32 502 Staat van de Europese Unie 2010–2011

Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2011

Met deze brief informeer ik u over Europa-communicatie, zoals toegezegd in de Aanvullende Staat van de Europese Unie brief (Kamerstuk 32 502, nr. 3).

In deze brief zal ik mijn visie op Europa-communicatie uiteen zetten en ingaan op de vraag wat dit kabinet gaat doen om het publieke draagvlak ten aanzien van de Europese Unie (EU) te bevorderen. Deze brief geeft gevolg aan de gewijzigde motie Braakhuis/Schouw (21 501-20, nr. 516), waarin wordt verzocht om helderheid te verschaffen over gemaakte afspraken in Europa, en om burgers hierover op adequate manier te informeren. Ook zal deze brief specifiek ingaan op de vraag hoe dit kabinet het draagvlak inzake toekomstige EU uitbreiding wil trachten te vergroten. Deze vraag werd gesteld tijdens het Algemeen Overleg Uitbreiding op 8 december 2010. Het belang om verwevenheden binnen de Europese Unie inzichtelijk te maken, wordt deze dagen door de schuldencrisis nog eens nadrukkelijk bevestigd.

Europa is geen product dat «verkocht» moet worden. Europa is een deel van de politieke en economische realiteit en moet ook als zodanig worden benaderd. Over Europa is voortdurend debat. Dat debat gaat over de vraag hoe Nederland zich verhoudt tot Europa en hoe Europa zich op zijn beurt verhoudt tot de rest van de wereld. Deze vragen zijn voor Nederland cruciaal. Wij verdienen eenderde van ons inkomen in het buitenland met het exporten van goederen en diensten. Driekwart daarvan bestaat uit export naar EU-lidstaten. Europa raakt grote groepen mensen direct. Indirect is de hele samenleving bij Europa betrokken. De politiek geeft vorm aan deze betrokkenheid door debat en besluitvorming.

Communiceren over Europa gaat om het voeren van die voortdurende discussie. Om de discussie over Europa goed te kunnen aangaan, moet je duidelijk maken waarvoor je staat en laten zien hoe je Nederlandse belangen in de Europese Unie behartigt.

Dit kabinet heeft een positieve visie op Europa. De EU is van essentieel belang voor de welvaart, vrijheid en veiligheid van Nederland. Dat laat onverlet dat er punten van kritiek zijn. Niet alles uit «Brussel» is goed voor Nederland. Dit vertaalt zich in onze constructieve en kritische houding ten aanzien van de Europese Unie. Constructief omdat Europa essentieel is voor de Nederlandse samenleving, haar burgers en het bedrijfsleven, en omdat Nederland graag actief meedenkt over hoe Europese samenwerking eruit moet zien. Kritisch, als het gaat over wat Europa wel en niet moet doen, de Europese begroting, de gezamenlijke financieel-economische agenda en (het tempo van) de uitbreiding.

De Nederlandse burger heeft recht op een realistisch beeld van de Unie en van de inspanningen van dit kabinet om het EU-beleid vorm te geven en waar nodig bij te sturen. «Brussel» overkomt ons niet, «Brussel» zijn we ook zelf. Nederland is een van de oprichters van de EU en als EU-lidstaat zijn we betrokken bij alle Europese besluitvorming. Alle leden van dit kabinet onderhandelen voortdurend in Brussel en Luxemburg om de Nederlandse belangen veilig te stellen.

Dit kabinet is niet van plan om de Nederlandse burger met groots opgezette, dure publiekscampagnes te doordringen van het feit dat Europa «goed voor hem is». Dit kabinet zal communiceren over Europa door voortdurend zélf het maatschappelijk debat aan te gaan. Onze Europa-communicatie wordt gebaseerd op het uitdragen van het kabinetsbeleid ten aanzien van Europa, zoals verwoord in de Aanvullende Staat van de Unie brief. Alle leden van het kabinet dragen hieraan bij. Als staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, verantwoordelijk voor de portefeuille Europese Zaken, ga ik het debat met de maatschappij aan en zal ik proberen het door ons gevoerde Europa-beleid uit te leggen, toe te lichten en in een bredere context te plaatsen. De Tweede Kamer en de politieke partijen dragen hier overigens ook actief aan bij. De debatten over de rol van Europa worden frequent gevoerd en zijn – indachtig het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken uit 2005 – ook politieker van karakter. Dat is een belangrijk winstpunt.

In het publieke en het politieke debat domineren vaak (gepercipieerde) bedreigingen en opvattingen als «Nederland verliest soevereiniteit en heeft niets te zeggen in Europa»; «Nederland betaalt de rekening voor de slechte boekhouding van lidstaten als Griekenland en Portugal» en «In Brussel wordt ons geld over de balk gesmeten». Veel van deze en andere opvattingen verdienen op een eerlijke, zuivere en realistische manier te worden besproken. Het debat over Europa dient met feiten te worden gevoed: Wat is het probleem precies? Welke aanpak vereist het? En waarom is dit belangrijk voor Nederland?

De realiteit is dat de voordelen van Europa voor Nederland eventuele (gepercipieerde) nadelen overstijgen. Als Europa – en daarmee Nederland – mee wil blijven doen in de wereld, is samenwerking tussen lidstaten op terreinen als interne en externe veiligheid, vrij verkeer van personen, goederen en diensten, monetair beleid, consumentenbescherming, milieu en energiezekerheid essentieel. Op al deze terreinen draagt de EU in belangrijke mate bij aan vrede, stabiliteit, maar ook de welvaart en het welzijn van alle Nederlanders.

Niet alleen aan Europese integratie in het algemeen, maar ook aan specifieke thema’s als de EU-uitbreiding worden vele negatieve percepties verbonden. Die percepties stroken niet noodzakelijkerwijs met de werkelijkheid. De uitbreiding van de EU wordt vaak gezien als een voortdenderende trein die niet te stoppen is. Uitbreiding wordt geassocieerd met gevoelens van verlies van eigen identiteit, normen en waarden, met ongecontroleerde instroom van buitenlanders en met een toename van georganiseerde misdaad. De toetreding van Bulgarije en Roemenië in 2007 heeft deze gevoelens versterkt. Voor velen kwam de toetreding van Bulgarije en Roemenië te vroeg, omdat beide landen nog onvoldoende tegemoet kwamen aan de eisen op het gebied van de rechtsstaat. Aan deze eisen is vier jaar later nog steeds niet volledig voldaan. Terecht worden nu vraagtekens gesteld bij de absorptiecapaciteit van de EU. Is de Europese Unie na de toetreding van nieuwe lidstaten in staat haar eigen (tempo van) verdieping en verbreding te handhaven? Welke hervormingen zijn nodig om eventuele verdere uitbreiding mogelijk te maken? En afhankelijk van onze toekomstvisie voor Europa: welke hervormingen zijn wenselijk?

Over deze en andere vragen gaat dit kabinet graag de discussie aan met het Nederlandse publiek. Want in de kern is het Europa-debat een permanent debat over onze verhouding tot de wereld buiten Nederland. Dit is allang geen zaak meer van één bewindspersoon. Europa raakt in meer of mindere mate alle departementen. Bewindspersonen zijn allemaal deelnemer in de politieke arena van de EU. Ik beschouw het als mijn taak om in de communicatie de rode draad van Europa zichtbaar te maken.

Het overbrengen van een standpunt in een maatschappelijk debat gaat niet zonder frequente berichtgeving in de reguliere media. Ik wil me inzetten voor (meer) berichtgeving over het belang van Europa voor Nederland, het daarmee samenhangende kabinetsbeleid en toelichten tot welk resultaat de Nederlandse inspanningen in Brussel leiden. Zowel in Brussel als in Den Haag zullen geregeld (achtergrond) briefings voor de media over – vaak als complex ervaren – Europese vraagstukken worden georganiseerd. Met het geven van interviews en het schrijven van opiniestukken zullen mijn collega’s en ik proberen het zoeklicht op de Europese dimensie van de vraagstukken te zetten.

Berichtgeving in reguliere media is niet genoeg. Dit kabinet is zich hiervan bewust en gaat meer dan voorheen sociale media gebruiken om zijn beleid uit te dragen en toe te lichten. Informatie over het door dit kabinet gevoerde Europa beleid wordt verspreid via www.rijksoverheid.nl, en andere door dit ministerie onderhouden websites en sociale-mediaplatforms. Zo heb ik op 9 mei, de Dag van Europa, een pagina op Facebook gelanceerd (www.facebook.com/EuropaNL ). Hoewel deze Facebook pagina vooral op jongeren gericht is, zijn Kamerleden ook van harte welkom om «fan» te worden van de pagina en, samen met mij, met jongeren in debat te gaan over Europa.

Naast het inzetten van reguliere en online media, zal ik ook gebruikmaken van andere middelen om over Europa te communiceren. Een middel dat ik echter niet meer wil gebruiken om het debat over Europa te voeren, is subsidiering ervan. Ik heb daarom besloten het Europafonds, dat momenteel een budget heeft van € 2.5 miljoen, stop te zetten. Het fonds bestaat sinds 2001. Evaluaties van de resultaten geven geen eenduidig beeld. Vast staat dat de doelstelling te breed is geformuleerd, de beheerslasten hoog zijn en de meetbaarheid en effectiviteit van de gefinancierde projecten niet of lastig is te meten. Dat wil niet zeggen dat het fonds geen goede projecten heeft gefinancierd, integendeel. Maar het debat over Europa moet ook zonder subsidies gevoerd kunnen worden.

Wat mijn collega’s en ik wél zullen doen om het debat over Europa te blijven voeren, is ingaan op uitnodigingen voor aan Europa gerelateerde publieke optredens en speeches over de EU geven bij maatschappelijke organisaties. Ook zullen we werkbezoeken afleggen en universiteiten, scholen en kennisinstituten in binnen- en buitenland bezoeken om het Nederlandse Europa-beleid uit te dragen en uit te leggen. Tenslotte organiseren we een reeks op jongeren gerichte projecten, zoals het eerder genoemde Facebook EuropaNL en het EU Back To School Project, wat dit najaar plaatsvindt. In het kader van dit project zullen vele in Den Haag en Brussel werkzame politici en ambtenaren terugkeren naar hun oude middelbare school om met leerlingen in discussie te gaan over Europa.

In het voortdurende debat over Europa zal dit kabinet kortom zijn rol spelen door het belang van Europese samenwerking voor Nederland te benoemen, uit te leggen en uit te dragen. Aan ons de gezamenlijke taak om het debat over Europa – via de media, hier in de Kamer of anderszins – te baseren op de realiteit en niet op percepties. Europa-communicatie is het permanent zichtbaar maken van de relevantie van Europa voor Nederland en hoe dit kabinet de Nederlandse belangen in de EU behartigt. Dat is althans wat ík bedoel met Europa-communicatie.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Naar boven