32 500 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011

Nr. 104 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2011

Met deze brief geef ik een toelichting op het beoordelingskader van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Hiermee reageer ik op een verzoek van het lid Van Toorenburg (CDA) van uw Kamer om een debat over de VOG en het verzoek van de leden Van der Burg (VVD) en Kooiman (SP) om voorafgaand aan dat debat een brief over het beoordelingskader respectievelijk de antwoorden op de ingediende Kamervragen1 te ontvangen. De vragen van deze leden zijn gesteld naar aanleiding van de uitzending van de Vara-Ombudsman van 1 april jl2 en het artikel «Jongeren gedupeerd door VOG-systeem». Hierin wordt gesteld dat jongeren die als tiener een delict hebben gepleegd onevenredig zwaar worden gestraft, omdat ze door het niet verkrijgen van de VOG geen opleiding kunnen volgen en ook niet aan het werk kunnen. Alvorens ik in ga op de beschreven problematiek, licht ik kort het beoordelingskader voor de VOG toe. Overigens verwijs ik u naar de beantwoording van de Kamervragen van de leden Kooiman (SP), Recourt (PvdA) en Berndsen (D66) over hetzelfde onderwerp, die recent – 18 mei 2011 – aan uw Kamer is gezonden.

De VOG en het beoordelingskader

De VOG is een verklaring waaruit blijkt dat op grond van justitiële antecedenten, het gedrag van de persoon in kwestie geen belemmering oplevert voor het uitoefenen van bijvoorbeeld een nieuwe baan3. Het doel van de VOG is het beschermen van de samenleving door te voorkomen dat bepaalde personen – ook jongeren – met een voor het doel van de aanvraag relevant justitieel verleden, inbreuk kunnen plegen op de integriteit van anderen.

De aanvraag voor een VOG wordt beoordeeld door de Dienst Justis, afdeling Centraal Orgaan Verklaring Omtrent Gedrag (COVOG) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Aan de hand van een vastgesteld beoordelingskader wordt per geval het risico voor de samenleving zorgvuldig afgewogen tegen het belang van de aanvrager. Om dit risico te beoordelen worden op hoofdlijnen de volgende stappen4 doorlopen.

Allereerst wordt bekeken of er, voor de beoogde functie, relevante justitiële gegevens in het Justitiële Documentatiesysteem (JDS) worden aangetroffen. Wanneer er binnen de van toepassing zijnde terugkijktermijn (in beginsel vier jaren) geen sprake is van relevante justitiële gegevens wordt de VOG afgegeven. Worden er binnen de terugkijktermijn wel relevante justitiële gegevens aangetroffen, dan beoordeelt het COVOG of het strafbare feit, indien het nogmaals zou worden gepleegd, een belemmering oplevert voor de uitvoering van de werkzaamheden waarvoor de VOG is aangevraagd. In deze beoordeling worden alle justitiële gegevens meegenomen (dus niet alleen veroordelingen, maar ook voorwaardelijke sepots, transacties en openstaande zaken). Met openstaande zaken worden lopende justitiële onderzoeken bedoeld.

Op het moment dat het COVOG vaststelt dat er sprake is van één of meerdere relevante strafbare feiten die bij een herhaling een belemmering vormen voor een goede uitoefening van de functie, kan de VOG enkel worden afgegeven indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. In de beoordeling wordt onder meer gekeken naar 1) de aard van het strafbare feit en de wijze waarop de strafzaak is afgedaan, 2) de hoeveelheid antecedenten en 3) het tijdsverloop. De achterliggende gedachte hierbij is dat naarmate er meer tijd ligt tussen het moment waarop de strafzaak is afgedaan en het moment van beoordeling van een aanvraag van een VOG, het aspect van tijdsverloop in het voordeel van een aanvrager kan werken, als er in die periode geen nieuwe (al dan niet relevante) strafbare feiten door hem/haar zijn gepleegd. Hieruit kan worden afgeleid dat een aanvrager heeft aangetoond niet te recidiveren of andere (relevante) strafbare feiten te plegen. Ook wordt gekeken naar de leeftijd van de aanvrager ten tijde van het plegen van het strafbare feit. Tenslotte kan het COVOG ten behoeve van een goede oordeelsvorming op eigen initiatief of op basis van door de aanvrager aangedragen argumenten, extra informatie inwinnen bij het Openbaar Ministerie, de reclassering of bij de politie.

Invloed van de aanvrager gedurende het beoordelingsproces

Gedurende het beoordelingsproces heeft de aanvrager ook zelf op verschillende momenten de gelegenheid argumenten aan te dragen waarom de VOG zou moeten worden verstrekt. Deze argumenten worden ook in de beoordeling meegewogen. Voordat de VOG definitief wordt geweigerd, ontvangt de aanvrager altijd eerst een voornemen tot weigeren. Hierin staan de redenen van de voorgenomen weigering. Hij kan hiertegen schriftelijk een eigen zienswijze in dienen. Als het negatieve oordeel definitief is, ontvangt de aanvrager een afwijzende beschikking VOG. Daarin staat welke overwegingen ten grondslag liggen aan de weigering. Tegen dit besluit kan bezwaar worden gemaakt. Indien de VOG ook in bezwaar wordt geweigerd, heeft de aanvrager nog de mogelijkheid in beroep te gaan bij de bestuursrechter. De bestuursrechter beslist of de VOG terecht is geweigerd.

VOG voor jeugdigen

Jongeren aan wie een VOG wordt geweigerd, doen in bezwaar veelal een beroep op hun (jonge) leeftijd en het feit dat zij een tweede kans verdienen. Dit is vanzelfsprekend een valide argument. Maar behalve dat vanzelfsprekend niet alleen zoveel mogelijk gekeken wordt vanuit het perspectief van de jongere, dient ook te worden gekeken naar het risico voor de samenleving indien de betrokkene een bepaalde functie gaat uitoefenen.

Het feit dat een jongere door het weigeren van een VOG veelal de gewenste baan of stage niet kan verkrijgen is enerzijds inherent aan de systematiek en de ratio van de VOG. Anderzijds dienen jongeren, die ooit een klein delict hebben begaan, hiervan geen onnodige hinder te ondervinden bij het vinden van een stageplek of baan. Bij een VOG-aanvraag, die door jongeren wordt ingediend, zal de belangenafweging in de meeste gevallen in het voordeel van de jongere uitvallen, omdat ik van mening ben dat het van groot belang is dat zij een opleiding volgen of een baan vinden. In geval van een weigering is de ernst van de gepleegde strafbare feiten zodanig, dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van een individu bij het vinden van een opleiding of een baan. In dergelijke gevallen is het weigeren van de afgifte van de VOG niet disproportioneel. Overigens betekent het weigeren van de VOG voor een bepaalde functie niet dat de jongere geheel is uitgesloten van de arbeidsmarkt of geen uitzicht meer heeft op werk. Deze jongere kan werkzaam zijn in vele andere functies waarvoor de geconstateerde strafbare feiten geen belemmering vormen, ofwel waarvoor een werkgever geen VOG verlangt.

Pilot VOG onder voorwaarden

De afgelopen jaren is herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de problemen die jongeren met justitiële antecedenten ervaren bij de weigering van een VOG. Om hieraan tegemoet te komen, heeft de toenmalige Minister van Justitie samen met de gemeente Rotterdam in mei 2010 via een pilot de mogelijkheid gecreëerd om aan jongeren, die de VOG niet langs de reguliere weg zouden verkrijgen, de VOG onder specifieke voorwaarden te verstrekken, teneinde hen in de gelegenheid te stellen om hun opleiding af te ronden. Er is bewust gekozen voor een VOG onder voorwaarden omdat hierdoor een goede balans kan worden gezocht tussen enerzijds het belang van resocialisatie van de jongeren en anderzijds de bescherming van de risico’s voor de samenleving. De pilot heeft slechts tot drie aanvragen van een voorwaardelijke VOG geleid.

Vervolgstappen

De pilot heeft duidelijk gemaakt dat het huidige beoordelingskader voor VOG-aanvragen naar behoren functioneert. Het kader biedt voldoende ruimte om een goed evenwicht te vinden tussen de belangen van jongeren bij afgifte van de VOG en het belang van beperking van de risico’s voor de samenleving. Gelet op het vorenstaande kan naar mijn mening de aanname dat jongeren met een strafrechtelijk verleden veelal geen VOG krijgen, niet onderbouwd worden. Ik zie dan ook geen noodzaak om het beoordelingskader voor VOG-aanvragen voor jeugdigen te versoepelen.

Uit de vragen van leden van uw Kamer, het rapport van de Vara-Ombudsman, en mijn contacten met ketenpartners maak ik evenwel op dat er onduidelijkheid bestaat over de VOG-systematiek. In mijn eerdergenoemde beleidsregels zijn richtlijnen opgesteld voor de beoordeling van VOG-aanvragen. Om de onduidelijkheid weg te nemen, geeft de Dienst Justis actief voorlichting over de VOG. Er zijn reeds verschillende initiatieven ondernomen, zoals het maken van een factsheet voor professionals (bijlage 2)5 en het geven van presentaties bij ketenpartners (OM, Raad voor de Kinderbescherming, rechtbank Amsterdam/sector jeugd). Daarnaast zal op korte termijn ook een factsheet gereed zijn voor jongeren. In deze factsheet wordt de VOG-systematiek op een voor jongeren begrijpelijke en toegankelijke manier uitgelegd.

Ook zal de Dienst Justis jaarlijks de cijfers met betrekking tot het aantal weigeringen van de VOG aan jeugdigen monitoren en bezien of het aantal en de aard van de weigeringen noopt tot aanpassing van het beoordelingskader voor bijvoorbeeld minderjarigen.

Tenslotte merk ik op dat ik op dit moment in de beoordeling van VOG-aanvragen altijd al meeweeg of de aanvrager ten tijde van het plegen van een strafbaar feit minderjarig was. Dit wordt echter niet altijd expliciet in de besluitvorming zichtbaar gemaakt. Om de transparantie van de besluitvorming door de Dienst Justis te vergroten ben ik voornemens om in de beleidsregels VOG te expliciteren dat in ieder besluit over de afgifte van een VOG vermeld moet worden hoe de minderjarige leeftijd van de aanvrager ten tijde van het plegen van een strafbaar feit is meegewogen in de belangenafweging.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

Vragen van de leden Kooiman (SP), Recourt (PvdA) en Berndsen (D66) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het zwartboek met kritiek van jeugdreclasseerders op het VOG-systeem (ingezonden 31 maart 2011) (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2581).

X Noot
2

http://ombudsman.vara.nl. Uitzending: vrijdag 1 april om 19.25 uur op Nederland 2.

X Noot
3

De screening van de VOG betreft een andere dan de screening ten behoeve van een Verklaring van Geen Bezwaar in het kader van een veiligheidsonderzoek. Dit onderzoek wordt op verzoek van de werkgever door de AIVD of MIVD uitgevoerd.

X Noot
4

Deze zijn ook opgenomen in de Beleidsregels VOG NP-RP & IVB 2010 (bijlage 1). Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
5

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven