32 500 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2011

Nr. 67 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2010

Naar aanleiding van de motie Koppejan en Boelhouwer (31 700 XII-25, vergaderjaar 2008–2009) informeer ik u hierbij over de stand van zaken betreffende de MIRT-verkenning «Zandhonger Oosterschelde».

Waarom een verkenning

De Oosterscheldewerken hebben Zeeland veiliger gemaakt. Daarbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met de karakteristieke intergetijdennatuur van de Oosterschelde (geen dam maar een stormvloedkering).

Desondanks is sprake van aantasting van de natuurwaarde van de Oosterschelde. Slikken, platen en schorren worden kleiner door de eroderende werking van het water gedurende stormen. Bij rustig weer is het getij te zwak om het losgewoelde materiaal weer op de slikken, platen en schorren te brengen. Dit staat bekend als de «zandhonger van de Oosterschelde». Hierdoor is nu nog ongeveer 10 000 hectare intergetijdengebied over van de ruim 11 000 hectare in 1986.

De zeespiegelstijging versnelt de achteruitgang. Zonder ingrijpen leidt de zandhonger op termijn tot aantasting van habitattypen en soorten die beschermd zijn op grond van Natura2000. Het gaat daarbij onder meer om wadvogels, waaronder trekvogelpopulaties zoals steltlopers, om zeehonden en om schelpdieren. Daarnaast vormt de zandhonger een bedreiging voor het veiligheidsniveau van dijken (door afkalvend voorland), de kokkelvisserij en de recreatiemogelijkheden.1

In 2007 is samen met het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een verkenning gestart voor het in kaart brengen van haalbare en betaalbare oplossingen voor de aanpak van de zandhonger van de Oosterschelde. De verkenning wordt in 2013 afgerond met de presentatie van een voorkeursaanpak.

Motie Koppejan en Boelhouwer

Uw kamer verzocht de regering december 2008 bij motie van de leden Koppejan en Boelhouwer:

  • de zandhonger door middel van pilots al zoveel mogelijk tegen te gaan;

  • de verkenning «Zandhonger Oosterschelde» te versnellen, zodat in 2010 een meer structurele oplossing kan worden gepresenteerd voor dit probleem.

Stand van zaken

De verkenning beperkt zich conform voornoemde motie niet tot modelmatige beschouwingen, maar voorziet tevens in een aantal praktijkproeven.

De hierbij opgedane leerervaringen worden betrokken bij de ontwikkeling van de voorkeursaanpak. In dit kader worden de volgende maatregelen in de praktijk getoetst:

  • In 2008 heeft Rijkswaterstaat zand gesuppleerd (circa 150 000 kubieke meter) op de Galgeplaat over een oppervlakte van 20 hectare.

    Het doel hiervan is de duurzaamheid van de suppletie, alsmede de mate en snelheid van ecologisch herstel, te beproeven.

    De suppletie is vooralsnog stabiel en de ecologie is inmiddels in belangrijke mate hersteld.2

  • In 2010 heeft Rijkswaterstaat opdracht verstrekt om over een oppervlakte van 12 hectare zand te suppleren op het slik van Schelphoek.

    Een deel van de suppletie wordt beschermd met een vooroeververdediging. Het doel hiervan is te beproeven of de zandsuppletie de golfslag tegen de dijk kan dempen. Daarbij wordt tevens onderzocht in welke mate de vooroeververdediging de levensduur van de zandsuppletie kan verlengen.

  • In 2010 heeft de Stichting Ecoshape (een samenwerkingsverband in het kader van Building with Nature tussen baggeraars, Imares en Deltares) samen met Rijkswaterstaat over een lengte van 200 meter en een breedte van 10 meter korven aangebracht op slikken aan de zuidkust van Schouwen-Duiveland. De korven zijn gevuld met dode oesters.

    Hiermee wordt onderzocht of op de korven een levend oesterrif kan ontstaan dat als oeververdediging kan fungeren.

Als bijlage bij deze brief is een kaartje opgenomen waarop de proeflocaties staan aangegeven.3

Hoewel deze pilots perspectiefrijk lijken, is het prematuur om hierop nu al een voorkeursaanpak te baseren. Hiervoor is verdergaande monitoring nodig tot 2013 om beter en betrouwbaarder zicht te krijgen op aspecten als kosten, effectiviteit, levensduur en de mogelijkheden tot optimalisaties.

Deze bouwstenen zijn essentieel voor de ontwikkeling van een kosteneffectieve en duurzame voorkeuraanpak.

Eerste contouren voorkeursaanpak

De verkenning is reeds in het stadium dat varianten worden ontwikkeld voor de voorkeursaanpak. Momenteel liggen de volgende varianten voor:

De veiligheidsvariant (basisvariant)

Daar waar dit nodig is voor de waterveiligheid wordt zand gesuppleerd om het voorland voor de dijken op hoogte te houden.

Hiermee kan tevens tien procent van de oppervlakte van 10 000 hectare aan intergetijdengebied duurzaam in stand worden gehouden.

De veiligheidssuppleties kunnen met name bij dorpen en campings ook worden benut voor de inrichting als recreatiestrand.

De natuurvariant

Bij de natuurvariant wordt de natuur ook op andere locaties versterkt dan op locaties waar de waterveiligheid wordt verbeterd. Voor deze variant worden verschillende ambitieniveaus uitgewerkt.

Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de mate waarin het areaal aan waardevol natuurgebied kan worden behouden, maar ook naar andere (gebruiks)functies zoals recreatie en (kokkel)visserij.

Quick wins

De afronding van de verkenning in 2013 houdt niet in dat er tot die tijd geen ruimte zou zijn voor de uitvoering van proefprojecten die bijdragen aan een innovatieve en kosteneffectieve aanpak van de zandhonger van de Oosterschelde. In overleg met de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta zal ik bezien hoe dergelijke quick wins kunnen worden gestimuleerd.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


XNoot
1

Zie rapport «Verminderd Getij» http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2008/05/01/verminderd-getij-verkenning-naar-mogelijke-maatregelen-om-het-verlies-van-platen-slikken-en-schorren-in-de-oosterschelde-te-beperken.html

XNoot
2

Zie rapport «Tweede evaluatie proefsuppletie Galgeplaat» http://english.verkeerenwaterstaat.nl/kennisplein/page_kennisplein.aspx?DossierURI=tcm:195-17870-4&Id=383914

XNoot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven