet het gebruik. Ik kan mij dat punt voorstellen, maar toch kan het gebruik van de fiets op korte afstanden een heleboel autoverkeer schelen en het is nog gezond ook. Ik zou dus toch graag een reactie daarop willen horen van de staatssecretaris. Daarin mag hij ook meenemen welke voordelen dit zou hebben. Er zijn natuurlijk al allerlei regelingen. Er zijn ook regelingen geweest, dat kan ik mij nog herinneren van vroeger. Ze blonken niet uit in uitvoerbaarheid. Je kunt echter ook iets simpels verzinnen. Het moet uitvoerbaar zijn. Dan weet ik ook zeker dat mijn collega Aptroot minstens enige keren per jaar de fiets neemt.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Dat is dan ongetwijfeld een leasefiets.

Ik had inderdaad al gehoord dat er iemand in de VVD-fractie was die een Prius had. Nu weet ik eindelijk wie het is. Toch beslist uw partij, mevrouw Neppérus, om 130 km/u te gaan rijden. Dat levert zoveel CO2-uitstoot extra op dat wat je ook doet met de bpm direct weer helemaal gecompenseerd is. Dan doet u dus het stimuleren van zuinige auto’s in één keer teniet door harder te gaan rijden. De CO2-uitstoot loopt nu eenmaal exponentieel op. Daarom ben ik toch wel super benieuwd welke maatregelen u met uw auto, maar lid zijnde van de VVD, in uw hoofd hebt om tot echte compensatie van de CO2-uitstoot te komen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Over CO2 wil ik graag bij de VROM-begrotingsbehandeling in discussie gaan. Ik merk wel op dat in de passage over de 130 km/u wordt verwezen naar de veiligheid en de luchtkwaliteit. Ik kan u verzekeren dat die twee elementen in de desbetreffende passage van het regeerakkoord vermeld staan.

De voorzitter: De heer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP): Mijn vraag is ondertussen al beantwoord.

De voorzitter: De heer Bashir.

De heer Bashir (SP): Motoren verbruiken minder brandstof per kilometer en ze zijn minder vaak de oorzaak van files. We hebben ten tijde van het vorige kabinet voorstellen gezien van de heer Remkes om de motorrijtuigenbelasting niet te verhogen. Nu is mijn vraag aan mevrouw Neppérus of wij van haar soortgelijke voorstellen kunnen verwachten. Kunnen we van haar voorstellen verwachten om de motoren niet tot de nieuwe melkkoe te maken?

Mevrouw Neppérus (VVD): Wij hebben in heel Nederland al veel melkkoeien. De veeteelt doet het altijd goed. Wat uw fiscale melkkoeien betreft, stel ik altijd vast dat er over motoren heel verschillend wordt gedacht. Ik houd mij gewoon aan wat er nu voorligt in dit Belastingplan en ga daar geen veranderingen in aanbrengen. Als ik de één een cadeau wil geven, zal er weer pijn bij een ander terechtkomen. Dat ga ik niet doen.

De heer Bashir (SP): Dat zal heel erg spijtig zijn, want de heer Remkes heeft juist al die keren benadrukt dat de motor niet de melkkoe moet worden. Het gaat hier ook niet om heel grote bedragen. Motorgebruikers zullen relatief gezien veel harder getroffen worden. Wil mevrouw Neppérus niet toch kijken of er in het Belastingplan nog ergens geld gevonden kan worden om de motoren te ontzien? Motoren verbruiken immers veel minder brandstof per kilometer.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ja, maar er zit ook maar een persoon op die motorfiets, terwijl er in een auto meer kunnen zitten.

De heer Bashir (SP): Kunnen!

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik ben heel eerlijk. Ik wil hier geen verwachtingen wekken. Als er ooit over zoveel jaren meer geld is, gaan we dat opnieuw bezien, maar als we niet opletten, beloven we van alles wat niet kan. Ik ben daar eerlijk in en wek geen verwachtingen, al wijkt dat dan af – dat geef ik toe – van de woorden van mijn voorganger op dit dossier.

De voorzitter: De heer Bashir begint aan zijn eigen betoog.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Van de minister-president hoorde ik vorige week dat de geluksmachine zal worden uitgezet. Volgens de minister-president is in Nederland in feite tegen de mensen gezegd: u hebt een probleem en wij gaan dat oplossen. Kennelijk heeft de geluksmachine twee standen. Één stand is voor de huurders. De machine gaat voor hen uit en zij worden geconfronteerd met forse huurstijgingen. Voor de woningbezitters gaat de machine extra hard draaien: naast de vele miljarden die de hypotheekrenteaftrek ons elk jaar kost, vloeit er met dit Belastingplan nog veel meer publiek geld naar de woningmarkt. Bijvoorbeeld de dubbele aftrek van woonlasten wordt verlengd van twee jaar naar drie jaar.

Mijn fractie heeft grote twijfels over de voorgestelde maatregelen. Er is niet gezegd dat die maatregelen zonder meer effectief zijn. De Raad van State plaatst daarbij ook vraagtekens. Mijn fractie heeft daarom gevraagd of nagegaan zal worden of de maatregelen wel effectief zijn. Het antwoord van de staatssecretaris is heel simpel: nee, dat gaan we niet doen. Hij gaat dus veel geld uitgeven, zonder dat hij zich afvraagt of het geld wel goed en effectief besteed wordt. Dat lijkt mij geen goede eigenschap voor een staatssecretaris van Financiën. Ik vraag hem daarom nogmaals of er echt niet gemeten kan worden. Zo nee, waarom niet? Natuurlijk is het erg vervelend dat mensen met dubbele lasten zitten, omdat de oude woning niet is verkocht. De vraag is echter waar de grens ligt. De politiek kan niet altijd alle pech wegnemen. Door een huis te kopen, zonder dat het oude huis verkocht is, neem je een weloverwogen risico. Of is de staatssecretaris van mening dat de overheid alle risico’s op de koopwoningmarkt moet wegnemen? Is er dan nog wel sprake van een markt?

Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe lang de woningen gemiddeld te koop staan. Ik wil dat hij daarbij een onderscheid maakt in prijsklasse. De termijn voor dubbele aftrek is namelijk al twee jaar. Staan de woningen al zo lang te koop? Is dat derde jaar echt nodig? Door voor de dubbele hypotheekrenteaftrek een steeds langere termijn toe te staan, worden bezitters ook niet gestimuleerd om de vraagprijs aan te passen. Dat bevordert de activiteit op de woningmarkt ook niet. Graag hoor ik de reactie van de staatssecretaris.

Mijn fractie ziet ook niet hoe potentiële kopers extra zekerheid krijgen met de termijn voor de vermindering van de overdrachtsbelasting. De staatssecretaris merkte in de nota naar aanleiding van het verslag op dat mensen niet impulsief beslissen of zij een woning kopen of niet. Dat vergt een zeer lange en evenwichtige afweging. Met andere woorden, men koopt een woning niet om die direct door te verkopen. Evenmin koopt men een woning om er na drie maanden achter te komen dat het allemaal toch iets te duur is. Kan de staatssecretaris mijn fractie nog eens uitleggen waarom deze maatregel nodig zal zijn en waarom die normale gezinnen zal helpen? Voor projectontwikkelaars ligt het natuurlijk wel anders. Zij zullen wel woningen kopen om die op korte termijn door te verkopen. Geven wij met deze maatregel een cadeautje aan projectontwikkelaars?

Ik kom op vergroening en mobiliteit. Er zijn veel onderwerpen waarvoor geldt dat vergroening van het belastingstelsel kan plaatsvinden. Eén van die terreinen is het afvalbeheer dat substantieel bijdraagt aan de CO2-reductie. Met afval moet volgens mij op een zo milieuvriendelijk mogelijke wijze worden omgegaan. De ladder van Lansink, die vernoemd is naar oud-CDA-Kamerlid Lansink, geeft een voorkeursrangorde aan. De bovenste trede betreft de meest milieuvriendelijke maatregel, namelijk preventie. De treden daaronder betreffen de maatregelen die voor het milieu steeds meer belastend worden. Achtereenvolgens betreft het de volgende maatregelen: hergebruik, recycling, verbranding en storten. De laatstgenoemde maatregel is het meest belastend voor het milieu. Het is dus het beste om afval geheel te vermijden door middel van preventie, of om het afval te hergebruiken. Overigens had CDA-Kamerlid Lansink zijn ladder in een motie vastgelegd. Die motie is door de Kamer aangenomen.

De optie van het verbranden van afval komt direct na het storten. Voor het storten hebben we al een belasting. Het is dus absoluut niet gek om ook een verbrandingsbelasting in te voeren. Hergebruik van materiaal wordt door het invoeren van een dergelijke belasting aantrekkelijker gemaakt dan door verbranding. De opbrengst kun je dan direct terugsluizen naar de mensen door middel van bijvoorbeeld de arbeidskorting of de algemene heffingskorting. De SP-fractie bereidt dan ook een amendement hierover voor. Graag hoor ik de reactie van de regering hierop.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik begrijp dat iedereen het in dit debat heeft over vereenvoudiging van regelgeving. Nu hoor ik echter weer dat er een extra belasting kan komen. Vindt de SP dat we weer wat extra moeten aansturen? Is dat de bedoeling?

De heer Bashir (SP): Als we zo zouden redeneren, dan zouden we ook meteen kunnen voorstellen om de hypotheekrenteaftrek af te schaffen voor mensen met een bepaald inkomen. Maar het gaat erom dat we het belastingsysteem moeten vergroenen. De motie-Lansink is aangenomen, weliswaar in de jaren tachtig, maar deze motie laat volgens mij zien welke richting wij moeten opgaan, namelijk de vergroening van het belastingstelsel. Ik zeg niet dat we de lasten moeten verhogen. Nee, niemand gaat erop achteruit, doordat we ervoor zorgen dat de opbrengst van de belasting ten goede komt aan de arbeidskorting of aan de algemene heffingskorting.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik begrijp dat de SP graag elke vijf minuten de hypotheekrente wil schrappen. Wij willen dat niet. Mijn vraag ging niet zozeer over de opbrengst van de nieuwe belasting, als wel over de extra taken voor de Belastingdienst. Daar zou ik graag een reactie op hebben.

De heer Bashir (SP): In ons amendement zullen we ook kijken naar de extra administratieve lasten die hiermee gemoeid zijn. Ik denk dat die heel erg beperkt zijn, omdat verbranden net als storten geregeld kan worden. Volgens mij is het de vraag of een extra belasting voor het verbranden heel veel extra administratieve lasten tot gevolg zal hebben.

De heer Dijkgraaf (SGP): Het idee is mij sympathiek. Ik ben in 2004 gepromoveerd op de afvalmarkt. Ik nodig de heer Bashir uit om mijn proefschrift daarover te lezen. Ik zie de voorzitter al verzuchten: oeps, waar gaat dit toe leiden? Ik zal het heel kort en heel simpel houden.

De stortmarkt is een nationale markt; de verbrandingsmarkt een internationale. Leidt dit niet tot identieke brutoprijzen? En leidt dus een verhoging van de belasting niet simpelweg tot verlaging van de nettoprijzen, waardoor de verliezen bij de aandeelhouders toenemen? Die aandeelhouders zijn over het algemeen provincies en gemeenten. Die zouden dan met de financiële problematiek te maken krijgen. De hele pot met geld is dan nodig om die kosten te compenseren.

De heer Bashir (SP): Dit is allemaal afhankelijk van de wijze waarop je de belasting gaat vormgeven. Het gaat erom dat je een kant wilt opgaan. Uiteraard moet hierbij internationaal worden opgetrokken. Als je de afvalverbrandingsbelasting in Nederland heel hoog maakt, verplaatst een deel zich logischerwijs naar andere landen. Je moet het vormgeven als een extra steun in de rug, zodat men niet gaat verbranden, maar juist recyclen. Dan hebben bedrijven en aandeelhouders een steun in de rug om deze stap te nemen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ben het hiermee eens. Ik heb het idee ook sympathiek genoemd. Volgens mij staat het ook in lijn met het beleid en de doelstellingen die wij steunen. Maar is de heer Bashir het er wel mee eens dat als je ernaar gaat kijken, de internationale dimensie te allen tijde heel belangrijk is, omdat je anders gewoon met ineffectief beleid bezig bent?

De heer Bashir (SP): Dit is zonder twijfel waar. Als je de internationale dimensie niet meeneemt, snijd je jezelf in de vingers. Ik zal een toelichting geven bij het amendement en zal de internationale dimensie proberen mee te nemen.

De voorzitter: Ik wil in de tussentijd twee dingen meedelen. De eerste mededeling is dat wij het aantal interrupties tellen, mevrouw Neppérus. De tweede mededeling is dat ik het op prijs zou stellen als deze amendementen zo mogelijk voor het volgende wetgevingsoverleg voor de collega’s beschikbaar zijn. Dat geeft de mogelijkheid om ze hier te bediscussiëren en niet op de plenaire agenda te plaatsen.

De heer Van Vliet (PVV): Ik heb een vraag over de uitvoerbaarheid van belastingheffing. De heer Bashir spreekt over een belasting op verbranden, een soort fiktaks. Gaat deze ook gelden voor vreugdevuren met Nieuwjaar?

De heer Bashir (SP): Nee, dat is niet de bedoeling. Maar het heeft niet onze voorkeur dat men met Nieuwjaar alles verbrandt.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Kerstboomverbranding is volgens mij CO2-neutraal. Maar wat betreft het vuurwerk heeft de heer Van Vliet een punt.

Ik ondersteun de heer Bashir. Vorig jaar hebben wij gewerkt aan een amendement om de vuilverbranding te belasten en om een level playing field te bereiken. Daar gaat het natuurlijk om. De duurzame verwerking van afval moet in een level playing field staan met niet-duurzame verwerking. Er wordt terecht gezegd dat daarbij moet worden gelet op de internationale dimensie. Ik zou hier echter toch graag voor willen pleiten, dus ik ondersteun graag het betoog van de heer Bashir.

De voorzitter: Dit was het eerste stukje van het betoog van de heer Braakhuis in dit gedeelte ...

U vervolgt uw betoog, mijnheer Bashir.

De heer Bashir (SP): Ik kom op het koopkrachtpakket. De grootste lastenverlichtingen zijn de verbreding van en tariefsverlaging in de eerste schijf. Die geldt natuurlijk voor iedereen die werkt. De SP is er dan ook zeker voor. Waarom wordt er echter niet gekozen voor het meer verhogen van de arbeidskorting? Ik dacht dat dit kabinet het kabinet van «meer werk» is. Juist het verhogen van de arbeidskorting is een manier om werken echt te stimuleren.

Naar aanleiding van onze vragen blijkt ook dat de inkomens van tweemaal modaal in vergelijking met modale inkomens flink meer voordeel krijgen van de verlenging van de schijven. Ik wil dan ook bij dezen voorstellen om de verlenging van de derde schijf terug te draaien en met de opbrengst de tweede schijf te verlengen. Op die manier profiteren zowel de middeninkomens als mensen die tweemaal modaal verdienen. Zij vallen natuurlijk ook voor een deel onder de tweede schijf. Ik overweeg hierover een amendement in te dienen, zodat naast tweemaal modaal ook mensen met een modaal inkomen profiteren.

Tot slot kom ik op de werkkostenregeling. Voor de volledigheid wil ik opmerken dat het niet de fractie van de SP was die in het verslag een opmerking maakte over verjaardagstaarten en bedrijfsfeesten, maar de fractie van GroenLinks. Dit terzijde.

Na het lezen van de nota naar aanleiding van het verslag is het mijn fractie nog steeds niet duidelijk wat precies de noodzaak van de verruiming van de werkkostenregeling is. Een breed gehoorde roep in de Tweede Kamer om de aanschaf van de bedrijfsfiets te stimuleren kan niet worden ingewilligd, terwijl de werkkostenregeling wel verruimd kan worden, op nadrukkelijk verzoek uit de praktijk zo lees ik in de nota. Het lijkt erop dat het bedrijfsleven vraagt en de staatssecretaris draait. Betekent dit ook dat als er uit de praktijk een roep zou komen om de btw-verhoging op cultuur niet door te laten gaan, de staatssecretaris daar ook naar luistert? Zo nee, waarom niet? Ik vraag de staatssecretaris welke groepen concreet voor de uitbreidingen van de regeling voor beroepsorganisaties hebben gepleit. Graag een reactie, want dan kunnen we misschien diezelfde mensen verzoeken om te vragen de btw-verhoging niet door te laten gaan. Wellicht komt er dan wel enige beweging.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. In dit blok ga ik met name in op de woningmarkt. Ik heb een aantal opmerkingen over de effectiviteit van de maatregelen. Over de tijdelijke verlenging van de verhuisregeling en de tijdelijke verhuur-voor-hypotheekrenteherleving schrijft de Raad van State in zijn analyse dat terughoudender moet worden omgegaan met de inzet van fiscale instrumenten voor niet-fiscale doeleinden. Tevens geeft de Raad van State aan dat er een onderbouwing moet zijn van de verwachte effectiviteit van de maatregelen, zodat kan worden beoordeeld of het verstandige maatregelen zijn geweest. De Raad van State constateert dat dit helaas niet is gebeurd. Ik heb samen met mijn collega Verhoeven hierover vragen gesteld. De antwoorden daarop overtuigen niet echt. Ik citeer: «Er is geen evaluatie voorzien van de effectiviteit van de in het onderhavige wetsvoorstel voorgestelde maatregelen», en: «De vraag naar de effectiviteit is terecht maar ook lastig te beantwoorden». Van mijn kant dus nogmaals de vraag aan de staatssecretaris of het kabinet bereid is om de maatregelen op de woningmarkt net als de andere crisismaatregelen te evalueren en op effectiviteit te beoordelen.

Fundamenteler en een slag dieper is het volgende. De D66-fractie heeft gevraagd of deze maatregelen er niet juist toe leiden dat het herstel op de woningmarkt wordt vertraagd. Deze maatregelen verstoren namelijk het prijsmechanisme, zoals de heer Bashir ook al zei. Simpel gesteld: door deze maatregelen passen de prijzen van woningen zich langzamer aan dan met marktwerking het resultaat zou zijn geweest. Als liberaal econoom is dit voor mij een gruwel. In het antwoord van de staatssecretaris op deze vraag staat iets heel bijzonders. «De voorgestelde maatregelen dragen zo bij aan de doorstroom en prijsvorming, en ondersteunen de vraag naar woningen en daarmee de prijs.» Ik heb een paar vragen voor de staatssecretaris. Hoe ondersteunen de maatregelen de vraag naar woningen? Dat is mij namelijk niet helemaal helder. Sinds wanneer is ondersteuning van de prijs een doelstelling van beleid? Wordt de woningmarkt niet juist nog meer verstoord door deze maatregel, in het verlengde van wat ik zojuist heb gezegd? Graag een reactie van de staatssecretaris op deze punten.

De btw-maatregel lijkt heel sympathiek, maar ook van deze maatregel is volstrekt onduidelijk wat de effectiviteit is. De vorige staatssecretaris of minister van Financiën had het bij de presentatie van de plannen over een additioneel effect van 6 mld. Of Bouwend Nederland zei dat; daar wil ik even vanaf zijn. Het economisch bureau van ABN AMRO komt echter uit op een veel lager bedrag en stelt zelfs dat het een heel klein additioneel effect heeft omdat opdrachten naar voren worden gehaald. Deze maatregel betekent dus, in economentermen, een gigantische deadweight loss. De D66-fractie zet grote vraagtekens bij de effectiviteit van de maatregel. Zij vraagt daarom om ook van deze maatregel de effectiviteit in kaart te brengen.

De btw-maatregel wordt gefinancierd via onderuitputting op de Energie-investeringsaftrek, de EIA. De EIA was gebudgetteerd. Vorig jaar en het jaar daarvoor is nog uitgebreid gediscussieerd over de vraag of je niet het paard achter de wagen spant met het budgetteren van deze regeling, omdat je daarmee investeringen in duurzame energie afremt omdat je onzekerheid creëert. Wat mij opvalt, is dat de btw-maatregel niet gebudgetteerd is. De btw-maatregel wordt gefinancierd met EIA-gelden, maar is niet gebudgetteerd.

De heer Omtzigt (CDA): Hoe wil de D66-fractie een btw-maatregel budgetteren? Wil zij op een bepaalde datum zeggen: nu gaat het btw-tarief weer omhoog?

De heer Koolmees (D66): Het voorstel is dat deze btw-verlaging tijdelijk is. Dezelfde redenering geldt elke keer weer voor de EIA-budgetten. Wanneer zet je het slot erop? Wanneer stop je met subsidiëring van dit soort projecten? Voor deze btw-maatregel geldt het ook. Het is eigenlijk een openeindemaatregel geworden met een wellicht gigantisch budgettair beslag. Daarom stel ik een aantal vragen aan de staatssecretaris. Waarom is de EIA wel gebudgetteerd en de btw niet? Hoe kan worden voorkomen dat het budgettair beslag uit de pas loopt? Kan de staatssecretaris toezeggen dat het budgettair beslag voor deze maatregel in kaart wordt gebracht? Is dat inzichtelijk te maken? Ik ben daar benieuwd naar.

Ik kom te spreken over de vergroening. Zoals mijn collega de heer Braakhuis zojuist zei, is het kabinet weinig ambitieus. Enerzijds neemt het kleine stapjes voor verdere vergroening en anderzijds verhoogt het de maximumsnelheid naar 130 km/u, waardoor het effect per saldo nul is of misschien wel verslechterd.

Ik dank de staatssecretaris voor het beantwoorden van de vragen over de vergroening van het wagenpark. Ook dank ik hem voor de toezegging dat maatschappelijke organisaties worden betrokken bij het onderzoek naar het robuuste stelsel. Hij geeft in zijn antwoorden aan dat BOVAG en RAI erbij worden betrokken. Ik verzoek hem om ook natuurgroepen bij de herziening te betrekken. D66 vindt het van belang dat er een nieuw robuust en transparant systeem komt voor de vergroening van het wagenpark. Uitgangspunten zijn voor ons de voorspelbaarheid voor de consument – want elke keer weer dreigen maatregelen teruggetrokken te worden als het succes groot is – een voldoende prikkel voor innovatie voor de hele sector en een level playing field qua uitstoot. Dus geen bevoordeling van technieken, maar wel een level playing field voor verschillende auto’s. Kan de staatssecretaris het principe well-to-wheel, de totale uitstoot van een auto gedurende zijn levensloop, meenemen in de analyse?

In het onderzoek naar zuinigheidsgrenzen wordt gekeken naar brandstoftypen en CO2-uitstoot van personenauto’s. Ik stel nog een paar vragen daarover. Waarom worden in het onderzoek geen andere milieukenmerken zoals stikstof en fijnstof betrokken? Dat hangt ook samen met well-to-wheel. Is het verder niet zinvol om kenmerken als geluid en gewicht mee te nemen in verband met belasting van de weg en de leefomgeving? Er zijn allerlei studies beschikbaar, ook van TNO. Daar kan de staatssecretaris goed gebruik van maken.

Dan de koopkracht. Ik sluit mij graag aan bij de opmerkingen van mijn collega de heer Dijkgraaf vanmorgen over een leefvormneutraal belastingbeleid. Ook D66 wil een analyse daarvan. Onder dit kabinet met zijn liberale premier en liberale staatssecretaris moet zo’n analyse nu toch een keer goed gebeuren. Kan de staatssecretaris dit toezeggen? Kan hij daarbij ook meenemen dat er op lokaal niveau veel verschillen in vaste lasten zijn die dat beeld kunnen verstoren?

De heer Slob (ChristenUnie): De heer Dijkgraaf had een dubbele agenda, omdat hij een vlaktaks wil, vandaar zijn pleidooi voor een leefvormneutraal belastingbeleid. Ik heb echter nooit begrepen dat D66 voor een vlaktaks was. Volgens mij had dat ook te maken met de onderkant van de arbeidsmarkt, waar de heer Koolmees samen met ons nogal wat ernstige gevolgen zag. Nu sluit hij zich echter aan bij het pleidooi van de heer Dijkgraaf. Hoe moet ik dat verstaan?

De heer Koolmees (D66): Dat moet de heer Slob niet verstaan als een pleidooi voor een vlaktaks. Wij zien dat er veel aftrekposten voor gezinnen zijn. Er is een disbalans tussen de verschillende leefvormen. Ik wil graag een analyse van hoe het op dit moment is en wat je eraan kunt doen om het leefvormneutraal te maken.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dit nodigt uit tot het iets breder neerzetten van mijn voorstel, want dit is wel een heel enge protestantse definitie daarvan. Dit was niet mijn dubbele agenda. Ik wil oprecht graag dat de verschillende mogelijkheden – ik wil de heer Koolmees vragen of hij dat ook onderstreept – objectief in kaart worden gebracht. Dan kunnen wij kiezen wat bij onze eigen uitgangspunten en de uitgangspunten van de fiscaliteit past.

De heer Koolmees (D66): Ja.

De voorzitter: Dit soort antwoorden mag ik graag horen.

Het woord is aan de heer Braakhuis.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Wij GroenLinksers hebben natuurlijk niet zo veel verstand van marktwerking als de partijen ter rechterzijde, maar als het gaat over de woningmarkt, dan kun je aan de ene kant de woningmarkt zelf stimuleren en aan de andere kant ingrepen doen in de bouwmarkt. Als je investeert in de bouwmarkt, als je de bouwmarkt aftrekmogelijkheden geeft of de btw verlaagt, dan ben je aan de aanbodzijde bezig. Naar de mening van mijn partij is het veel slimmer om ervoor te zorgen dat er in de woningmarkt zelf meer doorstroom ontstaat, bijvoorbeeld door starters op die markt sneller een kans te geven. Daarmee wordt de doorstroom vergroot en komen de aannemers en de klussers vanzelf weer op gang. Je wilt eigenlijk de totale vraag en aanbod op die markt stimuleren zodat het gewenste marktmechaniek ontstaat, want nu is de boel gestagneerd. Daarmee zorgen wij er ook voor dat de bouwkant geholpen wordt. Dat lijkt mij een betere weg.

De staatssecretaris heeft zelf ooit samen met mevrouw Sap een motie ingediend over startersleningen. Mijn oproep aan hem is dan ook deze. Destijds had de heer De Jager een goed excuus om het niet te doen, nu zit de heer Weekers op deze plek. Ik neem aan dat zijn hart nog steeds op dezelfde plek zit. Ik kan hem ongetwijfeld ertoe bewegen om het nog eens te proberen. Graag een inspanning daartoe. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij dat ook vindt.

Naast de woningmarkt is er helaas nog zo’n hervorming waar dit kabinet niet aan wil: de kilometerheffing. Dit kabinet kiest ervoor om de files korter te maken door het asfalt breder te maken. Dat is interessant. Binnenkort worden de files op de radio niet meer gemeld in lengte van kilometers maar in oppervlakte. De afbouw van de bpm en de omvorming naar motorrijtuigenbelasting, die stopgezet wordt, kunnen wel wat sneller gebeuren. Als vervuilende auto’s immers niet aangeschaft worden, is er ook weinig kans dat ze nog kunnen gaan vervuilen. Het is net zoals bij tv’s: mensen kopen in de winkel vaak een model dat een paar tientjes goedkoper is terwijl ze het geld door de stroomrekening in een paar maanden alweer kwijt zijn. De bpm is een goed instrument om ervoor te zorgen dat mensen die goedkopere, zuinigere auto kopen. Wat dat betreft kan de bpm ons bijna niet hoog genoeg zijn.

Het is wel fijn om te zien dat de ombouw van bpm op basis van catalogusprijs naar bpm op basis van CO2 wel wordt voltooid. Hierin mag zo veel mogelijk progressie worden aangebracht. Het zou fijn zijn als er een plan lag over de wijze waarop deze vorm van bpm steeds geactualiseerd wordt, zodat de prikkel behouden blijft. Een concreet plan zou helpen. Het is wel jammer om te horen dat het milieueffect van de ombouw in een keer teniet wordt gedaan door de verhoging van de maximumsnelheid. Is de staatssecretaris bereid te kijken naar de mogelijkheid om de fiscale vergoeding voor woon-werkverkeer – u weet wel: die € 0,19 per kilometer – te vergroenen?

Ik hoop dat de staatssecretaris nog een keer wil kijken naar het tarief van de energiebelasting voor grootgebruikers. Deze is nihil. In het verleden werd vaak verwezen naar de concurrentie met omliggende landen, maar naar wij nu begrijpen, hebben veel landen het tarief inmiddels opgetrokken tot een veel hoger niveau. Wellicht is dat een goede reden om ook in Nederland nog eens te kijken naar deze eigenlijk vervuilende belastingsubsidie en ook hen gewoon aan te slaan. Het zal hen tenslotte ook stimuleren om naar alternatieven op zoek te gaan en te vergroenen. Ook is het wellicht mogelijk om het tarief voor de energiebelasting voor aardgas in de eerste schijf te verhogen. Mijn collega mevrouw Van Tongeren is bezig met een onderzoeksvoorstel om de subsidies via uitgaven en belastingen op duurzame en vervuilende energie nog eens goed onder de loep te nemen. De balans is helaas dat er zo’n 2,2 mld. steun uitgaat naar duurzame energie, maar vermoedelijk zo’n 7,5 mld. naar «grauwe» energie. Daar zit dus nog een hele zak met geld. Ik hoop van harte dat de staatssecretaris bereid is om mee te werken aan zo’n onderzoek.

Tot slot van dit blokje over vergoedingen en mobiliteit wijs ik de staatssecretaris en mijn collega-woordvoerders graag op pagina 79 van de MEV, waar te vinden is dat de belastingen op automobiliteit sinds 1961 behoorlijk zijn gedaald. Als het kabinet nu toch lekker bezig is met bezuinigingen en lastenverzwaringen zou ik zeggen: grijp uw kans.

Wat betreft de koopkracht is het meer dan treurig om te zien dat uit de CPB-doorrekening van het regeerakkoord blijkt dat alleen de inkomens boven twee keer modaal er de komende jaren op vooruit zullen gaan. Dat hebben ze natuurlijk nodig om de opera en antiek te kunnen betalen, maar ik vind het toch wrang. Eerder verwees ik al naar de grote onwenselijke effecten van andere maatregelen die op stapel staan. Dit zijn aan de uitgavenzijde bijvoorbeeld de forse bezuiniging op kinderopvang en de stapsgewijze bezuiniging van € 2000 op een uitkering. Ook in de fiscaliteiten zitten grote maatregelen, zoals het voornemen tot afschaffen van de alleenstaande-ouderkorting. Mijn collega’s van de PvdA hebben in de schriftelijke vragenronde gevraagd met welke kortingen gebruikers zo weinig te maken hebben, dat ze deze niet meer kunnen verzilveren. Het feit dat hierbij juist deze korting uit de bus kwam, toont het belang wel aan. Ik vraag de staatssecretaris dan ook om bij maatregelen als deze, wanneer hij deze aan de Kamer voorlegt, kritisch te kijken naar de grote effecten voor bepaalde mensen.

Wat betreft de werkkostenregeling zal ik volstaan met mij aan te sluiten bij eerdere sprekers. Mijn fractie zou ook erg graag zien dat de bijzondere positie van de fiets in de werkkostenregeling blijft bestaan. Vorig jaar heeft mevrouw Sap hiervoor al een dekkingsvoorstel gedaan, net als de heer Aptroot, die natuurlijk die ene keer per jaar met de fiets gaat. Wellicht kan de staatssecretaris ook alsnog ingaan op de vraag of de veelgebruikte leaseconstructies voor fietsen wel mogelijk zijn.

Dan de accijns. Heeft de staatssecretaris gekeken naar de mogelijkheid om andere bestaande accijnzen te verhogen? Wij hebben namelijk ook een suggestie, waarmee vrij eenvoudig 300 mln. op te halen is. Dat is de accijns op wiet, op softdrugs. Die gaat nu naar dealers en kwekers, maar zou wat ons betreft best naar de overheid mogen. Waarom de tabaksroker wel en de softdrugsgebruiker niet?

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb nog wat vragen over de tijdelijke verlenging van de termijn doorverkoop woningen. We hebben daarover ook schriftelijke vragen gesteld. Voorheen werd er maar een keer overdrachtsbelasting geheven over een object dat binnen zes maanden doorverkocht werd. Per 1 juli 2011 wordt een goedkeuring ingetrokken waarin dit geregeld wordt. Dan gaat er overdrachtsbelasting over overdrachtsbelasting geheven worden en dat strookt niet met het principe dat er binnen zes maanden maar een keer overdrachtsbelasting betaald moet worden, behalve over de waardestijging van het object. We zien dat dit ook gevolgen kan hebben voor de woningmarkt. Ik vraag daar de aandacht van de staatssecretaris voor. Daarnaast bestaat er onduidelijkheid over de vraag of de zesmaandstermijn ook geldt voor aanhorigheden van de woning. In de beantwoording op een vraag die wij daarover hebben gesteld, wordt verwezen naar de notaris. In de praktijk zal die daar juist duidelijkheid over willen hebben. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de zesmaandstermijn geldt voor de woningen en alle aanhorigheden? Hij weet dat het bij dit soort zaken heel nauw luistert en dat er dus ook geen onduidelijkheden over moeten zijn.

Wij waren enthousiast over de tijdelijke verlaging van het btw-tarief op arbeidskosten voor de renovatie van woningen. We vinden het wel jammer dat de maatregel beperkt blijft tot particulieren. Maatschappelijke instellingen en kerken, die ook de nodige renovatiekosten hebben, kunnen daar geen gebruik van maken. Dat zou te maken kunnen hebben met de beperkingen van de btw-richtlijn. Mocht dat zo zijn, dan zou ik het kabinet willen vragen eens na te denken over andere manieren waarop dergelijke instellingen hun renovatie ter hand kunnen nemen, met alle gevolgen voor de sector van dien. Die kan dan aan het werk.

Wat betreft vergroening en mobiliteit is al gesproken over een onderzoek. Ik sluit me aan bij iedereen die heeft gezegd dit onderzoek zo breed mogelijk te doen en er zo veel mogelijk organisaties bij te betrekken. Ik zou de staatssecretaris willen vragen absoluut te garanderen dat het een onafhankelijk onderzoek is. Ik zie de discussies over de validiteit van de uitkomsten al voor me. Die kunnen voorkomen worden door de onafhankelijkheid volledig te garanderen.

In het Belastingplan 2010 werd gemeld dat er een mrb-differentiatie zou komen voor dieselauto’s met en zonder affabriekroetfilter. Nu wordt daar weer van afgezien. Daarvoor worden alle argumenten gebruikt die destijds golden om het wél te doen. Wat is hier aan de hand? Is dit voortschrijdend inzicht of wordt hier een bepaalde draai gemaakt? We kunnen ons voorstellen dat een mrb-differentiatie vanwege een affabriekfilter lastig is voor bezitters van de oudere diesels, maar de overheid kan toch stimuleren dat er een retroroetfilter wordt geplaatst, ook al levert dat minder fijnstofreductie op? Het scheelt toch. Is het kabinet bereid hier maatregelen voor te nemen?

We zijn enthousiast over het feit dat voor de aanschaf van de schone euro 6-vrachtauto’s nog aanschafsubsidie wordt verstrekt. We waren een beetje bang dat die misschien zou sneuvelen, maar dat is gelukkig niet gebeurd. We zijn er minder enthousiast over dat er voor bestelauto’s alleen een convenant is afgesloten en dat men op eigen initiatief de concentratie fijn stof omlaag mag brengen. Nou, dat zullen fantastische resultaten worden. De naleving van het convenant wordt gemonitord. Als afspraken niet worden nagekomen, zal de Kamer worden geïnformeerd. Maar wat zijn die afspraken? Kunnen wij die krijgen? Waarom zulke slappe teksten over de naleving? Wij willen horen wat er gerealiseerd wordt, en niet pas als het convenant in 2012 is afgelopen. Graag krijg ik een toezegging op dat punt.

De heer Bashir wekte net de indruk dat de werkkostenregeling een fantastische regeling is voor werkgevers en werknemers. Ik heb de indruk dat het helemaal niet zo goed gaat met die werkkostenregeling. Met name voor het thuiswerken hebben wij die indruk. De wijze waarop de werkkostenregeling zich nu ontwikkelt, is een verslechtering. Het is eerder nadelig als je thuis gaat werken. Zeker nu de kilometerheffing niet door gaat – wat wij zeer betreuren – de files langer worden en er niet voldoende gecompenseerd wordt door dit kabinet om dat te voorkomen, zou je juist verwachten dat er meer in het thuiswerken wordt geïnvesteerd. De kosten voor telewerken zijn nu nog aftrekbaar, maar vallen straks niet meer onder de vrijstelling van de werkkostenregeling. De reiskostenregeling valt er weer wel onder. Als je je 1 500 kilometer per maand per auto verplaatst, mag je dat aftrekken, maar als je je vaste werkplek thuis wilt inrichten, mag je dat niet aftrekken. Kortom, we willen hier duidelijkheid over hebben. Het stimuleren van thuiswerk, ook fiscaal, is immers een belangrijk onderwerp. We hebben nu de indruk dat we eerder achteruitgaan – dat moet je sowieso al niet doen bij dit soort onderwerpen – dan dat we vooruitgang boeken. We zouden juist op dit vlak een spurt willen maken. Ik vraag daar aandacht voor.

Ik spring achterop de bagagedrager van de fiets van mevrouw Neppérus als het gaat om de motie-Aptroot, al ben ik bang dat zij bijna door haar velgen zakt met al de steun van de Kamer. Deze motie moet gewoon uitgevoerd worden. Als dat gebeurt, gaat de heer Aptroot misschien wel vaker dan een keer per jaar met de fiets.

Tot slot de afdrachtvermindering onderwijs, een belangrijk punt. Het kabinet onderkent dat leerwerkplaatsen essentieel zijn voor de beroepsbegeleidende leerweg. Het Hoofdbedrijfschap Ambachten heeft ons terecht erop gewezen dat de kleine ondernemers niet profiteren van de afdrachtvermindering. Dat gaat om een grote hoeveelheid leerwerkbedrijven, vele duizenden, terwijl die juist zo’n grote bijdrage leveren aan het begeleiden van jongeren in het beroepsonderwijs. Hier zijn ook schriftelijke vragen over gesteld. Ik heb de indruk dat de staatssecretaris geen aanleiding ziet om dit te veranderen, maar ik vraag hem of hij onderkent dat dit een probleem is en of we op een andere manier deze kleine ondernemers tegemoet kunnen komen, zodat die belangrijke leerwerkplekken voor jongeren niet verloren gaan. Dat zou een heel groot verlies zijn, want het is voor jongeren zo belangrijk om de stap naar de arbeidsmarkt te maken.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik zeg alvast dat ik de rest van mijn spreektijd ga benutten in dit blokje. Er is niets aan de hand als die aan het eind op is; dat was ook de planning.

Ik begin met de woningmarkt: de tijdelijke verlaging van het btw-tarief op de arbeidskosten voor het renoveren van woningen. Ik sluit mij aan bij de heer Slob wat betreft de kerken. Het zou goed zijn als daar op een of andere wijze invulling aan gegeven kan worden. Volgens mij heeft dit inderdaad te maken met een richtlijn, maar ik vertrouw op de creativiteit van de staatssecretaris.

Als een aannemer een klus aanneemt, kan hij het profijt van de tariefsverlaging maximaliseren door het arbeidsloon te verhogen en de materiaalkosten te verlagen. Bij sommige mensen die ik tegenkom, zie ik dat aan alle kanten gebeuren. Hoe gaat de Belastingdienst hiermee om? Is hier wel toezicht op te houden en leidt dit niet tot allerlei ongewenste effecten? Hoe wordt erop toegezien dat de tijdelijke verlaging van het btw-tarief op de arbeidskosten wordt doorgegeven aan de klant? Dit gaat om hetzelfde punt: het is ongewenst als het gebruikt wordt om een hogere marge voor de ondernemer te creëren. Staat de toename van de administratievelastendruk wel in verhouding tot deze maatregel?

De heer Slob sprak net over de convenanten in het kader van Euro 6. Ik vraag de staatssecretaris om de beantwoording van de vragen daarover te plaatsen in het kader van de publicatie Bewijzen beleid baat, een studie – van ondergetekende, zo moet ik toegeven – over de effectiviteit van convenanten die vorig jaar is verschenen aan de Erasmus Universiteit. Daarin hebben we voor het Planbureau voor de Leefomgeving laten zien dat convenanten eigenlijk een tamelijk zinloos instrument zijn, tenzij er bepaalde uitzonderingen zijn. Ik zou graag zien dat de staatssecretaris hard kan maken dat in dit geval wel effectiviteit verwacht kan worden. Ik geef het hem te doen.

Ik kom op de verruiming van de werkkostenregeling. In de nota naar aanleiding van het verslag maakte de staatssecretaris niet duidelijk of binnen de werkkostenregeling een leaseconstructie – daar is zij weer – voor de elektrische fiets van de zaak mogelijk is waarmee het aanschafbedrag in maandelijkse termijnen verrekend kan worden en daardoor niet in één jaar op de 1,4% van de totale loonsom drukt. Graag ontvang ik antwoord op de vraag of het mogelijk is om de mogelijkheden voor de fiets – hoeveel zullen er wel niet bijkomen? – te maximaliseren.

Tot slot de tabaksaccijns. In het verslag heb ik daar al enkele vragen over gesteld, maar de antwoorden konden mij niet overtuigen. De staatssecretaris gaf aan dat een sigaret een eindproduct is terwijl shag volgens hem een halffabricaat is – ik weet dat hij het niet zelf geschreven heeft, want anders had er misschien een andere tekst gestaan – waarvoor de consument nog een ander product, namelijk vloeipapier, moet aanschaffen om een te roken product, genaamd een sjekkie, te kunnen maken. Het kan niet anders dan dat de tekst is opgesteld door een niet-roker. Deze extra handeling zou het verschil in relatieve accijnsdruk rechtvaardigen. Ik moest daar een beetje om glimlachen, net als de staatssecretaris nu. Alsof die extra handelingen een gedraaid sjekkie minder schadelijk maakt voor de gezondheid. Dat criterium vind ik logischer voor het bepalen van de hoogte van de accijnzen. Wil de staatssecretaris de shagaccijns daarom meer in harmonie brengen met die van sigaretten? Nu is die gelijk per pakje shag en sigaretten. Het punt is dat wij er iets mee willen bereiken. Nu leidt het slechts tot substitutie door een ander product, waardoor wij het beoogde effect veel minder bereiken dan wanneer wij het goed aanpakken.

De voorzitter: De komende wetgeving naar aanleiding van de tabaksrichtlijn zal uitgebreid worden behandeld in de Kamer.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Ik heb op dit blokje wel wat noten op mijn zang, maar ik denk niet dat ik de volle 60 minuten vandaag zal volmaken. Ik heb dus nog spreektijd in de aanbieding voor anderen, als dat nodig is. Als dat in ruil kan voor steun voor sommige amendementen, zou dat nog mooier zijn. Maar dat zien wij dan wel. Koehandel? Dat is een van de doelen van de politiek. Daar moet ze niet voor weglopen.

Het is duidelijk dat dit kabinet niet van de vergroening is. De prioriteit ligt bij het gezond maken van de overheidsfinanciën, het versterken van het ondernemerschap en het terugdringen van de administratievelastendruk. Dat is heel duidelijke taal. Het is duidelijk dat het milieu geen prioriteit heeft. Maar eerlijk is eerlijk, het ligt ook niet helemaal zwart-wit. Het kabinet kondigt ook een studie aan om het zuinige rijden aan te moedigen en daarvoor met een heel nieuw systeem te komen met heel uitdagende normen. Die studie zien wij met belangstelling tegemoet. Ik wil de staatssecretaris attenderen op opmerkingen van het CPB in de laatste Macro Economische Verkenning. Daarin staat dat de auto veel minder de nationale melkkoe is dan ook door andere partijen vaak wordt gezegd. In een reeks van een aantal jaren is de auto helemaal niet steeds zwaarder belast. Dat laat volgens mij de conclusie toe dat er alle ruimte is om vervuilende auto’s nog zwaarder te belasten en geld over te houden om zuinige auto’s te stimuleren.

In dit verband wil ik in het bijzonder aandacht vragen voor de problematiek van groen gas. De autobranche met onder meer Volkswagenimporteur Pon en andere organisaties zoals het Interprovinciaal Overleg hebben erop gewezen dat auto’s die op groen gas rijden worden achtergesteld ten opzichte van elektrische auto’s, terwijl de CO2-prestaties van groen gas nog beter zijn dan van elektrische auto’s. Dit punt is des te meer van belang, omdat het noodzakelijk is om een landelijke dekking van tankpunten voor groen gas bij de benzinestations te stimuleren. Ik vraag de staatssecretaris daarom met een plan te komen om dat stimuleren van groen gas vorm te geven. Wat mij betreft, zou dat kunnen bestaan uit een fiscale nulbijtelling voor auto’s die op groen gas rijden en die een CO2-uitstoot hebben van ongeveer 40 gram per kilometer. Ook zou de BPM voor groen gas kunnen worden vastgesteld op basis van de werkelijke well-to-wheel-uitstoot van CO2. Ten slotte valt te denken aan een nultarief voor de motorrijtuigenbelasting voor groengasauto’s. Graag hoor ik of de staatssecretaris daartoe bereid is. Het lijkt mij dat dit kan worden gefinancierd door «vieze» auto’s zwaarder te belasten.

Ik heb nog een vraag in verband met het autorijden, namelijk hoe de staatssecretaris denkt over de criteria die worden aangelegd voor groene auto’s. Ik wil een citaat voorleggen uit NRC Handelsblad. Er zit een persoon in de auto. Hij heeft geen bagage bij zich en hij rijdt heel kalm. In elk stadsritje trekt hij drie keer op en rolt dan langzaam uit. In het snelste spurtje accelereert de auto vanuit stilstand in 26 seconden naar 50 km/h. Wij weten dat je, als je zo gaat rijden, ruzie krijgt met andere verkeersgebruikers. Kortom, de vraag is hoe de staatssecretaris aankijkt tegen die criteria. Zijn deze wel echt onafhankelijk; zijn ze wel goed? Hoe wil hij daarmee omgaan?

Met betrekking tot het koopkrachtpakket voor 2011 sluit ik me aan bij de voorstellen van de SP tot het aanpassen van de grenzen in de derde schijf. We zullen daarin samen optrekken. Verder wil ik nog iets vragen en zeggen over de Bosbelasting. Het gaat daarbij over de indexatie van de grens tussen de tweede en derde schijf. Uit de beantwoording begrijp ik dat het verschil in schijfgrenzen als gevolg van de invoering van de Bosbelasting na twintig jaar ongeveer op € 1 100 uitkomt. Ik kan die berekening eerlijk gezegd niet volgen. Als ik die zelf doe op de achterkant van een sigarenkistje, kom ik namelijk veel hoger uit, rond de € 3600. Het lijkt me echter riskant om in wiskundige kennis te gaan wedijveren met het hele ambtenarenapparaat van Financiën. Daarom hoor ik graag eerst hoe die berekening precies in elkaar zit, met toepassing van de tabelcorrectiefactor die naar ik begrijp 0,6 bedraagt.

Hoe dan ook, welke berekening je ook volgt, in beide gevallen blijkt wel dat de Bosbelasting pas heel langzaam en heel geleidelijk opbrengsten oplevert. Het gaat over een heel lange periode. Mijn vraag is daarom: waarom houdt het kabinet die belasting eigenlijk in stand? Is dat geen kiezersbedrog? Juist de VVD, het CDA en de PVV hebben namelijk heel hard campagne gevoerd tegen de Bosbelasting. Het argument uit het regeerakkoord dat afschaffing te veel geld zou kosten, klopt in ieder geval niet.

De voorzitter: U kunt zich vast voorstellen dat u op dit punt zou worden geïnterrumpeerd. Mevrouw Neppérus heeft een vraag.

De heer Groot (PvdA): Ga uw gang!

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb een vraag ter verheldering. Ik heb altijd kunnen vaststellen dat de vertegenwoordigers van de PvdA het woord Bosbelasting nooit in de mond wilden nemen. Dat kon niet, want die bestond niet. Ik stel vandaag iets nieuws vast. Is dit een bewuste keuze of is dit puur toeval?

De heer Groot (PvdA): Ik doe dit om de dingen bij hun naam te noemen en de discussie te verhelderen. Het is duidelijk dat ik het heb over het gedeeltelijk heb over het gedeeltelijk indexeren van de overgang van de tweede naar de derde schijf tot 75%. Is daarmee uw vraag beantwoord?

Mevrouw Neppérus (VVD): Gedeeltelijk wel, maar ik heb nog één punt. Ik vroeg u: is het een bewuste keuze of is het puur toeval dat u dit nu zo noemt?

De heer Groot (PvdA): U mag ervan uitgaan dat ik alles bewust zeg. Overigens was ik nog niet klaar met mijn betoog. Misschien zal het vervolg u teleurstellen. We zullen het zo zien.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb nog een vraag uit nieuwsgierigheid; hopelijk neemt u mij dat niet kwalijk. Wat is de gedachte achter deze vraag aan het kabinet? Wilt u dat alle restanten van de aanwezigheid van de PvdA uit de begrotingen worden gehaald? Wat is precies de bedoeling?

De heer Groot (PvdA): Integendeel. Als ik de gelegenheid krijg dit blokje af te maken, zullen mijn bedoelingen u vanzelf duidelijk worden.

Voorzitter. Ik zou van de staatssecretaris graag de ruiterlijke erkenning krijgen dat deze manier van indexeren, juist vanwege de geleidelijkheid waarmee die wordt ingevoerd, een prima maatregel is om de kosten van de vergrijzing op termijn beheersbaar te maken. Graag krijg ik daarbij een uitleg. Als de staatssecretaris tot die erkenning bereid is, kunnen we misschien nog een stap verder zetten en besluiten de uitzonderingsbepaling die er nu nog in staat voor mensen die geboren zijn voor 1 januari 1946, te laten vervallen. Anders blijven we toch 20 à 25 jaar met die systematiek zitten.

Mijn laatste punt gaat over de verruiming van de werkkostenregeling. De PvdA kan zich goed vinden in de forfaitaire benadering van deze regeling. We hebben er nog wel een paar vragen bij. Ten eerste is er door diverse branches, waaronder de modebranche en de zeescheepvaart, geklaagd dat deze regeling die branches tientallen miljoenen zal gaan kosten. Graag krijg ik daarop een reactie van de staatssecretaris. Als die regeling sommige branches inderdaad heel veel geld kost, kan ik de opmerking dat de werkkostenregeling de schatkist 186 mln. gaat kosten niet goed plaatsen. Hoe zit het dan met de verdeling van de lasten en lusten bij deze regeling? Welke sectoren moeten veel inleveren als gevolg van deze regeling en welke zullen hiervan sterk profiteren?

Naar onze mening heeft de zeescheepvaart toch wel een punt als hij zegt recht te hebben op een aparte behandeling. Zeevarenden moeten nu eenmaal aan boord eten en slapen. Als dat allemaal uit de werkkostenregeling moet komen, dan gaat dat niet. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris. Is hij bereid deze branche tegemoet te komen?

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik heb gehoord dat mijn voorgangers al een aantal dingen hebben gezegd, dus ik kan het in dit blok vrij kort houden. Ik wil de staatssecretaris vragen ...

De voorzitter: Een moment, mijnheer Van Vliet. Ik zie dat de heer Bashir iets wil zeggen. Is het nodig om te interrumperen voordat de heer Van Vliet een vraag heeft gesteld?

De heer Bashir (SP): Ja, voorzitter, dat is nodig. De heer Van Vliet zei, toen ik hem een vraag stelde over de btw-verhoging voor de podiumkunsten, dat de fiscaliteit lange tijd is misbruikt voor maatschappelijke sturing terwijl het doel van fiscaliteit volgens hem het vullen van de staatskas moet zijn. Zal de heer Van Vliet straks in dit blokje voorstellen om alle maatregelen op het gebied van de woningmarkt uit het Belastingplan te amenderen? Dat zijn immers bij uitstek sturingsmaatregelen.

De voorzitter: Nou, ik laat de heer Van Vliet zijn betoog vervolgen. Als wij op deze manier vragen gaan stellen, dan denk ik dat wij een heel eind komen.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Dit is ook een debat tussen de Kamerleden. Ik stel voor dat de voorzitter zich niet met het inhoudelijke deel bezighoudt. Ik stel hier gewoon een vraag aan de heer Van Vliet. Als hij consequent zou zijn, zou hij zijn argumentatie van net doortrekken naar nu.

De voorzitter: Ik laat deze vraag niet toe om twee redenen.

Ik vraag u om te reageren op wat de leden inbrengen. Als wij beginnen met interrumperen voordat iemand zijn betoog begint, dan ben ik hier vanavond om 22.00 of 23.00 uur nog. Ik ben ook ingehuurd om de vergadering in goede banen te leiden.

Ik heb u gevraagd om de wat grotere discussies van politieke orde in het eerste blok aan de orde te stellen en deze blokken op een enigszins technische manier af te doen. Het gaat nu over de politieke sturing. Daar kunt u waarschijnlijk een heel debat over organiseren. Dat mag, maar dan verzoek ik u dat tijdens de procedurevergadering aan te vragen.

Ik geef het woord aan de heer Van Vliet.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog.

Een aantal dingen is al verteld. Ik kan het dus kort houden. Ik wil de staatssecretaris nogmaals vragen naar de ratio van de tijdelijke verlenging van de termijn inzake de overdrachtsbelasting bij de doorverkoop van een woning. Ook mijn fractie is ervan overtuigd dat dit vooral kopers op een veiling en huisjesmelkers ten goede zal komen en niet zozeer Henk en Ingrid.

Ik wil nog even specifiek terugkomen op de tijdelijke verlaging van het btw-tarief op arbeidskosten bij de renovatie van woningen. Ik heb eerder in de fiscaliteit een btw-maatregel meegemaakt die niet leidde tot het gewenste effect. Die betrof de verhuur van warmwatertoestellen, oftewel cv-ketels. Zij werden op een dag door een belastingrechter als onroerende zaken gekwalificeerd, waardoor de belastingdienst zich erbij moest neerleggen dat geen btw meer geheven zou worden op de verhuur van die dingen. Wat schetste onze verbazing? De huurprijzen van die ketels gingen niet met 19% omlaag, maar bleven gelijk. Ik begrijp dat met de branche afspraken zijn gemaakt over het doorgeven van dit voordeel aan de consument, maar ik heb daar niet te veel vertrouwen in. Graag hoor ik van de staatssecretaris een zeer duidelijke toelichting waaruit blijkt om welke afspraken het gaat en hoe wij ervoor zorgen dat die zullen worden nageleefd. Staan daar sancties op? Hoe zien die afspraken er eigenlijk precies uit?

De werkkostenregeling valt blijkbaar ook in dit blok. Ik denk dat de werkkostenregeling op zichzelf een goed fiscaal initiatief was voor een mogelijke vereenvoudiging van het fiscale stelsel. Alles zou dan moeten zitten in de 1,4% van de brutoloonsom. Tot mijn niet geringe verbazing en spijt zie ik dat als resultaat van lobbywerk bij Financiën er toch weer verschillende uitzonderingen zijn gemaakt, waaronder bijvoorbeeld de kosten van beroepsregisters. Dat vind ik onzinnig. Ik wil de staatssecretaris vragen hoe zich dat verhoudt tot de oorspronkelijke intentie van de werkkostenregeling om het juist voor iedereen simpeler te maken. Ik bedoel dan de uitzonderingen die nu toch weer worden toegelaten en als een verruiming worden gepresenteerd.

De heer Bashir (SP): Aan het eind van het betoog van de heer Van Vliet probeer ik het dan toch nog maar zelf te vragen. In dit blokje zijn een paar maatregelen met betrekking tot de woningmarkt aan de orde. Het betreft sturingsmaatregelen, waarbij vanuit Den Haag wordt geprobeerd om aan de woningmarkt sturing te geven. Trekt de heer Van Vliet de consequente lijn van het eerste blok door of zegt hij: nee, dit laat ik wel toe?

De heer Van Vliet (PVV): Ik ben zo consequent als het maar zijn kan, zeker als het op fiscaliteit aankomt. De fiscaliteit wordt misbruikt als sturing in de maatschappij. Wij kunnen zeker nog een paar debatten wijden aan de vraag wat dat misbruik betekent.

De voorzitter: Omdat ik een iets grotere inbreng heb bij dit blokje, vraag ik de heer Slob om het voorzitterschap over te nemen.

Voorzitter: Slob

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. In de inbreng hebben wij gevraagd om externe partijen bij het onderzoek naar de periodieke aanpassing van zuinigheidsgrenzen te betrekken. Wij lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat de gedachten van de staatssecretaris ernaar uitgaan om het onderzoek voor een groot deel zelf uit te voeren en deels uit te besteden. Wil hij bij het stellen van de onderzoeksvragen de relevante partijen betrekken? Dat zijn zowel partijen die voor mobiliteit staan, zoals de ANWB, de RAI en de BOVAG, als partijen die op de vergroening letten, zoals de Stichting Natuur en Milieu. Wat de motoren betreft wordt er nog uitgegaan van een onderzoek uit 2002. Is er in de afgelopen acht jaar enige verandering opgetreden wat betreft de zuinigheid, de technologie en de verkeersveiligheid van motoren? Zouden die gegevens betrokken kunnen worden bij de standpuntbepaling?

De doelstelling van de werkkostenregeling is om een vereenvoudigingsslag te maken. Wij onderschrijven die doelstelling. Ook onderschrijven wij het punt van de heer Van Vliet dat er een paar niet volstrekt logische uitzonderingen in terecht zijn gekomen. Ik heb daarover een aantal vragen. Hoeveel bedrijven gaan, nu wij de keuzemogelijkheid hebben tussen het oude en het nieuwe regime, langzaam over naar het nieuwe regime? Wij krijgen er graag inzicht in of dit gaat slagen of niet.

Wat betreft de fiets sluit ik mij aan bij eerdere vragen, maar ook daarbij zou ik toch wel de eenvoud onder ogen willen zien. Ik zie dat de nota van voormalig collega Atsma over betere fietsen zeer veel weerklank in de Kamer heeft gevonden. Dat doet mij deugd, al komt dit naar ik kan zien niet tot uiting in het persoonlijk gebruik van de fiets.

Bij de werkkostenregeling signaleer ik een zonde tegen de eerdere zaak die ik zojuist noemde: het eten. In normale situaties gaat het om een verstrekking, maar ik vraag om twee uitzonderingen. De eerste heeft betrekking op zeevarenden. De reder verstrekt de maaltijden of wij vragen de vrouw van de zeeman – die heeft immers in elke haven een andere vrouw, nemen wij aan – om vooraf voor zo’n zestig dagen aan boterhammen te smeren en om die netjes in broodtrommeltjes te doen en die ergens in een vriezer op dat schip te plaatsen. Dat is immers wat er betaald moet worden. Doet men dat namelijk niet, dan moet de reder 80% afrekenen op de boterhammen die hij aan boord verschaft. Is dat nu wel of niet de bedoeling van de regeling?

De tweede groep voor wie ik deze uitzondering bepleit, is de groep van de gezinsvervangende tehuizen. Daar worden wij namelijk geconfronteerd met iets vergelijkbaars. Het verschaffen van de maaltijd maakt integraal onderdeel uit van het concept van een gezinsvervangend tehuis. Ook zij komen echter boven de 1,4% uit, als die medewerkers iedere keer de maaltijd met die kinderen mee-eten, terwijl het toch echt de bedoeling van een gezinsvervangend tehuis is dat er samen gegeten wordt. Bovendien is het logisch dat die mensen daar niet met hun eigen broodtrommeltje aanschuiven, maar dat het gewoon één zaak is. Ik zou zeggen: ga met enig beleid om met deze zaken, want anders gaat de werkkostenregeling hier en daar alsnog klemmen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Geldt dit breder in de zorg? Ik ken immers meer concepten. Ik denk aan verzorgingshuizen, waar dit ook steeds meer speelt. Is uw vraag aan de staatssecretaris dat hij hiernaar moet kijken, waar dit ook speelt?

De heer Omtzigt (CDA): Ik vind het prima om de vraag op die manier te herformuleren.

Wat het koopkrachtpakket betreft: hulde aan de staatssecretaris voor het feit dat hij doet wat de Kamer steeds wil, namelijk de lasten op arbeid verlagen. De eerste en de tweede schijf worden langer, de eerste en de tweede schijf worden lager en er komt een grotere lagere voet in box 2. Dat laatste is relevant als je niet heel veel winst maakt, dus bijvoorbeeld voor het mkb. Juist in deze moeilijke tijd moet het particulier initiatief zorgen voor het economisch herstel. Dat wordt hierdoor mogelijk gemaakt. Men moet niet van de overheid verwachten dat zij extra veel gaat uitgeven. Als de staatssecretaris mogelijkheden ziet om in de komende jaren de tarieven verder te verlagen, heeft hij onze steun. Ik ben verrast door enkele voorstellen van mijn collega’s van PvdA, GroenLinks en D66. Zij stellen voor om auto’s extra te belasten, terwijl ze tegelijkertijd ervoor pleiten om de btw niet te verhogen tot 19%, «ook niet voor dj Tiësto». Het CDA maakt als regeringspartij een andere afweging. Het is van belang om de automobilist niet verder te belasten. Die wordt al voldoende belast. Ik noem slechts de bpm. Ik zou overigens nog graag van de heer Groot willen horen of hij werkelijk voorstelt om de uitzondering van de Bosbelasting voor mensen die voor 1946 zijn geboren af te schaffen. Als dat inderdaad zo is, stelt hij voor om de belastingen voor 66- tot 100-jarigen zeer fors te verhogen. Hij gaat voor die groep de schijf verkorten en de Bosbelasting op 2,5 miljoen extra mensen loslaten. Is dat echt zijn bedoeling?

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van ChristenUnie en SGP over de gevolgen van de renovatie voor kerken en andere instellingen. Wat betreft het groene gas sluit ik mij aan bij de collega van de PvdA. Wij hebben hierover vorig jaar samen met de PvdA een aantal vragen gesteld. Dat groene gas komt nu met Nederlandse technologie sneller in China van de grond dan hier. Wij zijn geen principieel tegenstander van vergroening en daarom zie ik graag actie op di terrein.

Ten slotte hoor ik graag nog een toelichting hoe het gegaan is met het onderhoud van woningen met rieten daken en het btw-tarief. Het heeft er zes maanden in gezeten en is er toen uitgesloopt. Dat vind ik niet erg consequent. Kan hieraan alsnog iets worden gedaan?

De heer Koolmees (D66): U noemde mij in het rijtje mensen die pleiten voor hogere autobelastingen. Daar herken ik mij niet in. Wel ben ik voorstander van rekeningrijden, vergroening en meer variabilisering. Ik ben echter geen voorstander van per saldo hogere lasten.

De heer Omtzigt (CDA): Dat stelt mij enigszins gerust.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Ik ben een beetje verbaasd over wat u zei over de verhouding tussen de podiumkunsten en de belasting op auto’s. Noemt u nu eens een goed argument waarom wij de auto niet verder zouden belasten. Wij willen de automobiliteit toch terugdringen en wij willen er toch voor zorgen dat er minder files ontstaan? Het CDA heeft zelf ook al overwogen om een kilometerheffing in te voeren. Dat proces is nu stilgezet, maar hoe kunt u toch deze afweging maken? Ik heb al aangetoond dat de kosten van automobiliteit sinds 1961 relatief zijn gedaald. Er is alle ruimte om die kosten te verhogen.

De heer Omtzigt (CDA): Even ter correctie: de CDA heeft altijd gesteld dat variabilisering niet mag leiden tot een lastenverzwaring. Er moet sprake zijn van een lastenverschuiving. Het CDA is geen voorstander van hogere lasten voor automobilisten. Wij denken dat ze al voldoende belast worden door een bpm, een motorrijtuigenbelasting en een belastingtarief van meer dan 60% aan de pomp. De heer Weekers heeft daarmee zijn fair share gehad voor het betalen van publieke voorzieningen. Dat hoeft wat ons betreft niet verder omhoog.

Voorzitter: Omtzigt

De voorzitter: Ik stel voor om de komende twee blokjes en de laatste twee blokjes te combineren. Een aantal collega’s heeft al gezegd er relatief minder opmerkingen over te hebben. Bovendien hebben de woordvoerders van GroenLinks, D66, SGP en ChristenUnie nog een uitermate beperkte spreektijd. Ik stel vast dat de commissie akkoord gaat met mijn voorstel.

4. Hoofdstukken 2 tot en met 6 Overige fiscale maatregelen 2011 (32 505)

5. Hoofdstukken 7 tot en met 14 Overige fiscale maatregelen 2011 (32 505)

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik heb bij blok 4 een aantal opmerkingen over de Successiewet in verband met leden van het Koninklijk Huis. Je hebt nu belasting op erfenissen en je hebt belasting op schenkingen. Van beide zijn de leden van het Koninklijk Huis op dit moment vrijgesteld. Nu heeft de regering voorgesteld om die vrijstelling van de belasting op schenkingen te beperken voor een deel van de leden van het Koninklijk Huis. Wij vroegen hem al waarom deze beperking niet voor alle leden geldt en waarom ze ook niet voor het erfrecht gaat gelden. Op de laatste vraag heb ik geen antwoord gekregen. Ik vraag het dus nog een keer. Waarom wordt de vrijstelling van de erfbelasting niet ook beperkt voor dezelfde leden voor wie de vrijstelling van de belasting op schenkingen wordt beperkt? Wij hebben het al vaker gezegd: wat ons betreft moeten alle leden van het Koninklijk Huis gewoon belasting gaan betalen, net als de rest van Nederland dat ook doet. Nu de regering de zieken, de ouderen, de huurders, de kunstenaars, de bijstandsgerechtigden en noem maar op een bijdrage vraagt, kan het niet zo zijn dat de leden van het Koninklijk Huis geen belasting hoeven te betalen. Ik verzoek de staatssecretaris dan ook om nog eens uit te leggen en duidelijk te maken waarom hij deze ongelijkheid in stand wil houden.

Dan kom ik bij blok 5, het doorlopend beslag. Mijn fractie staat sceptisch tegenover de uitbreiding van het beslagrecht, vooral als het gaat om gebrek aan onderscheid tussen executoriaal beslag en conservatoir beslag. Dit baart mijn fractie zorgen. Bij een executoriaal beslag valt er wellicht nog wat te zeggen voor deze regeling. Bij een executoriaal beslag staat de schuld namelijk al vast. De schuldenaar zal hoe dan ook moeten betalen. Bij het bewarende beslag echter, dus het conservatoir beslag, is dat anders en hoeft de schuld nog helemaal niet onherroepelijk vast te staan. Een dergelijk beslag is vrij eenvoudig te leggen. De voorzieningenrechter beslist namelijk na een summier onderzoek. Ervan af komen is moeilijker, dat heeft ook de jurisprudentie laten zien. Zelfs als de beslagene in een bodemprocedure gelijk krijgt, is het nog de vraag of hij bij een conservatoir beslag van de beslaglegging af kan komen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of deze maatregel in de huidige vorm proportioneel is. Wil hij niet toch overwegen om de regeling nog eens goed onder de loep te nemen en deze scherpe kantjes eraf te halen? Anders overwegen wij een amendement in te dienen, maar ik wacht eerst het antwoord van de staatssecretaris af.

Dan het verlaagde tarief voor de glastuinbouw. In de overige fiscale maatregelen wordt ook het verlaagde tarief van de glastuinbouw behandelt, maar voor deze maatregel moet Europa nog toestemming geven. Indien er namelijk geen goedkeurend besluit van de Europese Commissie wordt verkregen, zullen de verlaagde tarieven per 1 januari 2011 komen te vervallen. Wanneer er geen goedkeuring wordt verleend, stelt de staatssecretaris voor om de budgettaire opbrengst te betrekken bij de besluitvorming over het lastenkader. Bedoelt de staatssecretaris hiermee dat er specifiek een lastenverlichting voor de glastuinbouw moet worden bezien? Of doelt hij op het hele lastenkader? De Europese Commissie moet nu een besluit nemen. Daar wachten wij ook op. Dat zal op 24 november gebeuren. Wil de staatssecretaris de Kamer informeren, zodra daar duidelijkheid over is? Graag een toezegging daarover.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ik heb twee korte punten bij de blokken 4 en 5. Het eerste is een feitelijke vraag over de Successiewet en de aanpassing van het partnerbegrip. D66 heeft vorig jaar een amendement ingediend dat regelt dat je als partners wordt beschouwd als je vijf jaar met elkaar samenwoont. Nu behoef je daarvoor een samenwooncontract of een boterbriefje. Er worden dingen gewijzigd, maar eerlijk gezegd begrijp ik niet wat er nu precies gebeurt. Kan de staatssecretaris dat toelichten volgende week?

Het tweede punt betreft het Koninklijk Huis. In antwoord op schriftelijke vragen is de staatssecretaris niet ingegaan op de vragen over de koninklijke familie, omdat het individuen zou betreffen. Ik wil daar een aantal feitelijke vragen over stellen. Klopt het dat iemand met een bedrijf altijd aangifte moet doen, ook als er geen belasting verschuldigd is? Is het voor families mogelijk om gezamenlijk een collectieve aangifte te doen? In de derde plaats: het Koninklijk Huis betaalt geen belasting. Betreft deze regeling alleen het Koninklijk Huis of de gehele koninklijke familie? Graag een heldere reactie daarop van de staatssecretaris.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Ik ga meteen door op het Koninklijk Huis. Het is fijn om te zien dat er eindelijk eerste beperkingen aankomen van de vrijstelling van belastingen voor het Koninklijk Huis. Het is nog maar een klein beetje, maar wat onze fractie betreft is dit het startschot om te komen tot een gelijkwaardigere – dat is voor u een bekend woord – fiscale behandeling van alle Nederlanders. Kan en wil de staatssecretaris aangeven wat het volledig betrekken van de Koninklijke familie in alle belastingen zou kunnen opleveren? Waar hebben we het over, is de vraag eigenlijk. Dan komen we eindelijk een beetje te weten wat hun vermogen is, zal ik maar zeggen.

Onze fractie is eerder tegen een ander probleem in de Successiewet aangelopen: de zogenaamde Edelweissconstructie, waarover mijn collega Bashir het al had. Het probleem zit hem natuurlijk in de dubbele geheimhoudingsplicht, in eerste instantie van de Zwitserse bankrekening en in tweede instantie van de notaris als executeur testamentair, hetzij daar, hetzij hier. De notariële status levert hem die geheimhoudingsplicht op. Wij gaan daar morgen samen vragen over stellen en een amendement indienen.

Het verlaagde tarief in de energiebelasting voor de glastuinbouw is echt niet meer van deze tijd. Dat vindt trouwens ook de Studiecommissie belastingstelsel. Ook in deze sector zou milieuvervuiling gewoon belast moeten worden, zodat de kosten van milieubelasting op een correctere manier in de prijs verwerkt worden. Ik vind het goed om te zien dat ook de Europese Commissie het hierover met ons eens is en stelt dat hier eigenlijk sprake is van verkapte staatssteun. Wat mijn fractie betreft, wordt dit verlaagde tarief geschrapt en gebruiken we de opbrengst om duurzame glastuinbouw te stimuleren. Er zijn veel initiatieven in deze sector; het is een buitengewoon innovatieve sector. Zo heb ik voorbeelden gezien van aardwarmte. Dergelijke dingen moeten worden gestimuleerd. Laten we het geld dus nu eens die kant op brengen. Dit is namelijk ook een sector die ronduit energie vreet als zij niet verduurzaamt.

Deze vreemdsoortige praktijk doet zich ook voor bij de rode diesel. Dat is toch ook echt niet meer van deze tijd: een belastingkorting op gewone diesel die vooral gebruikt wordt in de landbouw. Hierdoor blijft in deze sector de noodzaak tot verduurzaming weg, ook al omdat tractoren geen bpm of motorrijtuigenbelasting betalen. In het vorige Belastingplan gaf het kabinet aan dat er geen doorslaggevende redenen meer zijn om onderscheid te maken tussen rode en blanke diesel. Het enige onderscheid is dan ook daadwerkelijk de rode kleurstof die erin zit, maar desalniettemin staat er dankzij die kleurstof een belastingkorting van € 0,16 per liter tegenover. Dat zorgt voor onnodige administratieve lasten en een inkomstenderving voor de overheid van zo’n 250 mln. Dat lijkt mij toch wel de moeite. Het feit dat ook de douane zegt en aangeeft dat het een buitengewoon fraudegevoelig iets is – er wordt toch nog heel veel rode diesel in gewone vrachtauto’s gestopt – wordt het nu echt tijd om hier wat aan te doen. Oneigenlijk gebruik is toch bepaald niet de bedoeling hiervan. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris op de vraag of hij bereid is om dit nu eindelijk eens af te schaffen en hiervoor in de plaats het boerenbedrijf extra te belonen voor het doen van toekomstgerichte investeringen.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik kan het kort houden in dit blokje, blok 4 over de defiscalisering in box 3 van vorderingen en schulden, ontstaan krachtens erfrecht. Mijn fractie heeft al een aantal keer gevraagd om een regeling. Daar leek de vorige staatssecretaris in mee te gaan, maar het is blijven liggen door alle politieke ontwikkelingen. Daarom hoop ik dat de nieuwe staatssecretaris dit nu wil oppakken.

Blok 5 gaat over de inbreukprocedure landgoederen. Ik bedank de staatssecretaris en het kabinet voor de beantwoording van de door mijn fractie gestelde vragen en voor het feit dat de staatssecretaris er volop tegenin gaat als wij gedwongen worden om onze regeling aan te passen.

Mijn fractie is erg blij dat het kabinet net als zij het belang van de Natuurschoonwet 1928 voor het behoud van Nederlands cultureel erfgoed en de Nederlandse natuurwaarden onderkent. Wij hopen dat Europa daar met zijn vingers van afblijft.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Gezien de inbreng van de anderen en mijn spreektijd, heb ik geen aanvullende punten.

De heer Groot (PvdA): Ik was eerst nog wat antwoorden schuldig op het voorgaande blokje. Dan gaat het ten eerste om de belasting op auto’s. Ik stel onder verwijzing naar het Centraal Planbureau vast dat het hele verhaal van die melkkoe op zijn minst overdreven is. Ik heb ook niet gezegd dat de lasten op auto’s omhoog moeten; ik heb alleen geconstateerd dat er best nog wat ruimte is om de lasten op vieze auto’s te verhogen als je daarmee andere zuinige auto’s kunt stimuleren. Dus per saldo hoeft dat niet te betekenen dat de totale lasten omhoog gaan, maar het zou ook niet erg zijn als het in beperkte mate wel het geval was, want dat verhaal van die melkkoe valt dus heel erg te relativeren.

Dan wat betreft het punt van de Bosbelasting en het afschaffen van de datum 1 januari 1946. Ik heb gezegd dat ik dat gesprek best wil aangaan. De heer Omtzigt had het over een forse belastingverhoging. Ik stel vast dat die heel geleidelijk over een groot aantal jaren optreedt. Wij moeten ook gewoon kijken hoe de economie zich ontwikkelt. Wij hebben straks te maken met hoge vergrijzingslasten en met een relatief veel kleiner werkend deel van de bevolking. Dan zul je misschien toch ook moeten kijken of de wat beter bedeelde gepensioneerden niet ook een bijdrage moeten betalen. Je zult die discussie in ieder geval moeten aangaan. Ik heb alleen maar gezegd dat daar wat mij betreft geen blokkades voor liggen. Maar wij zullen eerst nog horen wat de precieze berekeningen uitwijzen waarom ik in het vorige blokje heb gevraagd.

Ik kom nu aan het blokje waarover wij het nu hebben. Ik ga eerst in op de faciliteit mkb-beleggingen, het zogenoemde Alternext-amendement. Dat is er nu door de staatssecretaris uitgesloopt, om het maar huiselijk te zeggen. Het gaat hier natuurlijk wel om een amendement dat naar ik begrijp door mijn voorganger en door een Kamermeerderheid is geaccepteerd. Ik ben gevoelig voor de kritiek op de ingewikkeldheid. Ik heb ook in mijn inleiding gezegd dat wij moeten oppassen met het optuigen van fiscale toeters en bellen. Houd het dus zo eenvoudig mogelijk. Tegelijk is het probleem dat dit amendement beoogt op te lossen, namelijk de verschaffing van eigen vermogen aan het mkb, toch niet echt opgelost. De staatssecretaris heeft in zijn antwoorden op vragen wel gezegd dat het best goed zit met de toegang tot banken van kleine bedrijven. Maar wij hebben het hier over de toegang tot eigen vermogen. Daarop was dat amendement gericht. Als de staatssecretaris dat amendement wil intrekken, ligt daarmee ook de bal weer bij hem. Heeft hij misschien ideeën over een betere manier om het eigen vermogen van kleine bedrijven te stimuleren? Misschien kan hij daarover ook in contact treden met het mooie nieuwe ministerie van Innovatie. Misschien kan hij, al dan niet langs fiscale weg, tot een ander voorstel komen. Wij hebben als fractie wel begrip voor de bezwaren die zijn ingebracht op het punt van de ingewikkeldheid en effectiviteit.

Dan over de dwangsomregeling toeslagen. Ik begrijp dat het initiatief-Wolfsen Wet dwangsom, sancties regelt voor overheden die te lang wachten met een beslissing. Destijds is door de Belastingdienst een uitzondering gemaakt voor de invoeringsdatum. Nu vraagt de Belastingdienst nog eens drie jaar uitstel. Wij vinden dat de redenering van het kabinet hier toch niet helemaal deugt. Het kabinet tuigt eerst een toeslagenboom op. Dat leidt tot grote complexiteit en tot fouten bij de terugbetalingen. Dat kost veel tijd. Daarom vraagt de Belastingdienst nu weer uitstel aan.

Nu al kunnen wij zeggen dat de Belastingdienst met die opgetuigde toeslagenkerstboom nooit tijdig zal kunnen reageren, ook niet in de toekomst. Het kabinet moet daarom onzes inziens concluderen dat het anders moet met die toeslagen. Bijvoorbeeld zou een van de opties kunnen zijn om in de zorg een lagere nominale premie te heffen, zodat je daar veel minder toeslagen nodig hebt en de rest opvult met een inkomensafhankelijke premie. Dat is eerlijker en ook veel beter uitvoerbaar. Dus ons voorstel is om niet akkoord te gaan met het voorstel tot uitstel.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik begin met de wijzigingen in verband met de vooringevulde aangiftes. Mijn fractie vindt dat puur praktisch een goede zaak. Ziet de staatssecretaris ruimte om dit soort faciliteiten op te rekken? Ik denk bijvoorbeeld aan een fenomeen als www.mijnbelastingdienst.nl. Iedere belastingplichtige krijgt dan een eigen pagina waarop de ins en outs van zijn eigen fiscale verhaal terug te vinden zijn. Ik doe deze suggestie met de vraag of de staatssecretaris hier wat in ziet.

Verder wil ik even ingaan op de vrijstelling van vergoeding voor vrijwilligerswerk in de loonheffingssfeer. Ik vind dit een zeer goede zaak. Is nagedacht over het doortrekken van dit verhaal in allerlei kwijtscheldingsregelingen? Als een en ander niet meer belast is, zou het ook bij de kwijtschelding niet meer moeten meetellen als inkomen.

Kijken wij naar de loonheffing en de vermindering van de regeldruk. De eerder besproken kwestie van de loonbelastingverklaring wil ik nog eens opwerpen. Bij mijn weten heeft in Nederland ongeveer 5% van alle werknemers meer dan één dienstbetrekking. Op dit moment wordt nog steeds keihard geëist dat het persoonsdossier een loonbelastingverklaring bevat. Kunnen wij deze verplichting niet terugbrengen tot de groep werknemers met meer dan één dienstbetrekking? Over de vorm waarin dat zou kunnen, ga ik graag nader het gesprek aan.

Dan heb ik nog een opmerking over artikel 33, lid 1 van de Successiewet over schenkbelasting van leden van het Koninklijk Huis. Naar ik begrepen heb, denkt het kabinet na over een beperking. Wie is lid van het Koninklijk Huis en wie komt in aanmerking voor deze vrijstelling? Dit is een subjectieve vrijstelling op grond van afkomst. Ik vind dit een anomalie in moderne belastingwetgeving. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij bereid is na te denken over het schrappen van artikel 33, lid 1.

De heer Slob (ChristenUnie): Vorige week hadden wij de regeringsverklaring. Toen maakte de PVV er nogal een punt van dat het Koninklijk Huis alleen maar een ceremoniële functie zou moeten hebben. Dat is ook al een vermindering van de positie die men nu heeft. Nu komt de heer Van Vliet met voorstellen met betrekking tot de fiscaliteit. Waar eindigt dit? Is dit steeds een stapje verder naar het minimaliseren van ons Koninklijk Huis? Of zijn dit punten waar de PVV zich de komende regeerperiode sterk voor maakt met betrekking tot het Koninklijk Huis? Dit lijkt een beetje een aanval op het Koninklijk Huis. Misschien is het niet zo bedoeld, maar zo komt het wel over.

De heer Van Vliet (PVV): Het woord «minimaliseren» van het Koninklijk Huis komt niet in mij op. Ik doel op het feit dat iedere Nederlander die een schenking doet aan een ander, hierover belasting moet betalen. Ik zou niet weten waarom dat niet zou gelden voor de leden van een specifieke familie. Het gaat mij specifiek om de Successiewet, omdat deze in het Belastingplan met naam en toenaam wordt genoemd. Waar eindigt dit? In het begin van mijn betoog heb ik ten aanzien van het blokje «algemeen» gezegd: in de toekomst kijk ik graag naar alle aspecten van het belastingstelsel. Dan zullen wij zien in hoeverre wij deze draad kunnen doortrekken.

De heer Bashir (SP): Ook de SP-fractie heeft al lange tijd kritiek op het feit dat de leden van het Koninklijk Huis geen schenk- en erfenisbelasting betalen. Dat wil nog niet zeggen dat wij hiermee een aanval op het Koninklijk Huis plegen. Stel dat de staatssecretaris zegt dat hij hiermee niets gaat doen. Is de heer Van Vliet dan bereid om samen met de SP op te trekken om dit vanuit de Kamer te veranderen?

De heer Van Vliet (PVV): Ik zal dit zeer zeker nog even nader afstemmen met mijn fractie. Ik moet immers eerst zien hoe zo’n voorstel eruit ziet. Maar wie a zegt, moet ook b zeggen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Is de heer Van Vliet het met mij eens dat er mogelijk vele goederen binnen het Koninklijk Huis zijn die historisch gerelateerd zijn? Deze goederen zijn belangrijk, ook voor de Nederlandse cultuur. Stel dat er belasting geheven moet worden. Moeten deze goederen dan niet buiten de familie geplaatst worden, aangezien ze anders in no time verdwijnen omdat het gewoon niet op te brengen is?

De heer Van Vliet (PVV): Zoals gezegd, ik haak nu specifiek aan op hetgeen door het kabinet in het kader van het Belastingplan 2011 is aangedragen, namelijk artikel 33, ten eerste, van de Successiewet. Dat gaat alleen over schenkbelasting. Als ik kijk naar schenkbelasting, is mijn antwoord op de vraag van collega Dijkgraaf dat ik de risico’s niet zie als wij dat zouden schrappen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Maar het ligt er natuurlijk helemaal aan wat je schenkt. Dat kunnen ook zaken zijn met een grote historische waarde, waardoor het gewoon niet te doen is als je dit wilt doen. En aanhakend op de bijdrage van de heer Slob, als je dit principe doorzet, waarvoor ook de PVV pleit gegeven het antwoord zojuist, waar eindigt het dan?

De heer Van Vliet (PVV): Er zijn regelingen in Nederland voor algemeen nut beogende instellingen. Het hangt natuurlijk ook ervan af aan wie je zo’n schenking doet. Nogmaals: iedere Nederlander die schenkt, moet belasting betalen. Ik zie geen reden voor onderscheid.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ik begin met het punt van de mkb-beleggingen dat ook de heer Groot al aansneed. Ik wil toch nog eens horen waarom dit niet doorgaat, hoe de afweging van het belang om vermogen aan te trekken en de ingewikkeldheid ervan precies is verlopen. Ik meen dat het een amendement was. Ik wil toch helderheid hebben hoe dit precies is verlopen. Dan kunnen wij hier, waar dat ook hoort, opnieuw de afweging maken.

Over de eenduidige loonaangifte wordt al heel lang gesproken. Het is mooi dat erover gesproken wordt, maar op een gegeven moment zou ik zeggen: geen woorden, maar daden. Al gaat het de voetbalclub niet zo goed, ik zou in dit geval toch wel willen zingen: geen woorden, maar daden. Af en toe krijg ik het gevoel dat van uitstel afstel komt. Laat er dus maar helderheid komen, want het klinkt nog altijd aantrekkelijk.

De toeslagen vormen een lastig geheel, want die zijn altijd gekoppeld aan het inkomen. Mensen hebben soms door fiscale maatregelen, bijvoorbeeld de buitengewone lasten die indertijd met steun van de Kamer beperkt zijn, of een aanpassing van de wet te veel toeslag ontvangen en moeten geld terugbetalen. Het vloeit voort uit het systeem dat ze dat moeten terugbetalen. Je ziet echter wel dat dit pas gebeurt op het moment dat mensen een aanslag inkomstenbelasting krijgen. Dan valt het ze toch rauw op de maag. Ik ben lid van de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven. De verslagen daarvan zijn openbaar en daarin kom je dit soort zaken regelmatig tegen. Wil de staatssecretaris eraan werken dat dit eerder kan worden gedaan? Een briefje schrijven of iets schrijven op een website blijkt niet altijd te werken.

De collega’s hebben al eerder gesproken over de ANBI’s en de BBI’s en hoe dit verder zou moeten. Ik verwijs maar naar wat onder anderen de heer Slob daarover heeft gezegd. Het gaat ook weer om de afweging. Hoe wil men daarmee omgaan? Welke plannen zijn er? Wat kost het eventueel? Hoe uitvoerbaar is het? Als er echt veel verandert, zouden organisaties in problemen gebracht kunnen worden. Ik wil de afweging hier maken aan de hand van in ieder geval een uitleg van de staatssecretaris.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik ben wel benieuwd naar de opvatting van mevrouw Neppérus over de fiscale benadering van het koningshuis, die haar coalitiegenoot zojuist verwoordde en waarin samen met de SP wordt opgetrokken.

Mevrouw Neppérus (VVD): Wij hebben eerder gezegd – mijn collega Van Beek heeft het gezegd – dat de belastingheffing voor het koningshuis zeker een punt is om naar te kijken. Er wordt een voorstel aangekondigd in het Belastingplan, ik neem aan dat wij dat kunnen afwachten. Ik wil dat rustig bekijken. Ik wil ook bekijken hoe wij daar eventueel mee verder kunnen gaan. Wij hechten er veel waarde aan dat er een koninklijk huis is. Ik wil echter de voorstellen rustig kunnen bekijken en dan het oordeel vormen.

Voorzitter: Slob

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Misschien voor ons wel het hoofdpunt in deze inbreng is de uitvraag van jaarloongegevens. Werkgevers worden voor het zesde, zevende en achtste jaar geconfronteerd met een eenmalige extra jaarloonuitvraag. Iets wat je zeven jaar achter elkaar doet, kun je nog moeilijk als «eenmalig» betitelen. Operatie-Walvis heeft vele honderden miljoenen gekost. Ik meen dat ik destijds vele malen samen met Kamerlid Weekers heb opgetrokken om er een beetje vaart achter te zetten. Mijnheer Weekers, het Belastingplan in kwestie is ingediend door uw ambtsvoorganger, minister De Jager, maar toch: het gaat ons veel te ver om het vanaf 2012 even te verlengen tot 2015. Is de staatssecretaris bereid om dit bij nota van wijziging uit de OFM in kwestie te halen? De werkgevers hebben genoeg te doen: zij moeten elke vier weken binnen een paar dagen alle gegevens aanleveren, met een PANA-bericht van meer dan honderd velden per werknemer. Als de overheid dan aan het einde van het jaar zegt dat het niet goed opgeteld kan worden – wij proberen dat al vijf jaar, maar wij kunnen het nog niet – dan kan de staatssecretaris dit niet langer verkopen. Het gaat ons iets te ver om dit zomaar even in het Belastingplan te fietsen. Dit is namelijk in strijd met de beloftes om het Belastingplan alleen te gebruiken voor zaken die strikt gerelateerd zijn aan belastingheffing. Daarom dit verzoek.

Ik heb ook een vraag over het partnerbegrip in de AWR. Op dit punt doet de staatssecretaris iets voor mensen die in een verpleeg- en verzorgingshuis terechtkomen. Zij kunnen een verzoek indienen bij de Belastingdienst om toch aangemerkt te worden als partners. Dat lijkt mij een vooruitgang, maar wij vragen ons wel af wat er gebeurt als iemand wilsonbekwaam is op het moment dat diegene opgenomen wordt in een verzorgingshuis. Ik verwijs bijvoorbeeld naar een BOPZ-verklaring omdat iemand vanwege dementie opgenomen wordt, of naar een situatie van coma. Op welke wijze wordt het dan geregeld? Kan iemand dan ook zo’n verzoek doen? Hoe zorgen wij ervoor dat wij niet met een paar schrijnende situaties geconfronteerd worden bij de behandeling van een volgend belastingplan?

Wij hebben gevraagd naar de toegezegde overgangsregeling voor artikel 10 van de Successiewet. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt aangegeven dat deze in een beleidsbesluit wordt vastgelegd en zal terugwerken tot 1 januari 2010. Wij vinden dit belangrijk, maar wij hopen dit besluit zo snel mogelijk te zien. Het betreft namelijk wetgeving met terugwerkende kracht en daarop moet enige rechtszekerheid van toepassing zijn. Artikel 10 betrof het beruchte onderdeel van de Successiewet waarin de moeilijkheden zaten.

Vanuit de praktijk krijgen wij signalen over onduidelijkheden op het punt van de gebruikelijkloonregeling. Dat betreft artikel 12a van de Wet op de loonbelasting. De onduidelijkheid spitst zich enerzijds toe op de vrije beroepers en de hantering van de zogenaamde afroomtheorie. Is er voldoende duidelijk beleid voor de toepassing daarvan? Daarnaast kunnen zich in het huidige economische klimaat situaties voordoen waarbij een bv verlies maakt, maar de directeur-grootaandeelhouder toch een bedrag van € 40 000 aan gebruikelijk loon krijgt toebedeeld en hierover belasting en premies moet betalen. Hoe wordt hiermee in de praktijk omgegaan, mede gelet op toezeggingen in het vorige Belastingplan? Leo Stevens in WFR Fiscale beleidsnotities 2011 alsook de redactie van Vakstudie Nieuws in een commentaar onder de uitspraak van de rechtbank van Leeuwarden besteedden hieraan aandacht. Graag horen wij van de staatssecretaris een reactie hierop.

Graag krijgen van de staatssecretaris ook nog een korte reactie op de uitgebreide brief van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs over de nota naar aanleiding van het verslag. Daarmee kom ik terug op een eerdere opmerking. Ik kan alle vragen herhalen, maar ik vraag de staatssecretaris simpelweg om daarop een reactie te geven.

In het volgende blokje sluit ik even aan bij collega’s op het punt van de dwangsomregeling bij toeslagen. Het is weer typisch dat de overheid zichzelf ontziet. Wij konden het jaar uitstel goed billijken, want de Belastingdienst/Toeslagen is een van de grotere uitvoerders van de overheid. Bij de invoering van de desbetreffende wet is daarom niet gezegd dat het onmiddellijk ingevoerd moest worden, maar waarom komt er uitstel? Als de staatssecretaris voor uitstel kiest, waarom dan meteen voor zo’n lang uitstel? Is daarvoor een reden? Bevatten de voortgangsrapportages voor de Belastingdienst/Toeslagen misschien enige lacunes of moet er aanvullende informatie naar de Kamer gestuurd worden? Wat is er precies aan de hand?

Op het punt van de loonbelastingverklaring sluit ik mij graag aan bij de heer Van Vliet. Het stond in het rapport van de commissie-Wientjes. Hoe kijkt de regering naar het desbetreffende voorstel? Het levert namelijk vooral voor de uitzendbranche een behoorlijke extra administratieve last op. Wij kunnen het ons goed voorstellen dat het werkt als je iemand langer in dienst neemt, maar dit is best lastig als het telkens korte stukjes betreft. Zijn er wellicht tussenoplossingen mogelijk? Als iemand bijvoorbeeld langer dan een halfjaar voor een uitzendbureau werkt, kan ik mij heel goed voorstellen dat de loonbelastingverklaring wel moet worden ingevuld. Het gaat mij echt om de praktijk van bijvoorbeeld jongeren die tijdens hun vakantie een aantal weken hier en een aantal weken daar werken. Dan moeten wij toch niet hebben dat er allerlei loonbelastingverklaringen ingevuld moeten worden? Tot zover dit stuk van mijn inbreng.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Ik heb nog een vraag over de rode diesel. D66 en GroenLinks zullen een amendement indienen om tot afschaffing van de rode diesel te komen. Nu stond dat afschaffen ervan ook in het verkiezingsprogramma van het CDA. Mijn vraag aan de heer Omtzigt is dan ook of hij bereid is ons amendement te steunen.

De heer Omtzigt (CDA): Het korte antwoord is nee. Zelfs het verkiezingsprogramma van het CDA is niet perfect. Dit was niet de bedoeling van het CDA-verkiezingsprogramma. Ik ben blij dat u de tikfout hebt ontdekt.

Voorzitter: Omtzigt

6. Hoofdstukken 2 tot en met 6 Fiscale verzamelwet 2010 (32 401)

7. Wat verder ter tafel komt

De heer Koolmees (D66): Ik ga de komende tijd ook op zoek naar meer tikfouten in het CDA-verkiezingsprogramma.

Over blok zes heb ik één vraag. Waarom wordt bij de stimulering van elektrische auto’s een aanvullende eis van de actieradius opgenomen? Het gaat uiteindelijk toch om de uitstoot, dit in het verlengde van het vorige blok over de vergoeding van de autobelastingen.

Dan heb ik nog een vraag over de Wvttk. In het regeerakkoord is opgenomen dat er bij de Belastingdienst een onderscheid wordt gemaakt tussen de ontvangen rente en de betaalde rente. Welk signaal wil het kabinet hiermee afgeven? Is de geraamde opbrengst robuust? Het zit volgens mij niet in het Belastingplan maar het is wel ingeboekt als budgettaire maatregel. Een aantal jaren geleden is daarover een grote discussie geweest. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris aangeeft waarom is gekozen voor een verschil tussen ontvangen rente en betaalde rente.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb eigenlijk maar één vraag. Kan de staatssecretaris toelichten waarom er een actieradius nodig zou zijn voor plug-inhybrides?

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb twee punten met betrekking tot de Fiscale verzamelwet. Met ingang van 1 januari 2010 zijn een aantal maatregelen genomen ten aanzien van de doorschuif van de aanmerkelijkbelangmaatregelen. In de Fiscale verzamelwet worden nu de laatste gaten gedicht. Als aandelen in een bv met beleggingsvermogen na overlijden van de eerste echtgenoot vererven naar de achterblijvende echtgenoot is het niet meer mogelijk de ab-claim op dit beleggingsvermogen door te schuiven De langstlevende echtgenoot wordt dan direct met de ab-heffing geconfronteerd. Om die te kunnen betalen zal er vaak vermogen uit de bv moeten worden gehaald. Vanuit de verzorgingsgedachte pleit mijn fractie ervoor om de doorschuif van de ab-claim op beleggingsvermogen ook toe te blijven staan als de aandelen na overlijden overgaan naar de langstlevende echtgenoot. Je moet het een weduwe of een weduwnaar niet aan willen doen om snel geld vrij te maken uit de bv om zowel de ab-heffing als het successierecht te voldoen. Omdat er vaak sprake is van vermogen dat niet gemakkelijk te gelde kan worden gemaakt doordat het bijvoorbeeld vastzit in onroerend goed kun je ook niet meer spreken van een ongestoord voortleven, wat toch het uitgangspunt is in het erfrecht. Wij zien ook nog een ontsnappingsroute die dan kan ontstaan die niet heel erg plezierig is. Dan zou je mensen er haast toe dwingen om wanneer iemand op zijn sterfbed ligt, snel de huwelijksgoederengemeenschap te verdelen. Dat kan toch niet de wenselijke situatie zijn? Ik vraag dan ook heel indringend aandacht voor dit punt. Het leeft ook behoorlijk sterk, kan ik melden.

Dan nog een opmerking over de zogenaamde cumprefs. Als de uitgegeven cumprefs niet direct van de eerste ouder naar de beoogde opvolger gaan bij vererving maar naar de langstlevende echtgenoot, dan kan deze echtgenoot geen gebruikmaken van de doorschuiving van de ab-claim en moet er dus afgerekend worden waardoor de reële bedrijfsopvolging alsnog in gevaar komt – dat is een punt waar wij vaker aandacht voor hebben gevraagd – terwijl je die juist zeker wil stellen met de cumprefs. Kortom, ik vraag de staatssecretaris te regelen dat de langstlevende echtgenoot die cumprefs krijgt door het overlijden van de echtgenoot geen ab-claim moet afrekenen. Dat kun je regelen door aan de langstlevende echtgenoot niet de eis te stellen dat deze ten minste 5% van de gewone aandelen bezit. Ik vraag de aandacht van de staatssecretaris hiervoor waarbij ik hoop dat hij het ook zal regelen.

Het lijken heel zakelijke punten maar ze raken heel direct het leven van mensen. Ik hoop dan ook dat wij er goede antwoorden op krijgen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik had mij erop geprepareerd dat mijn spreektijd op is. Ik heb geen aanvullende punten.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Groot die nog spreektijd in overvloed heeft.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Die spreektijd maak ik niet helemaal vol, zoals ik al gezegd heb. Ik heb wel nog een paar vragen met betrekking tot de fiscale verzamelwet. Ik dank de staatssecretaris allereerst voor de goede beantwoording van onze vragen hierover, maar ik heb toch nog twee vragen. Dit jaar kregen mensen met alleen een AOW-uitkering opeens een aanslag inkomstenbelasting, terwijl dit eigenlijk niet de bedoeling is. Door omstandigheden kwamen zij echter net een paar euro boven de aanslaggrens uit. De staatssecretaris deed in zijn antwoord de toezegging dat onderzocht zal worden of deze groep jaarlijks gemonitord moet worden of dat een andere oplossing mogelijk is. Ik dank hem voor deze toezegging, maar kan hij aangeven wanneer daarover meer duidelijkheid hij is? Aan welke oplossing denkt de staatssecretaris bovendien?

Verder heeft mijn fractie in verband met de fiscale verzamelwet gevraagd of het mogelijk is om in de voorwaarden voor banken en beleggingsinstellingen waarin bepaald wordt of je aan de criteria «maatschappelijk» en «cultuurfonds» voldoet, ook kan worden toegevoegd dat aan de Code Banken moet worden voldaan. Voor banken geldt dit natuurlijk sowieso, maar voor beleggingsinstellingen geldt dit niet automatisch. De staatssecretaris gaf in zijn antwoord aan dat hij binnenkort zal reageren op het advies van de commissie-De Wit om ook voor beleggingsinstellingen een dergelijke code op te stellen. Stemt hij dus met dit idee in? Wanneer kan die reactie bovendien verwacht worden? Dit waren mijn vragen wat betreft de fiscale verzamelwet.

Ik heb overigens nog een vraag met betrekking tot de box 3-heffing. In mijn eerste termijn heb ik ook enkele vragen gesteld over de hoogte van het forfaitaire rendement dat wordt gehanteerd, namelijk 4%. De staatssecretaris antwoordde dat er geen reden is om aan te nemen dat een gemiddeld rendement van 4% op beleggingen over een lange tijd niet haalbaar zou zijn. Daarbij verwijst de staatssecretaris ook naar de rentestijging die het Centraal Planbureau alweer voor volgend jaar verwacht. Als de rente volgend jaar blijkbaar zo hard stijgt, is mijn eerste vraag: waarom verlengen wij dan niet onmiddellijk de looptijd op de staatsschuld? Put your money where your mouth is!

Ik vind het antwoord echter niet helemaal bevredigend. Als ik de geschiedenis een beetje nalees, is die 4% forfaitair rendement, naar ik begrijp, gekozen in aansluiting op rekenrente van de pensioenfondsen. De pensioenfondsen rekenen met een marktrente. Zou het daarom dus niet consistent zijn om in de forfaitaire rendementseisen ook de markttrend te volgen en bijvoorbeeld een langjarig gemiddelde van de rente op staatsleningen te hanteren, zoals professor Stevens voorstelt? Als de staatssecretaris dit niet wil en de 4% als het ware in beton gegoten is zodat die nooit meer zal veranderen, stel ik voor om te zeggen: er komt een vermogensbelasting van 1,2%, zijnde 4% maal 0,3 is 1,2%. Leg dat percentage dan gewoon in de wet vast, want op die manier houd je de burger in ieder geval niet meer voor de gek door hem voor te spiegelen dat hij 4% rendement kan behalen. Graag krijg ik hier iets meer duidelijkheid over. Als dit niet onmiddellijk kan, lijkt het mij goed om deze systematiek ook in de startnotitie over de belastinghervorming te behandelen. Dat kan ook nog. Ik zou echter graag zien dat de staatssecretaris toch nog voor volgende week hierop ingaat. Ik vraag hem met name of hij zich kan voorstellen dat de burger zich toch een beetje gepakt voelt omdat die gewoon ziet dat hij de eerstkomende jaren nooit 4% rendement kan halen, terwijl hij daar toch voor aangeslagen wordt. Moet je daarop niet toch een antwoord geven in de systematiek van het belastingstelsel? Je kunt immers ofwel de klaarheid bieden dat je 1,2% heft – of het nou goed gaat of niet – ofwel toch iets doen met de 4% rendement door aansluiting te zoeken bij de realiteit op de financiële markten.

De heer Bashir (SP): Ik heb een heel kleine vraag. De voorzitter kan zich waarschijnlijk wel herinneren dat ik vorig jaar bij het Belastingplan een soortgelijk voorstel heb gedaan, namelijk dat wij niet een forfaitair rendement hanteren, maar juist ieder jaar het gemiddelde rendement van de afgelopen tien jaar moeten bekijken en vervolgens daarop afgaand de rendementsheffing bepalen. Toen heeft de PvdA-fractie tegengestemd. Ik wil graag weten waarom datzelfde voorstel nu opeens wel wordt ingediend.

De heer Groot (PvdA): Ik heb die discussie van vorig jaar niet nagelezen. Wij zijn hier al nadenkend tot dit voorstel gekomen. Daar lijken mij heel goede redenen voor te zijn. Anders geef ik met terugwerkende kracht alsnog alle steun aan dat voorstel van vorig jaar.

De voorzitter: Zijn er na deze noviteit nog andere vragen? Niet? Dan is het woord aan de heer Van Vliet van de fractie van de PVV.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik ga meteen door naar het punt «wat verder ter tafel komt». Ik heb een afrondende vraag aan de staatssecretaris over het fenomeen BelastingTelefoon. Onlangs heeft de voorganger van de staatssecretaris, de huidige minister van Financiën, een toelichting gegeven op het feit dat het allemaal nogal gladjes loopt. Mij bereiken uit de praktijk andere geluiden. Ik vraag de staatssecretaris onder welke voorwaarden hij het mogelijk acht dat Henk en Ingrid weer het nummer krijgen van een behandelend inspecteur.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Eerst de verzamelwet. Er is al aangegeven waardoor de stukken wat laat aankwamen. Ik ga ervan uit dat wij een eventuele verzamelwet volgend jaar eerder kunnen bespreken.

Als ik de stukken lees, hebben we de regeling over terbeschikkingstelling van vermogen, de TBS. Ik moet zeggen dat ik de fiscaliteit een aantal jaren wat minder heb gevolgd, maar bij de afkorting TBS denk ik toch echt aan iets anders dan wat daar staat. Als ik het zo lees, vraag ik mij af of het niet wat simpeler kan, ook al is het allemaal goed bedoeld. Dat is toch een van de essenties waar we het over hebben. We willen tot versimpeling komen en dit is wel erg ingewikkeld.

Dan de aanslaggrens. Ik zal omwille van de tijd aansluiten bij de opmerkingen van de heer Groot van de PvdA-fractie. Helder moet zijn dat dit soort dingen niet nog eens gebeurt.

Dan heb ik nog twee opmerkingen voor de rondvraag. Ten eerste het punt van de boetes van de NMa. Destijds is in de fiscale wetgeving opgenomen dat boetes niet of nauwelijks aftrekbaar werden. Blijkbaar loopt er toch weer een discussie over de vraag of boetes die ondernemers en bedrijven krijgen van de NMa al of niet aftrekbaar zijn. Ik lees daar verschillende uitspraken over van de lagere rechter. Hoe staat het daarmee? Wat is de mening van de staatssecretaris daarover?

Tot slot hoop ik dat we snel verder kunnen praten over vereenvoudiging en uitvoerbaarheid. Als dat het is, zal de BelastingTelefoon het beslist minder druk krijgen. Wel is het goed als mensen – wat dat betreft sluit ik aan bij de heer Van Vliet – gewoon mogen weten welk nummer zij kunnen bellen om een ambtenaar te spreken. Dat kan een heleboel ergernis voorkomen en tijd besparen.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik begin ook maar meteen met wat verder ter tafel komt, dus de rondvraag. We hebben vorige week een brief gekregen van de FNV. Daarin verzet de FNV zich tegen de verlenging van de regeling kleine banen. Zo wordt gesteld dat 29% van de werkgevers in de horeca en detailhandel die de regeling kennen en daarvan gebruikmaken, zeggen dat zij grotere banen opsplitsen in kleinere banen. Grote volwaardige banen worden simpelweg vervangen door kleinere banen. Maakt de staatssecretaris zich ook zorgen over deze verlenging van de regeling kleine banen? Wat is zijn reactie op de brief van de FNV?

Afgelopen zomer heb ik aan de vorige staatssecretaris vragen gesteld over de aftrekbaarheid van het lidmaatschap van een golfclub. Dit was naar aanleiding van een zaak waarbij de eigenares van een winkel in tweedehands dameskleding beweerde dat zij het lidmaatschap van de golfclub moest kunnen aftrekken. Zij beweerde dat zij het lidmaatschap nodig had om klanten te kunnen werven voor haar tweedehandskledingzaak. Zo’n lidmaatschap is best duur en veel mensen voor haar hebben dan ook al geprobeerd de kosten daarvan in aftrek te brengen. Al die mensen hebben in tegenstelling tot deze vrouw ongelijk gekregen. Wat nu overblijft, is onduidelijkheid, doordat deze vrouw wel gelijk heeft gekregen van de rechter en de inspecteur niet in beroep is gegaan. Naar onze mening zijn dit privékosten die niet door de Staat hoeven te worden gesubsidieerd. De geluksmachine moet hier maar zelf draaien, die hoeft niet door de samenleving te worden gesubsidieerd. Daarom zal ik een amendement op dit Belastingplan voorstellen om een einde te maken aan de aftrekbaarheid van de lidmaatschapskosten van een golfclub of vergelijkbare zaken.

Dan samenwoners, een typisch CDA-onderwerp, want de heer Omtzigt is hier lange tijd mee bezig geweest. Ik heb dit maar laten gebeuren, omdat hij daar goed en voortvarend mee bezig was. Hij heeft het voor elkaar gekregen dat er een regeling zou komen die mensen in staat zou stellen laagdrempelig en goedkoop bij de gemeente te laten weten dat zij fiscale partners zijn. Ik heb echter begrepen dat dit niet doorgaat. Met de nieuwe fiscale regels die volgend jaar in het leven worden geroepen, worden mensen behoorlijk op kosten gejaagd, vooral mensen die samenwonen. Zij kunnen vanaf volgend jaar niet meer kiezen voor fiscaal partnerschap. Om een fiscaal partnerschap aan te gaan, moet je naar de notaris voor een samenlevingscontract dat al snel tussen de € 300 en € 500 kost. Kies je niet voor fiscaal partnerschap, dan loop je de algemene heffingskorting mis en kun je de aftrekposten uiteraard niet meer bij de partner met het hoogste inkomen en dus het meeste belastingvoordeel onderbrengen.

Nu er dus geen gemakkelijke manier komt om je bij de gemeente goedkoop en laagdrempelig te laten registreren als fiscaal partner, vraag ik aan de staatssecretaris of hij van mening is dat wij hiermee op deze manier moeten doorgaan. Waarom moeten die 70 000 mensen verplicht naar de notaris en worden zij op kosten gejaagd? Kunnen wij niet simpelweg zeggen dat wie in 2010 voor fiscaal partnerschap heeft gekozen, daar automatisch ook in 2011 en verder voor kiest als een soort overgangsregeling? Het ziet er nu naar uit dat mensen die al jaren gewend zijn aan bepaalde voordelen en bij wie er eigenlijk niets is veranderd, er in 2012 bij de aangifte over 2011 achter zullen komen dat zij die voordelen opeens niet meer hebben. Ik dring er bij de staatssecretaris op aan om naar de mogelijkheden van een overgangsregeling te kijken. De VVD heeft hier vorig jaar ook al voor gepleit. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter: Slob

De heer Omtzigt (CDA): Dit is mijn iets langere blokje, maar het is geen lezing kan ik u verzekeren. Gelukkig heeft de heer Slob al vragen gesteld over de ab; ik sluit mij daarbij aan. Verder sluit ik mij aan bij de opmerkingen van mevrouw Neppérus en de heer Groot over de aanslaggrens. Overigens wil ik graag weten wat de resultaten zijn van de toezegging en de kleine wetswijziging die vorig jaar is doorgevoerd. Het was juist de bedoeling dat dit niet zou gebeuren. Die toezegging is vorig jaar gedaan, maar als er nu signalen zijn dat dit wel gebeurt, dan hoor ik dat graag. Ik sluit mij van harte aan bij het idee dat individuen als zij iets moeilijker vragen hebben, bij de BelastingTelefoon een ambtenaar aan de lijn kunnen krijgen en geen uitzendkracht. Als de staatssecretaris dat kan bewerkstelligen, krijgt hij onze steun van harte.

De vraag over de tbs-regeling zal schriftelijk worden beantwoord. Bij het Belastingplan 2010 is er voor het kalenderjaar 2010 een inbrengfaciliteit voor tbs-onroerendgoedzaken ingevoerd. Heeft de staatssecretaris de ervaringen daarmee al op papier? Is er noodzaak en zijn er mogelijkheden om die tijdelijke regeling te verlengen?

Wij hebben vragen gesteld over de peildatum box 3 in buitenlandsituaties. Dit is een erg ingewikkelde technische discussie. Wij hebben vernomen dat het schrappen van het voorgestelde artikel 5.2 derde lid en 7.7 vierde lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 fiscaal theoretisch zuiverder is en beter past in de robuuste benadering van de box 3-heffing. Anders gaat u naar het buitenland om te overlijden, maar dan om andere redenen dan de heer Slob eerder noemde. De staatssecretaris gaat hier in zijn antwoorden niet echt op in. Kan hij ons helder schetsen wat de gevolgen van ons voorstel zullen zijn? Het systeem wordt dan vanzelfsprekend grofmaziger, maar ook eenvoudiger.

Een vergelijkbaar probleem doet zich voor bij de voorgestelde wijziging van artikel 4.17a van de Wet IB 2001. Uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat het systeem voor in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten zoals Financiën dat nu voorstaat, erg ingewikkeld wordt. Is het nog uitvoerbaar? Krijgen wij niet steeds meer de situatie dat mensen de wetgeving totaal niet meer snappen – daar hebben wij, de Kamerleden, zelf ook al last van! – en niet zonder bijstand van een fiscaal adviseur hun aangifte kunnen doen? Het is jammer dat de regering geen aankondiging heeft gedaan om deze regeling eens goed tegen het licht te houden. Is de staatssecretaris hiertoe wel bereid? Is hij bereid, te kijken naar een herziening en vereenvoudiging van deze problematiek betreffende het vererven van de ab-aandelen?

Een belangrijk punt is ook het overgangsrecht. Op dat gebied heeft men nogal eens wat steekjes laten vallen. Ik denk aan de periodieke giften aan de ANBI’s, die hun ANBI-status zouden verliezen, en aan de herziening van de heffingskorting voor groen beleggen. Het gaat hier specifiek om de wijziging van artikel 25, lid a, onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 tot 1 januari 2010. Mijn fractie wil graag horen waarom deze terugwerkende kracht zo belangrijk is. Valt de aanpassing onder gevallen waar een aankondigingseffect kan optreden en onder maatregelen tot het tegengaan van oneigenlijk gebruik of misbruik van de wettelijke voorzieningen? Dan sluit ik mij aan bij de actieradiusvraag van D66 en GroenLinks.

Wanneer komen wij eindelijk tot een uniforme stimulering op basis van CO2-uitstoot? Ik denk hierbij aan de vragen van de Partij van de Arbeid over groen gas en de well-to-wheel-benadering. Dan kunnen wij kijken of deze eronder gebracht kunnen worden. Deze opmerkingen betroffen de Fiscale onderhoudswet; daar zaten nogal wat lastige punten in. Ik heb nog een paar punten, maar die zal ik schriftelijk maken om de commissie niet te lang op te houden.

De huurtoeslag is ook lekker ingewikkeld, zowel voor de BelastingTelefoon als voor de individuele huurder. Probeert u de rekenhuur van uw woning maar eens vast te stellen! Dat levert veel problemen op, zowel voor de individuele huurder – het is een vragenlijst met 40 tot 50 items die moeten worden ingevoerd – als voor de Belastingdienst/Toeslagen. Als er een vraagje is, moet deze laatste contact opnemen met de huurder of met de huurbaas; dat levert zeer ingewikkelde zaken op. Is het niet mogelijk om de huurbaas ertoe te verplichten, de rekenhuur op het huuroverzicht te vermelden dan wel een keer per jaar te verstrekken? Dan zijn wij van dat hele gedoe af! Doe het dan wel op een manier waarbij je mensen die minder dan tien woningen verhuren en mensen die heel dure woningen verhuren, die niet onder de huurtoeslag vallen, vrijlaat, want dan heeft het natuurlijk geen zin. De gewone huurder moet weten wat de rekenhuur is; deze moet hij invullen op zijn formulier voor de huurtoeslag zodat hij makkelijk zijn huurtoeslag kan aanvragen. Graag een reactie hierop. Als wij geen reactie krijgen, ondernemen wij verdere politieke actie.

Hoe staat het met de afvalstoffenbelasting? Daarover hebben wij vorig jaar een heel lange discussie gevoerd; er zijn amendementen ingetrokken en er waren twee nota’s van wijziging. Welk effect, gewenst en ongewenst, heeft de gewijzigde afvalstoffenheffing gehad op het storten, verbranden en exporteren van afval?

Ik wilde ook vragen stellen over de kleinebaanregeling, maar de heer Bashir heeft dat al gedaan. Ook de belasting op groen gas is al aan de orde geweest.

Het boetebeleid is herzien. Bij de behandeling van de voorstellen hebben wij hiertoe zeer veel kritische vragen gesteld in het afgelopen jaar. De standaardboete is verhoogd. Vanuit de praktijk bereiken ons wat verontrustende signalen in de volgende situatie. De standaardboete is nu € 325, ook als iemand te laat aangifte doet en eigenlijk een nulaangifte had moeten doen doordat hij een aangifteverplichting heeft, dan wel een kleine teruggave ontvangt. Zeker voor mensen met een niet al te hoog inkomen is € 325 een enorme boete. Als het niet ten nadele van de Staat is, lijkt het ook een enigszins excessieve boete. Kan de staatssecretaris aangeven of hij deze boete kan terugbrengen tot zijn vroegere hoogte – dat was ongeveer € 25, namelijk de boete voor iets te laat doen – zonder dat daar een strafheffing bovenop komt?

Wij wachten nog een tijdje op het nieuwe fiscaalverdragbeleid. Wellicht kan de staatssecretaris dat aan de Kamer sturen. Ik heb nog twee technische vragen, maar die zal ik schriftelijk afdoen.

De heer Koolmees (D66): Ik stel de vraag aan de heer Omtzigt, hoewel ook de woordvoerders van de VVD en de PVV dezelfde opmerking hebben gemaakt over de ambtenaren van de BelastingTelefoon. Ik zie een meerderheid. Betekent dit dat de Belastingdienst wordt uitgezonderd van de taakstelling? Je moet immers wel ambtenaren hebben om de telefoon op te kunnen nemen. Is dit de eerste budgettaire tegenvaller voor de coalitie, of begrijp ik de heer Omtzigt nu helemaal verkeerd?

De heer Omtzigt (CDA): Ten eerste zou het een budgettaire meevaller kunnen opleveren, want er zijn nu mensen die vier of vijf keer moeten bellen voordat zij een antwoord krijgen terwijl zij het dan misschien in een keer kunnen krijgen. Wat dat betreft zou het wel iets op kunnen leveren. Wij krijgen echt nog steeds signalen over de BelastingTelefoon.

Ten tweede vragen wij om een onderzoek om te kijken hoe dat kan. Ik heb ook bewust de toeslagen niet genoemd. Ik kan mij echt niet voorstellen dat de Belastingdienst/Toeslagen een individuele casemanager voor de zorgtoeslag aangesteld krijgt. Dat lijkt mij iets te ver gaan. Maar ik zou me wel degelijk kunnen voorstellen dat, hetzij bij de BelastingTelefoon, hetzij ergens anders een oplossing komt voor de iets ingewikkeldere vragen, zodat dit soort trieste signalen worden voorkomen. Mocht u daarvan kennis willen nemen, gaat u dan naar de commissie voor de Verzoekschriften hier in de Kamer. Overigens begon ik mijn betoog vanmorgen met de Wet vereenvoudiging loon- en inkomstenbelasting. Mijn inschatting is dat een eenduidig loonbegrip een behoorlijke lastenverlichting voor de BelastingTelefoon zou betekenen, maar nog veel meer voor de individuele burger, omdat het voor hem allemaal veel helderder zou worden.

De heer Groot (PvdA): Ik ben benieuwd wat de heer Omtzigt dan vindt van het desbetreffende amendement. Ik begrijp dat hij daar enige bemoeienis mee heeft gehad. Laat hij dit dan zomaar passeren? Graag meer duidelijkheid daarover.

De heer Omtzigt (CDA): U mag die bemoeienis uitbreiden tot het feit dat mijn naam onder dat amendement stond. Als je een paar maanden niet in de Kamer zit, komt er inderdaad weleens een regeerakkoord voorbij, dat je desgevraagd moet ondertekenen en waarvan je denkt: er zitten puntjes in die ik zelf niet had bedacht. Het staat in het regeerakkoord, ik kan er niet onderuit, ik heb er mijn handtekening onder gezet. Vraagt u mij persoonlijk wat ik ervan vond, dan antwoord ik u dat ik het op dat punt niet van harte heb ondertekend. Daarom sluit ik me ook van harte aan bij uw vragen en die van mevrouw Neppérus, om te weten te komen hoe de regering ervoor zorgt dat mkb-investeringen toch mogelijk blijven.

Voorzitter: Omtzigt

De voorzitter: Hierbij sluit ik de vergadering. U hebt tot morgenochtend 10.00 uur de tijd om vragen aan te leveren en eventueel aandacht te vragen voor de vragen die zijn blijven liggen. U hebt uw vragen netjes binnen de blokjes gehouden. Ik dank u voor de medewerking.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Kan dit 11.00 uur worden?

De voorzitter: Ik kijk naar de griffier. Ja, 11.00 uur kan prima.

Sluiting 17.19 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Blok (VVD), Slob (ChristenUnie), Van Hijum (CDA), Omtzigt (CDA), fungerend voorzitter, Irrgang (SP), Neppérus (VVD), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Vermeij (PvdA), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bashir (SP), Sap (GroenLinks), Plasterk (PvdA), Groot (PvdA), Van Bemmel (PVV), Braakhuis (GroenLinks), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Verhoeven (D66) en Koolmees (D66).

Plv. leden: Schaart (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), Koppejan, (CDA), Bijleveld-Schouten (CDA), Gesthuizen (SP), Azmani (VVD), Smilde (CDA), Graus (PVV), Bouwmeester (PvdA), Van der Veen (PvdA), De Boer (VVD), Ouwehand (PvdD), Karabulut (SP), Halsema (GroenLinks), Heijnen (PvdA), Smeets (PvdA), Beertema (PVV), Van Gent (GroenLinks) De Jong (PVV), Van der Staaij (SGP), Koşer Kaya (D66), Van Veldhoven (D66) en Mulder (VVD).

Naar boven