32 500 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2011

Nr. 80 Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2010

In mijn brief over de mediabegroting 2011 heb ik toegezegd u apart te informeren over de wijze waarop ik het regeerakkoord onderdeel Media zal uitwerken. Dat doe ik hierbij.

De afspraken in het regeerakkoord vormen samen met de omvangrijke bezuinigingen op het mediabudget een forse opgave, maar zijn ook een kans om het publieke mediabestel te hervormen. De inzet is een toekomstgerichte en toekomstbestendige publieke omroep, die goede programma’s maakt, met minder omroepen en minder geld.

Uitgangspunten

De wezenskenmerken van de publieke omroep blijven dezelfde. Zijn opdracht is om een goed en gevarieerd audiovisueel aanbod te verzorgen dat de gehele Nederlandse bevolking aanspreekt en bereikt. Omroepverenigingen met leden waarborgen pluriformiteit; zij zorgen voor inkleuring en maatschappelijk draagvlak. Het kabinet wijzigt de Mediawet om de landelijke publieke omroep open, doelmatig en bestuurbaar te houden.

Bij de bezuinigingen op de landelijke publieke omroep is de inzet om zo min mogelijk in te boeten aan verscheidenheid, kwaliteit en aantrekkelijkheid voor het publiek. Indien het aanbod verschraalt vervalt er een televisienet.

De Wereldomroep en de regionale publieke omroep blijven belangrijk voor kijkers en luisteraars over de grens en binnen de regio’s. De financiële en bestuurlijke verantwoordelijkheid voor deze organisaties worden helder belegd, zonder de verbinding met de landelijke publieke omroep te verliezen.

Vanaf 2013 wordt het mediabudget stapsgewijs verlaagd, met een bedrag van € 200 miljoen structureel in 2015. Besparingen van deze omvang zijn niet van de ene op de andere dag te realiseren; zij vergen een grondige voorbereiding – zowel aan de zijde van de overheid als bij de betrokken instellingen. Begeleidende wetswijziging moet al eind 2013 zijn afgerond (zie planning). In de volgende paragraaf deel ik daarom alvast de belangrijkste elementen van mijn aanpak met uw Kamer.

Aanpak uitvoering regeerakkoord

• Fusies stimuleren

Bezuinigen met behoud van kwaliteit en bereik kan alleen wanneer omroepen snel alle krachten bundelen en elke ondoelmatigheid bestrijden. Vergaande samenwerking en fusies van verwante omroeporganisaties zijn noodzakelijk. De publieke omroep bestaat straks uit maximaal 8 organisaties (nu 21), maar het liefst uit minder. Via wijzigingen van de Mediawet ondersteun en stimuleer ik fusies, en zo nodig dwing ik deze af. Als er minder omroepen zijn, dient ook de bureaucratie bij de raad van bestuur te verminderen, maar coördinatie blijft absoluut noodzakelijk om efficiënt te programmeren en het publiek te bereiken.

• Besparingen door fusies, minder bureaucratie en efficiency

Gezien de omvang van de bezuinigingen zijn ingrepen in het programma-aanbod onvermijdelijk, maar pas nadat al het mogelijke is gedaan om de programma’s te sparen. Op hele korte termijn zal ik zeer kritisch bezien welke besparingen binnen de landelijke publieke omroep mogelijk zijn door: a) efficiënter werken, b) minder bureaucratie bij de raad van bestuur en c) fusie van omroepen.

• Muziekcentrum van de Omroep

Vanwege hun hoge kwaliteit en grote bijdrage aan het (klassieke) muziekleven in Nederland en het belang van de live muziekprogrammering op radio en televisie, onderzoek ik of enkele delen van het MCO kunnen blijven bestaan. Voor de zomer besluit ik daarover. Eventuele kosten voor het financieren van onderdelen van het MCO worden opgevangen door extra besparingen binnen het mediabudget. Ik reserveer daarvoor € 12–14 miljoen.

• Integratie landelijke en regionale omroep

Het integreren van landelijke en regionale publieke omroepen biedt inhoudelijke grote voordelen en een uitgelezen kans op efficiëntere inrichting van het publieke mediabestel in Nederland. Dit vraagstuk raakt aan de discussie over de kerntaken van de provincie. Samen met het IPO ga ik daarom na wat het beste is voor de toekomst van de regionale omroep en het Nederlandse publieke mediabestel: vergaande samenwerking en integratie met de landelijke publieke omroep of de volledige verantwoordelijkheid naar de provincies. In ieder geval geen dubbele aansturing meer.

• Wereldomroep

De Wereldomroep wordt, zoals is afgesproken in het regeerakkoord, gefinancierd uit de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken (mogelijk deels HGIS). In de aanloop naar de formalisering hiervan in 2013, bepaalt de minister van Buitenlandse Zaken in overleg met de minister van OCW welke kerntaken van de Wereldomroep voor financiering in aanmerking komen. Op basis hiervan zullen de inhoud en kerntaken van de Wereldomroep nader vormgegeven worden.

• Overige punten regeerakkoord

Enkele deelafspraken uit het regeerakkoord vragen nadere aandacht. Ik ga hier nu slechts kort op in.

  • Voor themakanalen is de inzet dat deze uit eigen inkomsten van omroepverenigingen worden bekostigd. Alleen NOS en NTR kunnen voor hun bijdrage aan themakanalen financiering krijgen uit rijksmiddelen, de andere omroepen niet.

  • Ten behoeve van het verruimen van de beschikbaarheid van programmagegevens zal ik nader bezien hoe een en ander zorgvuldig en evenwichtig kan worden vormgegeven.

  • De Mediawet geeft aan de publieke omroep audiovisuele taken. De publieke omroep verspreidt zijn aanbod via diverse distributiekanalen; de kabel, de satelliet, maar ook en juist in het huidige multimediale tijdperk, via het internet. Wel moet hij scherpere keuzes maken en vanaf 2012 het aantal themakanalen en websites terugbrengen. Ik maak daarover afspraken met de raad van bestuur. Voor nieuwe diensten blijft een afzonderlijke goedkeuringsprocedure gelden, waarbij commerciële media inspraak hebben.

Planning

De planning wordt bepaald door twee momenten. Ten eerste wordt al in 2013 de rijksbijdrage aan de mediabegroting verlaagd. Ten tweede begint op 1 januari 2016 de nieuwe erkenningsperiode voor de landelijke publieke omroepen, maar hieraan gaat 1,5 jaar voorbereiding vooraf (evaluatie, ledenwerving, aanvragen, adviezen en besluit over de erkenningverlening). Eind 2013 moet voor omroepen helder zijn dat fusies lonen en noodzakelijk zijn voor een toekomstige plaats in het bestel. Snelle wetswijziging is ook nodig om vrijwillige fusies van (landelijke) omroepen gedurende de lopende erkenningsperiode mogelijk te maken. Hieronder de belangrijkste data voor de Tweede Kamer:

Juni 2011:

  • Brief aan Tweede Kamer met inhoudelijke uitwerking van het regeerakkoord voor de onderdelen landelijke publieke omroep, Wereldomroep, regionale publieke omroep en omroeporkesten.

  • Wetsvoorstel met beperkte, technische wijzigingen naar de Tweede Kamer, zoals een verlaging van de rijksomroepbijdrage, bekrachtiging van de fusie van NPS en Educom en een overgangsregeling ten behoeve van tussentijdse (vrijwillige) fusies van omroepen.

  • Tussenrapportage naar mogelijke besparingen binnen de landelijke publieke omroep.

Juni 2012:

  • Voorstel tot wijziging van de Mediawet naar de Tweede Kamer, gevolgd door schriftelijke en mondelinge behandeling.

  • Het wetsvoorstel regelt de taak en organisatie van de landelijke publieke omroep vanaf 2016, de verantwoordelijkheid voor de regionale publieke omroep en de Wereldomroep, en de herpositionering van omroeporkesten.

Begin 2013:

  • Behandeling wetsvoorstel in de Eerste Kamer.

  • Aanvang bezuinigingen op de mediabegroting.

Eind 2013:

  • Wijziging Mediawet gepubliceerd in Staatsblad.

2014–2015:

  • Intensivering bezuinigingen op de mediabegroting.

2016:

  • Aanvang nieuwe erkenningsperiode landelijke publieke omroep

Ik vertrouw erop dat ik uw Kamer hiermee voldoende informeer over de aanpak en planning van de uitwerking van het onderdeel media van het regeerakkoord.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven