32 500 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2011

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2010

In het Algemeen Overleg van 29 juni 2010 (kamerstuk 29 689, nr. 305) en het Algemeen overleg van 1 juli 2010 over de bezuiningsvoorstellen zorgsector (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 94, blz. 7820–7824) hebben wij van gedachten gewisseld over het voornemen van het kabinet om aan langdurig in AWBZ-instellingen verblijvende cliënten een eigen bijdrage van minimaal € 400 per maand te vragen. In die overleggen heb ik toegezegd dat ik zal nagaan hoe er voor gezorgd kan worden dat de cliënten die de € 400 per maand moeten gaan betalen, minimaal het bedrag aan zak- en kleedgeld ter vrije besteding overhouden.

Met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heb ik de afgelopen tijd oplossingsrichtingen verkend. Gebleken is dat er op korte termijn geen sluitende oplossing kan worden ingevoerd. Het kabinet is daarom tot de conclusie gekomen, dat het niet verantwoord is om deze maatregel per 1 januari 2011 in te voeren. In verband daarmee wordt deze maatregel uitgesteld tot 1 januari 2012.

Met de maatregel was voor 2011 een opbrengst beoogd van € 60 miljoen. Het besparingsverlies van € 60 mln in 2011 zal worden gedekt via een incidentele verlaging van het geneesmiddelenkader.

Uit het overleg met de minister van Sociale Zaken is mij gebleken dat het voldoen aan de voorwaarde van zak- en kleedgeld betekent dat de beoogde structurele opbrengst van op jaarbasis € 80 miljoen niet kan worden gehaald. Voor dekking van dit opbrengstverlies in 2012 zal een oplossing gevonden moeten worden. Gedacht kan worden aan compensatie binnen het totaal van eigen bijdragen, bijvoorbeeld via een correctie op de verlaging van de eigen bijdragen die is doorgevoerd bij de invoering van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Een besluit hierover is echter aan mijn opvolger.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Naar boven