32 500 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2011

Nr. 184 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 mei 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 20 april 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 28 februari 2011 ter aanbieding van het onderzoek naar de beweringen van een informant van SNV (32 500-V, nr. 150);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 16 maart 2011 met een reactie op het verzoek van de Kamercommissie om overlegging van de stukken die ten grondslag lagen aan het onderzoek naar SNV (32 500-V, nr. 154);

  • de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken d.d. 1 april 2011 ter openbaarmaking van de BOR-notitie «Verificatie assurance rapport onderzoek inzake beweringen informatie SNV» (32 500-V, nr. 160);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 27 januari 2011 met een reactie op het verzoek van de Kamercommissie op een onderzoek naar de Nederlandse organisatie voor ontwikkelingssamenwerking SNV (32 500-V, nr. 132).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Pechtold

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Voorzitter: Pechtold

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Irrgang, Dikkers, Driessen, Dijkhoff, Hachchi, Ferrier en Pechtold,

en de heer Knapen, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet iedereen welkom bij dit algemeen overleg. Ik stel een spreektijd vast van vier minuten, zodat we ook nog een redelijke tweede termijn kunnen houden.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ruim een jaar geleden begon mijn fractie naar aanleiding van meldingen van klokkenluiders vragen te stellen over vermeende misstanden bij SNV. Sinds die tijd is er veel gebeurd. Er is een salarisdiscussie gevoerd die op een goede manier is afgesloten. Veel belangrijker is nog de recente doorbraak in wat je gerust de SNV-affaire kunt noemen met het opstappen van de directeur Dirk Elsen en de voorzitter van de raad van toezicht Lodewijk de Waal. Volgens mijn fractie hebben we daarmee nog niet het einde bereikt. Het einde is pas in zicht als SNV laat zien dat zij bereid is verder schoon schip te maken. Dat betekent dat de gehele raad van toezicht moet vertrekken, omdat niet alleen de voorzitter daarvan verantwoordelijk is voor de ontstane situatie, maar de gehele raad omdat alle leden daarvan verantwoordelijk en bewezen ongeschikt zijn voor hun taak. Ik hoef alleen maar te wijzen op het feit dat zij het salaris in eerste instantie fel verdedigd hebben. Graag hoor ik of de staatssecretaris deze mening deelt.

Schoon schip maken betekent ook dat de nieuwe directeur moet laten zien bereid te zijn te bekijken welke verdere personele maatregelen nodig zijn bij SNV onder delen van het management in verband met declaraties en toeslagen van duizenden euro's per jaar die niet passen bij een hulporganisatie. Daarvoor moet vervolgens ook een norm gesteld worden. Vindt de staatssecretaris dat de nieuwe directeur van SNV daarnaar moet kijken? Deelt hij onze mening dat de interne procedures bij SNV fors moeten worden aangescherpt op een groot aantal punten? De notitie van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR) wijst al op een groot aantal punten.

Er is dus een doorbraak bereikt met het vertrek van Elsen en De Waal. Dat is niet gebeurd dankzij de staatssecretaris, maar eerder ondanks de opstelling van de staatssecretaris. Het rapport dat op verzoek van het ministerie is geschreven door Ernst & Young is echt broddelwerk. Dat rapport wekt de suggestie dat er niets aan de hand is. Dat heeft niet alleen te maken met de kwaliteit van een accountantsorganisatie als Ernst & Young, maar ook met de vraagstelling. Die was gewoon verkeerd. Er werd niet gekeken naar integriteitsissues terwijl die overduidelijk aan de orde waren, zoals ook blijkt uit de brief van de staatssecretaris over het FIOD-onderzoek. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris op zijn eigen rol hierin. Gaat de staatssecretaris de degens scherpen omdat toeslagen en andere beloningsvormen er niet onder vallen? In het BOR-rapport wordt gesuggereerd dat de Kamervragen die ik vorig jaar heb gesteld over de beloning van de directeur van het kantoor in Washington onvolledig beantwoord zijn. Er is expliciet gevraagd naar toeslagen en andere beloningen buiten het salaris om en daarop is geen antwoord gekomen, terwijl die er wel waren. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Wat is hij van plan met betrekking tot de subsidievoorwaarden? Die voorwaarden waren kennelijk zo ruim dat er niet direct sprake was van strijdigheid met zaken waarvoor de subsidie niet bedoeld was.

Ik neem het SNV en de leiding van SNV kwalijk dat zij het imago van ontwikkelingssamenwerking en internationale solidariteit schade hebben toegebracht met alles wat hier gebeurd is, en dan heb ik het niet alleen over het salaris. Alleen als SNV de komende maanden laat zien dat zij echt orde op zaken kan stellen en echt schoon schip kan maken, kan er volgens de SP-fractie worden gekeken naar voortzetting van de subsidie na 2015. Het is nu aan SNV om te laten zien wat zij met een nieuwe directeur en een nieuwe raad van toezicht kan doen.

De staatssecretaris heeft het in de brief over «de informant». Wil de staatssecretaris de politieke erkenning uitspreken dat het niet gaat om een informant, maar om een klokkenluider? Dat is hij diegene namelijk wel verschuldigd.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ontwikkelingshulp is een complex werkveld waarin resultaten afhankelijk zijn van veel factoren, waarvan de meesten slecht of moeilijk te beïnvloeden zijn. Keer op keer komen we tot de conclusie dat het chronisch gebrek aan kennis en kunde een van de belangrijkste belemmeringen is voor vooruitgang in ontwikkelingslanden. Op het gebied van goed bestuur, management, landbouw en technische assistentie is simpelweg de overdracht van knowhow cruciaal voor het welslagen van vrijwel alle ontwikkelingsprojecten. SNV is een kennisoverdrager bij uitstek. Waar sommige internationale donoren hun technische assistentieprogramma's hebben afgebouwd, vult SNV een leemte in de landen waar zij werkt. Ook is het voor financiers als de Wereldbank en DFID een interessante partner. Het werk van SNV is ook van belang voor het welslagen van veel van het Nederlandse bilaterale beleid. Waar we economische zelfstandigheid willen bevorderen moeten kamers van koophandel worden opgezet en moet ondersteuning worden geboden bij het opbouwen van een private sector. Dat soort dingen doet SNV.

Wat de PvdA-fractie betreft staat vandaag noch de organisatie noch de missie ter discussie, maar uitsluitend de interne cultuur. Zaken zoals huurtoeslag voor een directeur en businessclass vliegen tonen aan dat de organisatie zich niet bewust is van de omgeving waarin soberheid het devies moet zijn. Met het belastinggeld dat beschikbaar is gesteld voor het helpen van de armen in de wereld moet je zuinig omspringen. De top van SNV heeft dat niet gedaan en dat nemen we hen erg kwalijk. Zij hebben daarmee het vertrouwen van de mensen geschaad, het draagvlak voor internationale samenwerking ondermijnd en de sector schade toegebracht. Dat was niet gebeurd als SNV zich had gematigd.

Sommigen menen dat in de ontwikkelingssamenwerkingssector professionaliteit niet samen zou kunnen gaan met soberheid. Dat lijkt me kul. Er zijn genoeg goede mensen te vinden die voor de zeer redelijke salarissen die worden geboden erg goed werk kunnen leveren. Dankzij internet is ook het hardship in de tropen niet meer wat het geweest is. Via internet en Skype kun je je familie zo bereiken. De standaarden voor het personeel in het buitenland kunnen dus ook best wat naar beneden. Er is dus alle reden om het uitgavenpatroon, de standaarden, de normen en het salarisgebouw, kortom, alles, opnieuw tegen het licht te houden. De arbeidsomstandigheden zijn op BZ-leest geschoeid. Dat is historisch zo gegroeid en dat snappen we ook best, maar dat past niet bij een ngo en moet echt worden aangepast. Wil de staatssecretaris het gesprek met SNV aangaan? Wat zal zijn inzet zijn? De PvdA-fractie verwacht van SNV op korte termijn een cultuuromslag met zichtbare en meetbare stappen om te komen tot versobering, ook vanwege de zaken die in de BOR-notitie aan de orde komen. Het gaat niet alleen om versobering in Den Haag, maar ook in het veld. Ik heb begrepen dat de interim-directeur, waar de PvdA-fractie vertrouwen in stelt, daarmee inmiddels is begonnen.

Ik wil graag twee toezeggingen van de staatssecretaris krijgen. De eerste zou moeten gaan over een SNV-evaluatie, de tweede over een notitie over technische assistentie. Ik heb begrepen dat de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) bezig is met de voorbereiding van een evaluatie van SNV. Dat juichen wij zeer toe. De laatste evaluatie van de IOB stamt uit 2000; het is dus hoog tijd voor iets nieuws. We zouden binnen die evaluatie graag nadrukkelijk ruimte zien voor de partners in het veld. Hoe kijken zij tegen SNV aan? Ook ben ik erg benieuwd naar het antwoord op de vraag hoe SNV zich verhoudt tot het bilaterale en multilaterale beleid. Waar zit de synergie? Die vragen ziet de PvdA-fractie graag in de komende evaluatie beantwoord.

Ten slotte kom ik op de visie van de staatssecretaris op technische assistentie en de rol van Nederlandse actoren als SNV, PSO en PUM. De PvdA-fractie kijkt uit naar een notitie van de staatssecretaris waarin hij zijn visie toelicht. Er komt een IOB-evaluatie over capaciteitsopbouw. Dat is heel goed. Misschien kan die als input dienen voor een notitie waarin de staatssecretaris zijn visie op technische assistentie toelicht.

De heer Driessen (PVV): Voorzitter. Ik begin vandaag met een citaat: «De onthullingen over de manier waarop SNV sinds jaar en dag omspringt met belastingmiljoenen hebben heel politiek Den Haag geschokt» en om precies te zijn uit de Telegraaf van 4 mei 1974. Dure etentjes, businessclasssnoepreisjes, torenhoge directiesalarissen, declaratiegedoe, verspilling, vriendjespolitiek en nepotisme zijn bij SNV niet iets van de laatste jaren, maar zijn al decennialang kenmerkend voor die linkse club.

Natuurlijk is het goed dat D66-meneer en SNV-directeur Dirk Elsen is opgestapt. En hopelijk is dit gebeurd zonder goudomrande regeling.

Mevrouw Hachchi (D66): Dat klopt helemaal niet. Ik vraag me af waar de heer Driessen zijn bewering op baseert.

De heer Driessen (PVV): Volgens mij is de heer Elsen toch echt opgestapt bij SNV.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik sloeg aan op de bewering dat directeur Elsen lid zou zijn van D66.

De heer Driessen (PVV): Ik heb «D66-meneer» gezegd.

Mevrouw Hachchi (D66): Wat bedoelt de heer Driessen met «D66-meneer»?

De heer Driessen (PVV): Door lezing van de berichtgeving over SNV en over de heer Elsen heb ik mij niet aan de indruk kunnen onttrekken dat deze meneer een D66-meneer zou zijn.

Ik ga verder met mijn betoog. Ik zei dus dat die D66-meneer Dirk Elsen hopelijk zonder goudomrande regeling is opgestapt. Mocht er toch sprake zijn van iets dat ook maar riekt naar een gouden handdruk voor deze D66-meneer, dan ga ik ervan uit dat de staatssecretaris er alles aan zal doen om dat tegen te houden. Mag ik daarvan uitgaan?

Dat ook oud-CPN’er en nummer 70 op de PvdA-Tweede Kamerkandidatenlijst, Lodewijk de Waal, weg is, is een zegen. Toezicht houden bij SNV lukte hem niet echt en ook bij ING gaat hem dat niet zo heel goed af. Ook op andere plekken waar de heer De Waal opduikt gebeuren vreemde dingen. Als directeur van Humanitas excommuniceerde De Waal een bestuurslid en vrijwilliger. Zijn misdrijf: hij was via democratische weg verkozen tot raadslid voor de Partij voor de Vrijheid. De heer De Waal pleitte echter voor een berufsverbot. Deze leuke man denkt blijkbaar dat democratie alleen iets is voor linkse mensen.

Het opstappen van de heren Elsen en De Waal is natuurlijk niet genoeg. Het is allemaal too little, too late. Natuurlijk zouden alle directieleden en toezichthouders van SNV het veld moeten ruimen. En SNV blijkt niets geleerd te hebben; dat is misschien nog wel het schokkendst. In het persbericht dat het terugtreden van het falend duo Elsen en De Waal aankondigde, kwalificeert de nieuwe SNV-top de heer Elsen als «deskundig» en zegt men hem «zeer erkentelijk» te zijn. En de heer De Waal wordt zelfs een «uitstekende voorzitter» van de raad van toezicht genoemd. Wie bedenkt zoiets?

De staatssecretaris is tot dusver veel te laks geweest. Na het verschijnen van het flutstuk van Ernst & Young, een vod waarvoor iedere zichzelf respecterende accountant zich zou moeten schamen, schrijft de staatssecretaris aan de Kamer dat het rapport hem geen aanleiding geeft tot verdere maatregelen.

Ik ben blij dat de notitie van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven van de Kamer inmiddels openbaar is gemaakt en dat dus ook de staatssecretaris er kennis van heeft kunnen nemen. Die notitie maakt immers compleet gehakt van het kleuterschoolonderzoek van Ernst & Young. Ik vraag de staatssecretaris of hij toegeeft dat hij beter wel maatregelen had kunnen treffen en ik vraag de staatssecretaris ook of hij Ernst & Young in de toekomst nooit meer een opdracht wil geven.

Al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw is SNV door en door rot. Al veel te lang wordt SNV vanuit het ministerie de hand boven het hoofd gehouden. Daar moet definitief een eind aan worden gemaakt. Is de staatssecretaris bereid SNV voor eens en voor altijd uit haar lijden te verlossen en de stekker uit het subsidie-infuus van die verschrikkelijke linkse club te trekken, liever vandaag dan morgen?

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Over SNV is de laatste jaren veel gezegd, geschreven en gefoeterd. Daar heeft de organisatie zelf ook wel de nodige aanleiding toe gegeven. Een lange reeks incidenten begint op een zeker moment op een patroon te wijzen van een cultuur en organisatie waarin structureel zaken fout zitten. SNV leek de afgelopen jaren een treurig talent te hebben ontwikkeld om steeds op de verkeerde manier in het nieuws te komen. Dat werd gecombineerd met het creatieve vermogen om er steevast koppig en horkerig op te reageren. Wellicht zitten er dus ook wel PVV-meneren. Het kompas waarop gevaren werd, stond niet afgestemd op wat er bij de bevolking en zelfs bij de eigen medewerkers leefde.

De aanleiding voor dit overleg is een FIOD-tip, het rapport van Ernst & Young met vaststellingen zonder geruststellingen en de BOR-notitie die aantoont dat er meer vragen overblijven dan er vandaag beantwoord kunnen worden. Los van die aanleiding is er meer aan de hand. Het is te veel om op te noemen en het meeste is ook al door andere woordvoerders gezegd. Mijn eerste reactie was om tot in detail een mening te geven over al die incidenten en voorvallen. De VVD-fractie hecht er echter aan om de zaken zuiver te houden. De Kamer gaat niet over de samenstelling van de raad van toezicht. Ik schaar mij dan ook niet achter de roep van anderen dat deze geheel zou moeten vertrekken, al was het maar omdat ik niet de indruk wil wekken dat daarmee voor de VVD-fractie de kous af zou zijn. Wij gaan wel over de geldstromen. Het budget voor ontwikkelingssamenwerking moet effectief worden besteed. Daar ligt ons belang, niet bij organisaties en instituten.

De heer Irrgang (SP): Ik zou niet willen suggereren dat met het vertrek van de raad van toezicht alle problemen zijn opgelost. Helaas, zou ik bijna zeggen. Vindt de heer Dijkhoff dat de raad van toezicht in het afgelopen jaar goed gefunctioneerd heeft? Biedt dat geen grond om te zeggen dat deze raad van toezicht bewezen ongeschikt is en dus het beste zijn biezen kan pakken en kan worden vervangen door mensen die het wel goed zouden kunnen?

De heer Dijkhoff (VVD): Ik reik geen prijzen uit aan de raad van toezicht. Als je verantwoordelijkheden hebt en er zijn fouten gemaakt, dan heb je niet optimaal gefunctioneerd. Als we een advies geven aan de organisatie om vervanging te zoeken is dat echter wat anders. Ik geef alleen aan dat wij daar niet over gaan en dat ik mij liever concentreer op de zaken waar ik wel over ga.

De heer Irrgang (SP): Zou de heer Dijkhoff adviseren dat deze mensen moeten blijven zitten vanwege hun prestaties in het afgelopen jaar, of zou hij zeggen dat ze beter de eer aan zichzelf kunnen houden zoals de voorzitter van de raad kennelijk ook heeft gedaan?

De heer Dijkhoff (VVD): Het past niet bij mijn rol om daarover advies te geven. Ik denk dat ik straks nog wel meer licht kan laten schijnen op deze vraag.

De heer Irrgang (SP): Het gaat wel over een raad van toezicht met een wettelijke taak om te controleren. Er is heel veel misgegaan bij SNV. De overheid geeft subsidie aan die organisatie. Is het dan niet aan een volksvertegenwoordiger om daar klip-en-klaar over te zijn? Je vraagt je af wat je anders nog zou kunnen doen om hen te laten vertrekken.

De heer Dijkhoff (VVD): Ik denk dat de rest van mijn betoog laat zien dat ik niet heel mals zal zijn over wat er moet gebeuren, wil de subsidiestroom volgens ons gegeven kunnen blijven worden. Ik ga verder geen advies geven over de personele bezetting.

De heer Driessen (PVV): Bij SNV is al vele jaren sprake van dure etentjes, businessclasssnoepreisjes, torenhoge directiesalarissen, declaratiegedoe, verspilling, vriendjespolitiek en nepotisme. Is dat voor de VVD-fractie een reden om te zeggen dat het wel een keer genoeg geweest is met subsidie voor die club?

De heer Dijkhoff (VVD): Ik wil mijn betoog vervolgen en dan zal blijken dat dit de reden is dat ik die subsidie zeer nadrukkelijk aan de orde stel. Ik stel voor dat ik mijn verhaal vervolg en daarmee de vraag beantwoord.

Zoals ik al zei, gaan wij over de geldstroom. Daar ligt het belang, niet bij bepaalde organisaties. Als een bepaald kanaal niet goed werkt, moet je er afscheid van kunnen nemen en het belastinggeld op een andere, effectievere manier besteden. Dat brengt mij op enkele praktische vragen aan de staatssecretaris. De huidige subsidiebeschikking loopt nog toch 2015. Dat is dus nog een tijdje en daar ligt een juridische basis onder. Het is voor de VVD-fractie een te lange periode om lijdzaam te wachten tot die beschikking afloopt en dan pas te beslissen om geen nieuwe subsidie te verlenen. Zijn er op grond van die beschikking en de wet mogelijkheden om tussentijds de subsidie stop te zetten of te verlagen? Zo ja, welke? Mochten die mogelijkheden ontbreken, wat is dan de reden dat ooit uit naam van de belastingbetaler een dergelijk eenzijdig wurgcontract getekend is? Gaat de staatssecretaris dat bij beschikkingen die in zijn ambtstermijn vallen anders aanpakken? Mochten de mogelijkheden om in te grijpen er wel zijn, ziet de staatssecretaris dan in de geconstateerde praktijken bij SNV genoeg gronden om deze in te roepen? Is hij ook bereid dit te doen? Als de staatssecretaris bestaande mogelijkheden niet wil benutten, wat is voor hem dan de motivatie om vast te blijven houden aan SNV in de huidige vorm?

Mochten er geen mogelijkheden zijn om tussentijds in te grijpen, dan komt mijn fractie voor een dilemma te staan. Als we nu al zeggen dat het in 2015 sowieso voorbij is, is er een groot risico dat de zaken versloffen en dat de komende jaren per jaar 90 mln. belastinggeld niet effectief wordt besteed. Als ik nu ga pleiten voor een zware reorganisatie, dan schept dat de verwachting dat het slagen daarvan tot een nieuwe subsidie leidt. Die verwachting wil mijn fractie op geen enkele manier wekken.

De VVD-fractie is uitermate kritisch. We zijn op de hoogte van het feit dat men binnen SNV betoogt het licht gezien zien te hebben en van plan is zwaar te veranderen. Dat klinkt mooi en ik hoop dat het lukt, maar van een verslaving aan fouten is men niet zomaar te genezen. Het vertrouwen dat enkel te voet komt, is op een verdomd snel paard verdwenen. Toch wordt ons nu gevraagd vertrouwen te stellen in grotendeels dezelfde mensen die er de afgelopen jaren bij hebben staan kijken. Mijn verantwoordelijkheid ligt bij de zo effectief mogelijke besteding van het belastinggeld. De VVD-fractie ziet op dit moment niet in dat SNV daartoe de aangewezen partner is. We zijn benieuwd of de staatssecretaris een overtuigend pleidooi heeft om toch aan SNV vast te houden. Eigenlijk zijn wij vooral benieuwd of de staatssecretaris überhaupt de behoefte heeft om zo'n pleidooi te houden.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Dit debat heeft een bijsmaak van incidentenpolitiek, maar mijn fractie vindt het toch belangrijk om hierover te debatteren. Niet alleen de praktijk van ontwikkelingssamenwerking gaat ons aan het hart, maar ook de beeldvorming en het draagvlak.

De heer Driessen (PVV): Een van de eerste woorden die mevrouw Hachchi gebruikt is «incidentenpolitiek». Hoezo? Al sinds de jaren zeventig is het een grote rotzooi bij SNV. Waarom spreekt zij dan van incidentenpolitiek?

Mevrouw Hachchi (D66): Ik spreek over incidentenpolitiek omdat wij het hebben over één organisatie. Als de heer Driessen even de moeite had genomen verder naar mijn verhaal te luisteren, dan had hij deze vraag waarschijnlijk niet hoeven stellen.

De voorzitter: De heer Driessen wacht rustig het verhaal af?

De heer Driessen (PVV): Ik ben heel benieuwd.

Mevrouw Hachchi (D66): De hoge salarissen, financiële misstanden en vriendjespolitiek bij SNV hebben de ontwikkelingssamenwerking geen dienst bewezen. Het meest schadelijke vindt mijn fractie de kras op ontwikkelingssamenwerking die bepaalde personen binnen SNV niet hebben voorkomen. Allereerst was er het slepende conflict over het salaris van de SNV-directeur. Het duurde maanden voordat de directeur zijn raad van toezicht voorstelde om zijn salaris onder de dg-norm te brengen. Mijn fractie is een groot voorstander van het werk van SNV, maar de gang van zaken en het feit dat het zo lang heeft moeten duren vonden wij zeer merkwaardig. Daarna volgden de berichten over misstanden: een biogasproject in Ethiopië en vriendjespolitiek in Latijns-Amerika waar advieswerk, ICT-projecten en vertaalopdrachten werden gegund aan familieleden en vrienden. Dit leidde tot het opstappen van de directeur en van de voorzitter van de raad van toezicht. Dat was volgens mijn fractie een goed besluit. De imagoschade voor de hele sector was aanzienlijk. We verwachten vergaande maatregelen van SNV om het vertrouwen van het publiek en de politiek te herstellen.

We zijn vooral ook geïnteresseerd in de vraag hoe dit soort incidenten voorkomen kan worden en wat de mogelijke rol van het kabinet hierin is. SNV heeft naar eigen zeggen een goed werkend intern financieel controlesysteem, met minimaal tien interne audits per jaar. Klopt dit? Zo ja, hoe kan het dan zo misgaan? Hoe verhoudt dit systeem zich tot andere organisaties? Wat kan er bij SNV en bij andere organisaties nog worden verbeterd? We zagen dat het maanden duurde voordat er in dit conflict een einde in zicht kwam. Welke lessen trekt het kabinet hieruit?

Van het onderzoek naar de informatie van de klokkenluider waartoe het kabinet de opdracht gaf, hoeven wij geen hoge pet op te hebben. Ernst & Young, dat in opdracht van het kabinet werkte was mild over SNV, maar de notitie van het BOR is snoeihard. Volgens het BOR heeft Ernst & Young een beperkte interpretatie gehanteerd in het onderzoek. Het feit dat ergens een juiste handtekening onder staat, zou betekenen dat het in orde is. Verder heeft onderzoek plaatsgevonden op basis van onvolledige informatie. Er is geen eigen onderzoek verricht. Er is alleen gekeken naar aangeleverd materiaal. Doelmatigheid, redelijkheid en billijkheid zijn buiten beschouwing gelaten. Hoe heeft de staatssecretaris deze notie gelezen? Hoe komt het dat het onderzoek van Ernst & Young zo beperkt was? Komt dat door de opdracht die het kabinet gegeven heeft of door iets anders? Wat is de reactie op de stelling van het BOR dat ook het kabinet niet is ingegaan op doelmatigheid, redelijkheid en billijkheid?

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. SNV stond in beginsel voor Stichting Nederlandse Vrijwilligers. Het is dan ook heel cru dat wij vanmiddag praten over zaken die niets met vrijwilligheid te maken hebben, maar over salarissen die ver uitgaan boven de dg-norm en duistere zaken als dure diners en reizen waarvan wij het nut niet meteen inzien. Het heeft ons verbaasd en gestoord dat het zo lang geduurd heeft voordat de directeur en de voorzitter van de raad van toezicht conclusies hebben getrokken die passend zijn voor mensen die de traditie van de Stichting Nederlandse Vrijwilligers voortzetten. Dat heeft het imago van de sector geen goed gedaan. Gelukkig zijn ze nu vertrokken, maar daarmee zijn we er nog niet. De raad van toezicht is vooralsnog aangebleven. Welke afspraken zijn er gemaakt? Is de staatssecretaris het met mij eens dat er ook nog andere problemen liggen die opgepakt moeten worden, zoals een versoberde manier van werken? Hoe gaat daarop worden ingezet?

Het onderzoek is op zeer smalle basis uitgevoerd. Mevrouw Hachchi benoemde dat al. Uiteindelijk ging het alleen om de vraag of de juiste handtekening onder een bepaald document stond. Er zijn geen vergelijkingen gemaakt met andere organisaties. Ernst & Young geeft zelf aan dat er geen zekerheid bestaat over de volledigheid van de aangeleverde informatie. Wat is dan de waarde van dat onderzoek? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de resultaten van een dergelijk onderzoek? Welke conclusie verbindt hij daaraan? Het heeft ons ook verbaasd dat uit het onderzoek blijkt dat bij vijf van de zes onderzochte projecten de EU-aanbestedingsgrens was overschreden. Daar wordt dan ook nog bij vermeld dat bij vier van die projecten dit niet te voorzien was. Maar waarvoor hebben we die EU-aanbestedingsgrens dan? Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?

Wat is het beleid van deze regering ten aanzien van salarissen in de top van organisaties die zich inzetten voor ontwikkelingssamenwerking en armoedebestrijding? Er zijn ngo's, mfo's en ontwikkelingsbanken. Gelden voor allemaal dezelfde regels?

Staatssecretaris Knapen: Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor de opmerkingen die zij hebben gemaakt. Het gaat vandaag om een zaak die al een aantal jaren speelt. Over de vraag hoeveel precies kunnen we discussiëren. Ik wil een stapje terug zetten om aan te geven wat dit moment in het tijdvak van de laatste tien jaar betekent. Daarna kom ik uiteraard te spreken over de gestelde vragen. Dan kunnen we wellicht bekijken of we de achtergrond van dit dossier kunnen delen. Zoals de leden weten is SNV in 2002/2003 verzelfstandigd. Toen is voor de periode van 2002 tot 2006, als een soort bruidsschat bij de verzelfstandiging, een subsidiebedrag van 400 mln. afgesproken. Destijds werd de verwachting uitgesproken dat SNV geleidelijk aan meer en meer gelden bij derden zou kunnen verwerven. Dit was echter allemaal niet contractueel gefinaliseerd. De organisatie doet tenslotte aan capaciteitsopbouw, wat niet zo ver van consultancyactiviteiten ligt. Dat was de achtergrond.

Dit bleek echter in de praktijk veel lastiger te realiseren door de organisatie dan men kennelijk voor de periode van die verzelfstandiging had gedacht. Vervolgens kwam er in 2007 een subsidieperiode van maar liefst negen jaar met een bedrag van bijna 800 mln. Het gaat, alles bij elkaar, om heel grote bedragen, maar er werken ook nogal wat mensen bij SNV en ze is in vele landen actief. We hebben het dus over een periode vanaf 2002 tot 2015, waarin met grote subsidiebedragen wordt gewerkt. Tegelijkertijd – het is goed om dit punt in het achterhoofd te houden bij de gestelde vragen – hinkt de huidige subsidiebeschikking op twee gedachten. Aan de ene kant wordt gesuggereerd dat men ervan uitgaat dat SNV in 2015 in hoge mate financieel op eigen benen staat en de migratie van ontwikkelingsorganisatie naar consultancybedrijf heeft gemaakt. Aan de andere kant wordt SNV in de subsidiebeschikking behandeld als een partner bij het uitvoeren van bilateraal beleid. Bovendien wordt ze geacht op diverse plaatsen niet te concurreren met de commerciële markt. Hier zit een spanning in. Op dit moment krijgt SNV namelijk een subsidie van 75 mln. en daar komt uit eigen middelen circa 13 à 14 mln. bij. Dit is dus eigenlijk heel beperkt na al die jaren.

Als ik deze jaren, de bedragen die ermee gemoeid zijn en de mate waarin die migratie is gelukt, overzie, dan moeten we van een paar dingen uitgaan. We kunnen deze route niet afleggen en na zoveel jaren vervolgens met droge ogen opnieuw gaan bekijken hoe we hier de komende jaren mee omgaan. We kunnen in 2015 niet op deze wijze doorgaan met een generieke subsidie aan SNV. Dat is tegen de achtergrond van deze geschiedenis een logische conclusie. Dat gezegd zijnde, zitten we met de vraag – het punt van de heer Dijkhoff hierover was volkomen terecht – hoe we deze migratie nu organiseren. De migratie heeft twee elementen. Het zijn maatregelen om simpelweg zo snel mogelijk uit de onregelmatigheden en de sfeer van reputatieschade te komen en alle dingen te doen die daarbij passen. Daarnaast heeft de migratie te maken met een toekomstscenario.

We hebben wat het eerste betreft een paar kortetermijnafspraken gemaakt met SNV, simpelweg om van die incidenten en onregelmatigheden af te komen. We willen weten wat er gebeurd is in de periode tussen 2007 en 2010. Er is een meldplicht voor onregelmatigheden. De Kamer en ik hebben laatst een discussie gehad over een internationale organisatie waar iets was misgegaan. Toen zei een meerderheid van de leden dat er, omdat de organisatie zo adequaat handelde, geen reden was om in te grijpen. Het gaat er immers om dat men problemen adequaat adresseert. In elke organisatie kan er wel eens iets gebeuren, maar wij moeten het wel weten. Dit is afgesproken. De concrete vraag aan SNV is nu dat wij zo snel mogelijk willen weten welke dingen nog meer zijn gebeurd die passen binnen de meldplicht. Verder heb ik SNV gevraagd om zo snel mogelijk maatregelen in te stellen, zoals een gedragscode inzake integriteit en een klokkenluidersregeling. Deze horen in een organisatie van deze omvang te bestaan, zodat iedereen weet in welke context er gewerkt wordt. Het verzoek aan SNV is om dit voor eind mei, respectievelijk eind juni te melden.

Een ander belangrijk punt voor de korte termijn is mijns inziens om de verantwoordingspraktijk tussen het departement en SNV eens goed tegen het licht te laten houden door de accountantsdienst. Dit kan namelijk ook zorgen voor meer overzicht en een adequatere aansturing van de diverse verantwoordelijke organen.

Dan is er ook een noodzaak om de subsidiebeschikking aan te passen. De tussentijdse beëindiging van de subsidies zou in morele en juridische zin een onverantwoorde handeling zijn, omdat er een contract ligt en SNV in de wereld op een aantal terreinen buitengewoon goed werk doet. Je kunt de tafel niet vanwege alles wat er gebeurd is met een groot gebaar schoonvegen zonder te verdisconteren dat er op veel gebieden wel degelijk goed werk gebeurt. Ook juridisch gezien kan dat niet. Het zou een mate van onbehoorlijkheid betekenen, die ongetwijfeld juridische consequenties zou hebben.

Het is wel van belang om naar de subsidiebeschikking te kijken. De looptijd van de afspraak volgens het huidige subsidiekader is lang. Zoals aangegeven, is dit tot 2015. Dat is nu eenmaal de afspraak. In de afspraak van 2007 staat helder dat een vervolg van de financiering niet vanzelfsprekend is. Dit is volgens mij een understatement. Ook staat er in deze afspraak dat er in 2012 – ik interpreteer dit maar als uiterlijk 2012 – een evaluatie en een doelmatigheidsaudit komt. Verder moet er volgens deze afspraak gekeken worden naar de capaciteitsontwikkeling en de toegevoegde waarde die SNV ten opzichte van andere spelers nog te spelen heeft en die eventueel gevolgen kan hebben voor de vervolgfinanciering. In het huidige subsidiekader is er een mogelijkheid om nu zo snel mogelijk te gaan werken aan toekomstscenario's, opdat er inderdaad geen gat valt. Er worden nu immers grote bedragen aan subsidies verstrekt en dit houdt in 2015 ineens op. Zoals gezegd, heeft SNV al een bescheiden andere inkomstenbron. Er zal naar gekeken moeten worden in hoeverre die bescheiden inkomstenstroom de basis zal zijn voor de toekomst van deze organisatie.

Iets anders is dat er inzake capaciteitsopbouw altijd mogelijkheden zullen blijven. Mocht ontwikkelingssamenwerking er behoefte aan hebben om projecten hiervoor via tenders in aanmerking te laten komen, dan is dit van een heel andere orde dan dat er nog een keer zo'n generieke subsidie zou worden gegeven. Het is misschien goed om dit als achtergrond mee te geven om dan vervolgens wat uitvoeriger stil te staan bij de specifieke vragen die door de leden zijn gesteld.

De heer Irrgang, de heer Dijkhoff en mevrouw Ferrier spraken over de raad van toezicht. Het kabinet gaat niet op de stoel van de raad van toezicht zitten. Dit heb ik al eerder gezegd. Als er een nieuwe voorzitter komt, zal hij uiteraard gesprekken voeren met alle leden van de raad van toezicht over hoe deze zal worden ingericht, wie er een rol in gaan spelen en hoe de transitie zal plaatsvinden. Voor het merendeel van de leden van de raad van toezicht loopt de termijn namelijk binnenkort sowieso af. Overigens zijn wij er in dit broze tijdvak natuurlijk aan gehouden om handelingen achterwege te laten die de continuïteit van de organisatie in het geding brengen. Hier moeten we dus een afweging maken en een zekere behoedzaamheid betrachten. Ik ben het in dit opzicht eens met de heer Irrgang, die zegt dat alles wat nu gebeurt, niet het einde, maar het begin is. Het is namelijk het begin van een serieuze poging om SNV een ander soort organisatie te laten worden met een geheel andere relatie dan wel geen relatie met de overheid. Daar wil je uiteindelijk op uitkomen.

Irrgang (SP): De staatssecretaris geeft namens de Nederlandse overheid een heel forse subsidie aan SNV. Des te groter is het publieke belang bij een raad van toezicht die goed functioneert. Ik denk niet dat dit tot nu toe het geval is geweest en het is niet dankzij de raad van toezicht dat dit allemaal nu gaat gebeuren. Er is het afgelopen jaar veel gebeurd en de raad van toezicht liet hierbij een gebrek aan ingrijpen zien. Betekent dit niet dat de staatssecretaris aan SNV duidelijk moet maken dat de raad van toezicht versterkt moet worden en dat het niet voor de hand ligt dat dit gebeurt door een raad van toezicht met dezelfde samenstelling?

Staatssecretaris Knapen: De voorzitter van de raad van toezicht is teruggetreden. De zittende leden van de raad van toezicht hebben zich verantwoordelijk geacht zorg te dragen voor de continuïteit van de organisatie. Ook dat telt. Vervolgens is het aan een nieuwe voorzitter om vast te stellen welke afweging moet worden gemaakt ten aanzien van de continuïteit en vernieuwing. Overigens loopt, zoals ik al aangaf, de zittingsperiode van een aantal leden op betrekkelijk korte termijn af.

De heer Irrgang (SP): Moet ik het antwoord van de staatssecretaris zo begrijpen dat de leden van de raad van toezicht nog even kunnen aanblijven tot er vervangers voor hen zijn gevonden, maar dat het wel voor de hand ligt dat de gehele raad van toezicht wordt vernieuwd?

Staatssecretaris Knapen: Nee, ik bedoel te zeggen dat er een nieuwe voorzitter komt, die gesprekken gaat voeren met zijn collega's en vervolgens zal vaststellen voor wie de term «collega» voor langere of kortere tijd betekenis zal hebben. Hij of zij zal overigens in formele zin beperkt worden door het feit dat drie of vier zittende leden die zorg dragen voor de continuïteit van het toezicht sowieso aan het einde van hun termijn zijn.

Ik ga verder met de vragen over het rapportje van Ernst & Young en over de reacties van de dienst van de Kamer, het BOR. Het is misschien goed om een paar dingen uit elkaar te halen. Wij hebben via de FIOD vernomen dat er sprake was van mogelijke onregelmatigheden. Op grond daarvan hebben wij een accountantsbureau gevraagd onderzoek te doen naar de juistheid van de beweringen. Wij hebben niet gevraagd om een diepgaand en breed benchmarkonderzoek naar de doelmatigheid en de algemene gebruiken in de sector, om op grond daarvan een breed en grondig rapport te schrijven over hoe het met SNV staat in relatie tot de organisaties die in Nederland en elders in de wereld actief zijn. Wij hebben simpelweg laten vragen naar de juistheid van de beweringen. Ernst & Young heeft niet alleen op basis van handtekeningen, maar ook op basis van gevraagd materiaal, vastgesteld dat deze beweringen niet juist waren. Ernst & Young heeft zich niet begeven in vraagstukken van doelmatigheid en integriteit, anders dan waar sprake zou zijn geweest van regelrecht bedrog of fraude. De vraagstelling aan Ernst & Young had betrekking op de mededelingen die tot ons waren gekomen via de FIOD en had niet betrekking op het hele reilen en zeilen van SNV.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik weet niet of ik te vroeg ben met mijn vraag. Ik vroeg mij af of de staatssecretaris na het lezen van het Ernst & Young-rapport niet gealarmeerd was, niet zozeer vanwege de uitspraken in het Ernst & Young-rapport dat de beweringen niet gestaafd zouden zijn, als wel vanwege het feit dat het blijkbaar common practice was om huursubsidie te geven en reisjes te maken. Heeft dat niet een alarmbelletje bij de staatssecretaris doen rinkelen?

Staatssecretaris Knapen: Misschien moet ik het anders formuleren. Ik maak een optelsom van alle dingen die rondom SNV speelden. Er was sprake van een aantal incidenten. Ik heb voorgelezen uit het subsidiekader, waarin de afspraak staat dat in 2012 een studie zou worden verricht naar hoe wij hiermee verder zouden moeten. Voor mij was het wel duidelijk dat wij deze studie naar voren dienden te halen. Dat is iets anders dan dat ik alleen door het rapport van Ernst & Young was gealarmeerd. Ik zal iets verklappen: ik was eerlijk gezegd met name gealarmeerd door de toonzetting en woordkeuze in het verkeer tussen diverse medewerkers van SNV in hun rol als consultant en als ontwikkelingswerker. Ik heb voor mijzelf op dat moment de conclusie getrokken dat hier een organisatie opereert die in de cultuurbeleving een privaat consultancybedrijf is, maar in de praktijk een bedrijf is dat zich te houden heeft aan de regels die wij stellen en dat voor 82% van zijn inkomsten afhankelijk is van subsidie van de overheid. Dit is een probleem dat dieper gaat dan al deze incidenten. Dit is namelijk het probleem van een onduidelijk migratieproces van een ontwikkelingsorganisatie naar een consultancybedrijf. Dit probleem hebben wij nu te adresseren.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris niet zozeer gealarmeerd was door de informatie die hij van Ernst & Young kreeg?

Staatssecretaris Knapen: Dat klopt, want die informatie van Ernst & Young bevestigde eigenlijk wat de directie al had gemeld, namelijk dat die beweringen niet juist waren. Ernst & Young is niet gevraagd om een advies te geven over wat zo'n migratieproces betekent voor de cultuur van een organisatie en voor de afbreukrisico's aan de ene of de andere kant. Hier is niet naar gevraagd, omdat het onderzoek strikt over deze serie incidenten ging, die de regering via de FIOD en deze informant ter ore was gekomen. Wij hebben gezegd dat deze beweringen zo snel mogelijk onderzocht dienden te worden. Vandaar dat Ernst & Young gevraagd is dit te doen.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat hij geïnteresseerd was in de juistheid van de beweringen. Als ik hem beluister, concludeer ik dat hij met name geïnteresseerd was in de overgang en in de vraag hoe de cultuur daarin meeging. Ik ben daarom benieuwd waarom dat niet de onderzoeksvraagstelling aan Ernst & Young was en waarom het onderzoek over de handtekeningen ging.

Staatssecretaris Knapen: Ik heb alleen de achtergrond geschetst waartegen je het volgens mij moet zien. Het ging hier over een informant die bepaalde dingen tot ons bracht en wij hadden simpelweg de urgente behoefte om vast te stellen of deze beweringen waar waren. Als ze waar waren, was dit namelijk een onmiddellijke grond geweest om in te grijpen. Een bredere betekenis had dit onderzoek niet. Rechtmatigheid onderzoeken wij in principe op een andere manier. Daar hebben wij ons eigen onderzoeksbureau voor. Dit onderzoek ging simpelweg over beweringen die ons ter ore waren gekomen. Wij voelden een urgente noodzaak om te weten of het klopte. Vervolgens komt de vraag aan de orde – hierin spelen alle andere incidenten een rol – wat de plaats van SNV is in de wereld van consultancy en ontwikkelingssamenwerking en wat tegen die achtergrond het toekomstperspectief van SNV is.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik zit te twijfelen of ik mijn vraag moet stellen, want er is al een paar keer gehint op de onderzoeksopdracht aan Ernst & Young. Ik proef in de woorden van de staatssecretaris dat een heel uitgebreid benchmarkonderzoek moet worden gedaan of de zwaar klinkende variant van een rechtmatigheidsonderzoek. Ik snap dan nog steeds niet goed waarom Ernst & Young zo'n karige onderzoeksopdracht heeft gekregen. Als het namelijk alleen maar gaat om de beweringen van de informant, zou ik verwachten dat er wat meer dingen in staan dan zo'n milde conclusie voor SNV. Dan waren er veel meer dingen uitgekomen.

Staatssecretaris Knapen: Dit onderzoek was niet bedoeld om ten principale vast te stellen waartoe in dit tijdsgewricht SNV op aarde is. Het was simpelweg bedoeld om vast te stellen of de beweringen die ons ter ore waren gekomen via de FIOD, juist waren. Verder wilden wij met dit onderzoek op dat moment niet gaan. De incidenten die tot de crisis van begin januari hebben geleid, bieden tegen het licht van wat ik zojuist heb geschetst, het juiste uitgangspunt om te adresseren hoe we de komende jaren verdergaan met SNV en wat het perspectief is, gegeven het feit dat de generieke subsidie in 2015 ophoudt. Dat is nu aan de orde.

De heer Dijkhoff (VVD): Ik heb moeite met de kwalificatie van het Ernst & Young-rapport als een onderzoek naar de vraag of de beweringen juist waren. Het viel mij op dat de juistheid van de beschuldigingen niet echt gecheckt is, maar dat er alleen is bekeken of er ooit bepaalde contracten zijn getekend en er bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Het onderzoek ging meer over de vraag of WC-EEND WC-EEND heeft geadviseerd, zonder de vraag te stellen of dit nu een goed advies was.

Staatssecretaris Knapen: Dat is correct.

De heer Dijkhoff (VVD): Dat doet de vraag rijzen wat het nut is van zo'n onderzoek. Als er beschuldigingen worden gedaan en we gaan deze onderzoeken zonder dat we een oordeel over de juistheid ervan vragen, weten we alleen dat er feiten zijn zonder dat we er een kwalificatie van hebben.

Staatssecretaris Knapen: Ik kan dit niet helemaal volgen. Misschien moet ik het aan de hand van een voorbeeld duidelijk maken. Er was een bewering die te maken had met een allowance-onkostenvergoeding voor iemand die in Washington woonde. Deze allowance zou zijn bedoeld om buiten de salarisregels om extra inkomsten te verwerven die niet zichtbaar zouden zijn in de salarisoverzichten die wij met de Kamer hebben afgesproken. Die bewering is nagekeken en deze bleek niet waar te zijn. Iemand die in Washington functioneert, functioneert in de context van dit soort vergoedingen, op basis van de kostenverschillen tussen de ene hoofdstad en de andere. Je kunt je wel afvragen of een discussie hierover past bij een ontwikkelingssamenwerkingsorganisatie. Dit hebben wij Ernst & Young echter niet gevraagd, omdat dit onderwerp pas op de rol staat als je SNV ten principale gaat bestuderen. Nu ging het om een onderzoek naar de juistheid van de beweringen die de FIOD ons meegedeeld had. Dit onderzoek duldde uiteraard geen uitstel. Als zoiets je immers ter ore komt, heb je te handelen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Mag ik naar aanleiding van de aantijgingen van de informant of klokkenluider afsluitend concluderen dat de staatssecretaris zijn taakopvatting wel heel smalletjes heeft geformuleerd?

Staatssecretaris Knapen: Nee, als we de gebeurtenissen waarbij ik betrokken ben geweest, de revue laten passeren, dan zijn dit er een stuk of drie à vier. De eerste was de discussie over de salarissen. Wij hadden daarbij van doen met een spanningsveld tussen contractuele afspraken en politieke wenselijkheid. Volgens de contractuele afspraak met de directeur was zijn salaris op een bepaald niveau vastgesteld. De politieke werkelijkheid een aantal jaren later was dat dit naar beneden moest. Wij hadden hiervoor geen juridisch handvat en hebben met gepaste pogingen tot overreding ...

De voorzitter: Ik krijg het gevoel dat het debat teruggaat naar het jaar nul.

Staatssecretaris Knapen: Voorzitter, dit speelde in december 2010.

De voorzitter: Ja, maar dat is wel voor kerstmis. De vraag was volgens mij heel helder. Misschien kan mevrouw Dikkers hem nog één keer formuleren?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik formuleer hem dan liever als de constatering dat de staatssecretaris een te smalle opdracht heeft geformuleerd voor Ernst & Young.

Staatssecretaris Knapen: Dat zie ik anders. Zonder terug te gaan naar het jaar nul of naar de tijd voor kerst, deel ik mee dat wij bij elk incident hebben bekeken wat de materiële waarde van dit incident was. Bij deze reeks van incidenten kon telkens worden vastgesteld dat elk incident op zich geen zaak was waar we met regels tegen moesten optreden. De optelsom van incidenten heeft echter geleid tot de crisis waarin SNV is komen te verkeren en is van dien aard dat het zaak is nu te bekijken hoe we met SNV verder moeten. De subsidies gaan een keer ophouden en tot die tijd zal er een constructie in de lucht moeten worden gehouden die naar behoren functioneert.

De voorzitter: Ik stel voor dat de staatssecretaris nu zijn antwoord in eerste termijn vervolgt. Hoelang meent hij hiervoor nodig te hebben? Dan kan ik namelijk inschatten of een tweede termijn nog zinvol is.

Staatssecretaris Knapen: Dan werk ik enkele specifieke vragen af die door de aanwezige afgevaardigden zijn gesteld. De heer Irrgang vroeg naar interne procedures en de gedragscode. Hier heb ik over gesproken. Deze is er voor eind mei dan wel eind juni. De heer Irrgang vroeg ook waarom wij de informant niet klokkenluider noemen. Voordat ik hier binnenkwam, zat ik even buiten op een bankje naast een meneer die drie dagen per maand voor de deur demonstreert om dit te bewerkstelligen. Toen wist ik het antwoord nog niet precies, maar SNV is een zelfstandige rechtspersoon en maakt geen deel uit van de overheid. Dus is de informant geen klokkenluider in de zin van de klokkenluidersregeling van de overheid.

De voorzitter: Wordt de gedragscode die eind mei dan wel eind juni komt – dit was uw vorige punt – ook naar de Kamer gestuurd? Dan noteer ik dit namelijk als een toezegging.

Staatssecretaris Knapen: Er is geen enkele reden waarom wij die niet openbaar zouden maken. De zin van de gedragscode is de openbaarheid.

De voorzitter: Dan noteer ik dat als een toezegging.

Staatssecretaris Knapen: De heer Irrgang heeft verder een vraag gesteld naar aanleiding van het antwoord dat ik eerder gegeven heb op een vraag over het salaris van de directeur van het kantoor in Washington. Destijds heb ik geantwoord dat de directeur van dit kantoor een extra toeslag krijgt van € 354 per maand voor ziektekostenverzekeringen. Verder ontvangt hij een host country allowance. Verder is er nog iets met het pensioen, maar dat weet de heer Irrgang nog wel, omdat dit in het antwoord ook werd genoemd. Wij hebben de host country allowance eerder niet gespecificeerd. Misschien is het goed om duidelijk te maken hoe deze wordt toegepast bij SNV. Dit speelde namelijk ook een rol bij de vragen over de informant. Voor een host country allowance is een standaardtabel van toepassing, die voor de hele organisatie van SNV geldt. Per standplaats wordt een norm voor de toeslag opgenomen, die gekoppeld is aan de kosten voor het levensonderhoud op die standplaats.

Mevrouw Dikkers heeft gevraagd om een notitie over capaciteitsopbouw. Ik zeg deze graag toe. Dit onderwerp is namelijk onderdeel van de IOB-evaluatie waaraan op dit moment wordt gewerkt. Ik durf nu niet zomaar toe te zeggen dat deze notitie onze finale visie zal bevatten over technische assistentie. We moeten het resultaat van de evaluatie en de kwaliteit daarvan namelijk even afwachten.

De heer Driessen heeft vragen gesteld over de gouden handdruk die de directeur van SNV heeft gekregen. Tussen het lid van de raad van toezicht met de portefeuille juridische zaken en de directeur is een afspraak gemaakt. Beiden werden ondersteund door juridisch advies. Deze afspraak komt neer op 11,5 maand aan salaris. Hierdoor is de kantonrechtersformule uitgesloten. Als het ontslag voor de rechter was gekomen, was het te betalen bedrag ongetwijfeld hoger uitgevallen dan nu.

De heer Driessen (PVV): Over hoeveel geld hebben we het dan?

Staatssecretaris Knapen: We hebben het dan over € 134 600 en nog wat. Het per 1 januari gereduceerde salaris is hiervoor als uitgangspunt genomen, dus niet het eerdere salaris. Dat hadden we ook als uitgangspunt kunnen nemen. Ook is de opzegtermijn die de werkgever had verrekend.

De heer Driessen (PVV): De heer Elsen krijgt dus € 134 000 mee, als ik het goed begrijp. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Kan de staatssecretaris zijn invloed niet aanwenden om daar een stokje voor te steken?

Staatssecretaris Knapen: Ik ben daar niet blij mee. De wetgeving over dit onderwerp is blijven liggen, maar ons appel is dat bij salarissen van deze omvang het maximum uit te betalen bedrag onder een jaarsalaris ligt. Ik ben er dus niet blij mee, maar heb ook vast te stellen dat als in dit geval de gang naar de rechter was gevolgd, het bedrag hoger was uitgevallen dan waar wij nu op uitkomen. De raad van toezicht is primair verantwoordelijk voor de omvang van het salaris, maar los daarvan moet ik ook praktisch blijven en constateren dat het bedrag hoger was geweest als de zaak voor de rechter was gekomen.

De heer Dijkhoff (VVD): Ik ben nu een beetje in verwarring. We hebben het eerder al over de manier van communiceren van SNV gehad, maar ik had uit het persbericht en uit de communicatie van SNV begrepen dat de directeur vrijwillig opgestapt was. In dat geval zou er volgens mij geen juridische aansprakelijkheid zijn via een kantonrechtersformule of een regeling.

Staatssecretaris Knapen: De formule is in dit geval met wederzijdse instemming gehanteerd. De heer Dijkhoff weet dat dit de vervolgstap is op het besluit van de raad van toezicht om een punt te zetten achter de samenwerking met de directie.

De heer Dijkhoff (VVD): Dan concludeer ik dat SNV iets te heldhaftig was en dat haar communicatie te rooskleurig was. SNV liet namelijk weten dat de directeur zijn verantwoordelijkheid had genomen door vrijwillig op te stappen.

Staatssecretaris Knapen: Mevrouw Ferrier heeft gesproken over de salarissen van de top in het algemeen. Dat is een heel brede vraag, omdat salarissen afhangen van de omgeving. Het is evident dat de salarisstructuur bij ontwikkelingsbank FMO anders is dan bij Oxfam Novib. De omgeving en het concurrentieveld van deze organisaties zijn namelijk verschillend. Het is moeilijk om haar vraag te beantwoorden. Wij hebben afgesproken dat voor alle ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties die onder het algemeen subsidiekader of onder het kader van de MFS vallen, de zogenaamde dg-norm geldt. Afhankelijk van de wereld waarin iemand werkt, wordt zijn salaris bepaald. Een van de Kamerleden heeft mij enkele weken geleden gevraagd hoe het zit met de salarissen bij de Wereldbank. Afgelopen weekend heb ik deze vraag aan de orde gesteld bij de Wereldbank. Het blijkt dan uit te maken of mensen werken bij de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling of bij de IDA, die aan zachte leningen en schenkingen doet. De concurrentievelden verschillen van elkaar.

De voorzitter: Ik vraag de staatssecretaris om af te ronden, omdat ik de Kamerleden de gelegenheid wil geven voor een tweede termijn.

Staatssecretaris Knapen: Mevrouw Ferrier heeft ook nog een vraag gesteld over een versoberde manier van werken. Het spreekt voor zich dat wij zijn aangelopen tegen het spanningsveld tussen enerzijds een ontwikkelingssamenwerkingsorganisatie met de cultuur die daarbij past en anderzijds een bedrijf dat in de sfeer van de consultancy opereert met een andere manier van werken. Juist daarom zullen wij moeten bekijken hoe wij in de komende jaren precies met elkaar omgaan, wat wij van elkaar kunnen verwachten en wat dat te betekenen heeft voor de wijze waarop de organisatie is ingericht of moet worden ingericht.

De voorzitter: Wij danken de staatssecretaris voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik geef de Kamerleden gelegenheid om staccato, in een minuut, de resterende vragen te stellen en hun oordelen te geven.

De heer Irrgang (SP): Ik heb iets langer nodig. We hebben in de procedurevergadering besproken dat wij eventueel iets langer zouden kunnen doorgaan, als dit nodig mocht zijn.

De voorzitter: Nee, wij stoppen om 18.00 uur. Dat hebben we afgesproken. Ik zal niet heel moeilijk doen, maar vraag de leden om de tweede termijn staccato te doen, in een minuut.

De heer Irrgang (SP): Ik maak daar bezwaar tegen. In de procedurevergadering hebben wij aangegeven dat als het nodig is, wij iets zouden kunnen uitlopen. Anders wil ik nu schorsen voor een korte procedurevergadering.

De voorzitter: Die felheid is nergens op gebaseerd. We geven de heer Irrgang iets meer dan een minuut om zijn bijdrage in tweede termijn te leveren.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Mij moet van het hart dat het antwoord van de staatssecretaris mij niet is meegevallen. Er is sprake van een doorbraak nu de directeur en de voorzitter van de raad van toezicht zijn opgestapt. Het is mijn hoop dat dit ook een doorbraak is naar een oplossing voor deze kwestie, maar dan moet de staatssecretaris hier wel duidelijk maken dat SNV echt schoon schip moet maken. Ook moet hij vaststellen dat dit nu niet gebeurd is. Het verbaast mij dat de staatssecretaris een beeld schetst alsof degene die de staatssecretaris de informant noemt, er toch naast zat met zijn beweringen. In het rapport van het BOR wordt dit beeld afgezwakt of wordt gesteld dat er een verkeerd beeld is geschetst. Het rapportje van Ernst & Young is broddelwerk en kan geprullenbakkeerd worden. De staatssecretaris lijkt het rapportje hier te verdedigen. Mij lijkt dat de raad van toezicht evident gefaald heeft. Ik ben voornemens om de Kamer te vragen om zich hierover uit te spreken. Ik vraag de staatssecretaris om duidelijk te maken dat van SNV wordt verwacht dat zij schoon schip maakt in alle facetten.

Met betrekking tot de eerdere beantwoording van mijn Kamervragen wil ik onder verwijzing naar de BOR-notitie iets specifieker doorvragen. In de BOR-notitie staat dat de incidentele scholingstoelage onvermeld is gebleven. Ik vraag daarom nogmaals of mijn Kamervragen wel volledig beantwoord zijn.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Wij houden moeite met de vrij smalle formulering van de opdracht die de staatssecretaris aan Ernst & Young heeft meegegeven, zeker gezien de geschiedenis van SNV, die wellicht niet bij de staatssecretaris, maar toch zeker bij het ministerie genoegzaam bekend mocht zijn. Wij zijn daar teleurgesteld over. Mij was niet helemaal duidelijk of de visie van de staatssecretaris was opgenomen in de notitie over technische assistentie. Wij zouden erg graag een notitie krijgen met de visie van de staatssecretaris erin.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van collega Dijkhoff over de vrijwilligheid waarmee de directeur zou zijn opgestapt. Als hij vrijwillig zou zijn opgestapt, zou een andere regeling van toepassing zijn geweest dan een ontslagregeling. Ik vraag de staatssecretaris om dit toe te lichten.

De heer Driessen (PVV): Voorzitter. Het is goed om te horen dat SNV vanaf 2015 geen generieke subsidie meer zal ontvangen, maar de staatssecretaris heeft, als ik het goed heb geteld, vier of vijf keer gesproken over generieke subsidie. Bij mij roept dit de vraag op of SNV na 2015 toch in aanmerking blijft komen voor andersoortige, dus niet-generieke subsidie. Ik hoop dat dit niet het geval is. Ik wil daar graag wat meer duidelijkheid over. Verder sluit ik mij aan bij wat de heer Dijkhoff en mevrouw Dikkers zojuist hebben opgemerkt over het bedrag van € 134 000 dat de heer Elsen blijkbaar zal meekrijgen. Is de heer Elsen nu wel of niet vrijwillig opgestapt? Dat wordt alleen maar vager naarmate dit AO vordert. Ik wil ook op dat punt meer duidelijkheid van de staatssecretaris.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik zal geen kwalificatie geven van het rapport van Ernst & Young omdat ik denk dat Ernst & Young zich keurig aan de opdracht heeft gehouden. Wel denk ik dat de opdracht erg summier was, als daarin aan Ernst & Young alleen maar wordt gevraagd om de stukken van SNV na te kijken. Je weet niet of er sprake is van fraude. Dat weten we nu ook niet. Ik ga geen beschuldigingen uiten. Het enige wat je nu kunt constateren is dat, als er al sprake is van fraude, deze heel vakkundig is gepleegd. Daar heeft eigenlijk niemand wat aan, omdat het een organisatie niet vrijpleit als alleen wordt gekeken naar de stukken die een organisatie zelf aanlevert. Verder vrees ik dat wij in de val trappen van het isoleren van een zaak. Dan zien wij goede en slechte kanten aan de zaak en na verloop van tijd worden we wat milder. Deze zaak zou echter exemplarisch moeten zijn voor de omgang van de overheid met alle organisaties waaraan zij subsidie verleent. Ik denk daarom dat we hieraan niet licht mogen voorbijgaan. Als deze zaak geen aanleiding geeft tot stevig ingrijpen, wat dan nog wel?

Ik ben extra somber geworden door twee zaken. Een vertrekregeling impliceert dat het vertrek niet vrijwillig was. Ik heb het persbericht zojuist nog even nagelezen. De formuleringen die daarin staan, wekken een behoorlijk andere indruk dan onvrijwillig vertrek. Laat ik het houden op «een passende manier van afscheid nemen». Het is opnieuw erg teleurstellend.

Ook over de transitie ben ik somber gestemd. De transitie van SNV duurt van 2007 tot 2015. In 2011, halverwege, zit SNV op 18% eigen inkomen. Dat geeft mij weinig vertrouwen. Dit brengt mij ook bij het punt dat ik eerder al aanhaalde. De staatssecretaris zegt dat het moreel en juridisch onaanvaardbaar is om meteen te stoppen. Dat klopt. Het is ook moreel onaanvaardbaar om zomaar door te gaan, vooral als je weet dat de transitie hoogstwaarschijnlijk niet zal slagen. Er zal eerst nog wel een jaar gewerkt moeten worden aan de organisatie. Ik zou graag van de staatssecretaris schriftelijk willen vernemen wat de juridische mogelijkheden zijn om toch tussentijds in te grijpen. Ik geef daarbij de hint dat deze mogelijkheden waarschijnlijk bestaan in artikel 4:49 en artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook de voorgaande minister van Buitenlandse Zaken heeft al eens gebruikgemaakt van deze artikelen in de richting van SNV. Ook kan de staatssecretaris in overleg treden met SNV om tot herziene afspraken te komen. Zo kan hij tot een realistische doelstelling na 2015 komen en hoeven we nu niet blind af te stevenen op doelstellingen die we niet halen.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik heb al gezegd dat het voor de D66-fractie vooral gaat om het voorkomen van dergelijke incidenten en om de mogelijke rol van het kabinet daarbij. Ik vraag mij af in hoeverre het interne financiële controlesysteem bij SNV – ik heb begrepen dat het gaat om tien audits per jaar – een uitzondering is, vergeleken bij andere organisaties. Het systeem klinkt heel sterk, maar toch komt dit soort misstanden voor. Dat geeft dus te denken. Ook wil ik weten welke lessen het kabinet hieruit trekt, wellicht ook voor onderzoeksopdrachten naar aanleiding van alarmeringen die via de FIOD binnenkomen.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. De bedoeling is inderdaad dat dit niet nog eens gebeurt. Wat hier gebeurd is, heeft het imago van ontwikkelingssamenwerking geen goed gedaan. Dat vind ik een kwalijke zaak. Daarom vind ik dat wij breder moeten kijken naar beleid om dit voortaan te voorkomen. Ik begrijp dat je voor het bepalen van salarissen naar de cultuur moet kijken. We hebben in het verleden ook al gezegd dat een Brandtnorm ingesteld zou moeten worden, ook voor multilaterale organisaties. Wordt daar beleid op gevoerd? Of geldt de Brandtnorm voor mfo's en ngo's en is er geen enkele norm voor organisaties die in een andere cultuur opereren?

Staatssecretaris Knapen: Voorzitter. De heer Irrgang sprak over hoop op een doorbraak en over schoon schip maken. Ook de bijdrage van het BOR heeft mij geholpen. Daardoor ben ik ervan overtuigd geraakt dat we een aantal zaken moeten aanscherpen. Met het oog op de tijd is het zaak om niet alle incidenten langs te lopen. Als je er onderzoek naar verricht, blijken alle incidenten op zichzelf net binnen de grenzen te zitten van wat toegestaan is. Bij elk van deze incidenten stel je ook de vraag of het per se zo zou moeten. Als je een optelsom maakt van alle incidenten, stel je vast dat in bredere zin iets niet in orde is en dat dit geadresseerd moet worden. We hebben een ad-interimdirecteur die vol goede moed begonnen is en die zijn best zal doen om schoon schip te maken. Wij gaan hem niet alleen kritisch volgen, maar zullen hem ook vertrouwen bij zijn pogingen om schoon schip te maken. Zonder dit vertrouwen kan hij niet aan de slag.

Ik sta nog even stil bij de opmerking van de heer Irrgang over de beantwoording van de vraag over een scholingstoelage. Het is een kwestie van interpretatie hoe je deze scholingstoelage moet duiden. Ernst & Young stelt namelijk vast dat het hierbij gaat om een extra scholingsactiviteit van de zoon van de directeur in Washington. Deze extra scholingsactiviteit valt buiten het reguliere onderwijs, omdat deze scholingsactiviteit in lijn lag met een medisch advies. Nou is het de vraag of je de toelage als een scholingstoelage moet beschouwen of als een vergoeding van medische kosten. In het laatste geval is er geen noodzaak om de scholingstoelage te melden, omdat het dan geen scholingstoelage in de letterlijke zin van een toelage voor extra scholing is. In het eerste geval, als het zuiver om scholing gaat, is er sprake van een toelage voor extra studiemogelijkheden. In het onderhavige geval is geïnterpreteerd vanuit de medische invalshoek.

Mevrouw Dikkers, de heer Driessen en de heer Dijkhoff hebben gevraagd naar het ontslag van de directeur. Als de directeur zelf ontslag had genomen, dan had gewoon de opzegtermijn uit het contract gegolden.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik snap dit antwoord niet. De directeur heeft dus geen ontslag genomen?

Staatssecretaris Knapen: Als hij ontslag had genomen, dan had de opzegtermijn in zijn contract gegolden. Ik weet niet wat de opzegtermijn van een werknemer van SNV is, maar dit zou twee of drie maanden kunnen zijn. In ieder geval krijgt zo iemand niet het bedrag dat deze directeur heeft gekregen. Er is dus geen sprake van dat de directeur ontslag heeft genómen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Wij kunnen dus constateren dat de raad van toezicht hem ontslagen heeft.

Staatssecretaris Knapen: De contractuele afspraak is met wederzijds goedvinden gemaakt.

Mevrouw Dikkers sprak over de visie op technische assistentie. Wij zullen onze visie op technische assistentie nog geven, in reactie op het rapport. Dat is de meest logische volgorde in dit geval. Daar heeft de Kamer ook het meest aan, omdat zij het dan in samenhang ziet.

De heer Driessen heeft gezegd dat ik al heel vaak over generieke subsidie heb gesproken. Hij vroeg zich af of de subsidie straks niet toch gewoon doorgaat. Als wij ontwikkelingssamenwerkingsprojecten op het gebied van capaciteitsopbouw willen starten of als anderen dat willen doen, zou het nogal curieus zijn om nu vast te stellen dat iedereen op zo'n tender mag bieden behalve één organisatie, namelijk SNV. Dat zou de wereld op zijn kop zijn. Ik zeg alleen dat het verhaal heel anders wordt en van een heel andere orde van grootte, ook qua budget, dan waar we het nu over hebben.

Mevrouw Hachchi wilde weten wat de lessons learned zijn naar aanleiding van het rapport van Ernst & Young. Ik heb er geen enkele moeite mee om te zeggen dat we hiervan leren, maar feit is ook dat als iedere keer een druppel in een fles valt, deze op den duur vol raakt. Mevrouw Hachchi heeft als voorbeeld het biogasproject in Ethiopië genoemd. We hebben dit laten nakijken. Het bericht hierover bleek niet te kloppen. Wel vraag je je af waarom zo'n bericht in de openbaarheid komt, welk ongenoegen daarachter zit en hoe weinig teamverband er is dat dit gebeurt. Het zijn iedere keer afzonderlijke zaken, maar op een gegeven moment besluit je dat het probleem ten principale aangepakt moet worden. Het is natuurlijk de vraag wanneer dat moment daar is. Idealiter was dit moment nooit gekomen, maar nu is het moment daar.

De heer Dijkhoff heeft gesproken over herziene afspraken. Zeker, wij moeten de afspraken herzien. Wij moeten strikt aangeven hoe wij het proces tot 2015 gaan inrichten. Als wij dat niet strikt doen, valt de organisatie uit elkaar of zitten wij ieder halfjaar voor dit soort onderwerpen om de tafel. Mevrouw Ferrier raakte min of meer aan hetzelfde toen zij vroeg naar de consequenties voor de cultuur van de organisatie. Dit moet echt in de afspraken worden vastgesteld. Het maakt namelijk uit of wordt gekozen voor een route in de richting van consultancy in de private sector of dat wordt gekozen voor een route in de richting van ontwikkelingssamenwerking, specifiek op het terrein van capaciteitsopbouw, wat van een heel andere orde is als deze zich alleen afspeelt in de echt arme landen. Laten we niet vergeten dat het probleem in zekere zin ook een weldaad is, doordat er nogal wat ontwikkelingslanden zijn die intussen financiële mogelijkheden, capaciteiten en middelen hebben om ordelijk te betalen voor advies. Niet voor niets is SNV in Latijns-Amerika al ver opgeschoten in het functioneren als onafhankelijke partij. Voor die overgang zullen wij iets moeten verzinnen. Dat staat voor mij als een paal boven water.

De heer Irrgang (SP): Dat zou wat ons betreft in ieder geval moeten betekenen dat er geen private salarissen worden betaald zolang subsidie voor dit soort activiteiten uit het hulpbudget komt. Er komen herziene afspraken. Wij krijgen ook bericht over de herziening van de interne procedures van SNV. Op enig moment komt er na de ad-interimdirecteur een nieuwe directeur. Kunnen wij van de staatssecretaris een brief krijgen met de stand van zaken? Ik weet niet precies wanneer deze brief moet komen, misschien over een halfjaar of een jaar.

De voorzitter: Het verzoek aan de staatssecretaris is om een voortgangsbrief aan de Kamer te sturen.

Staatssecretaris Knapen: Ik wil de opmerking van de heer Irrgang graag bevestigen en aan zijn verzoek wil ik graag tegemoetkomen.

De voorzitter: Op welke termijn?

Staatssecretaris Knapen: We moeten de nieuwe directeur een faire kans geven. Ik denk daarom dat de voortgangsbrief na de zomer gestuurd zal worden.

De voorzitter: Vóór de begrotingsbehandeling?

Staatssecretaris Knapen: Dan zou ik moeten weten wanneer die is.

De voorzitter: Nou ja, ergens na Prinsjesdag. De Kamer kan de zaken goed verzamelen als wordt toegezegd dat ze vóór de begrotingsbehandeling worden gestuurd.

De heer Irrgang (SP): Het gaat er niet om dat wij die brief zo snel mogelijk krijgen. Wij willen hem op het geëigende moment krijgen. Ik meen dat de ad-interimdirecteur er voor maximaal een halfjaar zit. Het geëigende moment voor een voortgangsbrief kan daarom in september liggen, maar misschien ook wel ergens in november.

De voorzitter: We stellen vast dat de brief rond die tijd komt. Omdat wij graag een termijn vastleggen, noteer ik dat de staatssecretaris ernaar zal streven om de brief vóór de behandeling van zijn begroting te sturen.

De heer Dijkhoff (VVD): De staatssecretaris heeft gezegd dat hij de afspraken inhoudelijk wil herzien. Daarnaast heb ik nog een vraag gesteld. In redelijkheid kan niet meer verwacht worden dat SNV vóór 2015 haar verplichtingen uit de subsidieovereenkomst zal realiseren, ook met het oog op de transitie. Daarom vraag ik of de staatssecretaris bereid is om in overleg dan wel via de Algemene wet bestuursrecht tot herziening en verlaging van het subsidiebedrag te komen.

Staatssecretaris Knapen: We hebben de subsidie al enkele keren verlaagd. Het is prematuur om nu vast te stellen dat herziening automatisch verlaging betekent. Aan herziening zitten allerlei consequenties. Een van de consequenties zou inderdaad verlaging van de subsidie kunnen zijn.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord in tweede termijn. Ik heb drie toezeggingen genoteerd, die ik graag secuur met de staatssecretaris en de Kamer doorneem.

  • Voor eind mei stuurt de staatssecretaris de nieuwe gedragscode integriteit SNV naar de Kamer.

  • De staatssecretaris stuurt een notitie met een visie op capaciteitsopbouw en een reactie op de IOB-evaluatie aan de Kamer.

  • De staatssecretaris stuurt de voortgangsbrief over SNV vóór de begrotingsbehandeling in het najaar van 2011 aan de Kamer.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Albayrak (PvdA), Timmermans (PvdA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), Eijsink (PvdA), ondervoorzitter, Irrgang (SP), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), voorzitter, Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Kortenoeven (PVV), Bosman (VVD), Dikkers (PvdA), El Fassed (GroenLinks), Hachchi (D66), Dijkhoff (VVD) en Driessen (PVV).

Plv. leden: Van Raak (SP), Dijkgraaf (SGP), Recourt (PvdA), Samsom (PvdA), Bruins Slot (CDA), Çörüz (CDA), Mulder (VVD), Knops (CDA), Arib (PvdA), Jasper van Dijk (SP), De Mos (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schouw (D66), Hennis-Plasschaert (VVD), Ouwehand (PvdD), Sap (GroenLinks), Wilders (PVV), Leegte (VVD), Heijnen (PvdA), Braakhuis (GroenLinks), Van Veldhoven (D66), Taverne (VVD) en Bontes (PVV).

Naar boven