32 500 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2011

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2011

Hierbij bied ik u op grond van artikel 20 van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) het jaarlijks Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen (OSU) aan.

Specifieke uitkeringen zijn bijdragen uit ’s Rijks kas die door of vanwege een minister onder voorwaarden worden verstrekt aan provincies en gemeenten ten behoeve van een bepaald openbaar belang1.

Het doel van het OSU is om inzicht te geven in het stelsel van specifieke uitkeringen en in het onderhoud van het stelsel. Eerst wordt in dit rapport teruggeblikt op het afgelopen jaar. Daarna worden de voornemens voor de huidige kabinetsperiode geschetst. Het rapport sluit af met kwantitatieve gegevens over de specifieke uitkeringen.

Terugblik op 2010

Aantal specifieke uitkeringen afgenomen

Vorig jaar is opnieuw voortgang geboekt in het terugdringen van het aantal specifieke uitkeringen: ten opzichte van een jaar eerder is dit aantal met 13 verder afgenomen tot 75.

Eerder in het jaar heeft de Tweede Kamer het voorstel tot wijziging van de Wet Fonds Economische Structuurversterking (FES) controversieel verklaard. Hierdoor heeft de voorgenomen omzetting van de uit het FES bekostigde specifieke uitkeringen naar decentralisatie-uitkeringen geen doorgang gevonden. In het Regeerakkoord is opgenomen dat de belegde ruimte van het FES wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds of de departementale begrotingen. De niet belegde ruimte wordt toegevoegd aan de algemene middelen. Hierdoor lopen bestaande specifieke uitkeringen die zijn bekostigd uit het FES af en ontstaan er hieruit geen nieuwe specifieke uitkeringen.

Invoering van het baten en lasten stelsel

Specifieke uitkeringen worden op grond van artikel 17a Fvw verantwoord via het principe van Single information Single audit (SiSa). Met ingang van de SiSa-verantwoording 2010 is voor alle specifieke uitkeringen het stelsel van baten en lasten ingevoerd. Het kas-verplichtingenstelsel is niet langer van toepassing voor de verantwoording van specifieke uitkeringen. Hiermee wordt voorkomen dat extracomptabele administraties met afwijkende waarderingsregels en aanvullende controles bij medeoverheden nodig zijn ten behoeve van de aansluiting op de Rijksadministratie. Voor alle specifieke uitkeringen geldt een, in lijn met het Besluit Begroting en Verantwoording, eenduidige definitie van het begrip besteding, dat gekoppeld is aan het moment van een prestatie of verlies. Het nieuwe stelsel geldt voor alle huidige en nieuwe specifieke uitkeringen, ongeacht de aard (openeinde, declaratie, project etc.), looptijd en verstrekker van de specifieke uitkering.

SiSa tussen medeoverheden voor nagenoeg alle specifieke uitkeringen van SZW

De verantwoording via SiSa van openbare lichamen aan gemeenten wordt, onder meer in wet- en regelgeving, aangeduid als SiSa tussen medeoverheden. Eveneens met ingang van de SiSa-verantwoording 2010 is het principe van SiSa tussen medeoverheden voor nagenoeg alle specifieke uitkeringen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ingevoerd. Dit geldt voor openbare lichamen, die zijn ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). De verantwoording via SiSa tussen medeoverheden betreft de uitvoering van de Wsw, de WPB, de gebundelde uitkering (bestaande uit de WWB, WIJ, IOAW, IOAZ, WWIK en het Bbz 2004 levensonderhoud beginnende zelfstandigen) en het ongebundelde deel van het Bbz 2004. Door de invoering van SiSa tussen medeoverheden leveren openbare lichamen na afloop van het jaar niet meer versneld en apart door de accountant gecertificeerd een separate verantwoording aan bij een gemeente. In plaats daarvan verantwoorden openbare lichamen uiterlijk 15 juli volgend op het verantwoordingsjaar via SiSa naar gemeenten. Dit zorgt voor minder bestuurlijke drukte en administratieve lasten.

Voornemens huidige kabinetsperiode

Het door het kabinet in het Regeerakkoord geformuleerde principe «Je gaat erover of niet» is het uitgangspunt dat kenmerkend zal zijn voor het onderhoud van de specifieke uitkeringen. Daarbij passen de volgende doelstellingen uit het Regeerakkoord: (1) sanering van het aantal specifieke uitkeringen wordt voortgezet en (2) de interbestuurlijke lasten worden verder verminderd.

Sanering aantal specifieke uitkeringen voortzetten

In het Regeerakkoord is overeengekomen het aantal specifieke uitkeringen verder te verminderen. Hieraan zijn geen kwantitatieve doelstellingen verbonden. In lijn met het door het kabinet geformuleerde principe «Je gaat erover of niet» beperken Rijk en medeoverheden zich tot hun kerntaken. Het Rijk kiest waar mogelijk voor een stelselverantwoordelijkheid. Daarbij ligt bekostiging via de fondsen of eigen inkomsten voor de hand. In beginsel geldt dat alleen bij een verantwoordelijkheid van het Rijk of de provincie voor de rechtmatige uitvoering door een individuele provincie of gemeente een specifieke uitkering past. Door toepassing van dit uitgangspunt zal het aantal specifieke uitkeringen verder afnemen.

De vakministers zijn primair verantwoordelijk voor een passende bekostiging. Hierover vindt cf. artikelen 2 en 18 Fvw tijdig overleg plaats met de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financiën (Fv-beheerders).

Interbestuurlijke lasten verder verminderen

Op grond van de doelstelling in het Regeerakkoord om de interbestuurlijke lasten verder te verminderen hebben het Rijk, provincies en gemeenten in een Bestuursakkoord nadere afspraken gemaakt. Op het gebied van de specifieke uitkeringen betreft dit de evaluatie van SiSa in 2011/2012. Onderzocht wordt onder meer of:

  • artikel 5, 4e lid Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado) betreffende de rapporteringstolerantie specifieke uitkeringen kan worden afgezwakt;

  • artikel 3a Bado betreffende de deelwaarneming voor specifieke uitkeringen met een omvang van tenminste € 100 000 kan vervallen.

Bij de evaluatie worden naast de ministeries en medeoverheden in ieder geval ook de Rijksauditdienst en de Algemene Rekenkamer betrokken.

In het kader van de financiële afrekening worden voorts specifieke uitkeringen vastgesteld, conform de in de sectorale wet- en regelgeving vastgelegde doelen, op basis van besteed bedrag en/of enkele niet-financiële prestaties met betrekking tot het doel van de specifieke uitkering. Waar mogelijk wordt dit vanaf SiSa-2011 ingevoerd.

Tot slot komen er nieuwe spelregels om interbestuurlijke informatie te beperken tot wat strikt noodzakelijk is voor ieders verantwoordelijkheid. Het gaat hierbij om alle typen informatie; in het kader van toezicht, financiën en beleid (monitors/statistieken). Daarbij is het uitgangspunt dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de informatie die provincies en gemeenten aan provinciale staten respectievelijk gemeenteraad verstrekken. De spelregels voor interbestuurlijke informatie worden in overleg met VNG en IPO uitgewerkt, krijgen een verplichtend karakter en worden daarnaast in 2011 opgenomen in het beoordelingskader interbestuurlijke verhoudingen en het integraal afwegingskader

Specifieke uitkeringen in cijfers

Gezien het belang van specifieke uitkeringen in het totaal van de bestuurlijke en de financiële verhouding wordt jaarlijks in het OSU inzicht gegeven in deze omvangrijke financieringsbron van de medeoverheden.

In de navolgende tabellen zijn achtereenvolgens gepresenteerd:

  • het aantal specifieke uitkeringen per ministerie per jaar (tabel 1)

  • de financiële omvang van de specifieke uitkeringen per ministerie per jaar (tabel 2)

  • de financiële omvang van de specifieke uitkeringen per categorie medeoverheid (tabel 3).

  • In de bijlage is een overzicht van de specifieke uitkeringen per ministerie opgenomen (tabel 4)2.

Tabel 1 Aantal specifieke uitkeringen naar ministerie en jaar

Ministerie

»04/»05

2006

2007

2008

2009

2010

2011 (oud)

2011 (nieuw)

WWI

12

11

6

4

BZK

16

13

12

6

6

3

3

4

I&A

3

EZ

9

10

10

8

7/2

6/6

4/6

LNV

8

8

4

4

3/1

4/1

4/1

EL&I

8/7

FIN

1

1

1

1

J&G

6

5

4

3

VWS

13

15

18

9

7

5

5

8

JUS

10

9

10

4

5

4

3

V&J

3

OCW

37

28

21

14

10/4

4/2

2/2

2/2

SZW

17

19

22

10

9

7

7

7

V&W

15

9

10

8

6/6

7/4

4/3

VROM

34

24

26

19

13/14

9/16

7/17

I&M

11/20

Totaal

160

136

134

101

82/27

59/29

46/29

46/29

Toelichting:

46/29 = aantal «reguliere» specifieke uitkeringen respectievelijk aantal uitkeringen bekostigd uit het FES. Niet meegeteld zijn de uitkeringen waarvoor via SiSa-2010 een laatste verantwoording wordt aangeleverd in 2011 alsook de verzameluitkeringen van ministeries die nog niet in gebruik zijn. Voor 2011 is ter vergelijking het aantal specifieke uitkeringen vermeld naar ongewijzigde departementale indeling (oud) en huidige departementale indeling (nieuw).

De ministeries van Onderwijs Cultuur en Wetenschap en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn overeengekomen om uit pragmatische overwegingen de uitkeringen uit rijkscultuurfondsen en de uitkeringen in de sfeer van de onderwijsbekostiging op dit moment te behandelen als subsidies (d.w.z. niet vallend onder artikel 15a Fvw). Het betreft zo’n dertigtal regelingen, die aldus niet zijn opgenomen in dit OSU.

Tabel 2 Bedrag specifieke uitkeringen naar ministerie en jaar (x € 1 mln.)

Ministerie

2004/2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011 (oud)

2011 (nieuw)

WWI

1 351,8

1 346,9

310,9

10,8

BZK

286,4

440,2

856,6

103,0

95,6

105,4

133,2

10,8

I&A

4,0

EZ

140,9

96,3

145,9

118,2

89,9

101,1

124,2

LNV

42,5

23,0

428,7

430,0

511,2

525,6

721,1

EL&I

845,3

FIN

56,0

74,0

57,1

54,9

J&G

1 272,3

1 321,8

1 356,1

1 504,0

VWS

1 229,2

1 405,1

1 341,7

85,1

111,4

144,9

45,2

1 549,2

JUS

312,0

21,1

139,0

35,4

0,7

11,3

10,0

V&J

139,2

OCW

3 890,0

1 913,8

1 661,3

1 621,7

928,2

212,3

301,3

301,3

SZW1

9 546,9

8 734,2

8 260,5

7 854,7

8 130,1

8 938,0

8 237,0

8 237,0

V&W

1 807,1

1 508,4

2 079,9

1 951,3

2 129,9

2 428,6

2 092,0

VROM

943,7

914,2

1 166,4

282,4

602,3

391,4

203,8

I&M

2 295,8

Totaal

18 254,7

15 130,3

16 137,1

15 160,9

15 269,0

14 525,6

13 382,6

13 382,6

X Noot
1

Waaronder Participatiebudget vanaf 2009 incl. aandeel educatie (OCW) en inburgering (WWI). Voor 2011 is ter vergelijking de financiële omvang vermeld naar ongewijzigde departementale indeling (oud) en huidige departementale indeling (nieuw).

Tabel 3 Bedrag specifieke uitkeringen naar ontvangende overheid en jaar (x € 1 mln.)

Ontvangende overheid

2004/2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Gemeenten

15 240

12 143

11 902

11 334

10 839

9 997

9 130,4

Provincies

1 508

1 505

2 433

2 120

2 229

2 414

2 478,3

Gemeenschappelijke regelingen (Wgr / Wgr+)

1 507

1 482

1 627

1 620

1 741

1 877

1 752,7

Verdeling (nog) onbekend

0

0

175

87

460

238

21,2

Totaal

18 255

15 130

16 137

15 161

15 269

14 526

13 382,6

Mede namens de staatssecretaris van Financiën,

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


X Noot
1

Artikel 15a, eerste lid Financiële-verhoudingswet

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven