32 500 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2011

Nr. 197 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2011

Tijdens het AO met Uw Kamer op 16 juni jl. ter voorbereiding van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni jl. kwam het voorval ter sprake dat zich voordeed op 24 mei jl. in het Noorden van Libanon met de Nederlandse defensie-attaché en diens assistent. Zoals door mij aan Uw Kamer toegezegd informeer ik U, mede namens de minister van Defensie, nader over dit voorval.

De betreffende defensie-attaché is geaccrediteerd in Libanon, Iran en Syrië en heeft als standplaats Damascus. Op 24 mei jl. wilde hij met zijn assistent een veldbezoek brengen aan Noord-Libanon. Zoals te doen gebruikelijk waren zowel de Syrische als de Libanese autoriteiten vooraf geïnformeerd. De verplaatsing vanuit Damascus vond plaats met een eigen voertuig voorzien van een Syrisch diplomatiek kenteken.

Toen zij aan het eind van de ochtend op 24 mei in het noorden van Libanon in de Bekaa vallei reden werden zij staande gehouden door vertegenwoordigers van een lokale stam, de Jafar stam, die het de facto gezag in het grensgebied uitoefent. Vermoed wordt dat het gevoerde Syrische kenteken de directe aanleiding was voor de aanhouding en dat, in tegenstelling tot hetgeen door de attaché werd verondersteld, de stamleden niet op voorhand waren geïnformeerd over de komst door de Libanese autoriteiten.

De defensie-attaché en diens assistent werden vervolgens, deels in hun eigen voertuig, door de stamleden teruggevoerd naar Syrië, naar de plaats Al Qusayr. Aldaar aangekomen kon de defensie-attaché bellen met zijn contact bij de Libanese autoriteiten en met de Nederlandse ambassade in Damascus. Na de nodige contacten over en weer bleek de aanhouding op een misverstand te berusten en zijn de attaché en zijn assistent aan het eind van de middag onder begeleiding weer terug gebracht naar Libanon en in de avond aangekomen in Beirut. Zij zijn gedurende de hele periode correct en vriendelijk bejegend.

Zoals gebruikelijk is door de attaché een vertrouwelijk rapport opgesteld over het voorval. Naar aanleiding daarvan zullen de bestaande informatie- en communicatieprocedures tussen posten onderling en tussen posten en Den Haag nog eens worden doorlopen teneinde zeker te stellen dat die in de toekomst in soortgelijke situaties optimaal functioneren. De Libanese autoriteiten hebben hun excuses aangeboden voor de gang van zaken.

Aangezien het voorval op een misverstand berustte is destijds niet overwogen Uw Kamer daarover te informeren.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Naar boven