Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 32503 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 32503 nr. 8 |
Vastgesteld 8 oktober 2012
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie naar aanleiding van de brief van 13 juni 2012 inzake aanscherping van de HGIS-afspraken over de financiering van crisisbeheersingsoperaties met ingang van 2013 (Kamerstuk 32 503/32 733, nr. 7).
De ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 2 oktober 2012.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Pechtold
De griffier van de commissie, Van Toor
Algemeen
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennis genomen van de brief over aanscherping van de HGIS-afspraken over de financiering van crisisbeheersingsoperaties. De leden van de PvdA-fractie zijn al langer van mening dat missiegerelateerde kosten ten laste mogen komen van het HGIS-budget. Op basis van de brief zijn er toch nog vragen bij de leden van de PvdA-fractie.
De leden van de CDA-fractie hebben verheugd en met belangstelling kennis genomen van de besluitvorming van de regering om te komen tot aanscherping van de HGIS-afspraken over de financiering van crisisbeheersingsoperaties. De leden van deze fractie pleiten hier al jaren voor, getuige onder meer de moties Knops/Ten Broeke (32 733, nr. 12) en de motie Aasted-Madsen/Ten Broeke (30 139, nr. 69). De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat aan de expeditionaire inzet van de krijgsmacht een prijskaartje hangt, of het nu operaties betreft op de Balkan, in Irak of Afghanistan. De inzet van onze krijgsmacht is buiten het Europese continent kostbaarder, onder meer door de grotere afstand en vaak moeilijke omstandigheden. Dat hebben de inspanningen van Nederland in de Afghaanse provincie Uruzgan laten zien. Uit het evaluatierapport van de regering van de Nederlandse inspanningen in Uruzgan bleek bovendien dat de missie 1 991 392 euro heeft gekost. Een groot bedrag.
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de brief van de regering en hebben hierover enkele vragen.
Achtergrond
De leden van de CDA-fractie geven aan dat in de nota Herijking van het buitenlands beleid staat dat onder de kosten die onder HGIS gefinancierd kunnen worden alleen «additionele en materiële uitgaven van vredesoperaties vallen, die ontstaan vanaf het moment dat Nederlandse militairen daadwerkelijk worden ingezet in het kader van vredes- en humanitaire operaties. In deze post zijn niet de kosten van investeringen opgenomen ten behoeve van de uitrusting voor vredesoperaties.» Dat betekent dat momenteel de kosten die gemoeid zijn met de inzet van de krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties slechts gedeeltelijk ten laste kunnen worden gebracht van de HGIS. Te denken valt daarbij aan extra kosten als gevolg van inzet, zoals slijtage- en vervangingskosten van materieel. Om deze kosten te kunnen dragen is de krijgsmacht gedwongen zichzelf ten tijde van dergelijke missies «op te eten». Een wat de CDA-fractie betreft onaanvaardbare situatie en geen duurzaam management van onze krijgsmacht, die toch al geconfronteerd wordt met forse ingrepen op de begroting. Ook de extra «Bos en Van Geel gelden» waren niet genoeg om dit verschil te dekken. Dat is de reden dat de leden van de CDA-fractie, samen met die van de VVD, op 6 juni 2011 een motie hebben ingediend om de HGIS-afspraken te verruimen voor de uitgaven die gemoeid zijn met de inzet van de krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties. De leden van de CDA-fractie zijn er voorstander van om de ODA-criteria na te leven en deze criteria niet te «vervuilen». Wel zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd hoe het staat met de discussie over de aanpassing van de ODA-criteria binnen OESO-DAC. Kan de minister hierop ingaan?
Antwoord van het kabinet:
Op 4 juli jl. is de Kamer in de brief «Modernisering van de ontwikkelingssamenwerking» geïnformeerd over de voortgang van de discussie over de aanpassing van de ODA-criteria. Daarin is gemeld dat er onder de DAC-leden helaas geen consensus bestaat om een wijziging van de huidige ODA-definitie te bespreken. Toch zijn er verschillende DAC-leden die, mede op aandringen van Nederland, bereid zijn na te denken over een modernisering van het ODA-concept.
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering in de brief schrijft dat juist in een tijd van krappe budgetten het van belang is de uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties uit de juiste bron te financieren en dat dit noopt tot een herbezinning op de interpretatie en kaders van de HGIS-afspraken uit 1995. Kan de regering aangeven op basis van welke concrete OESO-DAC regels de HGIS-afspraken uit 1995 zijn gebaseerd daar waar het gaat om crisisbeheersingsoperaties? Kan de regering tevens aangeven op welke concrete OESO-DAC regels de nieuwe HGIS-afspraken worden gebaseerd? Kan de regering heel specifiek aangeven waaruit blijkt dat deze aanscherping in lijn is met de OESO-DAC regels? In hoeverre zal de aanscherping van de HGIS-afspraken een extra beslag leggen op het ODA-deel van de HGIS en in hoeverre op het non-ODA deel?
Antwoord van het kabinet:
De HGIS-afspraken uit 1995 berusten niet op de OESO-DAC-regels. De OESO-DAC regels voor Official Development Assistance (ODA) hanteren wel hetzelfde principe van additionaliteit voor de inzet van militairen in het kader van humanitaire hulp. De aanscherping van de HGIS-afspraken staat net als de formulering van de oorspronkelijke afspraken los van de OESO-DAC-regels. De aanscherping betreft vooral het non-ODA-deel van de uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties, dat ongeveer 98 procent van deze uitgaven bedraagt.
Inzetgereedstelling
De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat er vanaf 1 januari 2013 invulling wordt gegeven aan de motie Knops/Ten Broeke. Zo zullen vanaf 2013 de uitgaven voor de inzetgereedstelling van de Operationele Commando’s wel uit HGIS worden gefinancierd. Kan de regering toelichten wat dit concreet betekent voor de financiering van de Nederlandse bijdrage aan zowel de NAVO Ocean Shield als de EU Atalanta piraterijmissies? Kan de regering ook aangeven wat dit concreet betekent voor de financiering van de Nederlandse bijdrage aan de politietrainingsmissie in Kunduz?
Antwoord van het kabinet:
De huidige Nederlandse bijdrage aan de operaties Ocean Shield en Atalanta is voorzien tot eind 2012. Hierop heeft de verruiming van de HGIS-afspraken geen invloed. Bij een verlenging van de Nederlandse bijdrage aan deze operaties in 2013–2014 zal rekening worden gehouden met de additionele uitgaven voor de inzetgereedstelling. Hierover zal de Kamer op de gebruikelijke wijze worden geïnformeerd. De inzetgereedstelling van de Nederlandse bijdrage aan de politietrainingsmissie in Kunduz zal met ingang van 2013 binnen de HGIS worden gefinancierd. Momenteel worden de tariefstelling en raming hiervoor uitgewerkt. Deze zal naar verwachting in de 1e suppletoire begroting 2013 worden verwerkt.
De leden van de PvdA-fractie vragen welke definitie van «inzetgereedstelling» gehanteerd zal worden. Ook zouden de leden van de PvdA-fractie graag willen weten vanaf welk moment de uitgaven voor inzetgereedstelling van de Operationele Commando’s uit de HGIS zullen worden gefinancieerd. Kan de regering een gedetailleerde uitsplitsing geven van alle kostenposten die vallen onder de inzetgereedstelling?
Antwoord van het kabinet:
Vanaf het moment dat het kabinet heeft besloten tot inzet wordt de inzetgereedstelling binnen de HGIS gefinancierd. Het feitelijk begin wordt gemarkeerd met de Formerings- en Gereedstellingsopdracht (FGO) die de CDS voorafgaand aan elke inzet uitgeeft. Het gaat om alle additionele uitgaven die direct te relateren zijn aan de inzetgereedstelling en die niet gemaakt zouden zijn voor de reguliere gereedstelling van de betrokken eenheden. Dat betreft onder meer oefentoelagen en de uitgaven voor brandstof, onderhoud, verbruik van reservedelen en voorraden, inhuur van oefenterreinen, transport en reis- en verblijfskosten. Hiervoor wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van tarieven per vaardag/oefendag/vlieguur, zoals ook bij de inzet zelf en bij de reguliere gereedstelling gebruikelijk is.
Meer realistische benadering inverdieneffecten
De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat in de brief staat dat in de praktijk is gebleken dat de huidige berekening van het inverdieneffect niet altijd juist is. De leden van deze fractie vragen op basis waarvan deze berekening niet altijd juist is.
Antwoord van het kabinet:
Het inverdieneffect betreft de geraamde uitgaven die normaliter ten laste van het reguliere deel van de defensiebegroting worden gebracht, maar die vanwege deelneming aan een operatie niet worden gedaan. Mede omdat het uitgaven betreft die niet worden gedaan, zijn deze niet eenvoudig vast te stellen. In dat kader zijn destijds werkafspraken gemaakt, die onder toenemende budgettaire druk niet houdbaar zijn gebleken. Zo is bij de aanvang van de Nederlandse inzet in Afghanistan afgesproken dat alle vlieguren voor de inzet van F-16’s niet ten laste van het HGIS-budget, maar van het reguliere vliegurenplafond zouden komen. Alleen extra onderhoud zou ten laste van het HGIS-budget komen. Bij de inzet boven Libië in 2011 bleek dat deze afspraak niet langer vol te houden was. De inzet legde door de wijze van verrekenen een te groot beslag op het slinkende aantal reguliere vlieguren. Bij de verlenging van de inzet boven Libië is dan ook besloten het aantal vlieguren volledig binnen de HGIS te financieren. Bij maritieme inzet is in het verleden afgesproken dat de vaardagen voor de uit- en thuisreis van eenheden naar het inzetgebied niet ten laste zouden komen van het HGIS-budget, maar van het reguliere vaardagenplafond. Ook deze afspraak kon vorig jaar vanwege het te grote beslag niet langer volgehouden worden. Tegen deze achtergrond is besloten om de hoogte van het inverdieneffect voorafgaand aan iedere inzet te bepalen. Voor landoptreden is het inverdieneffect – mede door de complexiteit – op dit moment nog niet vastgesteld, waardoor er in de ramingen geen rekening mee wordt gehouden.
Zij vragen waarom op dit moment het verdisconteren van het inhaalprogramma met de inverdieneffecten nog niet gebeurt.
Antwoord van het kabinet:
Dit gebeurt nog niet op basis van de eerder genoemde werkafspraken. Daarbij dient te worden aangetekend dat een inhaalprogramma niet in alle gevallen nodig of haalbaar is en tot additionele uitgaven leidt. In die gevallen is verrekening met het HGIS-budget niet aan de orde.
Onder welk budget zullen de toekomstige herstelkosten gaan vallen? Hoe zullen toekomstige problemen met de slijtagekosten worden voorkomen?
Antwoord van het kabinet:
Herstelkosten die het directe gevolg zijn van inzet worden nu al binnen de HGIS gefinancierd. Dit geldt zowel voor herstelkosten in het inzetgebied als het herstel van materieel dat vanuit het inzetgebied naar Nederland is teruggekeerd. Het blijkt in de praktijk echter buitengewoon complex, zo niet onmogelijk, om slijtagekosten toe te rekenen aan inzet. In de praktijk leidt slijtage bovendien niet altijd tot verhoogde exploitatie-uitgaven, maar eerder tot voortijdige vervanging en daarmee tot investeringsuitgaven. Zie ook het antwoord op de vraag hieronder over de Bos- en Van Geelgelden.
Op basis van welke vaste regels en/of welke tarieven gaat men de hoogte van het inverdieneffect bepalen? Hoe zullen deze vaste regels of tarieven tijdens een missie worden gecorrigeerd?
Antwoord van het kabinet:
Vanwege de genoemde complexiteit zal het inverdieneffect op basis van werkafspraken bepaald blijven worden. Daarbij wordt voorafgaand aan elke inzet echter kritisch beschouwd of deze werkafspraken ongewijzigd kunnen worden toegepast en niet tot nadelige effecten voor de reguliere gereedstelling of tot ongewenste belasting van het reguliere deel van de defensiebegroting leiden. De vastgestelde wijze van verrekenen wordt voorafgaand aan elke inzet in de raming verwerkt die ten grondslag ligt aan de financiële paragraaf van de Artikel 100-brief. Deze verwerking in de raming kan tijdens de missie worden gecorrigeerd. Verlaging van het inverdieneffect kan daarbij alleen geschieden indien er sprake is van aantoonbare additionele kosten.
Wat valt er onder de aantoonbare additionele kosten?
Antwoord van het kabinet:
Alle uitgaven, anders dan reguliere investeringen, die het directe gevolg zijn van de specifieke inzet en die zonder deze inzet niet gedaan zouden zijn.
De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven in hoeverre het voorafgaand aan iedere inzet bepalen van de hoogte van het inverdieneffect eenduidig en eenvoudig te noemen is en in hoeverre verantwoordbaar?
Antwoord van het kabinet:
Zoals eerder onderstreept, zijn inverdieneffecten vaak niet eenvoudig en duidelijk te bepalen. Daarom wordt zoveel mogelijk met werkafspraken en tarieven gewerkt. Deze uitgangspunten worden vervolgens getoetst aan de missiespecifieke situatie. Indien nodig wordt de wijze van verrekenen aangepast (zie antwoord op vraag over vaste regels hierboven). De raming van de missie stoelt op de vastgestelde wijze van verrekenen. Naast de controlemogelijkheden van het parlement zijn de inverdieneffecten en de vastgestelde wijze van verrekenen onderworpen aan het reguliere regime van validatie, controle (inclusief accountants¬controle) en verantwoording. De eis van transparante verantwoording staat altijd voorop.
Missiespecifieke investeringen
De leden van de CDA-fractie zijn er voorstander van om investeringen in nieuw materieel, voor één enkele specifieke missie, ten laste van de HGIS te kunnen brengen. Dat dekt echter niet de volledige afschrijving van materieel waarover de krijgsmacht al voor de missie beschikte, maar dat als gevolg van de missie door slijtage of anderszins geheel vervangen moet worden. Kan de regering aangeven in hoeverre de Bos- en Van Geelgelden destijds wel voor die doeleinden zijn aangewend?
Antwoord van het kabinet:
De Bos- en Van Geelgelden waren primair gericht op de kosten van de extra slijtage van het materieel. Aangezien deze slijtage vooral leidt tot de noodzaak materieel eerder dan voorzien te vervangen, zijn deze gelden toegevoegd aan het investeringsbudget. De gelden hebben investeringen in nieuw materieel voor de missie mogelijk gemaakt en zodoende de gevolgen van de slijtage verminderd. Deze analyse maakt deel uit van de «Eindevaluatie Nederlandse bijdrage aan ISAF, 2006–2010» (kamerstuk 27 925, nr. 436 d.d. 28 sep 2011). Het is niet mogelijk precies vast te stellen welk deel van de investeringsuitgaven is toe te schrijven aan slijtage ten gevolge van specifieke missies. Daarom is slijtage niet als kostensoort opgenomen in de defensiebedrijfsvoering en bijbehorende financiële systemen. Daarbij doet zich bovendien de complicatie voor dat vervangingsinvesteringen zich in de regel pas jaren later voordoen, wanneer de desbetreffende missie reeds lang is afgesloten. De in de brief (32 503, nr. 7) aangekondigde verruiming van de HGIS-criteria biedt wel de mogelijkheid om onder voorwaarden en in overleg tussen de betrokken ministeries materieel dat specifiek voor de missie wordt aangeschaft en gedurende de missie wordt afgeschreven, volledig ten laste van het HGIS-budget te brengen. Dit zorgt voor een verlichting van de druk op het investeringsbudget ten gevolge van inzet.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat in de brief staat dat de ervaring leert dat wordt geïnvesteerd in nieuw materieel voor één enkele specifieke missie, dat na beëindiging van die missie wordt afgestoten. In de toekomst zullen dergelijke investeringen ten behoeve van een specifieke missie onder voorwaarden en in onderlinge afstemming tussen de betrokken ministeries ten laste van het HGIS-budget kunnen worden gebracht. De leden van de PvdA-fractie zouden graag willen weten op welke wijze de Kamer hierover wordt geïnformeerd en hoe de Kamer hierbij wordt betrokken. Onder welke voorwaarden zullen in de toekomst dergelijke investeringen ten behoeve van een specifieke missie ten laste van het HGIS-budget kunnen worden gebracht? In welke staat zal het desbetreffende materieel na afloop van de missie worden afgestoten? Vallen de eventuele slijtagekosten en andere kosten die samenhangen met het verkoopgereed maken van het af te stoten materieel onder het HGIS-budget?
Antwoord van het kabinet:
De Kamer wordt in de Artikel 100-brief of in een stand van zakenbrief geïnformeerd over een voorgenomen missiespecifieke investering. Alleen investeringen in materieel die voor een specifieke missie worden gedaan komen voorwaardelijk en in overleg tussen de betrokken ministeries in aanmerking voor financiering uit de HGIS. Er gelden verschillende voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat inhuur van het benodigde materieel niet mogelijk of niet goedkoper is. Het desbetreffende materieel wordt na afloop van de missie afgestoten en niet aan de uitrusting van de krijgsmacht toegevoegd. Ook dient de hoogte van de investering in verhouding te staan tot de totale omvang van de Nederlandse bijdrage. Na afloop van de missie kan naast verkoop ook tot schenking of vernietiging van het materieel worden overgegaan, afhankelijk van de staat van het af te stoten materieel. Bij verkoop komen de opbrengsten ten goede van de HGIS. Kosten die samenhangen met het verkoopgereed maken van het af te stoten materieel komen ten laste van het HGIS-budget van het Ministerie van Defensie.
Zorg en nazorg
De leden van de PvdA-fractie zouden graag willen weten waarom de aan missies verbonden (na)zorgkosten slechts gedeeltelijk gefinancierd zullen worden vanuit de HGIS. Kan de regering een overzicht geven van alle (mogelijke) zorguitgaven in het missiegebied en voor de adaptatieperiode die zullen worden gefinancierd uit de HGIS?
Antwoord van het kabinet:
Zoals gebruikelijk is bij alle andere aan inzet gerelateerde activiteiten, worden alleen de additionele uitgaven gefinancierd binnen de HGIS. De zorguitgaven die al in het reguliere deel van de defensiebegroting zijn voorzien, blijven ook bij inzet op die wijze gefinancierd. De additionele uitgaven bij inzet die nu al ten laste van het HGIS-budget worden gebracht bestaan onder meer uit sociaal-medische zorg in het missiegebied (onder andere medische faciliteiten, medische voorraden, toelagen en andere additionele uitgaven voor sociaal-medisch personeel, repatriëring, rekeningen voor gebruik niet-Nederlandse faciliteiten), ontspanning (o.a. ontspanningsfaciliteiten en daaraan gerelateerd personeel), verlof gedurende de uitzending (vooral reiskosten), adaptatie aan het einde van de uitzending (met name reis- en verblijfskosten) en uitgaven voor de zorg van relaties van de ingezette militairen (onder andere voorlichtingsdagen en midtermcontactdagen). Met de verruiming van de criteria kunnen nu ook de zorgkosten voorafgaand en na afloop van een missie binnen de HGIS worden gefinancierd. In onze brief van 13 juni 2012 over aanscherping van de HGIS-afspraken (32 503, nr. 7) is een niet-uitputtende opsomming hiervan opgenomen.
Tevens vragen de leden van de PvdA-fractie of aangegeven kan worden welke maatregelen uit de Veteranenwet wel en welke maatregelen uit de Veteranenwet niet onder de HGIS vallen.
Antwoord van het kabinet:
De zorg voorafgaand, tijdens en direct na een missie wordt – voor zover het additionele uitgaven betreft – binnen de HGIS gefinancierd. De nazorg voor veteranen op langere termijn, die niet altijd aan een specifieke missie kan worden gerelateerd, wordt in beginsel vanuit het reguliere deel van de defensiebegroting gefinancierd.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het (na)zorgtarief zal worden vastgesteld en door wie dat (na)zorgtarief zal worden vastgesteld. Ook zouden de leden van de PvdA-fractie willen weten of de opsomming van de additionele uitgaven, zoals opgenomen in de brief onderaan punt 4 op pagina 4, uitputtend is. Wat zijn de overige additionele kosten die niet ten laste zullen komen van het HGIS-budget? Hoe zal de hoogte van de additionele uitgaven die toe te rekenen zijn aan de HGIS worden vastgesteld? Wat is de termijn waarop uitgezonden militairen een beroep kunnen doen op de (na)zorgkosten gefinancierd uit de HGIS? De leden van de PvdA-fractie zouden graag zien dat bij het het onderdeel zorg en nazorg een evaluatie van (na)zorg per missie wordt toegevoegd.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het ten laste van de HGIS brengen van de kosten voor (na) zorg voor militaire en veteranen een goede zaak is. Immers, deze missiespecifieke zorgkosten worden nu gefinancierd uit het reguliere budget van Defensie, maar dienen volgens de leden van deze fractie zoveel mogelijk uit de HGIS te worden gefinancierd. Het is daarom positief dat de ministers aankondigen dat er vanaf begin volgend jaar zal worden gewerkt met een (na)zorgtarief per uitgezonden militair, dat ten laste van HGIS zal worden gebracht. De lijst van kosten die de ministers vermelden in de brief is relatief lang. Kan de regering nader ingaan op hoe het ten laste brengen van de zorgkosten onder HGIS exact wordt geïmplementeerd?
Antwoord van het kabinet:
De zorguitgaven in het missiegebied worden binnen de HGIS gefinancierd. Er worden hiervoor thans geen tarieven gehanteerd en dat blijft zo. Voor de uitgaven voorafgaand aan en na afloop van de missie geldt dat in de medische en financiële administratiesystemen meestal geen onderscheid wordt gemaakt tussen de activiteiten en de uitgaven die samenhangen met de inzet dan wel met de gereedstelling. Omdat de berekening van precieze uitgaven per categorie in deze gevallen te complex en bewerkelijk is worden tarieven gebruikt. Voor het verhoogde risico van medische kosten dat militairen ten gevolge van oefenen en inzet lopen, betaalt Defensie jaarlijks een vast bedrag aan de militaire ziektenkostenverzekeraar SZVK. Een deel van deze vergoeding kan ten laste van de HGIS worden gebracht door een tarief te hanteren per uitgezonden militair. Een dergelijk tarief moet nog worden ontwikkeld. De opsomming van de additionele uitgaven op pagina vier van onze brief (32 503, nr. 7) is niet uitputtend. Aanvullende categorieën uitgaven die aan de criteria voldoen zullen in het beoogde tarief worden verwerkt.
Tarifering en implementatie
De leden van de PvdA-fractie vragen welke aspecten van een inzet wel in een tarief zijn te vangen. Tevens vragen deze leden hoe, en door wie, het tarief zal worden vastgesteld.
Voor de leden van de PvdA-fractie is de implementatie van de zorg en nazorg van groot belang. De ontwikkeling van een tariefsysteem voor landoperaties en de zorg en nazorg zal enige tijd vergen en het streven is om deze afspraken vanaf de ontwerpbegroting 2014 te implementeren. De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze het tariefsysteem zal worden ontwikkeld en wie bij de ontwikkeling van het tariefsysteem betrokken zullen zijn. Hoe zullen de kosten van de zorg en nazorg tot de implementatie in 2014 verwerkt worden? Hoe zal de verdeling van de kosten tussen HGIS en de Defensie begroting eruit zien?
Antwoord van het kabinet:
Indien het vaststellen van precieze uitgaven te complex en bewerkelijk is, worden tarieven gebruikt die deze uitgaven zo nauwkeurig mogelijk benaderen. De tarieven worden in nauwe samenwerking met de betrokken defensieonderdelen opgesteld en vervolgens vastgesteld door de CDS, na validatie in de control-lijn (inclusief ADD). De tarieven moeten eenvoudig, duidelijk en verantwoordbaar zijn. Ze worden periodiek geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. De invoering zal enkele jaren in beslag zal nemen. De financiële implicaties verschillen sterk per operatie. Zoals gemeld in de brief (32 503, nr. 7) wordt vooralsnog rekening gehouden met een verschuiving van de uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties van het reguliere deel van de defensiebegroting naar het deel binnen de HGIS, waardoor de belasting van de HGIS per missie waarschijnlijk met gemiddeld tien tot vijftien procent stijgt.
Financiële implicaties
De leden van de CDA-fractie constateren dat de ministers schrijven dat de voorgestelde wijzigingen zullen zorgen voor een gemiddelde stijging van de ramingen voor crisisbeheersingsoperaties met 10 tot 15 procent, wat ongeveer 20 tot 30 miljoen euro betekent. Echter, het budget voor crisisbeheersingsoperaties is in 2013 fors lager (192 500 miljoen euro) dan in de jaren 2010 en 2011 (318 319 miljoen euro). Hoe wordt de stijging van de ramingen voor crisisbeheersingsoperaties concreet ingevuld?
Antwoord van het kabinet:
Voor de missies die doorlopen tot na 1 januari 2013 worden de ramingen waar nodig bijgesteld en in de reguliere begrotingsdocumenten verwerkt. Voor nieuwe missies worden de nieuwe uitgangspunten direct verwerkt in de ramingen, die ten grondslag liggen aan de financiële paragraaf in de desbetreffende Artikel 100-brief.
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de evaluatie van de Bos- en Van Geelgelden naar de Kamer wordt gestuurd. Het is immers de vraag in hoeverre deze toereikend zijn geweest om de additionele kosten van de missie in Urzugan te dekken die buiten de HGIS-afspraken vielen. Waarom heeft de regering geen invulling gegeven aan het deel van het dictum van de motie Knops/Ten Broeke om compensatie voor Defensie van deze kosten mogelijk te maken?
Antwoord van het kabinet:
Zie het hierboven gegeven antwoord met betrekking tot de Bos- en Van Geelgelden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32503-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.