Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2010
Bij brief van 18 november 2010 (met kenmerk 2010Z16405) ontving ik het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken uw commissie te informeren over mijn bereidheid de
naam van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te heroverwegen en daarin de term volkshuisvesting of
de termen wonen/wijken op te nemen.
In antwoord op uw vraag wil ik voorop stellen dat het niet in de eerste plaats gaat om mijn bereidheid, maar om mijn vrijheid
ten opzichte van het door u gevraagde. De naam van het departement vloeit voort uit het regeerakkoord dat door fracties in
uw Kamer is gesloten. Ik zou niet gaarne de discussie over het regeerakkoord willen heropenen.
Maar ook indien ik de vrijheid wel had, betwijfel ik of een naamswijziging een verstandig idee zou zijn. Ik ben mij ten volle
bewust van het gevoelen bij velen die het een verlies achten dat de term volkshuisvesting of wonen nu na vele jaren niet meer
voorkomt in de aanduiding van de departementen. Ik tracht ook zoveel mogelijk recht te doen aan dat gevoelen door op passende
momenten mij als minister voor die onderwerpen te presenteren, met BZK slechts als roepnaam. Maar het opnemen van de term
volkshuisvesting of wonen in de officiële aanduiding van het departement zou onmiddellijk vragen doen rijzen over al die onderwerpen
die daar ook worden behartigd, zoals immigratie, integratie, constitutionele zaken enz. Door één onderwerp eruit te lichten
zou onmiddellijk de suggestie kunnen ontstaan dat de andere onderwerpen minder belangrijk zijn, hetgeen niet het geval is.
Als al die onderwerpen in de aanduiding zouden worden opgenomen, zou dit zo’n lange opsomming worden, dat die in het spraakgebruik
onmiddellijk zou worden afgekort tot «Binnenlandse Zaken». Dan zouden we eindigen waar we begonnen en daarom lijkt het me
beter het zo te laten.
Overigens wijs ik u er ter geruststelling op dat de Woningwet, die in 1901 is aangenomen en die een belangrijke grondslag
van het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid vormt, werd ingediend en verdedigd door minister Goeman Borgesius van Binnenlandse
Zaken.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner