32 500 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2011

Nr. 144 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2011

Hierbij bieden wij u onze inhoudelijke reactie aan op Deel 2 uit de rapportage «Staat van de Gezondheidszorg 2010 (SGZ 2010)»1 aan van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

De SGZ 2010 is gewijd aan de publieke gezondheidszorg. De titel van het rapport is: «Meer effect mogelijk van publieke gezondheidszorg: verbetering kwaliteit lokaal gezondheidsbeleid en betere zorg voor kwetsbare groepen». Het tweede deel van de rapportage gaat over verantwoorde zorg voor kwetsbare groepen. Hierin worden algemene voorwaarden geformuleerd voor verantwoorde zorg aan kwetsbare groepen, die specifiek zijn uitgewerkt voor de zorg aan gezinnen met geringe sociale redzaamheid en aan stelselmatige delictplegers met psychische of psychiatrische problemen.

Reactie gezinnen met sociale geringe zelfredzaamheid

In deel 2 van de rapportage heeft de IGZ in twee projecten onderzocht of en op welke wijze toezicht een bijdrage kan leveren om de zorg voor kwetsbare groepen te verbeteren. Het eerste project ligt op het terrein van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en heeft betrekking op gezinnen met geringe sociale redzaamheid. Het project is ontstaan vanwege de vaak ontoereikende zorg voor kinderen met een licht verstandelijke handicap en bijkomende gedragsstoornissen. De IGZ heeft dit project samen met de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie van het Onderwijs uitgevoerd.

De Inspectie heeft drie normen voor verantwoorde zorg opgesteld. Het betreft:

  • 1) het in een zo vroeg mogelijk stadium actief bieden van zorg en ondersteuning;

  • 2) zorg en ondersteuning zijn langdurig nodig, maar wisselend in aard en intensiteit;

  • 3) verantwoorde zorg is alleen mogelijk als alle betrokken instellingen samenwerken.

Wij onderschrijven deze normen en erken het belang deze normen in (nieuw) beleid op te nemen. Het beroep op de eigen kracht en het inzetten van het eigen sociale netwerk zijn belangrijke aandachtspunten. Als gevolg van de in het Regeerakkoord afgesproken stelselherziening jeugdzorg worden de financiering en regie in één hand gelegd (de gemeente). Hierdoor kan efficiënter worden samengewerkt door alle partijen, ook als het gaat om gezinnen met geringe sociale zelfredzaamheid. Zij worden hierdoor beter in staat gesteld naar vermogen te participeren in de samenleving.

Vooruitlopend op de stelselherziening is de Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit wetsvoorstel geeft gemeenten de mogelijkheid om hun verantwoordelijkheid beter in te vullen. Gemeenten krijgen expliciet de regierol toebedeeld om er zorg voor te dragen dat alle betrokken partijen op het terrein van zorg voor jongeren efficiënt en effectief met elkaar samenwerken. Eén gezin, één plan is een leidend principe voor iedereen die werkt met jeugdigen en gezinnen. Hulpverleners maken één totaalplan voor kind en gezin. Zij weten van elkaar wat ze doen en één van hen heeft de coördinatie van de zorg. Leden van het gezin én de hulpverleners hebben één aanspreekpunt.

Het is de aanpak die leidt tot snelle, passende, effectieve en samenhangende hulp aan gezinnen met meerdere problemen. Met als doel het versterken van de kracht van het gezin en het verbeteren van de kwaliteit van leven van de gezinsleden.

Een belangrijk aandachtspunt hierin is het –indien nodig – realiseren van langdurige trajectbegeleiding (vanwege de chroniciteit en complexiteit van de problematiek) en het belang van stut en steun/ nazorg na het afsluiten van hulpverlening, om te verifiëren of alles goed gaat en bij (dreigende) stagnatie tijdig te kunnen ingrijpen. Dit laatste punt wordt in samenwerking met de VNG uitgewerkt.

Reactie stelselmatige delictplegers

Het tweede project binnen de zorg voor kwetsbare groepen ligt ook op het terrein van Veiligheid en Justitie en heeft betrekking op stelselmatige delictplegers met psychische of psychiatrische problematiek. Ook bij deze groep is behoefte aan continue zorg die zoveel mogelijk doorloopt ongeacht de setting waarin de persoon verblijft. In dit project heeft de IGZ samengewerkt met de Inspectie voor de Sanctietoepassing.

Wij onderkennen het belang dat de zorg voor delictplegers met psychiatrische stoornissen al dan niet gecombineerd met verslavingsproblematiek en/of verstandelijke beperkingen voor, tijdens en na detentie ononderbroken moet doorlopen.

Het realiseren van zo’n zorgcontinuüm voor deze doelgroep is zowel landelijk als regionaal een aandachtspunt. De laatste jaren is er op dit vlak veel in gang gezet. Verwezen kan worden naar ondermeer de inspanningen van gemeenten en penitentiaire inrichtingen in het kader van nazorg en reïntegratie en de regionale samenwerking in de Veiligheidshuizen waar de krachten rond delictplegers met meervoudige problematiek worden gebundeld. Daarnaast is door Veiligheid en Justitie de afgelopen periode gewerkt aan het inrichten van een stelsel voor forensische zorg. Dat is ondermeer gericht op het in de zorg plaatsen van gedetineerden en anderen justitiabelen met een zorgbehoefte. Daartoe koopt Veiligheid en Justitie zorg in bij instellingen (in de GGz, de verslavingszorg en de verstandelijk gehandicaptenzorg) die ook de mogelijkheid hebben om personen na afloop van de strafrechtelijke titel in zorg te houden.

Aansluiting van de zorginstellingen bij deze ontwikkelingen is van groot belang. De inspectie voor de gezondheidszorg houdt hier toezicht op.

Voor de komende tijd is de inzet er op gericht:

  • de kennis en informatie uit deze landelijke en lokaal/regionale initiatieven gericht bij elkaar te brengen

  • te faciliteren dat deze kennis en informatie interregionaal ook wordt uitgewisseld en gedeeld

  • te faciliteren dat daar waar lokale/regionale partijen knelpunten of problemen niet eigenstandig kunnen oplossen erin te voorzien dat deze kunnen worden opgeschaald naar een (landelijk) niveau waarop dat wel mogelijk is.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven