32 500 XI Vaststelling van de begrotingsstaten van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2011

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2010

1. Inleiding

Hierbij bied ik u aan het eindrapport van de derde evaluatie van het Kadaster «Een driehoeksmeting op het Kadaster: sturing, financiering en kwaliteit bedrijfsvoering»1. Deze vijfjaarlijkse evaluatie is uitgevoerd op grond van artikel 32 van de Organisatiewet Kadaster.

De onderzoekers van PriceWaterhouseCoopers (PWC) vinden het algemene beeld bij het Kadaster (citaat) «overwegend zeer positief». Wel zijn er enkele aandachtpunten. Als hoofdconclusie formuleren de onderzoekers:

«Over het geheel genomen zijn wij onder de indruk van de professionaliteit en het functioneren van het Kadaster zoals dat onder meer blijkt uit de volwassen sturingsrelatie tussen Kadaster en VROM, de grote veranderingen die het Kadaster de afgelopen jaren heeft weten te realiseren en de open houding die het Kadaster daarbij aanneemt om te leren van haar omgeving».

Daarbij »blijft de doelmatigheid in enge zin (efficiency) gelijk en verbetert de doelmatigheid in ruime zin (efficiency en kwaliteit)». Ook de doeltreffendheid is verbeterd.

In deze brief begin ik met een korte terugblik op de eerdere evaluaties (zie 2). Daarna ga ik onder punt 3 in op de vraagstelling van deze derde evaluatie. Vervolgens ga ik onder 4 in op de hoofdconclusie en deelconclusies met betrekking tot verschillende geëvalueerde aspecten te weten: financiering, bedrijfsvoering, dienstverlening, rol van het Kadaster in de geo-informatieinfrastructuur en governance. Daarna geef ik onder 5 een overzicht van de aanbevelingen en mijn standpunt daarover. In 6 ga ik in op de rol van het Kadaster in het domein van geo-informatie. Tenslotte ga ik onder 7 afzonderlijk in op het aspect van de financiering en geef ik mijn standpunt weer hoe tariefschommelingen het beste kunnen worden voorkomen.

Het Kadaster is een belangrijk zelfstandig bestuursorgaan van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het Kadaster is in 1994 een zelfstandig bestuursorgaan geworden na een externe verzelfstandiging vanuit het ministerie van VROM. Het Kadaster ontleent zijn bestaansrecht primair aan de uitvoering van een aantal wettelijke taken op het gebied van rechtszekerheid en geo-informatievoorziening en levert hiermee een bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Mijn verantwoordelijkheid voor de taakuitoefening door het Kadaster is na de verzelfstandiging beperkt tot de in de Organisatiewet Kadaster uitdrukkelijk aan de minister voorbehouden bevoegdheden. In de Organisatiewet Kadaster is gesteld dat (...) er een ministeriële verantwoordelijkheid blijft bestaan voor de kwaliteit van de vervulling van de wettelijke taken door het Kadaster en voor de continuïteit, niet alleen van die taakvervulling, maar ook van de Kadasterorganisatie als geheel. Om hier invulling aan te geven beschik ik over een adequate set van bij wet geregelde bevoegdheden. Een belangrijk instrument om een oordeel te kunnen geven over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren is het uitvoeren van een periodieke onafhankelijke evaluatie.

2. Terugblik op eerdere evaluaties

Een belangrijke vraag in het onderzoek is of de aanbevelingen uit de eerdere evaluaties hebben geleid tot verbeteringen. In de eerste wettelijke evaluatie hebben de onderzoekers destijds geconcludeerd dat de verzelfstandiging van het Kadaster is geslaagd. In deze derde evaluatie wordt geconcludeerd dat de aanbevelingen uit de eerste evaluatie inmiddels volledig zijn opgevolgd. Bij de tweede wettelijke evaluatie concludeerden de onderzoekers destijds dat het Kadaster zich positief heeft ontwikkeld en verder is geprofessionaliseerd. De onderzoekers stellen thans vast dat de meeste aanbevelingen uit de tweede evaluatie grotendeels zijn opgevolgd. De aanbeveling om aandacht te besteden aan kostenontwikkeling en de doelmatigheid van de bedrijfsvoering is gedeeltelijk nog steeds actueel. De aanbeveling om onderzoek te doen naar een alternatief financieringsarrangement (resulterend in stabielere tarieven) is nog steeds actueel en onderdeel van deze derde evaluatie.

3. Centrale onderzoeksvraag

De centrale onderzoeksvraag in het evaluatieonderzoek luidt hoe het functioneren van het Kadaster zich heeft ontwikkeld en hoe de ontwikkeling van het Kadaster wordt beoordeeld in termen van doeltreffendheid en doelmatigheid. De nadruk hierbij ligt op de aspecten financiering, governance, dienstverlening, interne bedrijfsvoering en de rol van het Kadaster op het gebied van de geo-informatie-infrastructuur. Bij het onderdeel financiering is daarnaast ook gekeken naar alternatieven voor het huidige financieringsarrangement.

4. Conclusies derde wettelijke evaluatie

Het algemene beeld dat de onderzoekers van het Kadaster hebben gekregen is zeer positief; wel zijn er enkele aandachtspunten. De onderzoekers concluderen: «Over het geheel genomen zijn wij onder de indruk van de professionaliteit en het functioneren van het Kadaster zoals dat onder meer blijkt uit de volwassen sturingsrelatie tussen het Kadaster en VROM, de grote veranderingen die het Kadaster de afgelopen jaren heeft weten te realiseren en de open houding die het Kadaster daarbij aanneemt om te leren van haar omgeving».

Daarbij «blijft de doelmatigheid in enge zin (efficiency) gelijk en verbetert de doelmatigheid in ruime zin (efficiency en kwaliteit)». Ook de doeltreffendheid is verbeterd.

Ik ben het eens met deze conclusie. Voor een volledig overzicht van de conclusies verwijs ik naar hoofdstuk 2.2 van het onderzoeksrapport.

4.1 Conclusies met betrekking tot de onderzochte thema’s

De onderzoekers komen in hoofdstuk 2.2 van het onderzoeksrapport tot de volgende samenvattende deelconclusies:

  • Financiering: de huidige financieringssystematiek sluit goed aan bij de producten van het Kadaster. Verbeteringen zijn met name mogelijk bij de transparantie ten aanzien van de financiering van investeringen. Wij achten het niet aanbevelingswaardig om de financieringssystematiek aan te passen om eventuele tariefschommelingen in de toekomst te voorkomen.

  • Bedrijfsvoering: het Kadaster had de kosten voor bestaande taken per saldo onder controle. Efficiencyverbeteringen op het terrein van loonkosten, huisvesting en ICT werden echter teniet gedaan door een stijging van de kosten van externe inhuur en uitbesteding van werk. De aandacht voor kostenbeheersing voor nieuwe taken is toegenomen tijdens de evaluatieperiode.

  • Dienstverlening: de kwaliteit van de dienstverlening is hoog, getuige de uitkomsten uit de klanttevredenheidsonderzoeken en de metingen van de kwaliteit van de registraties. Het Kadaster investeert fors in verbeteringen naar aanleiding van uitkomsten uit deze onderzoeken.

  • Positie Geo-informatie: Het Kadaster heeft een belangrijke positie in het Geo-informatiedomein. Deze positie past goed bij de huidige publieke taken en bij de unieke gegevensverzameling waarover hij beschikt. Aandachtpunt daarbij is wel het antwoord op de vraag wat het Kadaster wel en niet doet, gegeven de publieke taak waar het Kadaster verantwoordelijk voor is.

  • Governance: wij zijn tot slot van oordeel dat er sprake is van een volwassen sturingsrelatie tussen Kadaster en VROM die is gebaseerd op bewezen vertrouwen. Aandachtpunt hierbij vormt de effectiviteit van de Gebruikersraad.

Ik onderschrijf deze conclusies. In hoofdstuk 2.2 van het onderzoeksrapport worden deze uitgebreid toegelicht. De aanbevelingen die de onderzoekers op basis van de conclusies hebben gedaan komen hieronder aan de orde inclusief mijn reactie daarop (zie onder 5). Onder punt 7 van deze brief ga ik afzonderlijk in op het thema financiering in relatie tot tariefschommelingen.

5. Standpunt op de aanbevelingen voor de toekomst

De aanbevelingen van de onderzoekers bieden een goed vertrekpunt voor verdere optimalisering van het functioneren van het Kadaster. Vanuit mijn verantwoordelijkheid als minister van Infrastructuur en Milieu voor het Kadaster bieden de aanbevelingen een goede basis voor afspraken met de Raad van Bestuur Kadaster. In de komende periode staan wat mij betreft naast het vigerende beleid, gericht op een efficiënte en effectieve taakuitvoering, alle zes aanbevelingen duidelijk op de agenda.

Het gaat om de volgende aanbevelingen die allen worden overgenomen:

  • 1. De financiering van grote projecten kan transparanter

    De verslaglegging over investeringen in grote projecten kan transparanter. Alhoewel binnen het Kadaster slechts goedkeuring wordt gegeven aan een project als sprake is van een sluitende business case (de investeringen zullen naar waarschijnlijkheid worden terugverdiend), kan in het jaarverslag en het MBP explicieter worden ingegaan op de financiering van grote projecten. Zo wordt tevens duidelijk hoeveel budget beschikbaar is voor grote projecten.

    Kosten voor nieuwe activiteiten die zich nog in de opstartfase bevinden zouden in beginsel niet moeten worden toegedeeld aan de integrale kostprijs van een reeds bestaand (ander) product, omdat dan de integrale kostprijs van met name de rechtszekerheidsproducten vertroebeld wordt.

    Daarnaast kan vooraf expliciete toetsing plaatsvinden bij nieuwe investeringen aan de wensen van de Gebruikersraad, eventuele markt en overheidsproblematiek en de mate waarin de businesscase sluitend is.

    Reactie:

    Ik onderschrijf het belang van transparantie op het gebied van onderbouwing en financiering van grote projecten. Met het Kadaster heb ik afgesproken dat in het Meerjarenbeleidsplan (MBP) concreet wordt ingegaan op de business case voor grote projecten en op de wijze van financiering. Ook zal hierover in de jaarverslagen worden gerapporteerd. Daarmee wordt dit een onderdeel van de reguliere afweging van het beleid door de Gebruikersraad en van mijn goedkeuring van het Meerjarenbeleidsplan en jaarstukken.

  • 2. Strategisch personeelsmanagement bij grote, langdurende projecten

    De kosten van externe inhuur en uitbesteding zijn fors toegenomen tijdens de evaluatieperiode. De externe inhuur vindt om diverse redenen plaats. Met betrekking tot de inhuur van expertise voor langlopende projecten in aanvulling op de eigen projectenpool, zou nader onderzocht moeten worden over welke competenties de betreffende inhuur beschikt en in hoeverre deze competenties feitelijk structureel van belang zijn voor projecten binnen het Kadaster. Een kritische afweging is op zijn plaats of een deel van de externe inhuur op de langlopende projecten niet in dienst moet worden genomen met het oog op de kosteneffectiviteit.

    Reactie:

    De afweging van de inzet van de verschillende soorten personeel (d.w.z. intern, extern en uitbesteding) is de verantwoordelijkheid van het bestuur van het Kadaster. Bij deze afweging spelen verschillende factoren een rol: hoe structureel zijn de betreffende activiteiten, wat is de verwachte fluctuatie in benodigde capaciteit, is de expertise aanwezig binnen het Kadaster en op de arbeidsmarkt, wat zijn de kosten (nu en in de toekomst) van eigen personeel, inhuur en uitbesteding. Het bestuur onderschrijft de aanbeveling om ook bij langlopende projecten deze afweging kritisch te maken. Met het bestuur heb ik afgesproken het beleid met betrekking tot de inzet van eigen personeel, inhuur en uitbesteding explicieter te maken zodat hierover transparantie gaat bestaan.

  • 3. Efficiencydoelstelling introduceren

    Het Kadaster is een monopolist met veel ambitie. In de geoinformatie-infrastructuur gaan de innovaties in rap tempo en het Kadaster ambieert een spilpositie in dit veld. Het Kadaster wil zijn takenpakket uitbreiden en zijn dienstverlening optimaliseren. De Gebruikersraad oefent druk uit om de kwaliteit en rechtszekerheid te verbeteren en te investeren in innovatie. Zeker nu de financiële positie van het Kadaster kwetsbaar is, is er ook veel aandacht voor kostenbeheersing. Er is echter geen automatisch mechanisme dat ervoor zorgt dat er voldoende druk bestaat op de kosten. Wij adviseren daarom efficiencydoelstellingen te introduceren aan de hand waarvan VROM het Kadaster kan aanspreken in haar verantwoordelijkheid als eigenaar. Deze doelstellingen komen dan terug in de P&C-cyclus (vooraf bij het vaststellen van de meerjarenbeleidsplannen, tussentijds bij de tussentijdse rapportages en achteraf bij het jaarverslag). Het doelmatigheidskader waarover het Kadaster en VROM thans in gesprek zijn biedt hiervoor handvatten. Wij bevelen aan dat het Kadaster en VROM aan de hand van het doelmatigheidskader tot efficiencydoelstellingen komen.

    Reactie:

    Ik vind het van wezenlijk belang dat het Kadaster als overheidsmonopolist zo efficiënt mogelijk functioneert en dat daarover ook transparantie bestaat. Daarom zal ik voortaan met het bestuur van het Kadaster jaarlijks bij de goedkeuring van het meerjarenbeleidsplan expliciet afspraken maken over de te realiseren doelmatigheid in de volgende meerjarenperiode. Daarbij zal worden uitgegaan van het afgesproken doelmatigheidskader dat in termen van het evaluatierapport gaat over de doelmatigheid «in ruime zin». Op basis daarvan zal ik jaarlijks afspraken maken over de te realiseren efficiencydoelstellingen inclusief de ontwikkeling van de totale bedrijfslasten in relatie tot de omzet.

  • 4. Vergroten effectiviteit Gebruikersraad

    Het effectief functioneren van de Gebruikersraad is van belang voor de juiste checks and balances voor het Kadaster. De Gebruikersraad zou slagvaardiger kunnen optreden door meer proactief in te spelen op de voor haar relevante ontwikkelingen (strategische agendasetting) en

    door via gestructureerde achterbanraadpleging meer input te leveren aan het Kadaster. Wij adviseren om samen met de Gebruikersraad te onderzoeken welke acties er genomen moeten worden om de effectiviteit te vergroten. Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld intern vooroverleg (zonder het Kadaster), uitwisseling van ervaringen met gebruikersraden in andere

    organisaties en bijdragen aan communicatie en presentaties ten behoeve van de achterbannen.

    Reactie:

    Ik hecht veel waarde aan een goed functionerende Gebruikersraad. Ik heb daarom het Kadasterbestuur gevraagd deze aanbeveling samen met de Gebruikersraad op te pakken en mij over de resultaten daarvan te informeren.

  • 5. Investeren in communicatie over het grijze gebied bij de markt en overheidsproblematiek

    Het Kadaster tracht, binnen de bestaande kaders, via een zogenoemde strategische dialoog met marktpartijen te komen tot afbakening van het grijze gebied tussen publieke taken en private activiteiten. Om deze dialoog echter objectiveerbaar en controleerbaar te laten zijn zou deze naar ons oordeel meer gestructureerd gevoerd moeten worden gevoerd (voor elementen hiervoor zie het rapport onder punt 94). De uitkomst uit de strategische dialoog kan dan aan de minister van VROM voor akkoord worden voorgelegd. Het is immers de eigenaar die het takenpakket van het ZBO Kadaster vaststelt. Een sluitende businesscase, transparantie ten aanzien van de investeringsbeslissing en de financiering daarvan en de inpasbaarheid van het kader Markt & Overheid zijn dan uitgangspunten. Op deze wijze kunnen zowel de eigenaar (VROM) als de Raad van Toezicht hun specifieke rol met betrekking tot het al dan niet uitvoeren van nieuwe taken goed uitvoeren. Wij benadrukken dat niet genoeg aandacht kan worden besteed aan de transparantie over de reden waarom en de condities waaronder het Kadaster bepaalde productinnovaties zelf uitvoert. Het Kadaster zal dus moeten investeren in het verder vergroten van deze transparantie.

    Reactie:

    Met name op het terrein van de geo-informatie en gegevensverstrekking is er al enige tijd bij marktpartijen sprake van onduidelijkheid over de vraag wat nu precies de publieke taken van het Kadaster zijn en wanneer sprake is van private of marktactiviteiten die ook door de markt zelf kunnen worden opgepakt. Het spanningsveld met marktpartijen die vergelijkbare diensten kunnen verrichten zal de komende jaren de aandacht moeten blijven behouden. Ik ben het eens met de onderzoekers en met het Kadaster dat transparantie op dit punt zeer gewenst is. De strategische dialoog die het Kadaster hierover met marktpartijen wil voeren moet bijdragen aan deze transparantie. Deze dialoog moet objectiveerbaar en controleerbaar zijn. Daarbij moet duidelijk worden welke nieuwe activiteiten, producten en diensten binnen de bestaande wettelijke kaders het Kadaster zelf wil aanbieden en welke daarbij worden overgelaten aan de markt. Ik heb het Kadaster gevraagd de strategische dialoog conform de aanbeveling vorm te geven en mij over de uitkomst te informeren. Voor zover het gaat om activiteiten buiten de bestaande kaders is mijn goedkeuringvereist.

  • 6. Op termijn verhogen van de conjuncturele reserve

    Wij adviseren om de financieringssystematiek niet specifiek aan te passen om toekomstige tariefschommelingen als in de evaluatieperiode te voorkomen. Wel adviseren wij op termijn de hoogte van de conjuncturele reserve aan te passen. Een berekening van de hoogte van de conjuncturele reserve op basis van de oorspronkelijke uitgangspunten zou op dit moment leiden tot een geschatte bandbreedte van EUR 50 mln. tot EUR 65 mln. Omdat deze evaluatieperiode een zeer grillige periode is gebleken die werd gekenmerkt door (bijna) jaarlijkse tariefsaanpassingen, het toevoegen van nieuwe taken, historisch gezien extreme conjunctuurontwikkelingen en fors toegenomen kosten mede als gevolg van een organisatieontwikkeling, bevelen wij aan te wachten met de verhoging van de conjuncturele reserve totdat een meer evenwichtige situatie is bereikt.

    Reactie:

    Ik neem deze aanbeveling over. Een voldoende conjuncturele reserve is wat mij betreft onderdeel van een adequaat financieringsarrangement zoals ik dat onder punt 7 van deze brief beschrijf.

6. Positie van het Kadaster in het geo-informatiedomein

De geo-informatie ontwikkelt zich stormachtig. Dit geldt zowel voor de technologische ontwikkelingen als de toenemende gebruikersbehoeften. De informatievoorziening van de overheid moet bijdragen aan de verhoogde dienstverlening aan burger en bedrijf. Ik noem bijvoorbeeld het stelsel van basisregistraties en andere ontwikkelingen in het Nationaal Uitvoeringsprogramma e-Overheid. De onderzoekers constateren terecht dat het Kadaster een bijzondere positie inneemt in het geo-informatie domein. De laatste jaren heeft de minister van VROM een aantal wettelijke taken bij het Kadaster belegd om een goede infrastructuur voor de publieke geo-informatie te waarborgen. De basisregistraties voor Kadaster en Topografie zijn wettelijk aangewezen. Het Kadaster beheert de landelijke voorziening van de basisregistraties Adressen en Gebouwen en de landelijke voorziening van de digitale ruimtelijke plannen in Nederland. Ook heeft het Kadaster een rol bij het beheer van de centrale voorziening voor de Europese richtlijn Inspire.

Op het punt van de governance zie ik aanvullende verbetermogelijkheden waar het gaat om de sturing en financiering van de taken op het gebied van de geo-informatie en het houden van landelijke voorzieningen. Het bestaande governance-model past niet goed bij het infrastructurele karakter van deze taken. Ik zal samen met het Kadaster onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om deze taken als integrale taak bij het Kadaster te beleggen en de sturing en financiering daarvan te optimaliseren.

7. Financiering in relatie tot tariefschommelingen

Dit onderdeel van het onderzoek betrof naast het deel met een ex post-karakter tevens een ex ante-evaluatie, mede gelet op de wens van de Tweede Kamer om een voorstel te ontvangen waarmee prijsschommelingen zoals de laatste jaren lieten zien kunnen worden voorkomen in de toekomst. Wijzigingen in de financiering of de tariefstructuren is daarbij één van de mogelijkheden.

De onderzoekers hebben gekeken naar:

  • alternatieve financieringsvormen;

  • vergroting van de kostenflexibiliteit;

  • verhogen van de norm voor de maximale omvang van het eigen vermogen.

7.1 Conclusies

De onderzoekers trekken onder meer de volgende conclusies:

Met betrekking tot de financieringssystematiek:

«De huidige financieringssystematiek sluit goed aan bij de producten van het Kadaster. Verbeteringen zijn met name mogelijk bij de transparantie ten aanzien van de financiering van investeringen. Wij achten het niet aanbevelenswaardig om de financieringssystematiek aan te passen om eventuele tariefschommelingen in de toekomst te voorkomen. In 2008 en 2009 was er sprake van een zeer uitzonderlijke situatie. Tariefschommelingen kunnen worden beperkt via gedeeltelijke nutsfinanciering of budgetfinanciering. Dit gaat echter ten koste van de positieve effecten van tarieffinanciering (het profijtbeginsel, de waarborg voor de kostendekkendheid en het zelfstandig financieel beleid van het Kadaster). Bovendien betwijfelen wij of met name budgetfinanciering haalbaar is.

Met betrekking tot de kostenflexibiliteit:

«Het verhogen van de kostenflexibiliteit kan deels een oplossing zijn voor een eventuele (substantiële) daling van de inkomsten. Het Kadaster tracht nadrukkelijk haar organisatie aan de kostenkant te flexibiliseren. Desalniettemin dient geconcludeerd te worden dat de kostenflexibiliteit van het Kadaster zijn grenzen heeft. Derhalve lijkt de kostenflexibiliteit niet (in zijn geheel) een daling van het werkaanbod voor kadastrale registratie als gevolg van de vastgoedcrisis op te kunnen vangen. Wel kan de kostenflexibiliteit de impact van een daling van de inkomsten «dempen».

Met betrekking tot de conjuncturele reserve:

«Tot slot adviseren wij om op termijn de hoogte van de conjuncturele reserve aan te passen conform de oorspronkelijke uitgangspunten, zodat de tariefschommelingen kunnen afnemen. Naar verwachting leidt dit tot een beperkte verhoging van deze reserve».

7.2 Beoordeling conclusies en standpunt met betrekking tot de financiering in de toekomst

Ik ben het eens met deze conclusies. Mede op basis hiervan ben ik van mening dat continuering van de hoofdlijnen van het huidige financieringsmodel (tarieffinanciering voor rechtszekerheidproducten plus een deel budgetfinanciering voor de basisregistraties topografie (BRT) en landelijke voorziening basisregistratie adressen en gebouwen) het meest wenselijk en realistisch is omdat alternatieven ten koste zouden gaan van de positieve effecten van tarieffinanciering en in meer of mindere mate een beroep doen op financiering via de Rijksbegroting. De kansen daarop acht ik gelet op de toestand van de Rijksfinanciën uiterst klein; ook zou de relatie tussen de dienstverlening van het Kadaster en wat daarvoor wordt betaald (het profijtbeginsel), zwakker worden hetgeen ik niet gewenst acht. Ik verwijs naar het onderzoeksrapport voor een overzicht van de nadelen van de onderzochte alternatieven.

Een uitzondering maak ik voor de financiering van de basisregistratie Kadaster. Onderzocht wordt momenteel of budgetfinanciering voor het gebruik door overheden tot de mogelijkheden behoort. De basisregistratie topografie (BRT) wordt nu al gefinancierd via de VROM-begroting. Met budgetfinanciering wordt bereikt dat het gebruik van de basisregistraties door overheden laagdrempelig wordt en dat geen onnodige facturering plaats vindt tussen overheden onderling. Dit beleid is vastgelegd in het Nationaal Uitvoeringsprogramma e-Overheid.

Alles afwegend ben ik van oordeel dat optimalisering van het huidige model de beste kansen biedt voor een gelijkmatige ontwikkeling van de Kadastertarieven zonder al te grote schommelingen. Met het bestuur van het Kadaster heb ik daartoe de volgende afspraken vastgelegd:

  • Financieringsstructuur op hoofdlijnen continueren (tarieffinanciering voor rechtszekerheidproducten plus een deel budgetfinanciering voor de basisregistraties topografie en landelijke voorziening BAG).

  • Onderzoek naar de haalbaarheid van budgetfinanciering voor het overheidsgebruik van de basisregistratie Kadaster.

  • Maximale aandacht geven aan kostenbeheersing en kostenflexibiliteit.

  • Aanpassen conjuncturele norm eigen vermogen op termijn zodra buffer weer is aangegroeid door stijging werkaanbod (zie rapport hoofdstuk 2.4 onder punt 6).

  • Omvang conjuncturele buffer niet laten bepalen door extreme situatie en daling werkaanbod van laatste twee jaar.

  • Eventuele toekomstige extreme situaties in de vorm van daling werkaanbod en baten, resulterend in een negatief resultaat, tegemoet treden met een mix van het benutten van de conjuncturele buffer, kostenflexibiliteit, leningen van het Rijk via het geïntegreerd middelenbeheer en gematigde tariefaanpassingen.

  • Overschrijding van de norm voor het conjunctureel vermogen in de toekomst niet automatisch direct vertalen in tariefverlagingen; tariefstabiliteit is het vertrekpunt voor het tariefbeleid, zowel in goede als slechte tijden.

Ik heb de verwachting dat hiermee de voorwaarden worden gecreëerd voor een gelijkmatige ontwikkeling van de tarieven onder de meeste omstandigheden. Extreme situaties in de toekomst op de onroerend goed markt zoals die van de laatste 2 jaar zullen echter blijven vragen om uitzonderlijke reacties waarbij grotere tariefaanpassingen niet categorisch kunnen worden uitgesloten.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven