32 503 Homogene Groep Internationale Samenwerking 2011 (HGIS-nota 2011)

Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 oktober 2010

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over de brief van 21 september 2010 inzake Homogene Groep Internationale Samenwerking 2011 (HGIS-nota 2011) (Kamerstuk 32 503, nrs. 1 en 2).

De minister en de staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 26 oktober 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Ormel

De griffier van de commissie,

Van Toor

Nr 1 HGIS en 18 BZ

Vraag

Kunt u een overzicht geven van de totale geraamde uitgaven via respectievelijk het multilaterale, het bilaterale en het particuliere kanaal? Kunt u dit laatste kanaal uitsplitsen in uitgaven via niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en het bedrijfsleven? Wat zijn in deze verdeling de mutaties ten opzichte van 2010?

Antwoord

Hieronder volgt de verdeling van het ODA-budget in 2010 en 2011 over de verschillende kanalen. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat het bedrijfsleven kanaal een aparte categorie vormt en dus niet onderdeel uitmaakt van het maatschappelijk kanaal.

 

2010

2011

Bilateraal

30%

31%

Multilateraal

24%

30%

Maatschappelijk

23%

21%

Bedrijfsleven

6%

6%

EKI

7%

2%

Overig

10%

10%

De voornaamste wijziging betreft het multilaterale kanaal. Dit hangt samen met het betalingsschema bij de middelenaanvulling IDA (zie ook het antwoord op vraag 18 bij de HGIS-nota).

Nr 2 HGIS en 30 BZ

Vraag 2 HGIS

Binnen welke Nederlandse ambassadeposten in fragiele staten is een gender specialist gestationeerd?

Vraag 30 BZ-begroting

Kunt u aangeven binnen welke Nederlandse ambassadeposten in fragiele staten een gender specialist is gestationeerd?

Antwoord

Gender is een prioriteit binnen het fragiele statenbeleid van de regering. Ambassademedewerkers incorporeren gender-activiteiten in hun reguliere werkzaamheden, zo ook in fragiele staten. Waar nodig kan tijdelijk specifieke expertise vanuit het departement geleverd worden. De regering draagt in fragiele staten wel capaciteit bij door detacheringen van genderspecialisten in organisaties zoals de VN. Een instrument daarvoor is de Korte Missie Pool. In het verleden zijn genderspecialisten via deze KM-pool uitgezonden naar missies in de DRC, de Palestijnse Gebieden en Afghanistan.

Nr 3 HGIS

Vraag

Aan welke landen wordt door de Europese Unie ontwikkelingshulp verleend?

Antwoord

In het verslag van de Europese Commissie over het externe beleid wordt ieder jaar een lijst opgenomen met landen waaraan de EU op enigerlei wijze ontwikkelingshulp geeft en in welke hoeveelheden. Het meest recente overzicht staat in tabel 6.10 Country Breakdown of EU Development Aid in 2009 van het Jaarverslag van de Commissie over 2010, te vinden op de website van de Commissie onder de volgende link: http://ec.europa.eu/europeaid/multimedia/publications/documents/annual-reports/europeaid_annual_report_2010_en.pdf.

Het komt er op neer dat de EU in 2009 bijna in alle DAC-landen ontwikkelingshulp (ODA) heeft besteed (of gecommitteerd).

Nr 4 HGIS

Vraag

In welke landen zijn door de Nederlandse overheid (Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen) gesubsidieerde ontwikkelingsorganisaties actief?

Antwoord

Door de Rijksoverheid noch door landelijke- of koepelorganisaties wordt op systematische wijze informatie bijgehouden over uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking door gemeenten, provincies en waterschappen.

De Medefinancieringsorganisaties die door het ministerie van Buitenlandse Zaken worden gesubsidieerd zijn in 2009 in 115 DAC-landen actief.

Nr 5 en 6 HGIS

Vraag 5

Hoeveel geld geven gemeenten, provincies en waterschappen in totaal uit aan ontwikkelingshulp ? Indien dit bedrag niet voorhanden is, graag een schatting van het bedrag.

Vraag 6

Hoeveel geld heeft de Nederlandse overheid (Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen) sinds 1950 per jaar aan ontwikkelingshulp uitgegeven?

Antwoord

In de brief van 7 september jl. (kenmerk DEC/BA-200/10) ben ik ingegaan op de vraag van het Kamerlid Driessen hoeveel geld decentrale overheden uitgeven aan ontwikkelingshulp.

Door de rijksoverheid noch door landelijke- of koepelorganisaties wordt op systematische wijze informatie bijgehouden over uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking door gemeenten, provincies en waterschappen.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft in 2009 wel een enquête gehouden onder de gemeenten over gemeentelijk internationaal beleid. In de publicatie «Mondiaal op eigen schaal. Gemeentelijk internationaal beleid anno 2009» van de VNG, vindt u o.a. gegevens over gemeentelijke uitgaven op dat gebied. De bedragen voor ontwikkelingssamenwerking zijn daarbij inbegrepen, maar niet nader uitgesplitst of gespecificeerd. De publicatie is u reeds toegegaan bij brief van 7 september jl.

Ik heb daarom geen informatie hoeveel geld de Nederlandse overheid (Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen) tezamen aan ontwikkelingssamenwerking hebben uitgegeven sinds 1950.

Voor wat betreft de uitgaven van het Rijk kan het volgende worden gesteld. In de regeringsverklaring van mei 1973 werd het voornemen uitgesproken de omvang van het bruto hulpprogramma op te voeren naar 1,5% van het Netto Nationaal Inkomen (NNI) per jaar, te bereiken in 1976. Daarvoor werd vanaf 1968 gewerkt met Vierjarenplannen (1968–1971 en 1972–1975). Voor deze Vierjarenplannen werden nominaal vastgestelde budgetten gereserveerd voor ontwikkelingssamenwerking. Sinds 1997 verstrekt Nederland jaarlijks 0,8% van het Bruto Nationaal Product (BNP) aan ODA.

Nr 7 HGIS

Vraag

Hoeveel geld heeft de Nederlandse overheid in totaal tot dusver uitgegeven aan draagvlaksubsidies op het terrein van het Nederlands buitenlands beleid?

Antwoord

Het artikel 8.3 «Draagvlak Nederlands buitenlands beleid» verscheen in 2005 voor het eerst in de begroting. De realisaties 2005–2009 en de raming 2010 voor dit artikel zijn:

Uitgaven 2005

59,01

Uitgaven 2006

65,99

Uitgaven 2007

71,48

Uitgaven 2008

64,43

Uitgaven 2009

61,79

Raming 2010

62,33

(bedragen in miljoenen euro)

Nr 8 HGIS

Vraag

Hoeveel geld geeft de Nederlandse overheid (Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen) per hoofd van de bevolking uit aan ontwikkelingshulp? Hoeveel geld wordt er door de overheden van de andere EU-lidstaten, Japan, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en de Verenigde Staten per hoofd van de bevolking aan ontwikkelingshulp uitgegeven?

Antwoord

Zoals in het antwoord op vraag 5 en 6 is gesteld, heb ik geen overzicht van de totale uitgaven van Rijks- en lagere overheden aan ontwikkelingshulp. In de staat hieronder treft u een overzicht aan met de officiële ontwikkelingshulp per hoofd van de bevolking voor de OESO-landen, inclusief Nederland, in 2009.

 

Officiële ontwikkelingshulp per hoofd van de bevolking in 2009

(in Amerikaanse dollars)

Noorwegen

846

Luxemburg

809

Denemarken

508

Zweden

489

Nederland

389

Zwitserland

298

België

241

Finland

241

Ierland

225

Frankrijk

199

Groot Brittanië

186

Duitsland

146

Spanje

143

Oostenrijk

137

Australië

126

Canada

119

IJsland

107

Verenigde Staten

93

Japan

74

Nieuw Zeeland

73

Italië

55

Griekenland

54

Portugal

48

Tsjechische Republiek

21

Slowakije

14

Hongarije

12

Polen

9

Bronnen

Hulp: OESO-DAC (www.oecd.org/dac/stats/idsonline)

Bevolking: World Development Indicators (http://databank.worldbank.org/ddp/home.do)

Nr 9 en Nr 10

Vraag 9

Waarom wordt een percentage van de uitgaven aan SNV wél aan milieu toegerekend, terwijl dit voor de uitgaven onder onderwijs en HIV/Aids niet het geval is? Zijn de doorrekeningen gebaseerd op jaarverslagen en gegevens die zijn aangereikt door SNV of zijn zij gebaseerd op uw inschattingen?

Vraag 10

Kunt u aangeven waarom het deel van de uitgaven van PSO dat aan milieu wordt toegerekend twee keer zo hoog is als het deel van de uitgaven van PSO dat aan onderwijs en HIV/Aids wordt toegerekend? Betekent dit dat PSO twee keer zoveel personen contacteert voor milieu ten opzichte van onderwijs en HIV/Aids? Zijn deze doorrekeningen afkomstig van gegevens van PSO of is hier sprake van inschattingen van uw kant?

Antwoord op de vragen 9 en 10

De toerekeningen voor milieu, onderwijs en HIV/Aids zijn een aantal jaren geleden vastgesteld en worden jaarlijks via de HGIS nota aan de Tweede Kamer gecommuniceerd. In het geval van de uitgaven aan SNV en PSO zijn de verschillende percentages indertijd tot stand gekomen op basis van de onderliggende programmering bij respectievelijk SNV en PSO.

Nr 11 HGIS

Vraag

Kunt u toelichten waarom artikel 01.02 (mensenrechten) in de HGIS een bezuiniging laat zien, terwijl in de begroting Buitenlandse zaken (p. 13) wordt gesteld dat er een verhoging op dit artikel (mensenrechten) plaatsvindt? Indien inderdaad sprake is van een bezuiniging, waar bestaat deze dan uit (welke projecten vallen hier bijvoorbeeld onder)?

Antwoord

De verhoging van het mensenrechtenprogramma voor Soedan onder artikel 1.2, zoals genoemd op pagina 13 van de Memorie van Toelichting, wordt veroorzaakt door de overheveling van fondsen voor Soedan die in de vorige begroting waren opgenomen onder het beleidsartikel Goed Bestuur (artikel 2.7).

Het lagere budget voor 2011 ten opzichte van 2010 wordt met name veroorzaakt doordat in de cijfers over 2010 de MFS-1 toekenning aan mensenrechtenactiviteiten is opgenomen (€ 2 miljoen). De MFS-2 toekenningen zijn nog niet bekend en kunnen derhalve nog niet worden opgenomen in de thematische begrotingsartikelen voor 2011. Na de MFS-2 toekenning worden de begrotingsartikelen waaronder organisaties worden gefinancierd in de eerstvolgende wijzigingsnota aangepast. Indien via het MFS-2 mensenrechtenprogramma’s worden gefinancierd, zal artikel 1.2 navenant worden opgehoogd. Het restant van de verlaging vloeit voort uit aangepaste kasramingen bij de uitvoering van een aantal bilaterale mensenrechtenprogramma’s.

Nr 12 HGIS en 17 HGIS

Vraag 12 HGIS

Kan een specificatie (per missie) gegeven worden van de begrote kosten voor de Nederlandse deelname aan crisisbeheersingsoperaties (art. 20 defensiebegroting) die voor ruim 270 miljoen additioneel gefinancierd worden via de HGIS? In hoeverre betreft het hier nog nacalculaties voor missies uit voorgaande jaren? Welk deel van de hier begrote uitgaven is (nog) niet via (aanpassingen van) art. 100GW-brieven aan de Kamer voorgelegd? Kan een nadere specificatie gegeven worden van de aard van de uitgaven (van 13 miljoen euro) die hierbij voldoen aan de ODA-criteria?

Vraag 17 HGIS

Voor crisisbeheersingsoperaties gefinancierd vanuit Defensie (art. 20) wordt 13 miljoen euro aan middelen gereserveerd. Kunt u toelichten waaraan deze middelen naar verwachting worden besteed, via welke kanalen en in welke landen?

Antwoord

Aan de toelichting op artikel 20 in de begroting van Defensie is de hierna volgende uitsplitsing ontleend (bedragen in EUR 1000). Er is geen sprake van nacalculaties voor missies uit voorgaande jaren.

Uitgaven operaties

2011

EUFOR ALTHEA

1 300

EULEX

800

EUPM

200

Nationale bijdrage aan ISAF

5 000

ISAF REDEPLOYMENT

100 000

EUPOL

210

EUBAM

40

UNTSO

500

EU NAVFOR ATALANTA

1 000

OCEAN SHIELD

8 700

UNMIS

400

UNAMID

100

EUSEC (FIN)

100

Missies Algemeen

5 500

Bijdragen aan politiemissies

2 200

Totaal uitgaven operaties

126 050

NAVO-AOM/EU-contributies

16 000

Totaal uitgaven contributies

16 000

Voorziening HGIS

128 644

Totaal uitgaven

270 694

Waar van toepassing zijn artikel 100-brieven aan de kamer voorgelegd. In dit verband verwijs ik naar de uitgebreide toelichting per missie in de begroting van Defensie.

De ODA-toerekening ad EUR 13 miljoen op artikel 20 van de Defensiebegroting voor «Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» is een stelpost. Na afloop van het begrotingsjaar zal de definitieve hoogte van deze toerekening worden bepaald aan de hand van de DAC/OESO-criteria voor ODA op grond van de door Defensie in de missies uitgevoerde activiteiten.

Nr 13 HGIS

Vraag

Is het juist te stellen dat de uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties in 2011 345 168 000 + 270 694 000= 615 862 000 euro bedragen? Waaruit bestaat de bezuiniging op de crisisbeheersingsoperaties t.o.v. 2010? Valt het stabiliteitsfonds onder het artikel/de artikelen voor crisisbeheersingsoperaties? Zo neen, waaronder dan wel?

Antwoord

De uitgaven voor de Nederlandse inzet aan crisisbeheersingsoperaties worden verantwoord op artikel 20 van de Defensiebegroting. In 2011 is daar EUR 270,694 miljoen voor begroot. De begroting 2010 voor crisisbeheersingsoperaties werd incidenteel opgehoogd. Onder de huidige begroting is vooralsnog geen sprake van een bezuiniging in 2011.

Het stabiliteitsfonds is een onderdeel van artikel 2.5 «Regionale stabiliteit en crisisbeheersing» op de begroting van Buitenlandse Zaken.

Nr 14 HGIS

Vraag

Kunt u toelichten waarom het ODA-gedeelte van de regionale stabiliteit en crisisbeheersing (art. 02.05) toeneemt, terwijl het totale bedrag aan dit artikel afneemt? Waaruit bestaan het ODA en het non-ODA gedeelte, welke richtlijnen worden hiervoor gehanteerd? Kunt u eveneens toelichten waarom het ODA-gedeelte van de crisisbeheersingsoperaties (art. 20) gelijk blijft, terwijl het totale bedrag aan dit artikel afneemt? Waaruit bestaan het ODA en het non-ODA gedeelte, welke richtlijnen worden hiervoor gehanteerd?

Antwoord

Het grootste deel van de verlaging van artikel 2.5 komt voor rekening van de lagere raming van de VN-contributie voor crisisbeheersingsoperaties, die voornamelijk non-ODA is. Daarnaast zijn er enkele kleine verhogingen waardoor het ODA-gedeelte met EUR 7 mln toeneemt. Het artikel bestaat o.a. uit het Stabiliteitsfonds, wederopbouwgelden en VN-contributies. Voor de toerekening aan ODA/non-ODA worden de DAC/OESO-criteria gebruikt.

De ODA-toerekening ad EUR 13 miljoen op het budget voor crisisbeheersingsoperaties is een jaarlijkse stelpost die niet met wijzigingen in het totale budget meebeweegt. Na afloop van een begrotingsjaar wordt de definitieve hoogte van deze toerekening bepaald aan de hand van de DAC/OESO-criteria voor ODA op grond van de door Defensie in de missies uitgevoerde activiteiten.

Nr 15 HGIS

Vraag

Waaruit bestaan de bezuinigingen op het artikel goed bestuur (02.07)?

Antwoord

Het gaat niet zozeer om bezuinigingen op het artikel goed bestuur, maar veeleer om een daling van de uitgaven voor goed bestuur (beleidsartikel 2.7) vanaf 2009. Deze daling heeft geen eenduidige oorzaak. Zoals bekend, is de besteding van bilaterale OS-middelen een aantal jaren geleden gedecentraliseerd en in de handen van de posten gelegd. Een teruggang in de uitgaven voor goed bestuur door een aantal posten heeft geleid tot deze daling. Voorbeelden hiervan zijn gedaalde uitgaven voor goed bestuur in onder meer Indonesië, Albanië, Bolivia, Burkina Faso, Georgië, Afghanistan en Bangladesh (vgl. vraag 61). Deze daling is dus niet het gevolg van gewijzigd beleid in Den Haag, maar veeleer een gevolg van decentraal genomen beslissingen, die om uiteenlopende redenen zijn genomen (zoals bezuinigingen, voldoende invulling van het thema door andere donoren, andere prioriteiten).

Nr 16 HGIS

Vraag

Voor regionale stabiliteit en crisisbeheersing (artikel 2.05) wordt 216 miljoen euro aan middelen gereserveerd. Kunt u toelichten waaraan deze middelen naar verwachting worden besteed, via welke kanalen en in welke landen?

Antwoord

De ODA-component van de totale reservering op artikel 2.05 bedraagt EUR 216 mln. Het totale bedrag, inclusief de non-ODA middelen, bedraagt EUR 345 mln in 2011.

De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat uit een aantal budgetten, waaronder het stabiliteitsfonds en de budgetten voor wederopbouw en vredesopbouw. Daarnaast valt ook de Nederlandse afdracht voor VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties van EUR 102 miljoen in 2011 hieronder.

De bijdragen uit het stabiliteitsfonds komen zowel via multilaterale inzet (EU, VN en Wereldbank programma's), als via bilaterale programma's in de betreffende landen terecht. Het stabiliteitsfonds is een flexibel en vraaggestuurd fonds, waarbij financiering mede bepaald wordt door de urgentie en mogelijkheden om daadwerkelijk te intervenieren in een regio of conflictgebied. Mede daardoor is een exacte planning van de uitgaven per regio vooraf niet mogelijk. Over de exacte besteding van middelen uit het stabiliteitsfonds wordt jaarlijks achteraf gerapporteerd aan de Kamer middels de «Kamerbrief uitvoering Stabiliteitsfonds».

Voor wat betreft het wederopbouw budget, richten de programma’s zich op het creëren en vergroten van vredesdividend in prioritaire landen. Projecten die uit dit budget (mede-)gefinancierd worden zijn bijvoorbeeld een project gericht op verzoening tussen Kosovaar-Albanese en Kosovaar-Servische gemeenschappen in Noord Kosovo (ruim 1 miljoen EURO, 2010–2012), en het ondersteunen van een sociaal contract tussen lokale overheid en bevolking in zuid-Kivu in DRC (circa 4,3 miljoen EURO, 2010–2012). Daarnaast draagt Nederland vanuit Wederopbouw Centraal bij aan internationale partnerorganisaties zoals International Crisis Group en Interpeace.

In 2010 is Haïti een belangrijk dossier geworden vanwege de Nederlandse overheidsbijdrage van ruim € 41 mln. aan de succesvolle actie van de Samenwerkende Hulp Organisaties (SHO) naar aanleiding van de aardbeving. Van dit bedrag is 29,7 miljoen EURO gereserveerd voor wederopbouw voor de periode 2012–december 2014.

Nr 17 HGIS

Vraag

Voor crisisbeheersingsoperaties gefinancierd vanuit Defensie (art. 20) wordt 13 miljoen euro aan middelen gereserveerd. Kunt u toelichten waaraan deze middelen naar verwachting worden besteed, via welke kanalen en in welke landen?

Antwoord

Zie vraag 12.

Nr 18, 20, 22, 26, 27 en 51 HGIS

Vraag 18

De uitgaven aan multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen stijgen van 55,8 miljoen in 2010 naar 342 miljoen in 2011. Kunt u toelichten voor welke multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen financiering is voorzien, wat de verschillen zijn tussen 2010 en 2011 in financiering per ontwikkelingsbank en -fonds en wat de achtergrond is van deze verschillen?

Vraag 20

Waaraan moet de bijzondere groei van de uitgaven voor Multilaterale Ontwikkelingsbanken en Fondsen (van 55,785 miljoen euro in 2010 naar 342,205 miljoen euro in 2011) worden toegeschreven?

Vraag 22

Wat houden de uitgaven bij artikel 4.20 Multilaterale Ontwikkelingsbanken en Fondsen in? Wat zijn de mutaties ten opzichte van 2010 per ontvangende organisatie/programma en wat is de reden van deze mutatie? Kunt u toelichten voor welke multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen financiering is voorzien?

Vraag 26

Kunt u aangeven welk bedrag op de BuZa begroting begroot is als bijdrage aan de multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen? Kunt u hierbij tevens aangeven voor welke programma's en projecten de bijdragen vanuit BuZa aan de multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen bestemd zijn en voor welke programma's en projecten de bijdragen vanuit Financiën aan de multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen bestemd zijn?

Vraag 27

Kunt u aangeven waarom de uitgaven aan de multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen (art. 04.20) in vergelijking met voorgaande jaren zo gigantisch stijgen? Aan welke fondsen en banken komt dit ten goede? Hoe wordt de besteding hiervan geëvalueerd?

Vraag 51

Kan een nadere onderbouwing worden gegeven van de stijging van de bijdrage van bijna 300 miljoen aan multilaterale ontwikkelingsbanken? Wat is de verhouding tussen bijdragen aan particuliere, multilaterale en bilaterale ontwikkelingsbanken?

Antwoord

In 2010 en 2011 worden de volgende algemene bijdragen aan de ontwikkelingsfondsen van multilaterale ontwikkelingsbanken voorzien (afgerond in miljoenen euro’s):

 

2010

2011

Middelenaanvulling IDA

56,00

342,00

Middelenaanvulling Afrikaans ontwikkelingsfonds (AfDF)

51,00

61,00

Middelenaanvulling Aziatische ontwikkelingsfonds (AsDF)

15,00

16,00

Middelenaanvulling IaDB-fonds (MIF)

2,50

2,50

Algemene bijdragen die betrekking hebben op de Wereldbank (inclusief IDA) zijn verwerkt in de begroting van Financiën (art. 04.20) en die welke bestemd zijn voor de regionale ontwikkelingsbanken zijn opgenomen in de begroting van Buitenlandse Zaken (art. 4.2). Beide categorieën van bijdragen voldoen aan de criteria voor officiële ontwikkelingssamenwerking en vallen onder het zogeheten ODA-plafond. Hoewel de totale omvang van de Nederlandse bijdrage aan een bepaalde ronde van middelenaanvulling vooraf wordt vastgelegd, kennen de betalingsschema’s voor IDA, AfDF, AsDF en MIF gedurende de looptijd een grillig verloop. De omvang van de jaarlijkse bijdragen wordt mede bepaald in het licht van de beschikbaarheid van middelen. Voor de organisaties is dit geen enkel probleem zolang de netto contante waarde van de betalingen gelijk blijft.

Zowel de Wereldbank, als de Aziatische ontwikkelingsbank en de Afrikaanse ontwikkelingsbank kennen een geavanceerd systeem van monitoring en evaluatie. Alle activiteiten worden regelmatig geëvalueerd.

Nr 19 en 62 HGIS

Vraag 19

Kunt u een overzicht geven van de voorgenomen begrotingssteun in 2011 per land? Kunt u hierbij tevens aangeven of het om algemene dan wel sectorale begrotingssteun gaat

Vraag 62

Welke partnerlanden ontvangen begrotingssteun en om welke bedragen gaat het per land?

Antwoord

Bijgaand treft u het overzicht aan van de geraamde begrotingssteun aan de partnerlanden in 2010 en 2011. ABS staat voor algemene begrotingssteun en SBS voor sectorale begrotingssteun. Definitieve goedkeuring voor de toekenningen in 2011 vindt plaats in het kader van de goedkeuring van de begroting van de posten.

Land

Bedrag 2010

Bedrag 2011

Benin

€ 8 275 000 ABS

€ 8 500 000 ABS

Bhutan

€ 2 000 000 ABS

€ 2 000 000 ABS

Burkina Faso

€ 18 000 000 ABS

€ 23 000 000 ABS

Burundi

€ 9 300 000 ABS

Colombia

€ 5 000 000 SBS Milieu

€ 4 000 000 SBS milieu

Georgië

€ 2 126 000 ABS

Ghana

€ 20 000 000 ABS

€ 7 000 000 SBS Milieu

€ 18 000 000 SBS Gezondheid

€ 20 000 000 ABS

€ 7 000 000 SBS milieu

€ 18 000 000 SBS gezondheidszorg

Mali

€ 13 000 000 ABS

€ 4 000 000 SBS Gezondheid

€ 20 500 000 SBS Onderwijs

€ 15 000 000 ABS

€ 4 000 000 SBS gezondheid

€ 10 000 000 SBS Onderwijs

Moldavië

€ 2 775 000 ABS

€ 2 400 000 ABS

Mozambique

€ 18 000 000 ABS

€ 18 000 000 ABS

Rwanda

€ 3 800 000 SBS Justitie

€ 4 800 000 SBS Onderwijs

€ 4 800 000 SBS Justitie

€ 6 200 000 SBS Onderwijs

Senegal

€ 2 500 000 ABS

€ 12 000 000 SBS Milieu

€ 9 500 000 ABS

€ 11 000 000 SBS milieu

Uganda

€ 14 000 000 SBS Onderwijs

€ 8 000 000 SBS Justitie

€ 14 000 000 SBS onderwijs

€ 8 000 000SBS Justitie

Zambia

€ 10 000 000 ABS

€ 10 000 000 ABS

Nr 20 HGIS

Vraag

Waaraan moet de bijzondere groei van de uitgaven voor Multilaterale Ontwikkelingsbanken en Fondsen (van 55,785 miljoen euro in 2010 naar 342,205 miljoen euro in 2011) worden toegeschreven?

Antwoord

Zie vraag 18.

Nr 21 HGIS

Vraag

Waaraan moet de verlaging van de uitgaven ter bevordering van internationaal ondernemen (van ruim 81 miljoen euro naar ruim 54 miljoen euro) worden toegeschreven?

Antwoord

De verlaging op beleidsartikel 5.30 (van de EZ-Begroting) kan worden toegeschreven aan het omhangen van een drietal onderdelen van instrumenten binnen het begrotingsartikel vanaf 2011 naar 5.10 Algemeen. Het betreft de apparaatsgerelateerde bijdrage aan het Agentschap NL voor de uitvoering van de buitenlandinstrumenten op beleidsartikel 5. Het gaat dus alleen om een verschuiving binnen het totaal van beleidsartikel 5.

Nr 22 HGIS

Vraag

Wat houden de uitgaven bij artikel 4.20 Multilaterale Ontwikkelingsbanken en Fondsen in? Wat zijn de mutaties ten opzichte van 2010 per ontvangende organisatie/programma en wat is de reden van deze mutatie? Kunt u toelichten voor welke multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen financiering is voorzien?

Antwoord

Zie vraag 18.

Nr 23 en 33 HGIS

Vraag 23

Hoe kan de enorme afname van reserveringen voor EKI-kwijtschelding in 2011 worden verklaard?

Vraag 33

De toerekening EKI kwijtschelding bedraagt 95 miljoen euro. Kunt u toelichten welke landen in 2011 naar verwachting voor deze reservering voor schuldkwijtschelding in aanmerking komen?

Antwoord

Het aantal landen met een HIPC-behandeling neemt af, aangezien reeds 30 landen het HIPC-traject succesvol hebben afgerond en schuldkwijtschelding hebben gekregen. Ter vergelijking: voor zes landen is het HIPC-traject gestart, maar is het HIPC-eindpunt nog niet bereikt. Vier landen kwalificeren in de toekomst mogelijk voor HIPC-schuldkwijtschelding. De steeds kleiner wordende portefeuille van (verwachte) landen in het HIPC-traject vertaalt zich in ramingen die op termijn zullen afnemen. In de raming voor 2011 wordt alleen rekening gehouden met kwijtschelding voor Ivoorkust (EUR 95 miljoen).

Nr 24 HGIS

Vraag

Volgens de Begroting Buitenlandse Zaken is er voor de jaarlijkse bijdrage aan UNDP 90 miljoen euro gereserveerd en voor middelen en kapitaalaanvullingen voor multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen 87 miljoen euro. Komt deze bijdrage bovenop de door Financiën gefinancierde bijdrage aan multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen van 342 miljoen euro?

Antwoord

Ja. De jaarlijkse bijdragen aan de Wereldbank (incluis IDA) staan op de begroting van Financiën, die aan UNDP en de regionale ontwikkelingsbanken en -fondsen worden verwerkt op de begroting van Buitenlandse Zaken.

Nr 25

Vraag

Kunt u een overzicht geven van de schulden die ontwikkelingslanden hebben uitstaan in Nederland? Wat is per land het aandeel van de Nederlandse schuld in de totale schuld? Hoe groot zijn de rente-inkomsten die Nederland uit deze schulden krijgt?

Antwoord

Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste schulden die ontwikkelingslanden bij de Nederlandse overheid hebben uitstaan. Enerzijds zijn het schulden die voortvloeien uit hulpleningen die in het verleden zijn verstrekt (NIO-leningen). Sinds 2001 geeft Nederland dit soort leningen niet meer uit. In 2009 is aan rente-inkomsten op bilaterale leningen in totaal EUR 20,5 miljoen ontvangen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de uitstaande vorderingen uit hoofde van in het verleden verstrekte bilaterale leningen per 31 december 2009.

Anderzijds bestaan er schulden uit hoofde van de verstrekte exportkredietverzekering (EKI). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de per 1 oktober 2010 uitstaande vorderingen uit hoofde van de exportkredietverzekering die onderwerp zijn geweest van een schuldenregeling in de Club van Parijs, dan wel onderwerp van een schuldenregeling buiten de Club van Parijs. De bedragen zijn exclusief toekomstige rentetermijnen en achterstalligheidsrente. De Democratische Republiek Congo is niet in het overzicht opgenomen in verband met het bereiken van het HIPC-eindpunt op 1 juli 2010. De formele effectuering van de kwijtschelding moet echter nog zijn beslag krijgen in de Club van Parijs. Voor Nederland gaat het hierbij om een bedrag van circa EUR 300 miljoen.

De bedragen hieronder zijn afgerond en in miljoenen euro’s.

Land

Vordering bilaterale lening

Vordering EKI

 

Op basis van bedragen per 31-12-2009

Op basis van wisselkoersen (USD en CHF) en bedragen per 01-10-2010

 

In EUR miljoen

In EUR miljoen

Angola

19

 

Argentinië

 

350

China

15

 

Cuba

20

51

Egypte

58

12

Georgië

 

2

Indonesië

383

162

Irak

 

61

Iran

 

2

Ivoorkust

 

93

Jamaica

13

 

Jemen

 

2

Kenia

15

5

Sri Lanka

2

 

Marokko

1

 

Mexico

1

 

Montenegro

 

0

Myanmar

8

1

Noord-Korea

 

16

Peru

7

 

Pakistan

76

11

Servië

 

27

Soedan

 

100

Somalië

 

2

Tsjaad

 

1

Togo

 

13

Tunesië

3

 

Turkije

1

 

Trinidad & Tobago

1

 

Vietnam

3

 

Zimbabwe

25

 

Nr 26 en 27 HGIS

Vraag 26

Kunt u aangeven welk bedrag op de BuZa begroting begroot is als bijdrage aan de multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen? Kunt u hierbij tevens aangeven voor welke programma's en projecten de bijdragen vanuit BuZa aan de multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen bestemd zijn en voor welke programma's en projecten de bijdragen vanuit Financiën aan de multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen bestemd zijn?

Vraag 27

Kunt u aangeven waarom de uitgaven aan de multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen (art. 04.20) in vergelijking met voorgaande jaren zo gigantisch stijgen? Aan welke fondsen en banken komt dit ten goede? Hoe wordt de besteding hiervan geëvalueerd?

Antwoord

Zie vraag 18.

Nr 28, 29 en 30 HGIS

Vraag 28

Kunt u aangeven welke programma's en projecten vallen onder art. 04.03 (ondernemingsklimaat ontwikkelingslanden) en in welke landen deze programma's en projecten plaatsvinden? Waaruit bestaat de verhoging op dit artikel?

Vraag 29

Kunt u een overzicht geven van welke projecten en programma's allemaal vallen onder het thema «economische groei en private sector ontwikkeling»? Vallen bijvoorbeeld ORIO en PSOM hier onder en zo niet waar vallen zij dan wel onder? In welke landen vinden deze programma's en projecten plaats? Is dit allemaal ODA-geld?

Vraag 30

Kunt u een overzicht geven van welke projecten en programma's allemaal vallen onder het thema «bedrijfsleven»? Vallen bijvoorbeeld ORIO en PSOM hier onder en zo niet waar vallen zij dan wel onder? In welke landen vinden deze programma's en projecten plaats? Is dit allemaal ODA-geld?

Antwoord

Het budget voor beleidsartikel 4.3 beslaat grotendeels (ca 75%) centrale bijdragen aan niet-landenspecifieke programma’s en internationale organisaties, gericht op het thema «economische groei en private sector ontwikkeling». De voornaamste programma’s zijn het ORET/ORIO programma, het PSOM/PSI programma, en het IDF (Infrastructure Development Fund) van de FMO. Ook valt onder dit beleidsartikel de jaarlijkse bijdrage aan het CBI, PUM, IFC en verschillende programma’s ter bevordering van het ondernemingsklimaat, landbouw en marktontwikkeling. Concrete voorbeelden hiervan zijn bijdragen aan MVO Nederland voor het Initiatief Duurzame Handel (IDH), de bijdrage aan Agriterra ten behoeve van het Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP), het CAADP (Comprehensive Africa Agriculture Development Programme), en activiteiten uit diverse subsidierondes (zoals MFS, Schokland, Jong en Vernieuwend). Programma’s waarin wordt samengewerkt met bedrijven, zoals PSOM/PSI, ORET/ORIO, CBI, FMO en PUM vallen onder het thema bedrijfsleven. Deze programma’s richten zich op de 33 OS-partnerlanden (categorie I, II en III), de 7 uitfaseringslanden en een aantal opkomende markten. Voorts worden via de posten in 22 van de 33 partnerlanden activiteiten gefinancierd ter bevordering van het ondernemingsklimaat. Het gaat om Bangladesh, Benin, Bolivia, Burundi, Colombia, Egypte, Ethiopië, Ghana, Indonesië, Jemen, Kenia, Kosovo, Mali, Mozambique, Nicaragua, Rwanda, Senegal, Suriname, Tanzania, Uganda, Zambia, en Zuid Afrika. Het betreft allemaal ODA-uitgaven. De verhoging op dit artikel in 2011 is een saldo. De verhogingen betreffen met name ORIO (EUR 12 mln), PSOM (EUR 8 mln) en IFC (EUR 9,6 mln).

Nr 31 HGIS

Vraag

Kunt u een toelichting geven op art. 04.04 (kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking)? Waarom worden de uitgaven verhoogd?

Antwoord

Het verschil in uitgaven op beleidsartikel 4.4 wordt met name verklaard door een overheveling van het fonds algemene ODA-activiteiten en speciale activiteiten DGIS algemeen vanuit artikel 4.2. De overheveling heeft plaatsgevonden aangezien de activiteiten beleidsmatig beter onder artikel 4.4 passen. Met name activiteiten met betrekking tot evaluatie van programma’s vallen onder dit artikel. Internationaal zijn afspraken gemaakt om te komen tot een verhoging van de effectiviteit en kwaliteit van de hulp. Nederland heeft deze afspraken uitgewerkt in het Nederlandse Actieplan Parijs/Accra (NAPA). Toetsing hiervan vindt plaats op basis van de voortgang die gemaakt wordt op o.a. het gebruik van eigen instituties en systemen van het partnerland, de voorspelbaarheid van de hulp, de resultaatgerichte manier van werken en verantwoording afleggen en de verlaging van de transactiekosten door rationalisatie van de hulp en bundeling van het hulpaanbod.

Nr 32 HGIS

Vraag

Wat moet worden verstaan onder «programmatisch pakket» (art. 5.50)? Waaruit bestaan de ODA-uitgaven? En waarom stijgt zowel het totale bedrag als het ODA-deel?

Antwoord

Onder het « programmatisch pakket» worden verstaan de instrumenten die zijn opgenomen onder het operationeel doel 50 van artikel 5 Internationale Economische Betrekkingen van de EZ begroting: Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op zowel binnen- als buitenlandse markten.

Het gaat om de volgende instrumenten:

  • · Programma Samenwerking Opkomende markten (PSO): programma is gestopt in 2008, het betreft hier louter nog kasbedragen voor betalingen op eerder aangegane verplichtingen

  • · Overig programmatische aanpak: hieronder vallen met ingang van 2010 de programma's Government2Government (G2G), PSOM EZ (Tijdelijke Subsidieregeling Programma Samenwerking Opkomende markten), PSO Milieu en het President's programma.

  • · Internationaal Excelleren: Package4Growth ODA

  • · Internationaal Excelleren: Package4Growth

  • · Internationaal Excelleren: 2getthere

De 5 miljoen ODA-middelen worden ingezet onder «Package 4 Growth ODA» om commercieel niet haalbare exporten van goederen en diensten te stimuleren op het gebied van duurzaamheid op de zogenaamde sterktes van het Nederlandse bedrijfsleven.

De stijging van het totale bedrag en het ODA-deel heeft te maken met een vertraagde kasuitfinanciering van bedragen die eerder zijn/worden verplicht.

Nr 33 HGIS

Vraag

De toerekening EKI kwijtschelding bedraagt 95 miljoen euro. Kunt u toelichten welke landen in 2011 naar verwachting voor deze reservering voor schuldkwijtschelding in aanmerking komen?

Antwoord

Zie vraag 23.

Nr 34 HGIS

Vraag

Waaruit bestaat de verhoging op art.05.02 (kennisontwikkeling)?

Antwoord

De verhoging op art. 05.02 met EUR 10 miljoen vloeit voornamelijk voort uit een hogere raming in 2011 voor de internationale onderwijsprogramma’s NICHE en Netherlands Fellowship Programme (NFP) ten opzichte van de begroting 2010. Deze hogere raming is een gevolg van de beslissing van de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking, die tijdens de BZ-begrotingsbehandeling van 2007 een forse financiële impuls heeft gegeven aan hoger onderwijs. Deze toezegging is door haar opvolger in 2008 gehandhaafd. De extra uitgaven zijn over een meerjarige periode gespreid en de hogere raming voor 2011 maakt nog deel uit van deze intensivering.

Nr 35 HGIS

Vraag

Waaruit bestaat de verlaging op art. 05.03 (gender)?

Antwoord

De afname van het budget voor gender wordt veroorzaakt doordat in 2011 de bijdrage aan het «MDG3 Fonds: Investeren in gelijkheid» afloopt. Over eventuele voortzetting van dit fonds c.q. het uitschrijven van een nieuwe subsidieronde is nog geen besluit genomen.

Nr 36 en 49 HGIS

Vraag 36

Waaruit bestaat precies de verlaging op art. 05.05 (reproductieve gezondheid)? Welke programma’s in welke landen vallen hieronder?

Vraag 49

Wat is de reden van de afname van de middelen voor Reproductieve gezondheid 05.05? Waar zitten de grootste mutaties binnen dit artikel?

Antwoord

Er is geen sprake van een beleidswijziging ten aanzien van reproductieve gezondheid.

Er is in 2011 ten opzichte van 2010 sprake van een verlaging van circa EUR 11 miljoen op het terrein van SRGR. Dit bedrag is een saldo van verhogingen (onder meer in Mali met EUR 1 miljoen en in Burkina Faso met EUR 0,75 miljoen) en verlagingen. Factoren die hierbij een rol spelen zijn het beschikbare ODA-budget, eigen planning en beleidskeuzes in de partnerlanden zelf en de uitvoering van het beleid. Zo wordt in Vietnam ruim EUR 1 miljoen en in Suriname ruim EUR 7 miljoen minder begroot wegens respectivelijk omschakeling van het landenprofiel en de besteding van de resterende Verdragsmiddelen. In Zambia vloeit de verlaging van EUR 5 miljoen voort uit onvoldoende voortgang in de uitvoering van het Governance Action Plan (zie ook vraag 70 bij HGIS-nota).

Nr 37 HGIS

Vraag

Waaruit bestaat art. 26.01.06 (waarborgen van het kennisstelsel (internationaal onderwijs en ISRIC)?

Antwoord

De post internationaal onderwijs LNV is een OCW-conforme bekostiging van het groene hoger onderwijs (EUR 35 000) ten behoeve van beurzen voor niet-EER-studenten.

ISRIC, het International Soil Reference and Information Centre, is een aan de Wageningen Universiteit verbonden instituut en is al langer ondergebracht bij de HGIS. Tot 2005 stond ISRIC op de begroting van OCW. Het ISRIC beheert een bodemarchief met wereldwijde dekking en heeft een mondiale adviesfunctie.

Nr 38 HGIS

Vraag

In de BuZa begroting 2011 is voor beleidsthema 05.01 Onderwijs 38 miljoen euro meer gereserveerd ten opzichte van 2010. Kunt u toelichten wat de voornaamste wijzigingen zijn ten opzichte van 2010 en wat de achtergronden daarvoor zijn?

Antwoord

De voornaamste wijzigingen in de begroting voor beleidsthema 05.01 (onderwijs) betreffen:

  • een toename in het artikel voor (i) het Education for All Fast Track Initiative (EFA/FTI) (+ € 40 miljoen), op grond van een geplande nieuwe verplichting voor EFA/FTI

  • een toename in centraal beheerde middelen (+ € 17 miljoen), op grond van geplande nieuwe initiatieven op het gebied van beroepsonderwijs

  • een korting op de bilaterale onderwijsprogramma’s (– € 21,2 miljoen), onder meer als gevolg van de uitfasering van het onderwijsprogramma in enkele partnerlanden, bijvoorbeeld Benin, Mozambique en Suriname.

Nr 39 HGIS

Vraag

Waarom wordt op p. 9 gesteld dat Nederland zowel nationaal als internationaal verantwoordelijkheden heeft om bij te dragen aan oplossingen voor vraagstukken betreffende (o.m.) milieudegradatie, terwijl in 2011 geen uitgaven meer worden gedaan voor dat doel?

Antwoord

Mede op advies van de Algemene Rekenkamer is besloten begrotingsartikel 2.9 (grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie) onder te brengen in artikel 6.1 (beschermd en verbeterd milieu), om de samenhang tussen beide operationale doelen te versterken. Nederland blijft dus bijdragen aan oplossingen voor vraagstukken betreffende milieudegradatie, maar vanaf 2011 gebeurt dat onder begrotingsartikel 6.

Nr 40 HGIS

Vraag

Kunt u toelichten hoe het programma «Partners voor water» bijdraagt aan de versterking van de Nederlandse watersector? Aan welke vijf deltalanden schenkt Nederland bijzondere aandacht en welke bedragen zijn hiermee gemoeid? Welk budget is totaal gemoeid met «partners voor water» en hoe is de verdeling over de verschillende kanalen (dus bedrijven, NGO's etc)? Is dit allemaal ODA?

Antwoord

Het programma Partners voor Water III (2010 tot en met 2015) versterkt de internationale positie van de Nederlandse watersector door de krachten bij de Nederlandse overheid, het bedrijfsleven, kennisinstellingen en NGO's te bundelen en een gezamenlijke bijdrage te leveren aan de wereldwaterproblematiek. Op deze wijze streeft het programma ernaar de expertise van Nederlandse partijen wereldwijd op de kaart te zetten. De vijf deltalanden waaraan bijzondere aandacht wordt besteed zijn Bangladesh, Egypte, Indonesie, Mozambique en Vietnam. Met deze landen wil de Nederlandse overheid de reeds bestaande samenwerkingsrelaties continueren om gezamenlijke oplossingen te genereren voor de waterproblemen in de betreffende landen. Het jaarlijkse budget van Partners voor Water is 9,5 miljoen euro; hiervan is plm. 55% gereserveerd voor de deltalanden. De verdeling over kanalen van het Partners voor Water programma is als volgt: bedrijfsleven: 50%, kennisinstellingen: 25%, NGO’s: 20% en publieke instellingen (w.o. waterschappen): 5%.

Nr 41 HGIS

Vraag

Wat houdt de ODA-bijdrage van artikel 37.01 Weer, klimaat, seismologie, ruimtevaart in?

Antwoord

Het genoemde bedrag heeft betrekking op de jaarlijkse Nederlandse contributie aan de World Meteorological Organization (WMO). De WMO is de overkoepelende gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties op het gebied van meteorologie, klimaat en water. De WMO heeft 187 leden, waaronder Nederland (KNMI). Een gedeelte van de kosten van het WMO-lidmaatschap (EUR 27 000) voldoet aan de DAC-criteria en valt dus onder ODA.

Nr 42 HGIS

Vraag

Wat is de reden van de toename van de toerekening van de Opvang van asielzoekers met ruim 4 miljoen ten opzichte van 2010?

Antwoord

De toerekening wordt jaarlijks vastgesteld op basis van een toerekeningsmodel waarbij een aantal variabelen bepalend zijn. De verhoging met EUR 4 miljoen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat het ministerie van Justitie de verwachte instroom voor 2011 iets hoger inschat dan de meest recente cijfers voor 2010.

Nr 43 HGIS

Vraag

Wat behelst het programma «leren voor duurzame ontwikkeling»? Waarom is dit ODA?

Antwoord

Het programma «Leren voor Duurzame Ontwikkeling» ondersteunt Nederlandse organisaties om te komen tot een meer duurzaam gerichte ontwikkeling. Ze ontwikkelt en levert daartoe onderwijsprogramma’s, verzorgt workshops en bijeenkomsten en begeleidt leer- en veranderprocessen gericht op duurzaamheid in organisaties. Ze richt zich daarbij op het vinden van nieuwe nieuwe oplossingen die bijdragen aan betere condities op ecologisch, economisch en sociaal-cultureel terrein (people, planet, profit), zonder dat negatieve effecten worden afgewenteld op generaties na ons of op andere plaatsen op deze wereld, met name ontwikkelingslanden. Daarmee kan het programma bijdragen aan een groter bewustzijn over de mondiale effecten van het Nederlands handelen, ofwel de Nederlandse voetafdruk.

Het programma levert haar diensten vooral aan onderwijsinstellingen, waaronder HBO’s, en overheidsorganisaties. Wat deze laatste betreft werkt zij nauw samen met provinciale organisaties en waterschappen. In de afgelopen jaren werkte zij in het kader van de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling ook regelmatig samen met de Rijksoverheid.

Namens de Rijksoverheid is het ministerie van LNV de penvoerder. De ministeries van Buitenlandse Zaken en OCW leveren ieder een financiële bijdrage.

De bijdrage van het ministerie van Buitenlandse Zaken is erop gericht de mondiale dimensie in het programma te versterken en bij te dragen aan het creëren van draagvlak in Nederland voor internationale duurzame ontwikkeling. Vandaar deze deelfinanciering uit ODA middelen. Een toekomstige evaluatie zal inzicht moeten geven in de effectiviteit van deze sterk op Nederland gerichte aanpak.

Nr 44 HGIS

Vraag

Waarom is in 2009 minder uitgegeven aan Cultureel Erfgoed dan begroot (4,2 miljoen i.p.v. 4,8 miljoen)? Waren niet voldoende projecten voorhanden? Zijn er projecten afgewezen? Zo ja op welke gronden? Wat zijn de perspectieven voor de uitgaven vanuit deze begrotingspost in 2011?

Antwoord

Voor het Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoedbeleid is jaarlijks 2 miljoen € beschikbaar, 1 miljoen van OCW en 1 miljoen van BZ. Dit bedrag is uitgegeven. De Nederlandse verplichte contributie aan UNESCO (in $ bij een vastgestelde contributieschaal van 1,873%) bedroeg over 2008 € 4,8 miljoen. In 2009 is, vanwege de lage dollarkoers, dit bedrag verder gedaald naar € 4,2 miljoen.

Nr 45 HGIS

Vraag

Hoe worden de gelden voor 08.03 Draagvlak Nederlands buitenlands beleid besteed? Welke activiteiten worden gefinancierd uit de EUR 35 miljoen ODA voor draagvlak? Wie voeren deze activiteiten uit?

Antwoord

De soorten activiteiten die vallen onder Artikel 8.3 «Draagvlak Nederlands buitenlands beleid» bestrijken een breder terrein dan OS.

Voor wat betreft algemeen buitenlands Beleid is € 8 miljoen geraamd voor het «klein programmafonds non-oda» waaruit het postennetwerk activiteiten financiert m.b.t. het internationaal cultuurbeleid, publieksdiplomatie en beeldvorming over Nederland. Voorts is € 1,5 miljoen geraamd voor activiteiten ter vergroting van het draagvlak van algemeen buitenlands beleid op de thema’s mensenrechten, vrede en veiligheid en consulaire en economische dienstverlening. Hieronder valt onder meer de jaarlijkse Wijs op Reis campagne, activiteiten rond de Mensenrechtentulp en het bezoekersprogramma voor influentials en het bezoekersprogramma voor high-potentials uit opkomende markten.

Als het gaat om OS wordt in 2011 invulling gegeven aan beleidsvernieuwing onder de noemer «burgerschap & OS» door de activiteiten van kennis- en adviescentrum NCDO en via de nieuwe Subsidiefaciliteit voor Burgerschap en OS (SBOS) die wordt uitgevoerd door een combinatie van Price Waterhouse Coopers, Wilde Ganzen en het Nederlands Jeugd Instituut. SBOS opereert op basis van een subsidiekader voor de periode 2011–2014. Voor de uitvoering is er een budgetplafond van € 19 miljoen per jaar (inclusief beheerkosten). Voor de NCDO nieuwe stijl is voor 2011 een budget gereserveerd van € 11 miljoen. Voor wat betreft de EU is jaarlijks € 2,5 miljoen Euro (plafond) beschikbaar voor subsidies uit het Europafonds.

Voorts is € 5,3 miljoen (waarvan € 3 miljoen non-oda, € 1,8 miljoen non-oda) geraamd voor eigen communicatieactiviteiten met als doel het uitdragen van beleid, faciliteren van het debat en creëren van steun voor het beleid. Dit gebeurt onder meer door middel van communicatie gericht op specifieke doelgroepen (stakeholders). Middelen die we daarvoor inzetten zijn bijvoorbeeld eigen websites, sociale media en, in uitzonderlijke gevallen, evenementen (Europadag).

Nr 46 HGIS

Vraag

Moeten de uitvoerders van de draagvlakactiviteiten uit 08.03 zich houden aan in de sector afgesproken beloningssystemen zoals de DG-norm en Code Wijffels? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De DG-norm is ingesteld in het kader van MFS-II, maar zal in de geest ook worden nagestreefd voor wat betreft andere organisaties die als actor in de OS-sector kunnen worden aangemerkt.

Voor wat betreft de uitvoering van het beleid gericht op burgerschap & OS gaat het in eerste instantie om de NCDO. Het directiesalaris van deze organisatie overschrijdt de DG-norm niet.

Ten aanzien van SBOS geldt dat het hier de uitvoering van een regeling van ministeriele regeling betreft die via een openbare aanbesteding is gegund aan een combinatie van partijen en waarvan de beheerskosten – cf. verzoek van de Kamer – zijn gekoppeld aan een maximum van 10%.

Voor het Europafonds geldt deze norm niet, maar subsidies worden alleen verstrekt voor het uitvoeren van het ingediende voorstel, met een maximum van 7,5% overhead.

Nr 47 HGIS

Vraag

Kunt u toelichten waarom onder «draagvlak Nederlands buitenlands beleid» (art. 08.03) de helft van het bedrag ten laste van ODA komt? In hoeverre zijn deze draagvlakuitgaven aanvullend aan de draagvlakuitgaven die reeds door de MFO's worden gedaan?

Antwoord

De soorten activiteiten die vallen onder Artikel 8.3 «Draagvlak Nederlands buitenlands beleid» bestrijken een breder terrein dan OS. De verdeling tussen ODA- en non-ODA-gerelateerde activiteiten weerspiegelt de verantwoordelijkheden en activiteiten van het departement.

Als het gaat om OS wordt in 2011 invulling gegeven aan beleidsvernieuwing onder de noemer «burgerschap & OS». In dit kader worden subsidies voor maatschappelijke activiteiten gericht op de bevordering van burgerschap in relatie tot OS verstrekt onder ministeriële verantwoordelijkheid via de nieuwe faciliteit SBOS en wordt de NCDO omgevormd tot een kennis- en adviescentrum. De NCDO verstrekt zij geen subsidies meer. Verder ontplooit het ministerie zelf nog eigen activiteiten op het terrein van beleidscommunicatie en het faciliteren van debat.

Zoals gesteld in de «Beleidsnotitie Maatschappelijke Organisaties: Samenwerken, Maatwerk» van 14 april 2009 is draagvlak als afzonderlijke beleidsdoelstelling voor de MFS-organisaties vervallen. Hiermee was in het verleden een bedrag van ruim € 20 miljoen per jaar gemoeid. Dat bedrag is nu niet meer voor draagvlakactiviteiten beschikbaar.

Nr 48 HGIS

Vraag

Waarom wordt voor 2012 EUR 200 miljoen meer gereserveerd voor 05.01 «Gelijke kansen op doolopen kwalitatief goed onderwijs»? Waar worden deze middelen aan besteed?

Antwoord

De uitgaven voor het beleidsthema onderwijs zijn in 2012 begroot op EUR 509 miljoen. Dat is EUR 141 miljoen hoger dan de begrote uitgaven in 2011 (EUR 368 miljoen). De geprojecteerde groei vindt plaats op de uitgaven voor:

  • het Education for All – Fast Track Initiative (+ EUR 90 miljoen) vanwege een voorgenomen nieuwe verplichting

  • bilaterale onderwijsprogramma’s (+ EUR 41 miljoen)

  • en centraal beheerde middelen (+ EUR 10 miljoen), onder meer vanwege geplande nieuwe initiatieven op het gebied van beroepsonderwijs.

Nr 49 HGIS

Vraag

Wat is de reden van de afname van de middelen voor Reproductieve gezondheid 05.05? Waar zitten de grootste mutaties binnen dit artikel?

Antwoord

Zie vraag 36.

Nr 50 HGIS

Vraag

Is het waar dat de uitgaven exclusief EKI in 2011 voor «meer welvaart, minder armoede» meer dan 10% stijgen in vergelijking met 2009 en 2010? Komt dit door de overdracht aan multilaterale ontwikkelingsbanken?

Antwoord

Neen. Op totaalniveau is er op dit beleidsartikel exclusief EKI sprake van een meerjarige budgettaire daling: EUR 943 miljoen (2009); EUR 838 miljoen (2010) en EUR 826 miljoen (2011). Zie hiervoor ook de budgettaire tabel op pagina 62 van de Memorie van Toelichting 2011 van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Nr 51 HGIS

Vraag

Kan een nadere onderbouwing worden gegeven van de stijging van de bijdrage van bijna 300 miljoen aan multilaterale ontwikkelingsbanken? Wat is de verhouding tussen bijdragen aan particuliere, multilaterale en bilaterale ontwikkelingsbanken?

Antwoord

Zie vraag 18.

Nr 52 HGIS

Vraag

Hoe worden de ODA-middelen besteed uit artikel 50 Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op zowel binnen- als buitenlandse markten van Economische Zaken? Onder welk programma valt dit?

Antwoord

Het gaat hier om EUR 5 mln aan ODA-middelen die worden ingezet onder het EZ instrument Package4Growth. Deze faciliteit stelt het Nederlandse bedrijfsleven in staat om zich op deze snelgroeiende, zeer competitieve markten sterk en snel te positioneren. Hiermee wordt de Nederlandse slagkracht in China en India vergroot en levert Package4Growth een positieve bijdrage aan het Nederlandse concurrentievermogen internationaal. De ODA-middelen worden ingezet om commercieel niet haalbare exporten van goederen en diensten te stimuleren op het gebied van duurzaamheid op de zogenaamde sterktes van het Nederlandse bedrijfsleven. Voor China zijn dit duurzame projecten in de sectoren landbouw, industrie en technologie, infrastructuur, energie, water en transport en logistiek. En voor India: agro-industrie, informatie- en communicatietechnologie, infrastructuur en logistiek, duurzame energie, water(management), biotechnologie, bouw, gezondheidszorg, transportmiddelenindustrie, creatieve industrie en milieu.

In totaal is er ook EUR 15 mln non-ODA beschikbaar gesteld voor het Package4Growth.

Nr 53 HGIS

Vraag

Wat is de reden dat op artikel 98.01.01 Projecten via UNODC niet langer middelen gereserveerd worden? Worden de spuitomruilprogramma's in Rusland, de Baltische staten en Roemenië die uit dit beleidsartikel gefinancierd werden, nu via andere kanalen gefinancierd? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?  

Antwoord 

Het samenwerkingsprogramma met het UNODC liep van 2006 tot 2010. In verband met de demissionaire status van het kabinet zijn in de begrotingsvoorbereiding dit jaar geen beleidsintensiveringen in de besluitvorming over de HGIS aan de orde gekomen; uitsluitend technische bijstellingen en/of uitvoeringsproblemen. Hierdoor financiert Nederland preventieprojecten gericht op druggebruikers (waaronder spuitomruilprojecten) in Rusland, de Baltische Staten en Roemenie ook niet via andere kanalen. 

Nr 54 HGIS en 189 BZ

Vraag

Wat houden de ontvangsten op artikel 70 humanitaire hulpverlening in?

Antwoord

De titels van de ontvangstenartikelen 2.70 en 2.10 op pagina 39 van de Memorie van Toelichting zijn per abuis foutief vermeld. In plaats van «Humanitaire Hulpverlening» (2.70) en «Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid» (2.10) moeten de juiste titels zijn: «Restituties Contributies» (2.70) en «Doorberekening Defensie Atlantische Commissie» (2.10).

De ontvangsten onder artikel 2.70 betreffen niet-uitgegeven gelden van de verdragsrechtelijk verplichte contributies die Nederland jaarlijks betaalt aan de NAVO, OVSE, CTBTO en OPCW.

Het betreft hier restsaldi van diverse activiteiten die afgesloten zijn en waar vanwege bijvoorbeeld koersverschillen enig saldoverschil ontstaat.

Nr 55 en 56 HGIS

Vraag 55

Wat is de achtergrond van «Bij: Kasschuif 2009» van 100 euro? Is dit het bedrag dat bedoeld werd in de HGIS-Nota 2010 in de volgende zin: «Daarnaast draagt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in 2010 EUR 100 miljoen bij aan de extra investeringen in de Nederlandse economie die het Kabinet vorig jaar in het Aanvullend Beleidsakkoord heeft vastgesteld. Dit bedrag wordt in 2011 weer aan de begroting voor ontwikkelingssamenwerking toegevoegd.» Zo nee, wat is dan wel de achtergrond? En hoe wordt de in de HGIS-Nota 2010 aangekondigde schuif van 100 miljoen dan in de huidige HGIS-Nota teruggevonden?

Vraag 56

Wat is de reden en de achtergrond van «Af: Kasschuif 2010» van – 250 miljoen euro? Wat zijn de gevolgen van de kasschuiven voor de ODA-berekening, nu en in de komende jaren?

Antwoord

De (budgetneutrale) kasschuiven die vanaf de begroting voor 2009 zijn doorgevoerd hebben als voornaamste doel het verbeteren van het rijksbrede budgettaire beeld in specifieke jaren. Zo zorgen kasschuiven uit 2011 voor verlichting van het rijksbrede budgettaire beeld in hetzelfde jaar. Het gaat hierbij om de volgende kasschuiven: in 2009 is besloten tot een kasschuif van EUR 100 mln van 2010 naar 2011 (NB: een schuif van EUR 150 mln van 2009 naar 2011 is in de loop van 2009 weer ongedaan gemaakt). In 2010 is besloten tot een kasschuif van EUR 250 mln van 2010 naar respectievelijk 2012 (EUR 200 mln) en 2010 (EUR 50 mln). De onderliggende meerjarige programmering is op deze schuiven aangepast, met name wat betreft de programmering op het terrein van hernieuwbare energie.

Nr 57 HGIS

Vraag

Wat is de reden van de afname van de middelen voor 3.3 EOF Europees ontwikkelingsfonds en de toename van de toerekening aan ODA van de EU-begroting?

Antwoord

Er is geen onderling verband tussen de Nederlandse bijdrage aan het Europees ontwikkelingsfonds (EOF) en de ODA toerekening van de bijdrage aan de EU begroting (geen communicerende vaten). Nederland is per verdrag gecommitteerd aan een maximale totale bijdrage over de gehele looptijd van het 10e EOF, maar de jaarlijkse afroepen fluctueren. Deze afroepen worden ieder jaar binnen de EU voor het volgend jaar vastgesteld op basis van de liquiditeitsbehoefte zoals die door de Europese Commissie in beeld is gebracht. De toename van de ODA toerekening aan de EU begroting is een gevolg van de stijging van het EU budget.

Nr 58 HGIS

Vraag

Wat kan thans worden gezegd over de resultaten bij het streven naar goed bestuur in landen als Jemen, Ethiopië, Oeganda, Rwanda en Nicaragua? Welke vooruitgang is daarbij in de voorbije jaren geboekt en wat heeft Nederland daaraan bijgedragen?

Antwoord

In de genoemde landen is de bevordering van goed bestuur een belangrijk onderdeel van de Nederlandse OS-inspanningen. Dit is een proces van lange adem, dat soms wordt gehinderd door de ontwikkeling in de politieke situatie in deze landen. Dus het kan zijn dat bepaalde inspanningen, bijvoorbeeld om verkiezingen beter te organiseren, goede resultaten opleveren, maar dat desondanks de overall situatie op het gebied van goed bestuur in het land verslechtert. Teneinde de impact van de Nederlandse inspanningen zo groot mogelijk te maken, zoekt Nederland in veel landen samenwerking met de EU en andere donoren (met name WB, regionaleontwikkelingsbanken), om de druk om bepaalde hervormingen door te voeren, te vergroten. In Ethiopië, Nicaragua, Jemen, Rwanda en Oeganda is deze samenwerking over het algemeen goed. De nationale autoriteiten zijn echter niet in alle gevallen genegen zich direct naar de wensen van donoren te richten. Dus het kan zijn dat de OS-inspanningen goede resultaten boeken op programma-niveau, maar toch nog niet hebben geleid tot beter bestuur in brede zin. In veel landen waar goed bestuur nog in de kinderschoenen staat, werkt Nederland ook veel samen met NGO's die bij de overheid aandringen op verbetering van bestuur. Zij vormen een belangrijk instrument om goed bestuur te bevorderen, juist in landen waar de overheid nog weinig aanknopingspunten hiertoe biedt. Al deze factoren maken het lastig om de exacte impact van de Nederlandse bestedingen op het gebied van goed bestuur in brede zin in kaart te brengen. Op sectoraal niveau zijn veel bemoedigende resultaten geboekt, met name daar waar de steun over meerdere jaren is gecontinueerd.

Hieronder volgt per land een korte schets van de bestuurssituatie en de resultaten die (mede) met behulp van Nederlandse OS-inspanningen zijn geboekt.

Ethiopië

Nederland zet in op zowel politieke dialoog als OS-inspanningen om het bestuur verder te verbeteren. Nederland draagt bij aan het Democratic institutions programme dat beoogt instellingen zoals de «Eerste Kamer», de Mensenrechtenraad, de Ombudsman en de Commissie voor ethiek en corruptiebestrijding te versterken. Resultaten hiervan zijn bewustwordingscampagnes op het gebied van corruptie en regels voor het melden van bezit van politici en topambtenaren. Financiering van Nederland richt zich al enkele jaren specifiek op het inbouwen van financiële transparantie en verantwoording in overheidsprogramma's voor onderwijs, gezondheidszorg en watervoorziening. Dit heeft de bestuurscultuur versterkt, en bijgedragen aan het bereiken van de MDGs. In EU-verband heeft Nederland zich met succes ingezet voor het zenden van een EU-verkiezingswaarnemingsmissie. Ethiopië toont al met al de moeizame ontwikkeling van een «cultuur van democratie en stabiliteit»; een proces dat in dit land rond 1990 werd gestart. Een lange adem is vereist om dit proces tot een goed einde te doen brengen.

Jemen

Jemen is een voorbeeld van een land in een strategisch belangrijke regio waar de politieke situatie verslechtert, hetgeen heeft geleid tot een bijstelling van de Nederlandse doelen op het gebied van goed bestuur in juni 2010.

Nadat het land in 2006 een veelomvattende Nationale Hervormingsagenda aannam, heerste optimisme dat de regering werk zou maken van belangrijke politiek-bestuurlijke hervormingen. Echter, het land ontbeert de politieke wil voor het echt aanpakken van zaken als hervorming van het ambtenarenapparaat, corruptiebestrijding en gelijkheid van vrouwen. De regering herbergt ook oprechte hervormers, maar zonder politieke steun op het hoogste niveau is hun invloed beperkt. Nederland en andere (westerse) landen steunen deze hervormers zoveel mogelijk. In het kader van het in 2010 gestarte Friends of Yemen-proces hebben twee internationale werkgroepen aanbevelingen gedaan op het gebied van de economie, goed bestuur, rechtspraak en de «rule of law». Nederland heeft hieraan als co-voorzitter van de werkgroep «Justice and Rule of Law» een belangrijke bijdrage geleverd. Jemen heeft deze aanbevelingen aanvaard.

In het bilaterale programma lag tot begin 2010 nadruk op sectorale hervormingen in onderwijs, gezondheid en water, naast verbetering van de openbare financiën en de positie van vrouwen. De strategie is begin 2010 herzien in antwoord op de verslechterende situatie. Thans wordt meer nadruk gelegd op conflictpreventie, basisveiligheid voor de bevolking en versterking van de relatie tussen staat en samenleving. Het programma richt zich op meer samenwerking met actoren buiten de overheid. In EU-verband zet Nederland zich in voor de dialoog over mensenrechten en democratisering. Gezien de recente datum van deze strategie is het nog te vroeg om resultaten te melden.

Nicaragua

De strategie om Goed Bestuur te bevorderen in Nicaragua is de afgelopen jaren gebaseerd op politieke diplomatie, algemene begrotingssteun (ABS) onder specifieke voorwaarden, en gerichte projecten. Gedurende de duur van deze aanpak, die samen met andere donoren is aangehouden, is de macroeconomische stabiliteit, armoedebestrijding en transparantie toegenomen. Zo is er een jaarlijkse audit op de nationale begroting ingesteld, een acceptabel nationaal ontwikkelingsplan opgesteld, verkiezingswaarneming voor de komende verkiezingen 2011 voorzien, en zijn er regels gesteld ten aanzien van rechterlijke carrières. De extreme armoede in Nicaragua (< 1 US$ per dag te besteden) is tussen 2005 en 2009 met 8% afgenomen.

Omdat tegelijkertijd op een aantal beginselen als democratisering, scheiding der machten en depolitisering van overheidsinstituten onvoldoende resultaten werden gehaald, werd in 2008 besloten de ABS te halveren. In 2009 is de ABS stopgezet, vanwege onvoldoende resultaten op deze gebieden.

De door Nederland gefinancierde programma’s hebben resultaten opgeleverd op het gebied van versterkte financiële planning en beheer op het ministerie van financiën, fiscale discipline en verantwoording alsook verbetering van de uitvoeringscapaciteit van het ambtenarenapparaat; de opzet van een politiek jeugdleiderschapsopleiding; modernisering van het parlement; het toegankelijker maken van het rechtssysteem in rurale gebieden en een programma (samen met Zwitserland) voor de opbouw van de bestuurlijke capaciteit van gemeenten. De resultaten van corruptiebestrijding via een anticorruptie-multidonorfonds waren teleurstellend. Nederland is daar begin 2010 uitgestapt. Ook dit land heeft nog een lange weg te gaan om de rechtstaat tot volle wasdom te laten komen.

Rwanda

Nederland is actief partner in de Joint Governance Assessment; in 2008 zijn regering en donoren een raamwerk overeengekomen om ambities op het terrein van goed bestuur vast te leggen, met indicatoren en doelen om voortgang te kunnen monitoren. Een eerste voortgangsrapportage wordt in het komende half jaar verwacht. Nederland draagt al meerdere jaren bij aan versterking van de justitiesector, de Rekenkamer en de Verkiezingscommissie.

De steun aan de justitiesector leidde tot de volgende resultaten: de veertien instellingen van de justitiesector werken nauwer samen. Er ligt nu een monitoring-/ evaluatieraamwerk voor de sector, met prioriteiten, meerjarenplanning en een onderling afgestemde begroting. De aanpak van corruptie is verbeterd door versterkte kwaliteit van de justitieketen; de toegang tot kwalitatief goede justitie, ook op lokaal niveau is verbeterd; rechtbanken hebben meer zaken behandeld; rechtshulpbureaus zijn operationeel in alle dertig districten, commercial courts zijn gestart. Ook is de situatie in de gevangenissen verbeterd. Nederland heeft de bouw van gerechtshoven op provinciaal niveau gefinancierd. Deze brengen het recht dichter bij de Rwandese burger. Ook heeft Nederland meebetaald aan «Gacaca rechtspraak» die in zeven jaar tijd meer dan een miljoen zaken heeft behandeld.

Nederland heeft tien jaar lang de Rwandese Rekenkamer gesteund. De samenwerking heeft bijgedragen aan verbetering van kwaliteit van bestuur in Rwanda, met name de domestic accountability. Tien jaar geleden was er geen nationale auditor. Nu staat er een adequaat instituut dat jaarlijks alle districten audit, 70% van alle overheidsuitgaven en performance audits uitvoert.. De rapporten hebben groot gezag, worden uitvoerig gebruikt in de media en gewaardeerd door het parlement.

Nederland heeft bijgedragen aan het multidonorfonds voor de Nationale Verkiezingscommissie (NEC). De NEC is nu technisch in staat verkiezingen goed te organiseren. Mede door inbreng van donoren is in 2008 de kieswet aangepast. Echter, het wordt oppositiepartijen nog moeilijk gemaakt zich te registreren, en consolidatie van de stemmen is niet transparant verlopen. Als huidige co-voorzitter van de stuurgroep van het multidonorfonds zal Nederland deze punten inbrengen in de stuurgroep. In de bredere politieke dialoog bespreekt Nederland ook de noodzaak van vergroting van de «politieke ruimte» in Rwanda.

Oeganda

Nederland heeft zich aangesloten bij de donoren die sectorale begrotingssteun geven, en deze jaarlijks evalueren op basis van vier criteria: vrede en stabiliteit in de regio, democratie, mensenrechten en rechtstatelijkheid.

De conclusie was in 2009 dat de overheid over het algemeen een voldoende mate van naleving toont van deze principes, maar dat ook negatieve tendensen te zien zijn. Als deze zich doorzetten, kan dat consequenties hebben voor continuering van begrotingssteun. Er is vooruitgang op het terrein van vrede en stabiliteit, met name wat betreft de situatie in Noord-Oeganda, en in relaties met de regio (rol in Somalië). Er zijn zorgen over de integriteit van de verkiezingen in 2011, vanwege de betwiste onafhankelijkheid van de kiescommissie en het ongelijke politieke speelveld. De scheiding van machten staat onder druk en vermeende straffeloosheid voor politieke leiders die verdacht zijn van corruptie zijn zorgpunten. Deze onderwerpen worden met de overheid besproken in de verschillende fora (onder andere in EU-verband)voor politieke dialoog.

Nederland draagt bij aan hervorming van de Justice, Law and Order Sector en aan het Deepening Democracy Programme, dat ten doel heeft democratische insituties en de democratische cultuur in Oeganda te ondersteunen. De Nederlandse sectorale begrotingssteun aan de sector Justice, Law and Order bestaat ruim tien jaar. Hierbij zijn elf instellingen betrokken.

Resultaten zijn: de toegang tot justitie en politie is toegenomen, kwaliteit en aanwezigheid van deze diensten is toegenomen (nu in alle districten vertegenwoordigd). Wat betreft eerlijke rechtsgang is voortgang geboekt in de wetgeving. Er zijn nu o.a. wetgeving die de positie van vrouwen bij echtscheiding versterkt, wetgeving over huiselijk geweld en wetgeving die vrouwenbesnijdenis strafbaar stelt.

De rechterlijke macht wordt gekenmerkt door een goede balans in gender, leeftijd en politieke achtergrond. De achterstanden in de behandeling van rechtszaken zijn echter nauwelijks teruggelopen. Wel is het percentage gedetineerden in voorarrest gedaald, van 59 naar 55%. De behandeling van onder meer corruptiezaken wordt nogal eens bemoeilijkt omdat er onvoldoende middelen en mensen zijn voor dergelijke omvangrijke, gecompliceerde en politiek gevoelige onderzoeken.

De situatie in veel gevangenissen is verbeterd, o.a. door de bouw van nieuwe faciliteiten en het verbeteren van bestaande gevangenissen. Ook het aantal gevangenen per bewaker is afgenomen. Taakstraffen worden nu tien keer zoveel toegepast als vijf jaar geleden, teneinde recidive te verminderen.

Nederland besteedt via de ambassade speciale aandacht aan het vergroten van democratisch toezicht op de Uganda Police Force, met gemengde resultaten. Weliswaar heeft een ambitieus review-proces, waarbij maatschappelijke organisaties en bevolking zich kunnen uitspreken over de politie uiteindelijk politieke steun gekregen. Van het aantal klachten dat de Mensenrechtencommissie binnen krijgt, is nog ruim 25% gerelateerd aan politieoptreden.

Hoewel er overall voldoende vooruitgang is geboekt, is deze op een aantal terreinen minder dan beoogd. Donoren hebben er tijdens de review dan ook op aangedrongen om realistische doelen te stellen en deze strikt te monitoren. De jaarlijkse review wordt gebruikt om problemen in de Oegandese maatschappij (onder andere corruptie) bespreekbaar te maken en hierover een effectieve beleidsdialoog met de Oegandese autoriteiten te onderhouden.

Nr 59 HGIS

Vraag

Via welke kanalen en welke organisaties wordt het programma 2.07 Goed Bestuur in de verschillende landen uitgevoerd, en hoe worden de middelen verdeeld? Kunt u dit per land aangeven?

Antwoord

Het Goed Bestuur programma wordt via uiteenlopende kanalen uitgevoerd. Dit betreft bilaterale projecten, mulitlaterale bijdragen en projecten via VN, WB, regionale ontwikkelingsbanken, en ook projecten van Nederlandse en internationale en nationale NGO’s, waaronder lobby- en advocacy-organisaties, actiegroepen en capaciteitsontwikkelende organisaties. Deze laatste werken veelal nauw samen met lokale (bijvoorbeeld gemeentelijke) organisaties. De verdeling van middelen vindt getrapt plaats; het budget voor goed bestuur per land wordt jaarlijks bepaald in het kader van de goedkeuring van de jaarplannen van de posten en directies. Binnen deze thematische budgetten hebben ambassades de ruimte om zelf accenten te leggen.

Nr 60 HGIS

Vraag

Waarom worden in de bilaterale programma's met Bolivia, Burkina Faso, Ethiopië, Jemen, Mali, Mozambique en Senegal uitgaven gepland op artikel 4.04 Kwaliteit en effectiviteit OS? Waarom in de andere partnerlanden niet? Kunt u per (genoemd) land een overzicht geven hoe aan welke beleidsvoornemens vorm gegeven wordt, en hoe de middelen besteed worden?

Antwoord

De uitgaven gepland op artikel 4.04 betreffen activiteiten, die gericht zijn op ondersteuning van de beleidsimplementatie, bijvoorbeeld door het laten verrichten van studies, het inhuren van consultants of voor capaciteitsondersteuning van organisaties.

Voor de landen Bolivia, Burkina Faso, Ethiopië, Jemen, Mali, Mozambique en Senegal hebben de posten ervoor gekozen om deze activiteiten separaat te boeken op artikel 4.04.

De overige posten in de Nederlandse partnerlanden hebben vrijwel allen soortgelijke activiteiten, gericht op ondersteuning van de beleidsimplementatie. Echter, deze activiteiten maken bij de overige posten normaliter onderdeel uit van de specifieke thematische en sectorale programma’s, die worden geboekt lastens de geëigende artikelen voor thema- en sectorprogramma’s in de begroting. Daardoor zijn deze kosten niet opgenomen in art. 4.04 in bijlage 4b van de HGIS nota.

Hieronder treft u aan hoe de middelen van art 4.04 van bijlage 4b per land zullen worden ingezet.

Bolivia

Ondersteuningsactiviteiten ten behoeve van beleidsimplementatie (Policy Support Fund)

Burkina Faso

Ondersteuningsactiviteiten ten behoeve van beleidsimplementatie

Ethiopië

Consultancy fonds t.b.v. ondersteuning beleidsimplementatie

Jemen

Capaciteitsopbouw van civil society organisations

Mali

Ondersteuning secretariaat voor harmonisatie van de hulp

Mozambique

Programma ondersteuningsfonds

Senegal

Programma ondersteuningsfonds

Nr 61 HGIS

Vraag

Waarom is de geplande uitgave voor goed bestuur in Bangladesh gehalveerd?

Antwoord

De halvering van het budget voor goed bestuur voor 2011 betreft een vermindering van het budget, voortvloeiend uit bezuinigingsoverwegingen. Het beschikbare budget voor goed bestuur in Bangladesh voor 2010 bedraagt 4,23 euro miljoen. Per 1 oktober 2010 is daarvan al 3,6 miljoen euro uitgegeven. Voor 2011 wordt uitgegaan van 2,1 miljoen euro. Dit bedrag is voldoende voor het uitvoeren van lopende verplichtingen, maar biedt geen ruimte voor nieuwe activiteiten.

Nr 62 HGIS

Vraag

Welke partnerlanden ontvangen begrotingssteun en om welke bedragen gaat het per land?

Antwoord

Zie vraag 19.

Nr 63 en 66 HGIS

Vraag 63

Kunt u de belangrijkste verschuivingen in de geplande uitgaven voor de partnerlanden geven? Op welke thema’s is het meest gekort? Waarom hebben een aantal partnerlanden te maken met een forse verhoging (Rwanda, Soedan, Bolivia, Senegal en Oeganda), terwijl andere partnerlanden (fors) worden gekort? Wat zijn de achterliggende keuzes?

Vraag 66

Kan een nadere toelichting gegeven worden op de belangrijkste verschuivingen in de budgetten van de Nederlandse ambassades, met name in de profielen 1 en 2? Op welke thema’s is in de meeste gevallen bezuinigd, daar waar sprake is van kortingen op het budget? Waarom krijgen de ambassades in sommige landen een (forse) budgetverhoging (in volgorde van afnemende grootte: Rwanda, Soedan, Bolivia, Senegal, Oeganda), terwijl andere geconfronteerd worden met een soms wel zeer forse korting (met name Burundi)? Wat zijn de achterliggende keuzes?

Antwoord

Bij het bepalen van de jaarlijkse hoogte van de respectievelijke landenprogramma’s spelen verschillende factoren een rol. Uitgangspunt zijn hierbij de meerjarige strategische plannen 2008–2011 die in overleg met het betreffende land zijn opgesteld. Bij de meeste landen in profiel 1 en 2 werd bij het vaststellen van deze plannen in 2008 doorgaans uitgegaan van relatief constante dan wel licht stijgende budgetten in 2008–2011. Deze lijn werd als gevolg van de economische crisis – waardoor het totale ODA-budget sterk daalde – voor de landen in profiel 1 met ingang van 2009 doorbroken.

Wat betreft de verschuivingen die nu optreden ten opzichte van het voorgaande jaar, geldt dat deze relatief beperkt zijn. Het gaat hierbij niet zozeer om inhoudelijke aanpassingen als gevolg van (aangepaste) MJSP’s, als wel om technische mutaties als gevolg van voortgang (of soms ook gebrek aan voortgang) bij de individuele programma’s in de verschillende landen.

Voor Bolivia, Senegal en Oeganda betreft het een relatief kleine stijging.

Voor Soedan wordt de stijging in het budget voornamelijk veroorzaakt door een toename voor middelen voor regionale stabiliteit en crisisbeheersing.

De stijging in het budget voor Rwanda betreft voornamelijk de duurzame energie, onderdeel van het 500 miljoen programma voor hernieuwbare energie.

Voor Burundi wordt voor het jaar 2011 geen begrotingssteun voorzien.

Bij de categorie 3 landen (brede relatie) ligt het in de rede dat een afname van de budgetten plaatsvindt. Dit beeld komt ook naar voren in de cijfers van 2011.

Nr 64 HGIS

Vraag

Voor partnerlanden met onderwijs als sector is ongeveer 20 miljoen euro minder beschikbaar. Kunt u toelichten wat de achtergrond daarvan is?

Antwoord

Het klopt dat er in 2011 ten opzichte van 2010 sprake is van een verlaging van circa EUR 20 miljoen op het terrein van onderwijs in de partnerlanden. Dit bedrag is een saldo van verhogingen (onder meer Bangladesh met EUR 4,5 miljoen en in Bolivia met EUR 1 mln) en verlagingen. Factoren die hierbij een rol spelen zijn het beschikbare ODA-budget, eigen planning en beleidskeuzes in de partnerlanden zelf en de uitvoering van het beleid. Zo wordt in Pakistan een verlaging van EUR 5,5 miljoen begroot wegens de omschakeling van het landenprofiel. In Suriname vloeit de verlaging van EUR 3,5 miljoen voort uit de resterende besteding van de Verdragsmiddelen. In Mali is een verlaging van EUR 4 miljoen zichtbaar (voor Mali zij verwezen naar het antwoord op vraag 83 MvT). De verlaging is tevens het gevolg van de uitfasering van onderwijs als sector in enkele partnerlanden zoals Mozambique.

Nr 65 HGIS

Vraag

Brede relatie-landen: in 2011 wordt ca. 31 miljoen euro besteed aan de onderwijssector in deze categorie landen. Het budget per land daalt geleidelijk ten opzichte van het jaar 2010, maar veel minder snel dan het onderwijsbudget van sommige minst ontwikkelde landen heeft moeten dalen. Kunt u toelichten waarom nog steeds zoveel middelen voor onderwijs niet in de «versnelde MDG-realisatie» landen besteed moet worden?

Antwoord

In de twee brede-relatielanden met een onderwijsprogramma (Indonesië en Zuid-Afrika) namen de uitgaven voor onderwijs af: in Indonesië van EUR 24,5 miljoen in 2009 naar EUR 17,8 miljoen in 2011 en in Zuid-Afrika van EUR 26 miljoen in 2008 naar EUR 11,5 miljoen in 2011. De steun die Nederland aan de onderwijssector in deze twee landen verleent past binnen het huidige beleid om in de verbredingslanden vooral in te zetten op de achterblijvende MDG’s. Beide landen blijven namelijk in vergelijking met de regio waarvan zij deel uitmaken achter in het behalen van MDG 2 (onderwijs). Het budget zal wel gestaag afnemen en de focus wordt waarschijnlijk verlegd van basisonderwijs naar hoger onderwijs. Op die manier zou samenwerking tussen Nederlandse en lokale kennisinstellingen worden ontwikkeld die vervolgens een belangrijke impuls kan geven aan de opbouw van een bredere, niet op ontwikkelingssamenwerking gebaseerde, bilaterale relatie.

Nr 66 HGIS

Vraag

Kan een nadere toelichting gegeven worden op de belangrijkste verschuivingen in de budgetten van de Nederlandse ambassades, met name in de profielen 1 en 2? Op welke thema’s is in de meeste gevallen bezuinigd, daar waar sprake is van kortingen op het budget? Waarom krijgen de ambassades in sommige landen een (forse) budgetverhoging (in volgorde van afnemende grootte: Rwanda, Soedan, Bolivia, Senegal, Oeganda), terwijl andere geconfronteerd worden met een soms wel zeer forse korting (met name Burundi)? Wat zijn de achterliggende keuzes?

Antwoord

Zie vraag 63.

Nr 67 HGIS

Vraag

In welke bilaterale programma’s wordt tracking en tracing toegepast? Wordt het maatschappelijk middenveld ingezet voor deze tracking en tracing?

Antwoord

Tracking and tracing van de bilaterale programma’s wordt toegepast in verschillende vormen. In de programma’s worden heldere afspraken gemaakt over uitgaven en resultaten en mechanismen in werking gesteld om dit te controleren. Een bekend voorbeeld van tracking en tracing zijn de Public Expenditure Tracking Surveys (PETS). Deze worden met name toegepast bij steun aan sectorbrede programma’s in de onderwijs en gezondheidssector. Er wordt dan bijvoorbeeld gecontroleerd of de geldstroom naar klinieken en scholen aankomt op de plaats van bestemming. Ook maatschappelijke organisaties worden ingezet bij het tracken en tracen van publieke middelen. Zo is er in Zambia door de ambassade in samenwerking met ngo’s een initiatief gestart om «budget tracking» kaarten te gebruiken om te zien hoeveel overheidsgeld er daadwerkelijk aankomt bij de scholen.

Nr 68 HGIS

Vraag

Wordt er in de bilaterale programma’s gebruik gemaakt van output-based aid? Zo ja, in welke landen, en op welke wijze? Zo nee waarom niet?

Antwoord

De ontwikkeling van het instrument «output-based aid» verkeert nog in een experimentele fase. In het Nederlandse bilaterale programma wordt hier nog geen gebruik van gemaakt. Wel draagt Nederland bij aan de verdere ontwikkeling ervan. Nederland steunt het Global Partnership on Output-Based Aid (GPOBA). Dit programma, gecoördineerd door de Wereldbank, is gericht op de vergroting van de toegang tot basisvoorzieningen, zoals drinkwater en sanitatie, gezondheidszorg, energie, onderwijs voor de armsten (zie http://www.gpoba.org/gpoba/recent-activities). De Nederlandse bijdrage is onderdeel van de 50 miljoen-doelstelling gericht op de drinkwater- en sanitatiesector. Op basis van de resultaten van het GPOBA programma zal Nederland besluiten of het dit instrument ook zelf zal toepassen.

Nr 69, 73 en 75 HGIS

Vraag 69

Wat is de reden van de toename van de geplande uitgaven onder artikel 6.01 Milieu en water van EUR 6 naar 19 miljoen in Rwanda? Hoe worden deze middelen besteed? Welk deel hiervan is juridisch verplicht?

Vraag 73

De geplande uitgaven voor Rwanda in 2011 van totaal 44,1 miljoen euro betekenen een stijging van 19 miljoen euro ten opzichte van. 2010, die voornamelijk lijken te gaan naar de nieuwe post milieu en water. Zal deze steun via de overheid lopen?

Vraag 75

Waarom is ervoor gekozen de bijdrage aan Rwanda op artikel 6.1 te verhogen?

Antwoord

De stijging van de uitgaven onder Artikel 6.01 heeft te maken met uitvoering van twee reeds gecontracteerde verplichtingen, herbebossing en uitrol van het elektriciteitsprogramma in Rwanda. Het gaat hierbij dus om juridische verplichtingen. Op basis van de huidige planning van uitgaven zal uit de betreffende 19 miljoen euro in 2011 een betaling van 5 miljoen euro worden gedaan aan herbebossing in Rwanda, uit te voeren via de Belgische Technische Coöperatie (BTC). De resterende 14 miljoen euro zal worden besteed aan de uitrol van het elektriciteitsprogramma in Rwanda, met een totale begroting van ongeveer 300 miljoen dollar, dat wordt uitgevoerd door het Rwandese ministerie van Infrastructuur en het Elektriciteitsbedrijf.

De uitvoering van het elektriciteitsprogramma loopt via de overheid, maar valt niet onder de Nederlandse sectorale begrotingssteun; het herbebossingsprogramma wordt uitgevoerd door BTC in nauwe samenwerking met het betrokken ministerie.

Nr 70 HGIS

Vraag

Wat is de reden van de halvering van het budget voor 5.05 Reproductieve gezondheid in Zambia? Hoe worden deze middelen besteed?

Antwoord

De overmaking van de Nederlandse fondsen voor (reproductieve) gezondheid in Zambia is afhankelijk van voldoende voortgang in de uitvoering van het Governance Action Plan. De voortgang is trager dan aanvankelijk voorzien. De Zambiaanse overheid is voornemens om in 2011 een nieuwe 5 jaren planningscyclus te starten, om dit nieuwe plan beter te laten aansluiten bij de eigen planningscyclus (Sixth National Development Plan 2011–2015). Indien de kwaliteit van deze nieuwe gezondheids strategie voldoende is en de uitvoering van het Governance Action Plan naar tevredenheid verloopt, zal Nederland het nog beschikbare saldo van gecommitteerde fondsen overmaken naar het ministerie van Gezondheid.

De besteding van de middelen is met name gericht op het versterken van het gezondheidssysteem ten behoeve van reproductieve gezondheid.

Nr 71 en 74 HGIS

Vraag 71

Wordt de steun aan lokale mensenrechtenorganisaties als LDGL in Rwanda voortgezet of zelfs versterkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?

Vraag 74

Bent u voornemens de steun aan lokale mensenrechtenorganisaties als LDGL voort te zetten in Rwanda of zelfs te versterken?

Antwoord

De steun aan de mensenrechtenorganisatie LDGL loopt tot 31 december 2010. Besluit over voortzetting van steun aan lokale mensenrechtenorganisaties zal genomen worden in het kader van nieuwe meerjarenplanning. In november 2010 zal de samenwerking met de LDGL worden geëvalueerd, mede in de context van de bredere vraag naar de meest effectieve wijze om lokale mensenrechtenorganisaties te steunen. LDGL is een van de weinige lokale organisaties die actief is op dit gebied.

Nr 72 HGIS

Vraag

Waarom heeft de Nederlandse ambassadeur plaatsgenomen als voorzitter in het steering committee van de Nationale Verkiezingscommissie (NEC) tijdens de presidentiële verkiezingen in Rwanda van afgelopen augustus; heeft dit bijgedragen aan een toename van de neutraliteit van de NEC?

Antwoord

Een aantal donoren, te weten: de Europese commissie, DFID, Zweden, Nederland en UNDP, ondersteunen het verkiezingsproces in Rwanda en meer specifiek het strategisch plan 2008–2011 van de Rwandese Nationale Verkiezingscommissie (NEC) via een zogenaamd Basket-Fund. In de stuurgroep van dit Basket-Fund hebben de donoren en de NEC zelf zitting. De stuurgroep wordt voorgezeten door de NEC, met als co-voorzitter een van de donoren op rotatiebasis. Nederland nam in dit kader per 1 juli het co-voorzitterschap van de stuurgroep over van Zweden. De stuurgroep biedt de betrokken donoren de gelegenheid om direct met de NEC in discussie te treden over het verloop van het verkiezingsproces, hetgeen de neutraliteit daarvan ten goede komt. Zo hebben de basket-fund partners invloed gehad op de totstandkoming van de nieuwe kieswet, waarin de belangrijkste EU-aanbevelingen uit 2008 zijn opgenomen.

Nr 73 HGIS

Vraag

De geplande uitgaven voor Rwanda in 2011 van totaal 44,1 miljoen euro betekenen een stijging van 19 miljoen euro ten opzichte van. 2010, die voornamelijk lijken te gaan naar de nieuwe post milieu en water. Zal deze steun via de overheid lopen?

Antwoord

Zie vraag 69.

Nr 74 HGIS

Vraag

Bent u voornemens de steun aan lokale mensenrechtenorganisaties als LDGL voort te zetten in Rwanda of zelfs te versterken?

Antwoord

Zie vraag 71.

Nr 75 HGIS

Vraag

Waarom is ervoor gekozen de bijdrage aan Rwanda op artikel 6.1 te verhogen?

Antwoorden

Zie vraag 69.

Nr 76 HGIS

Vraag

Waarom wordt de inspanning om goed bestuur te brengen in Bosnië-Herzegovina in 2011 gestaakt terwijl Nederlandse militairen zich daar nog wel blijven inspannen om de situatie in dat land te verbeteren?

Antwoord

Hoewel het bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsprogramma voor Bosnië-Herzegovina aan het einde van 2011 wordt beëindigd, in lijn met het eerdere besluit om het aantal partnerlanden te verminderen, blijft Nederland actief om de situatie in het land te verbeteren. Dat gebeurt onder meer door de Nederlandse rol in de Peace Implementation Council (het orgaan dat toezicht houdt op de Hoge Vertegenwoordiger), samenwerking via MATRA-projecten en de aanwezigheid van Nederlandse militairen. Daarnaast steunt Nederland Bosnië-Herzegovina via de Europese Unie, die met IPA-fondsen Bosnië-Herzegovina ondersteunt op het gebied van onder meer voor goed bestuur, en via de NAVO, waar Nederland bijdraagt aan het NAVO Trustfund voor Bosnië-Herzegovina voor de re-integratie van voormalig defensiepersoneel. De inspanning om goed bestuur te bevorderen wordt dus niet gestaakt; de manier waarop verandert wel.

Nr 77 HGIS

Vraag

Wordt er nog steeds Nederlandse hulp gegeven aan de Gaza? Is er ook geld voor goed bestuur gegeven aan Gaza? Wat is daarmee bereikt?

Antwoord

Ja. Het Nederlands OS-programma in Gaza richt zich op humanitaire hulp, economische wederopbouw en mensenrechten. Nederland geeft financiële steun aan een aantal lokale Palestijnse mensenrechtenorganisaties die ook actief zijn in Gaza. De organisaties zetten zich in voor de bescherming van mensenrechten en/of geven steun aan slachtoffers van mensenrechtenschendingen. Het doel is een daadwerkelijke verbetering van de levensomstandigheden van de Palestijnse burgers in de gehele Palestijnse Gebieden.

Nr 78 HGIS

Vraag

Waarom is in het bilaterale programma met Burundi niet specifiek geld gereserveerd ten behoeve van mensenrechten, gezien de zeer verontrustende recente ontwikkelingen leidend naar een steeds verdere inperking van persoonlijke en politieke vrijheden in Burundi?

Antwoord

Binnen het brede palet van lokale activiteiten vormt mensenrechten een belangrijk aspect dat ondergebracht is in de diverse programma’s. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld bijgedragen aan het verkiezingsfonds voor de organisatie van de verkiezingen, bijgedragen aan de professionalisering en democratisering van leger en politie en aan een landrechtenprogramma. Op deze manier wordt invulling gegeven aan de politieke en sociaal-economische rechten en het basisrecht om veilig te kunnen leven. Een deel van de hiertoe benodigde fondsen komt uit artikel 4.03 (landrechten), een deel uit niet-gedelegeerde fondsen. Indien er concrete zelfstandige initiatieven, c.q. financieringsverzoeken, gericht op mensenrechten vanuit Burundi geïnitieerd worden, worden deze welwillend bekeken. Uiteindelijke goedkeuring hangt mede af van de kwaliteit van de voorstellen en de complementariteit met andere initiatieven.

Nr 79 en 84 HGIS

Vraag 79

Is er in de begroting nog ruimte voor mogelijke budgetsteun aan Burundi, mogelijk aan de orde gezien de discussie in het parlement (Cf. motie Ferrier die bepaalt dat de Kamer geïnformeerd moet worden alvorens er een beslissing genomen wordt over budgetsteun voor Burundi)?

Vraag 84

Wat is de reden van de forse daling van het programma in Burundi van ruim 10 miljoen euro? Waarom is artikel 2.05 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing uit het bilaterale programma verdwenen?

Antwoord

Er is op dit moment geen begrotingssteun 2010/2011 begroot voor Burundi. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 163 over de begroting van Buitenlandse Zaken.

Nr. 80 en 81

Vraag 80

Wat is het complete overzicht aan uitgaven in de Democratische Republiek Congo (DRC) dat Nederland heeft gedaan en/of voorziet over respectievelijk 2009, 2010 en 2011? Welk deel hiervan is ODA, en welk deel non-ODA?

Vraag 81

Wat is het complete overzicht aan investeringen in DRC dat Nederland heeft gedaan en/of voorziet over respectievelijk 2009, 2010 en 2011. Waar mogelijk graag hierbij de verschillende financieringsbronnen aangeven als wel of het ODA of non-ODA betreft.

Antwoorden 80 en 81

Overzicht van Nederlandse overheidsuitgaven in de DRC:

 

Uitgaven 2009

Uitgaven 2010

 

(miljoen euro)

(miljoen euro)

Vrede en veiligheid

13,7

7

   

Security Sector Reform

0,3

3,8

   

Mensenrechten (incl. seksueel geweld)

3,8

2,95

   

Humanitaire hulp

16

7

   

Overig

0,2

0,2

Nederland scheldt daarnaast in 2010 de uitstaande schulden van de DRC, die verband houden met de Regeling voor Export Kredietverzekering en Investeringsgarantie (EKI-regeling), kwijt. Het gaat hierbij om een bedrag van EUR 300 miljoen dat ten laste komt van de ODA-middelen in 2010.

Voor 2011 worden thans tentatief uitgaven van in totaal euro 9 miljoen geraamd.

Alle uitgaven vallen onder ODA, met uitzondering van de uitgaven ten behoeve van de Security Sector Reform in 2010. Hiervan valt 1,9 miljoen Euro onder non-ODA.

Nr 82 HGIS

Vraag

Afghanistan: Er is geen bijdrage in de onderwijssector begroot terwijl de Memorie van Toelichting van de begroting van Buitenlandse Zaken wel de Nederlandse betrokkenheid noemt. Kunt u dit toelichten?

Antwoord

Nederland steunt de onderwijssector in Afghanistan als onderdeel van de bredere, meerjarige wederopbouwinspanningen. Derhalve is geen afzonderlijke onderwijsbijdrage in de begroting opgenomen. Nederland heeft in voorgaande jaren in het kader van het «Afghanistan Reconstruction Trust Fund» bijgedragen aan het nationale «EQUIP» onderwijsprogramma. Nederland is nog steeds betrokken bij de uitvoering hiervan. Voorts steunt Nederland de ontwikkeling van het nationale landbouwonderwijsprogramma door het Afghaanse ministerie van Landbouw. Opbouw van het primair- en beroepsonderwijs in Uruzgan geschiedt door middel van het brede ontwikkelingsprogramma van het «Dutch Consortium for Uruzgan», de bijdrage aan activiteiten van «Save the Children» en de bouw van een school voor beroepsonderwijs in Tarin Kowt.

Nr 83 HGIS

Vraag

Welke activiteiten op het gebied van mensenrechten en goed bestuur worden er uitgevoerd en/of gefinancierd in Pakistan? (DMH, DAO)

Antwoord

Op het gebied van goed bestuur worden in Pakistan activiteiten ontplooid die erop gericht zijn het functioneren van uiteenlopende actoren te versterken. Projecten zijn o.a. gericht op de lokale overheden, politieke partijen, parlement, diplomaten en het maatschappelijk middenveld, en besteden met name aandacht aan democratisering, transparantie en «accountability». Ten aanzien van mensenrechten wordt ingezet op versterking van institutionele processen die moeten leiden tot verbetering van de situatie van zwakkere groepen en minderheden. Hierbij gaat speciale aandacht uit naar de rechten van vrouwen en kinderen.

Nr 84 HGIS

Vraag

Wat is de reden van de forse daling van het programma in Burundi van ruim 10 miljoen euro? Waarom is artikel 2.05 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing uit het bilaterale programma verdwenen?

Antwoord

Zie vraag 179.

Nr 85 HGIS

Vraag

Komt de afname van de geplande uitgaven in Suriname van 20 miljoen euro voort uit lopende afspraak, of is hier ook sprake van nieuw beleid?

Antwoord

De afname van de geplande uitgaven in Suriname van 20 miljoen euro komt voort uit lopende afspraken en is geen nieuw beleid. Het betreft hier grotendeels de gecommitteerde uitgaven van de Verdragsmiddelen die voor een deel inmiddels zijn afgerond.

Nr 86 HGIS

Vraag

Welke kosten en uitgaven worden er onder «overig» bij «Multilateraal» bedoeld? Dit bedrag is enorm veel hoger dan afgelopen jaren.

Antwoord

De stijging van EUR 53,5 mln betreft nieuwe activiteiten en programma’s in het kader van het pakket van EUR 500 mln uit het Coalitieakkoord 2007 ten behoeve van Hernieuwbare Energie.

Nr 87 HGIS

De bijdrage vanuit IDA en regionale ontwikkelingsfondsen is 28,5 miljoen meer in 2011 ten opzichte van 2010. Kunt u toelichten hoe dit bedrag wordt verdeeld over respectievelijk IDA en een of meer regionale ontwikkelingsfondsen en hoe u de effectiviteit van de besteding van deze middelen gaat waarborgen?

Antwoord

Zoals gebruikelijk wordt, net als in eerdere jaren, 10% van de begrote uitgaven aan IDA en de regionale ontwikkelingsfondsen toegerekend aan het beleidsthema onderwijs. In 2011 gaat het om EUR 34 mln voor IDA, EUR 6 mln voor het Afrikaanse ontwikkelingsfonds en EUR 1 mln voor het Aziatische ontwikkelingsfonds. De stijging in 2011 ten opzichte van het jaar daarvoor wordt met name veroorzaakt door de grote stijging van de bijdrage aan IDA. Tijdens de zogeheten mid term reviews van de drie genoemde ontwikkelingsfondsen worden de activiteitenportefeuilles doorgenomen op basis van verschillende evaluatierapporten. Ook de stand van zaken bij de activiteiten op onderwijsgebied komt hierbij aan de orde.

Nr 88 HGIS

Vraag

Education for All (EFA) /Fast Track Initiative (FTI) krijgt 10 miljoen meer in 2011. Kunt u toelichten of de Nederlandse bijdrage bestemd is voor een specifiek doel, regio of land?

Antwoord

De Nederlandse bijdrage aan het EFA/FTI is niet geoormerkt. FTI is een wereldwijd partnerschap tussen ontwikkelingslanden, donoren en internationale organisaties ter ondersteuning van landen bij het behalen van de Education for All doelstellingen. Alle ontwikkelingslanden die kunnen aantonen dat ze gecommitteerd zijn aan het behalen van deze doelstellingen, komen in aanmerking voor technische en financiële ondersteuning van hun nationale onderwijssectorplannen door FTI. Op dit moment heeft FTI onderwijsplannen goedgekeurd in 40 landen, waarvan 23 in Afrika.

Nr 89 HGIS

Vraag

Kunt u het begrote bedrag voor ODA-uitgaven aan multilaterale instellingen voor hiv/aids, malaria en tuberculose uitsplitsen naar de 3 infectieziekten?

Antwoord

Alleen voor het partnerschapprogramma WHO is een uitsplitsing te geven. Daarin is respectievelijk 1.5 miljoen en 0.5 miljoen geoormerkt voor de tuberculose en malaria.

De genoemde bijdragen aan UNHCR, UNDP, UNFPA en UNAIDS zijn volledig gericht op hiv/aids.

De verplichte contributie aan de WHO/PAHO en de genoemde bijdrage aan UNICEF zijn niet uit te splitsen.

Nr 90 en nr 91 HGIS

Vraag 90

In bijlage 7 van de HGIS staat de bijdrage aan het Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM) begroot op 87,1 miljoen euro terwijl op p. 72 van de begroting Buitenlandse Zaken de bijdrage aan het GFATM begroot is op 80 miljoen euro. Kunt u dit verschil toelichten?

Vraag 91

Kunt u aangeven of de promissory notes aan het GFATM (die door de vorige minister zijn toegezegd) ook zijn begroot? Zo ja, waar is dit terug te vinden en welk bedrag is hiervoor gereserveerd? Kunt u in uw antwoord ingaan op zowel de komende begroting (2011) als de vorige begroting 2010?

Antwoord

Voor 2011 wordt uitgegaan van EUR 87,1 miljoen. Dit is inclusief een deel van de promissory note ad EUR 14,5 miljoen die over 2011 (EUR 7 miljoen) en 2012 (EUR 7,5 miljoen) is verdeeld. Dit is per abuis niet in de toelichting bij artikel 5 van de begroting opgenomen.

Van de Promissory Note ter waarde van 14,5 miljoen is 7 miljoen begroot voor 2011 en 7,5 miljoen voor 2012. De bijdrage aan het GFATM, inclusief de waarde van de promissory note ad EUR 14,5 miljoen, is begroot (op artikel 5.4) maar wordt niet in de vorm van promissory notes aangeboden. Het instrument van promissory notes werd eerder nodig geacht, omdat de regelgeving van het ministerie niet voorzag in het vooruit financieren van contracten. Internationale fondsen, zoals het GFATM, eisen dat de middelen eerst in kas zijn, voordat contracten met derden worden gesloten.

Na intern onderzoek en met instemming van het ministerie van Financiën is besloten de interne regelgeving aan te passen voor internationale fondsen. Voor het GFATM wordt in het vervolg de jaarlijkse bijdrage in de begroting vermeld en via een «normale» banktransactie betaald. Op korte termijn zal ik u nader informeren over alle wijzigingen in de interne regelgeving.

Nr 92 HGIS

Vraag

Klopt het dat er in 2011 minder geld naar aidsbestrijding gaat als gevolg van de afwijzing van de samenwerkende aidsorganisaties? Zo ja, hoeveel minder?

Antwoord

Pas na het afronden van het beoordelingproces van MFSII zal kunnen worden bekeken wat de budgettaire gevolgen zijn. Aidsbestrijding is niet alleen een zaak van de samenwerkende aidsorganisaties, maar ook van andere MFS-allianties die wel door fase I van het beoordelingsproces zijn gekomen.

Nr 93 HGIS

Vraag

Kunt u toelichten waarom er 48 767 000 euro is begroot voor het Medefinancieringsstelsel (MFS) op het gebied van hiv/aids, malaria en tuberculose, hoewel de aanvraag van de aidsalliantie is afgewezen? Voor welke organisaties is dit geld bedoeld? Hoe kan het dat u nu reeds zo'n concreet bedrag kunt noemen terwijl de beslissingen over MFSII pas op 1 november a.s. worden genomen? Kunt u deze vraag eveneens beantwoorden voor de begrote MFS-bijdragen op onder meer het gebied van onderwijs en natuur, milieu en water?

Antwoord

Op basis van MFS I zijn bedragen, waaronder ruim 48 miljoen euro voor hiv/aids, malaria en tuberculose, begroot in 2011 voor MFS II, het betreft hier dus een schatting. Echter, de nieuwe thematische verdeling onder MFS II is nog niet bekend. Zodra de thematische verdeling in het kader van MFS II heeft plaatsgevonden, zal in de begroting worden aangegeven welke bedragen er voor de genoemde thema’s beschikbaar zijn.

Nr 94 HGIS en 174 Begroting

Vraag 94 HGIS

Kunt u aangeven wat uw inzet zal zijn op het gebied van «internationale kennisontwikkeling en richtlijnen voor internationale actoren in het kader van de OESO/DAC»? Betekent dit dat NL de discussie over wat nu wel en niet ODA-ble is, wil heropenen?

Vraag 174 BZ

Kunt u aangeven wat uw inzet zal zijn op het gebied van «internationale kennisontwikkeling en richtlijnen voor internationale actoren in het kader van de OESO/DAC»? Betekent dit dat NL de discussie over wat nu wel en niet ODA-ble is, wil heropenen?

Antwoord

De genoemde doelstelling heeft geen betrekking op de DAC ODA-criteria, maar op internationale kennisontwikkeling op het gebied van fragiele staten.

Deze kennisontwikkeling wordt onder andere vormgegeven door partnerschappen met Clingendael en de IS academie Fragiele Staten ism Universiteit Wageningen. Ook zijn met enkele internationaal opererende NGO’s (zoals Interpeace, International Crisis Group en International Alert) strategische partnerschappen afgesloten die zich zowel richten op kennisontwikkeling op het gebied van conflictanalyse, als op toepassing hiervan in het veld.

Nederland is covoorzitter van de DAC-werkgroep fragiele staten en werkt in dat verband onder andere aan een impuls voor de benadering van staatsopbouw. Binnen INCAF wordt ook gewerkt aan de ontwikkeling van donorrichtlijnen over staatsopbouw, transitiefinanciering (de zgn. kloof tussen humanitaire hulp en wederopbouw) en risicomanagement. Deze richtlijnen bouwen voort op de OECD/DAC Principles on Good International Engagement in Fragile States and Situations.

Nr 95 HGIS

Vraag

Is het waar dat het stabiliteitsfonds in 2011 een verhoging van 3,6 miljoen euro kent ten opzichte van 2010? Zo neen, hoeveel dan wel? Wat zijn de ramingen voor de jaren 2012 t/m 2014? Hoeveel hiervan is ODA en waar is dit voor bestemd?

Antwoord

Er is geen sprake van een verhoging van EUR 3,6 mln. in 2011 ten opzichte van 2010. In 2010 bedraagt het totale budget voor het fonds EUR 77,6 mln, omdat er een ODA korting van EUR 8 mln moest worden doorgevoerd vanwege het dalende ODA budget. Het totale budget van het stabiliteitsfonds in 2011, evenals de geraamde budgetten voor 2012 t/m 2014, bedraagt EUR 85,6 mln. Hiervan is het ODA deel EUR 59,1 mln en het Non-ODA deel 26,5 mln.

Uit het ODA budget van het stabiliteitsfonds worden activiteiten gefinancierd op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling, binnen de grenzen die de OESO/DAC voor financiering uit ODA middelen heeft opgesteld. Hieronder vallen bijvoorbeeld programma’s gericht op ontmijning en het tegengaan van de proliferatie van kleine en lichte wapens, maar ook de hervorming van de veiligheidssector (Security Sector Reform) en demobilisatie en reintegratie van ex-militairen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Çörüz, C. (CDA), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Ormel, H.J. (CDA), Fng voorzitter, Ferrier, K.G. (CDA), Nicolaï, A (VVD), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Dam, M.H.P. van (PvdA), Irrgang, E. (SP), Roon, R. de (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Pechtold, A. (D66), Broeke, J.H. ten (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Dikkers, S.W. (PvdA), Veldhoven, S. van (D66), El Fassed, A. (GL), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD) en Driessen, J.H.A. (PVV),

Plv. leden: Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Vacature CDA, Knops, R.W. (CDA), Miltenburg, A. van (VVD), Recourt, J. (PvdA), Arib, K. (PvdA), Dijk, J.J. van (SP), Hernandez, M.M. (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Schouw, A.G. (D66), Beek, W.I.I. van (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Halsema, F. (GL), Steur, G.A. van der (VVD), Wilders, G. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), Hachchi, W. (D66), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vacature VVD en Bontes, L. (PVV).

Naar boven