32 500 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2011

Nr. 82 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 31 januari 2011

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 23 november 2010 inzake de nota «Recreatief medegebruik van defensieterreinen» (Kamerstuk 32 500 X, nr. 26).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 31 januari 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Beek

De griffier van de commissie,

De Lange

1

Is het waar het dat bestaand gebruik van defensieterreinen, ook voor motorcross, in Natura2000 toegelaten is, mits het voldoet aan de vergunningen? Zo ja, waarom worden dan uitsluitend de mogelijkheden voor geluidssporten vergroot, voor zover het terreinen betreft die buiten de ecologische hoofdstructuur en buiten Natura2000 liggen?

Op defensieterreinen die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied is bestaand gebruik toegelaten indien de instandhoudingsdoelstellingen van die gebieden daarmee niet verslechteren of verstoord worden. Dit geldt ook voor het bestaande medegebruik. Bij wijziging van gebruik in omvang, intensiteit of locatie is er volgens de Natuurbeschermingswet 1998 geen sprake meer van bestaand gebruik. Voor gewijzigd of nieuw gebruik dient te worden nagegaan of een Natuurbeschermingswetvergunning nodig is. In voorkomend geval kan worden onderzocht of geluidsporten passen in of rondom een Natura 2000-gebied, voor zover het de Natuurbeschermingswet betreft. De aanvrager van het medegebruik moet daarvoor een onderzoek laten doen. De keuze van Defensie om verruiming van de mogelijkheden van geluidsporten te beperken tot terreinen buiten de ecologische hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000-gebieden, is ingegeven door haar verantwoordelijkheid voor de aanwezige natuurwaarden op haar terreinen.

2

Wanneer komt u met een visie op het rationaliseren en afstoten van defensielocaties- en terreinen? Is, mede in het licht van de bezuinigingen bij het ministerie van Defensie, aanpassing van het Structuurschema Militaire Terreinen aan de orde?

De behoefte aan defensieterreinen en de visie van het kabinet op de omgang met deze terreinen zijn vastgelegd in het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT). Onderdeel van de visie is dat Defensie niet meer terreinen aanhoudt dan zij nodig heeft. Indien een terrein of een gebouw zijn functie verliest en er geen nieuwe functie is, wordt het in beginsel afgestoten. Door concentratie en verkleining van de krijgsmacht is de afgelopen jaren al een fors aantal objecten afgestoten. De bezuinigingsplannen die nu worden ontwikkeld, hebben mogelijk ook gevolgen voor het vastgoedbestand. Indien er in de toekomst behoefte is aan een gewijzigde visie op het ruimtegebruik van Defensie, dan zal dit worden vastgelegd in een structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

3, 6, 7 en 8

In hoeverre maakt de beschermende werking van de Natuurbeschermingswet 1998 recreatief medegebruik van defensieterreinen onmogelijk voor geluidssporten? En in hoeverre past u instandhoudingsdoelstellingen toe die strikter zijn dan waartoe de Natuurbeschermingswet verplicht?

In hoeverre maakt de toepassing van de instandhoudingsdoelstellingen uitbreiding van mogelijkheden voor recreatief medegebruik van defensieterreinen voor geluidsporten onmogelijk?

Gesteld wordt, dat in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen moet worden bepaald of alle recreatieve activiteiten onder de huidige omstandigheden kunnen worden voortgezet. In hoeverre impliceert dit dat er geen nieuwe activiteiten bij kunnen komen? Is dit niet in strijd met de strekking van de motie Knops c.s., waarmee juist een uitbreiding van de mogelijkheden voor recreatief medegebruik beoogd wordt?

Gesteld wordt dat Defensie recreatief medegebruik beoordeelt in het licht van natuurdoelstellingen. In hoeverre voert Defensie een eigen natuurbeleid met eigen doelstellingen en wordt daarmee de beoefening van geluidsporten onmogelijk gemaakt?

Het formuleren van de instandhoudingdoelstellingen die behaald moeten worden in een Natura 2000-gebied, is de verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Defensie ziet in haar beheer toe op het behalen van deze doelstellingen en voert in dat opzicht geen eigen natuurbeleid uit. Binnen drie jaar na aanwijzing van een Natura 2000-gebied moet in samenspraak met belanghebbenden een beheerplan zijn opgesteld. Hiertoe wordt onder andere bestaand gebruik geïnventariseerd en wordt getoetst of hiervan een verstorende of verslechterende werking uitgaat. In dit proces wordt tevens duidelijk of er maatregelen moeten worden genomen om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen. Nieuw of gewijzigd gebruik dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kan verslechteren, of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, is zonder vergunning verboden. Hieruit volgt dat het introduceren of uitbreiden van activiteiten, waaronder geluidsporten, die habitats kunnen verslechteren, of soorten kunnen verstoren, in een dergelijk gebied niet zonder meer mogelijk is. Defensie is hierin niet strikter dan de regels vergen. Nieuwe activiteiten zijn niet op voorhand onmogelijk, maar moeten zorgvuldig worden beoordeeld. Zie ook het antwoord op de vragen 9 en 10.

4

Vallen de oefenterreinen Havelte-West en Oirschotse Heide ook onder moeilijke en beschermende regimes van de Natuurbeschermingswet?

De oefenterreinen Havelte-West en Oirschotse Heide zijn niet aangewezen als Natura 2000-gebied. Zij kunnen echter onder het regime van de Natuurbeschermingswet komen te vallen indien de activiteiten op deze terreinen de instandhoudingsdoelstellingen in omliggend Natura 2000-gebied beïnvloeden. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor deze «externe werking». Havelte-West ligt naast het Natura 2000-gebied Havelte-Oost. De Oirschotse Heide ligt niet in de onmiddellijke omgeving van een Natura 2000-gebied.

9 en 10

Waarom wordt niet-natuurgericht medegebruik slechts toegestaan op voorwaarde dat het niet schadelijk of hinderlijk is voor natuurgericht recreatief medegebruik?

Wordt hiermee niet een extra barrière opgeworpen, terwijl in het licht van de motie Knops c.s. de mogelijkheden voor geluidssporten juist worden vergroot ten opzichte van de vorige beleidsregel?

In hoeverre leidt de voorwaarde dat niet-natuurgericht recreatief medegebruik mogelijk is, indien het niet schadelijk of hinderlijk is voor natuurgericht medegebruik, ertoe dat motorsport onmogelijk wordt bij zelfs slechts een enkele klacht van andere recreanten? Moet bij de afwegingen voor het toestaan van motorsport niet gewoon getoetst worden aan de huidige vergunningen en beheerplannen?

De motie-Knops is er niet op gericht de mogelijkheden voor geluidsporten te vergroten, maar om het bestaande historische gebruik voort te zetten. De nu aangeboden Nota Recreatief medegebruik van defensieterreinen komt daaraan tegemoet en vergroot zelfs de mogelijkheden voor dergelijke sporten ten opzichte van de vorige beleidsnota. Recreatief medegebruik dat niet wordt geregeld via de algemene openstellingsregelingen, wordt bij een aanvraag getoetst aan een aantal criteria zoals beschreven in de Nota Recreatief medegebruik. Voorop staat dat het gevraagde recreatieve medegebruik niet belemmerend mag zijn voor het militaire gebruik in operationele of in beveiligingstechnische zin. Daarnaast mag het recreatieve medegebruik niet ten koste gaan van de aanwezige natuurwaarden en mag er geen schade of verontrusting optreden zoals bedoeld in de Flora- en faunawet. Ook dient het gevraagde recreatieve medegebruik te passen binnen eventuele (bestuurlijke) afspraken met externe bevoegde gezagsdragers en andere belanghebbenden. Er mag evenmin strijdigheid ontstaan met publiekrechtelijke documenten zoals bestemmingsplannen en algemene plaatselijke verordeningen. Ten slotte zal worden beoordeeld of het gevraagde medegebruik niet onevenredig schadelijk of hinderlijk is voor ander recreatief medegebruik en voor omwonenden. In de nota staat dat Defensie het accent legt op natuurgerichte recreatie. Niet-natuurgerichte recreatie moet daarmee rekening houden. Er is echter geen sprake van onnodige barrières. Klachten over recreatief medegebruik worden altijd serieus behandeld, maar de afweging of niet-natuurgericht recreatief medegebruik van een terrein mogelijk is zal niet afhangen van een enkele klacht van andere recreanten of omwonenden.

11

Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om, naar voorbeeld van het aanleggen van mountainbikeroutes, ruimte te bieden aan «off road» motorrijders via speciaal aan te leggen paden, in samenspraak met de provincies en de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging?

Indien Defensie wordt benaderd met een concreet verzoek om een deel van een regionale «off road»-route voor motorrijders over een van haar terreinen te laten lopen, dan is zij in beginsel bereid dit te onderzoeken. Een belangrijke voorwaarde is dat er uitgewerkte plannen kunnen worden overgelegd die in de desbetreffende regio bestuurlijk breed worden gedragen. Bij de beoordeling van het verzoek zullen de beschreven toetsingsgronden worden gehanteerd.

12

Wat houdt de standaard oefenkaart in? Biedt dit Defensie de mogelijkheid om, los van wet- en regelgeving, zaken uit te sluiten?

Moeten aanvragen niet gewoon getoetst worden aan de huidige vergunningen en beheerplannen?

Voor elk militair oefenterrein is een standaard oefenkaart opgesteld met daarop de gebruiksmogelijkheden en -beperkingen van het terrein voor oefenende militairen. Naast algemene bepalingen bevat de kaart ook specifieke bepalingen. Zo staat er onder meer in welke terreindelen niet mogen worden betreden of bereden en waar juist wel activiteiten zoals ingravingen zijn toegestaan. De kaart is bedoeld voor militaire commandanten als hulpmiddel bij de voorbereiding en uitvoering van oefeningen. De kaart wordt ook gebruikt door de militaire terreinopzichters om het militaire gebruik in goede banen te leiden en door de terreinbeheerders van Defensie. De kaart is in haar opzet niet bedoeld om aanvragen voor recreatief medegebruik te toetsen. Voor recreatie zijn geen specifieke bepalingen opgenomen, anders dan dat oefenende eenheden opmerkzaam moeten zijn op onvoorzichtige recreanten.

13

Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken voor incidenteel gebruik van het Opleidings- en Trainingscentrum Rijden te Oirschot voor de voortgezette rijvaardigheidsopleidingen van motorrijders, om zo een bijdrage te leveren aan de verkeersveiligheid?

Incidenteel medegebruik van het Opleidings- en Trainingscentrum (OTC) Rijden op de kazerne te Oirschot is in beginsel denkbaar. Dergelijk medegebruik moet wel passen binnen de bedrijfsvoering van de kazerne. Ook moet men zich houden aan de milieuregelgeving, aan mededingingsbepalingen en aan overige relevante bepalingen. Er moet tevens een medegebruiksovereenkomst worden gesloten.

14

Bent u bereid in de nota op te nemen dat bij eventuele beëindiging van medegebruik Defensie zich waar mogelijk in zal spannen bij het ontwikkelen van alternatieve mogelijkheden en locaties?

In de nota is opgenomen dat het beëindigen van medegebruik en medegebruiksovereenkomsten zorgvuldig moet geschieden. Dat kan inhouden, zoals in het verleden wel is gebeurd, dat Defensie meehelpt bij het zoeken naar alternatieve locaties of dat Defensie wacht met het beëindigen van het medegebruik zodat er meer tijd is om alternatieven te vinden. Per geval moet worden beoordeeld wat een zorgvuldige handelwijze is. Er is geen aanleiding de nota op dit punt aan te vullen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), voorzitter, Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), Knops, R.W. (CDA), Jacobi, L. (PvdA), Brinkman, H. (PVV), Broeke, J.H. ten (VVD), Dijk, J.J. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Rouwe, S. de (CDA), ondervoorzitter, Berndsen, M.A. (D66), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Monasch, J.S. (PvdA), Bosman, A. (VVD), El Fassed, A. (GL), Hernandez, M.M. (PVV), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Hachchi, W. (D66) en Grashoff, H.J. (GL).

Plv. leden: Taverne, J. (VVD), Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Smeets, P.E. (PvdA), Wolbert, A.G. (PvdA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Ferrier, K.G. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Nicolaï, A (VVD), Irrgang, E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Voordewind, J.S. (CU), Ormel, H.J. (CDA), Schouw, A.G. (D66), Bontes, L. (PVV), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Mulder, A. (VVD), Berge, C.N. van den (GL), Roon, R. de (PVV), Haverkamp, M.C. (CDA), Pechtold, A. (D66) en Braakhuis, B.A.M. (GL).

Naar boven