32 500 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nr. 29 HERDRUK 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2010

Inleiding

Deze Startnota bevat de vertaling van en de toelichting op de financiële afspraken uit het regeerakkoord. Paragraaf 1 geeft een toelichting op de begrotingsregels. De uitgaven- en inkomstenkaders voor de komende kabinetsperiode worden toegelicht in paragraaf 2. De begrotingsregels en de budgettaire kaders vormen de basis voor een solide economisch en financieel beleid. In paragraaf 3 wordt de verwachte ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld voor de jaren 2011–2015 toegelicht. In paragraaf 4 wordt een toelichting gegeven op de verdeling van de ombuigingen en intensiveringen uit het regeerakkoord en paragraaf 5 bevat een aanvullende toelichting op de gevolgen van het regeerakkoord voor het FES en het AOW-spaarfonds.

De budgettaire effecten van het regeerakkoord zijn door middel van nota’s van wijziging in de ontwerpbegrotingen voor 2011 verwerkt. De nota’s van wijziging heeft u reeds ontvangen. De herverkaveling van beleidsterreinen die voortvloeit uit het regeerakkoord zal door middel van (incidentele) suppletoire begrotingswetten tot uitdrukking worden gebracht. Deze suppletoire begrotingswetten volgen zo spoedig mogelijk. Daarin zal – waar mogelijk – ook de verwerking van decentralisaties naar medeoverheden worden vastgelegd.

1. Begrotingsregels 2011–2015

De begrotingsregels zijn de budgettaire spelregels waaraan het kabinet zich aan het begin van een kabinetsperiode committeert, teneinde een verantwoord financieel beleid te kunnen voeren. Het doel van de begrotingsregels is zowel een doelmatige allocatie van middelen, als een beheersing van de overheidsfinanciën. De begrotingsregels equiperen het kabinet mede tot het voorkomen van een ongewenste ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld; dat wil zeggen het terugdringen van een overschrijding van de in het Stabiliteits- en Groeipact opgenomen referentiewaarden2 en het respecteren van de doelen rondom de Medium-Term Objective3 (MTO).

De belangrijkste uitgangspunten van het trendmatig begrotingsbeleid blijven ongewijzigd:

  • Er geldt een scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Meevallers bij de inkomsten – bijvoorbeeld omdat als gevolg van een hogere economische groei meer belasting wordt ontvangen – kunnen niet worden gebruikt voor extra uitgaven: die uitgaven liggen vast via de uitgavenkaders. Andersom hoeft ook niet bezuinigd te worden op de uitgaven wanneer sprake is van een tegenvaller aan de inkomstenkant.

  • Voor de uitgaven geldt een onderscheid in drie sectoren: Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng), Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid (SZA) en het Budgettair Kader Zorg (BKZ).

  • Voor elke sector wordt een reëel uitgavenkader vastgesteld. Dat wil zeggen dat de uitgaven voor alle begrotingen voor de hele kabinetsperiode aan het begin van deze kabinetsperiode worden vastgesteld en dat gedurende deze periode in principe geen verhogingen zijn toegestaan. Elke sector behoort eventuele overschrijdingen binnen het desbetreffende uitgavenkader te compenseren.

  • Voor de inkomsten wordt een inkomstenkader vastgesteld en wordt uitgegaan van automatische stabilisatie.

De regels bieden een duidelijk kader waarbinnen politieke wensen moeten worden ingepast. Elke euro kan immers maar één keer worden uitgegeven. Hiermee wordt een ongewenste ontwikkeling van de uitgaven en de lasten (en daarmee een ongewenste ontwikkeling van het EMU-saldo) voorkomen. De regels geven vorm aan beleid met een langetermijnvisie, zonder te hoeven reageren op de stand van de conjunctuur. Op deze manier wordt bijgedragen aan het vertrouwen van burgers en bedrijven in het beleid van de overheid. Met het trendmatig begrotingsbeleid ademt de inkomstenkant van de begroting mee met de economische cyclus. Naast stabilisatie draagt dit ook bij aan bestuurlijke rust en de consistentie van het budgettaire beleid.

Bijlage 1 bevat de begrotingsregels 2011–2015, zoals die zijn vastgesteld door het kabinet. De begrotingsregels zoals die door het vorige kabinet zijn gehanteerd, vormen het uitgangspunt voor de nieuwe set. De regels zijn inhoudelijk aangepast op basis van de afspraken uit het regeerakkoord. Daarnaast zijn de belangrijkste adviezen van de dertiende Studiegroep Begrotingsruimte overgenomen.

De belangrijkste wijzigingen betreffen:

  • Begrotingsregel 5: de signaalmarge. Om neerwaartse risico’s beter te kunnen beheersen en meer zekerheid te hebben over het realiseren van de budgettaire doelstelling wordt een signaalmarge gehanteerd. De signaalmarge maakt het mogelijk tussentijds bij te sturen wanneer het saldopad neerwaarts afwijkt van het saldopad zoals dat resulteert na doorrekening van het regeerakkoord en zoals vastgelegd in deze Startnota. Wanneer de signaalmarge wordt overschreden dienen maatregelen genomen te worden om het beoogde (feitelijk) saldo aan het eind van de kabinetsperiode weer in zicht te krijgen.

  • Begrotingsregel 6: de meevallerformule. Indien Nederland voldoet aan de MTO-doelstelling van het Stabiliteits- en Groeipact en het feitelijk EMU-saldo bij de besluitvorming over de lastenkant in augustus een meerjarig overschot laat zien, dan wordt 50 procent van het overschot bestemd voor aflossing van de staatsschuld en zal een lastenverlichting van 50 procent van het overschot boven de 0 procent bbp worden gegeven. Het feitelijk EMU-saldo wordt berekend inclusief de tariefverlaging, rekeninghoudend met toepassing van het vorenstaande en een behoedzame raming voor het saldo van medeoverheden.

  • Begrotingsregel 11: de budgetdisciplinesectoren. Met het oog op een goede beheersing van het EMU-saldo is het noodzakelijk dat zoveel mogelijk voor het EMU-saldo relevante uitgaven worden genormeerd binnen de uitgavenkaders. De (conjunctuurgevoelige) uitgaven aan werkloosheids- en bijstandsuitkeringen en de ruilvoetontwikkelingen zijn daarom weer onder de kaders gebracht.

  • Begrotingsregel 22: de rentemeevallerformule. Ook de kaderrelevante behandeling van de rentelasten komt voort uit de wens het EMU-saldo beter te beheersen. Tegelijkertijd moeten meevallende rentelasten niet leiden tot extra bestedingen, maar tot aflossing van de staatsschuld. Daarom is een rentemeevallerformule geïntroduceerd in de begrotingsregels. Het uitgavenkader wordt gedurende de kabinetsperiode gecorrigeerd (verlaagd) voor zover de rentelasten lager zijn dan de oorspronkelijk (aan het begin van de kabinetsperiode) geraamde rente-uitgaven.

  • Begrotingsregel 25: garanties. Garanties stellen de begroting bloot aan een onzichtbaar budgettair risico. Wanneer dit risico niet goed wordt ingeschat, heeft dit gevolgen voor de beheersbaarheid van de overheidsfinanciën. Daarom wordt het garantiebeleid aangescherpt voor nieuwe garanties en het uitbreiden van bestaande garanties. Een ambtelijke commissie zal nieuwe garanties beoordelen aan de hand van een toetsingskader. Reeds bestaande garanties worden in de komende kabinetsperiode door de ambtelijke commissie doorgelicht. Deze commissie adviseert bovendien over het al dan niet onderbrengen van deze garanties in een nieuw verzekeringsmodel.

  • Begrotingsregel 28: Publiek Private Samenwerking (PPS). Ervaring met PPS-projecten leert dat een efficiencywinst van 10 procent op infrastructuurprojecten haalbaar is. Daarom worden de toegestane uitgaven aan beschikbaarheidsvergoedingen in het Infrastructuurfonds verhoogd van 10 procent naar 20 procent, waardoor meer PPS-projecten kunnen worden opgestart.

2. Uitgavenkader, inkomstenkader en belastinguitgaven

De ramingen voor de inkomsten, de uitgaven en het EMU-saldo zijn gebaseerd op de macro-economische ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) na doorrekening van het regeerakkoord (Analyse economische effecten financieel kader). Tabel 1 geeft een overzicht van de gehanteerde macro-economische ramingen voor deze Startnota.

Tabel 1: Macro-economische veronderstellingen
 

2011–2015

Mutaties per jaar

 

Volume bbp

1¼%

Inflatie (Consumentenprijsindex)

2%

Contractloon marktsector

2¼%

Werkloze beroepsbevolking

6%

Niveau in eindjaar

 

Lange rente

4½%

Eurokoers ($)

1,35

Olieprijs ($ per vat)

81

Bron: CPB.

Op basis van deze macro-economische veronderstellingen komt het kabinet tot de budgettaire kerngegevens voor de komende kabinetsperiode – zie tabel 2. Zie eveneens bijlage 2 voor een uitgebreidere toelichting van het uitgavenkader.

Tabel 2: Budgettaire kerngegevens (in miljarden euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Inkomsten

225,4

235,0

246,3

256,9

265,2

           

Netto uitgaven onder het uitgavenkader

246,9

251,4

259,2

268,8

274,8

Rijksbegroting in enge zin

125,1

124,9

126,5

129,7

130,4

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

62,2

63,5

65,7

68,1

70,2

Budgettair Kader Zorg

59,7

63,1

67,0

71,0

74,2

Overige netto uitgaven

– 1,6

– 3,2

– 4,7

– 5,0

– 5,0

Gasbaten

– 9,9

– 9,6

– 9,6

– 9,4

– 9,2

Zorgtoeslag

4,6

4,1

3,6

3,7

3,5

Overig

3,7

2,3

1,3

0,7

0,7

Totale netto uitgaven

245,3

248,2

254,5

263,8

269,8

           

EMU-saldo centrale overheid

– 20,0

– 13,2

– 8,2

– 6,9

– 4,6

           

EMU-saldo lokale overheden

– 4,6

– 4,1

– 3,3

– 2,7

– 1,7

           

Feitelijk EMU-saldo

– 24,6

– 17,3

– 11,5

– 9,6

– 6,3

Feitelijk EMU-saldo (in procenten bbp)

– 4,0%

– 2,7%

– 1,8%

– 1,4%

– 0,9%

           

EMU-schuld (in procenten bbp)

66,1%

67,1%

66,9%

66,0%

64,8%

Het uitgavenkader

Bij het opstellen van het uitgavenkader wordt een onderscheid gemaakt in drie kaders voor de zogenoemde sectoren. Het kader Rijksbegroting in enge zin heeft betrekking op alle uitgaven en niet-belastingontvangsten van de rijksbegroting, die niet tot de inkomstenkant van de begroting en de andere twee budgetdisciplinesectoren gerekend worden. Het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt heeft betrekking op het totaal van de uitgaven in die sector. Het betreft zowel de uitgaven die via de rijksbegroting worden gefinancierd, als de uitgaven die door premies worden gefinancierd. Tot slot vallen de collectieve zorguitgaven onder het Budgettair Kader Zorg.

In tabel 2 zijn het uitgavenkader en de bijbehorende deelkaders voor de komende kabinetsperiode gepresenteerd. Als uitgangspunt geldt dat uitgaven die meetellen voor het EMU-saldo in beginsel ook meetellen bij de uitgaven onder het uitgavenkader. Hierdoor wordt de beheersbaarheid van de uitgaven vergroot. De feitelijke ontwikkeling van de uitgaven zal de komende jaren worden getoetst aan de hand van deze kaders.

Het uitgavenkader is afgeleid van de (netto) uitgavenraming voor de komende jaren. Hierin zijn de mutaties voortvloeiend uit het regeerakkoord en de macro-economische doorwerking verwerkt. Het uitgavenkader legt aan het begin van de kabinetsperiode de ontwikkeling van de uitgaven vast voor elk van de komende vijf jaren. Gedurende de kabinetsperiode wordt het totale uitgavenkader niet meer aangepast, behalve voor de jaarlijkse prijsstijging. Net zoals in de vorige kabinetsperiode wordt hiervoor de prijsindex van de nationale bestedingen (pNB) gebruikt.

In de tabellen 3, 4 en 5 wordt de opbouw van de afzonderlijke deelkaders weergegeven. Voor 2011 is het uitgavenkader van het vorige kabinet, zoals gepresenteerd in de Miljoenennota 2011, als uitgangspunt genomen. Voor de jaren 2012–2015 vormen de (kaderrelevante) meerjarencijfers, zoals gepresenteerd in de departementale begrotingen en de Miljoenennota 2011, het uitgangspunt. Op deze stand zijn alle maatregelen uit het regeerakkoord en macro-economische doorwerkingen van het regeerakkoord verwerkt.

De maatregelen uit het regeerakkoord zijn verdeeld over de drie deelkaders (voor zover de maatregelen relevant zijn voor het uitgavenkader). Daarnaast bevat ieder deelkader de macro-economische doorwerking van het regeerakkoord. Tot slot zijn er ook boekingen van «technische aard», zoals uitgaven die voorheen buiten het uitgavenkader vielen en op grond van de nieuwe begrotingsregels binnen het kader worden gebracht. Deze mutaties leiden tot een nieuwe stand Startnota. De stand Startnota vormt het uitgavenkader voor de komende kabinetsperiode.

Tabel 3 laat zien hoe de kaderstand Rijksbegroting in enge zin is opgebouwd ten opzichte van de stand van de uitgaven sinds de Miljoenennota 2011. De stand Startnota geldt voor de komende kabinetsperiode als uitgavenplafond. De maatregelen voortvloeiend uit het regeerakkoord maken onderdeel uit van dit kader. Mogelijke uitverdieneffecten samenhangende met de maatregelen uit het regeerakkoord moeten daarmee ook onder het kader worden ingepast.

Tabel 3: Opbouw kader Rijksbegroting in enge zin (in miljarden euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Stand Miljoenennota 2011

110,6

113,6

115,3

120,4

124,8

Maatregelen regeerakkoord

– 1,0

– 3,1

– 4,7

– 7,2

– 9,3

Macro-economische doorwerking regeerakkoord

0,1

0,2

0,5

0,3

– 0,7

Overig

15,3

14,2

15,3

16,2

15,5

Stand Startnota

125,1

124,9

126,5

129,7

130,4

Een aanzienlijk deel van de maatregelen uit het regeerakkoord slaat neer op begrotingen die vallen onder het kader RBG-eng; in 2015 bedraagt de netto besparing 9,3 miljard euro (saldo ombuigingen en intensiveringen). Tabel 6 geeft een totaaloverzicht van de maatregelen aan de uitgavenzijde van de begroting voortvloeiend uit het regeerakkoord. De maatregelen uit het regeerakkoord hebben eveneens een macro-economische doorwerking. Deze doorwerking is meegenomen in de berekening van de huidige kaderstand. Onder RBG-eng betreft deze doorwerking met name de nominale ontwikkeling, de rente en de doorwerking op de huurtoeslag. Tot slot zijn mutaties van een meer technische aard geboekt («Overig» in tabel 3). Deze mutaties betreffen voornamelijk het onder het uitgavenkader brengen van de rentelasten en het restant van het stimuleringspakket. Ook de overhevelingen van het FES naar de departementale begrotingen en de hiermee samenhangende afwikkeling van de in=uittaakstelling vallen hieronder.

Tabel 4 geeft de opbouw van het SZA-kader weer. Ook onder het kader SZA slaan maatregelen uit het regeerakkoord en de gerelateerde macro-economische doorwerking neer.

Tabel 4: Opbouw kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (in miljarden euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Stand Miljoenennota 2011

61,8

63,8

65,7

68,1

70,5

Maatregelen regeerakkoord

0,0

– 0,6

– 1,0

– 1,5

– 1,9

Macro-economische doorwerking regeerakkoord

0,2

0,3

0,9

1,5

1,6

Overig

0,3

0,0

0,0

0,0

0,0

Stand Startnota

62,2

63,5

65,7

68,1

70,2

De maatregelen uit het regeerakkoord raken zowel aan begrotingsgefinancierde budgetten als premiegefinancierde budgetten; de macro-economische doorwerking betreft grotendeels de nominale ontwikkeling en de doorwerking op de werkloosheid en de bijstand. De overige mutaties betreffen het onder het uitgavenkader brengen van het restant van het stimuleringspakket.

Ook voor de raming van het Budgettair Kader Zorg is de stand begroting 2011 als uitgangspunt genomen. In deze stand zijn zowel de door het vorige kabinet genomen maatregelen als de groeiraming voor de zorg van het CPB verwerkt.

Tabel 5: Opbouw Budgettair Kader Zorg (in miljarden euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Stand Miljoenennota 2011

59,4

62,5

66,3

70,7

75,6

Maatregelen regeerakkoord

0,1

0,5

0,3

0,1

– 1,4

Macro-economische doorwerking regeerakkoord

0,1

0,1

0,3

0,2

– 0,1

Stand Startnota

59,7

63,1

67,0

71,0

74,2

Daarna zijn net als bij de twee andere deelkaders de maatregelen uit het regeerakkoord geboekt. Deze maatregelen bevatten onder andere de in het regeerakkoord opgenomen besparingen als gevolg van overhevelingen. De overhevelingen zelf zijn nog niet geboekt. De macro-economische doorwerking bestaat uit een wijziging in de nominale ontwikkeling van de zorguitgaven als gevolg van de doorrekening van het regeerakkoord door het CPB.

Tabel 6 geeft een overzicht van de ombuigingen en intensiveringen uit het regeerakkoord. De post overig in onderstaande tabel bestaat grotendeels uit de ombuiging op de zorgtoeslag, die meeloopt in het inkomstenkader (in de financiële paragraaf uit het regeerakkoord de ombuigingen F2 en F16).

Tabel 6: Aansluiting ombuigingen en intensiveringen uit de financiële paragraaf (in miljarden euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Financiële paragraaf regeerakkoord

         

Ombuigingen

– 1,5

– 5,6

– 9,4

– 13,4

– 18,3

Intensiveringen

0,5

1,9

2,6

2,9

3,5

Saldo ombuigingen en intensiveringen

– 1,1

– 3,7

– 6,8

– 10,4

– 14,7

           

Maatregelen startnota

         

Maatregelen RBG-eng

– 1,0

– 3,1

– 4,7

– 7,2

– 9,3

Maatregelen SZA

0,0

– 0,6

– 1,0

– 1,5

– 1,9

Maatregelen BKZ

0,1

0,5

0,3

0,1

– 1,4

Overig

– 0,2

– 0,6

– 1,5

– 1,8

– 2,2

Saldo ombuigingen en intensiveringen

– 1,1

– 3,7

– 6,8

– 10,4

– 14,7

Het inkomstenkader

Ook aan de inkomstenkant is een kader opgesteld voor de huidige kabinetsperiode. Het inkomstenkader is gelijk aan de ontwikkeling van de inkomstenindicator zoals die voortvloeit uit de meerjarenraming en de afspraken uit het regeerakkoord. De omvang van de beleidsmatige wijzigingen van de EMU-saldo relevante collectieve lasten en de zorgtoeslag zijn hiermee begrensd voor de duur van de kabinetsperiode. Teneinde de automatische stabilisatoren te laten werken dient gedurende de kabinetsperiode de ontwikkeling van de inkomstenindicator gelijk te zijn aan het inkomstenkader. Het inkomstenkader moet cumulatief sluiten. Tijdelijke afwijkingen van het inkomstenkader dienen in beginsel zoveel mogelijk te worden vermeden. Tabel 7 geeft het inkomstenkader voor de periode 2011–2015 weer. De totale lastenontwikkeling over de periode 2011–2015 komt uit op 8,2 miljard euro.

De stijging van de lasten wordt met name veroorzaakt door de stijging van de zorgpremies. Deze worden op haar beurt weer veroorzaakt door een stijging van de zorguitgaven in de curatieve zorg. De zorgpremies voor de curatieve zorg zijn lastendekkend waardoor een stijging van het zorggebruik van burgers zich vertaalt in hogere zorgpremies. Daarnaast heeft het kabinet in het regeerakkoord tot maatregelen besloten die leiden tot een lastenverzwaring in belastingen en premies van 1,5 miljard euro over de kabinetsperiode. Bijna de helft van deze lasten (0,7 miljard euro) wordt veroorzaakt door de aanpassing van de fiscale arrangementen via het Witteveenkader. De overige 0,8 miljard euro is nader omschreven in het regeerakkoord en betreft het saldo van enerzijds lastenverzwaring als gevolg van onder andere het schrappen van heffingskortingen en anderzijds lastenverlichting voor bedrijven van 0,5 miljard euro ter compensatie van het schrappen van specifieke subsidies.

Additioneel tellen twee specifieke maatregelen eveneens mee in de definitie van de collectieve lasten. Allereerst wil het kabinet de opwekking van duurzame energie stimuleren. Hiertoe wordt de SDE+regeling ingevoerd. De financiering hiervan zal plaatsvinden door middel van een opslag op de energierekening. Dit leidt tot hogere collectieve lasten van 0,3 miljard euro in 2015. Verder wil het kabinet de doorstroming op de huurmarkt bevorderen door voor huurders van een gereguleerde woning, met een huishoudinkomen van meer dan 43 000 euro, een maximale huurstijging toe te staan die 5 procent hoger ligt dan de inflatie. Verhuurders die meer dan 10 woningen verhuren zullen bijdragen aan de huurtoeslag door middel van een jaarlijkse heffing. Deze bijdrage leidt tot een structurele opbrengst van afgerond 0,8 miljard euro vanaf 2014. Het gepresenteerde inkomstenkader in tabel 7 is het kader waar gedurende de kabinetsperiode de inkomstenindicator aan getoetst zal worden.

Tabel 7: Inkomstenkader 2011–2015 (in miljarden euro; + = lastenverzwaring)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Cum. 2011–2015

 

Mutaties

 

Basispad exclusief zorg

– 2,6

1,0

0,8

0,0

0,0

– 0,7

Zorg inclusief zorgtoeslag

2,8

0,2

0,7

1,8

1,0

6,4

Regeerakkoord

           

w.v. Belastingen en premies

0,4

0,5

0,7

– 0,1

– 0,1

1,5

Witteveen aanpassing

0,0

0,0

0,7

0,0

0,0

0,7

Overig

0,4

0,5

0,0

– 0,1

– 0,1

0,8

w.v. overige collectieve lasten

0,0

0,0

0,1

0,9

0,1

1,1

SDE-plus

0,0

0,0

0,1

0,1

0,1

0,3

Doorstroming huurmarkt

0,0

0,0

0,0

0,8

0,0

0,8

Totaal

0,6

1,7

2,3

2,6

1,0

8,2

Voor de inkomstenkant van de begroting wordt uitgegaan van volledige automatische stabilisatie. Dit betekent dat inkomstenmeevallers in het geheel ten gunste komen van het EMU-saldo en vermindering van de schuld, en dat inkomstentegenvallers ten laste komen van het begrotingssaldo en de schuld. Automatische stabilisatie aan de inkomstenkant betekent dat na het afsluiten van het regeerakkoord het kabinet geen aanvullend beleid voert in reactie op conjuncturele ontwikkelingen.

Belastinguitgaven

In lijn met het regeerakkoord zullen de belastinguitgaven in enge zin worden bijgehouden. De benchmark voor het monitoren van de belastinguitgaven in enge zin wordt bepaald door de raming in de Miljoenennota 2011, aangevuld met de maatregelen uit het regeerakkoord. In bijlage 5 is de benchmark opgenomen. De maatregelen uit de lastentabel van het regeerakkoord zijn verwerkt, voor zover het belastinguitgaven betreft. De benchmark zal in volgende Miljoenennota’s worden aangepast als bij nadere invulling van beleid ook belastinguitgaven een rol spelen. Dit bijgestelde kader wordt bij het hoofdbesluitvormingsmoment voor de lasten vergeleken met de dan actuele raming om te bepalen of er sprake is van een substantiële afwijking.

3. EMU-saldo en EMU-schuld

Figuur 1 plaatst de ontwikkeling van het saldopad in historisch perspectief; figuur 2 geeft voor dezelfde periode de ontwikkeling van de EMU-schuld weer. In beide figuren zijn de referentiewaarden uit het Stabiliteits- en Groeipact door middel van een stippellijn opgenomen.

Figuur 1: Ontwikkeling EMU-saldo sinds 1970

Figuur 1: Ontwikkeling EMU-saldo sinds 1970

Figuur 2: Ontwikkeling EMU-schuld sinds 1970

Figuur 2: Ontwikkeling EMU-schuld sinds 1970

De huidige raming van het feitelijk EMU-saldo voor de jaren 2011–2015 vormt het zogenoemde saldopad op basis waarvan de signaalmarge voor de komende kabinetsperiode in werking wordt gesteld. Bij een neerwaartse afwijking van meer dan 1 procentpunt ten opzichte van dit saldopad zal het kabinet aanvullende maatregelen treffen.

De verwachte verbetering van het jaarlijks EMU-tekort vertaalt zich in de ontwikkeling van de schuldpositie van Nederland: de schuld stabiliseert vanaf 2012 en zal naar verwachting aan het einde van de kabinetsperiode licht dalen.

Het structurele saldo is het saldo na correctie voor de conjunctuur en geeft een beeld van de structurele ontwikkeling van de overheidsfinanciën. Het structurele saldo is over de gehele kabinetsperiode beter dan het feitelijke saldo. De CPB methode laat voor 2015 een overschot zien.

Tabel 8: Structureel EMU-saldo (in procenten bbp)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Feitelijk EMU-saldo

– 4,0%

– 2,7%

– 1,8%

– 1,4%

– 0,9%

Af: Conjuncturele component EC-methode

– 0,9%

– 0,6%

– 0,4%

– 0,3%

– 0,4%

Structureel EMU-saldo EC-methode

– 3,1%

– 2,2%

– 1,3%

– 1,1%

– 0,5%

Feitelijk EMU-saldo

– 4,0%

– 2,7%

– 1,8%

– 1,4%

– 0,9%

Af: Conjuncturele component CPB-methode

– 0,6%

– 0,7%

– 0,9%

– 1,1%

– 1,2%

Structureel EMU-saldo CPB-methode

– 3,4%

– 2,0%

– 0,9%

– 0,3%

0,2%

Zowel het feitelijk als het structureel EMU-saldo spelen een rol in de voor Nederland geldende Europese saldodoelstellingen zoals geformuleerd in de buitensporigtekortprocedure in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact. Volgens de huidige raming voor het structurele saldo (volgens de methode van de EC) wordt voor 2015 de doelstelling van het MTO gehaald. Immers volgens het MTO moet Nederland op de middellange termijn voldoen aan een structureel saldo tussen – 0,5 procent bbp en + 0,5 procent bbp. Zolang het feitelijke saldo onder de – 3,0 procent bbp ligt, moet het Nederlandse structurele saldo van Europa jaarlijks met gemiddeld 0,75 procentpunt bbp verbeteren. Deze verbetering wordt voor de periode 2010–2012 ruimschoots gehaald aangezien het kabinet een groot aantal maatregelen aan het begin van de kabinetsperiode laat ingaan («frontloading»). Ook de doelstelling voor het feitelijk saldo wordt volgens de huidige raming gehaald, immers volgens de buitensporig tekortprocedure dient Nederland in 2013 een feitelijk EMU-saldo binnen de tekortgrens van -3 procent bbp te realiseren.

4. Nadere verdeling ombuigingen en intensiveringen

In bijlage 3 wordt per begrotingshoofdstuk aangegeven waar de ombuigingen neerslaan. De afgesproken intensiveringen worden conform de afspraak uit het regeerakkoord op de aanvullende begrotingspost van het Rijk gereserveerd. De intensiveringen worden in jaarlijkse tranches overgeheveld naar departementale begrotingen. Voor 2011 is het eerst mogelijke moment van overheveling van intensiveringen de incidentele suppletoire begrotingswet. Op de Aanvullende Post zal een reservering worden aangehouden voor de indexering van de intensiveringen die aldaar worden gereserveerd.

De taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO’s (maatregel A1 in de bijlage bij het regeerakkoord) is toebedeeld aan de departementale begrotingen. Hierbij zijn de personele en materiele uitgaven van baten-lastendiensten en ZBO’s volledig toegerekend aan het moederdepartement. Afgesproken is dat de taakstelling door het moederdepartement evenredig dient te worden doorbelast aan derde-departementen die bijdragen. De budgettaire verantwoordelijkheid voor het invullen van de taakstelling ligt bij de departementen waaraan deze is toebedeeld.

Het kabinet heeft besloten om het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) te verlengen van 2020 naar 2028, de bijbehorende ramingen zijn te vinden in bijlage 4.

5. FES en AOW-Spaarfonds

Conform het regeerakkoord vindt deze periode geen additionele voeding plaats van het Fonds Economische Structuurversterking (FES). De belegde ruimte in het FES van middelen op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening, milieu en duurzaamheid en kennis en innovatie wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds en de betreffende departementale begrotingen. Belegd wil zeggen dat het gaat om concrete, door de minsterraad goedgekeurde FES-projecten. De onbelegde ruimte wordt overgeheveld naar de algemene middelen.  In bijlage 3 worden de gevolgen gepresenteerd per begrotingshoofdstuk. Het wetsvoorstel tot aanpassing van de FES-wet wordt ingetrokken.

De Studiegroep Begrotingsruimte constateert dat ten onrechte het beeld kan ontstaan dat met het AOW-spaarfonds het vergrijzingsprobleem wordt opgelost. De stortingen aan het AOW-spaarfonds zijn immers betalingen tussen hoofdstukken van de Rijksbegroting en deze leiden niet tot lagere collectieve uitgaven. De houdbaarheid van de overheidsfinanciën kan slechts verbeterd worden wanneer er daadwerkelijk minder wordt uitgegeven. Het AOW-spaarfonds draagt daarmee niet bij aan een verbetering van de overheidsfinanciën. De Studiegroep Begrotingsruimte adviseert daarom deze papieren constructie niet te continueren. Het kabinet neemt dit advies over.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

Bijlagen:

  • 1. De begrotingsregels 2011–2015

  • 2. Budgettaire kaders (uitgaven- en inkomstenkant), signaal- en saldopad

  • 3. Budgettaire verwerking regeerakkoord

  • 4. Verlenging Infrastructuurfonds 2028

  • 5. Benchmark belastinguitgaven

BIJLAGE 1 BEGROTINGSREGELS 2011–2015

Inleiding

De begrotingsregels zijn de budgettaire spelregels waaraan de coalitie zich aan het begin van een regeringsperiode committeert om een verantwoord financieel beleid te kunnen voeren. Het doel van de begrotingsregels is zowel een doelmatige allocatie van middelen, als een beheersing van de overheidsfinanciën. De begrotingsregels equiperen de coalitie tot het voorkomen van een ongewenste ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld, d.w.z het voorkomen (of terugdringen) van een overschrijding van de in het Stabiliteits- en Groeipact opgenomen referentiewaarden (maximaal 3 procent bbp voor het EMU-saldo en maximaal 60 procent bbp voor de EMU-schuld) en het respecteren van de doelen rondom de Medium-Term Objective (MTO).

In dit document worden de begrotingsregels voor de inkomsten- en uitgavenkant van de begroting beschreven. Deze set regels is gebaseerd op de gebruikelijke, in het verleden gehanteerde, regels over uitgaven en inkomsten en geven een technische uitwerking van de afspraken die zijn gemaakt in het Regeer en het Gedoogakkoord.

Uitgangspunten

De belangrijkste uitgangspunten van het trendmatig begrotingsbeleid blijven ongewijzigd:

  • Er geldt een scheiding tussen inkomsten en uitgaven.

  • Voor de uitgaven geldt een onderscheid in drie sectoren (Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng), Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid (SZA) en het Budgettair Kader Zorg (BKZ)).

  • Voor elke sector wordt een reëel uitgavenkader vastgesteld.

  • Elke sector behoort eventuele overschrijdingen binnen het desbetreffende uitgavenkader te compenseren.

  • Voor de inkomsten wordt een reëel inkomstenkader vastgesteld en wordt uitgegaan van automatische stabilisatie.

Een nieuw uitgangspunt voor de begrotingsregels is de signaalmarge i.p.v. de signaalwaarde:

  • Er wordt een signaalmarge gehanteerd. Deze is gesteld op een neerwaartse afwijking van 1 procentpunt ten opzichte van het saldopad dat is vastgelegd aan het begin van de kabinetsperiode.

Algemene regels

Bovengenoemde uitgangspunten worden hieronder verder uitgewerkt, waarbij een onderverdeling wordt gemaakt naar algemene regels, regels die specifiek gelden voor de uitgavenkant, en regels die specifiek gelden voor de inkomstenkant van de begroting. De begrotingsregels omvatten zowel de uitgaven- als de inkomstenkant van de collectieve sector.

1. De begrotingsregels gaan gedurende de kabinetsperiode uit van een scheiding tussen de inkomsten en uitgaven

Voor de uitgavenkant betekent dit dat wordt uitgegaan van een vast reëel uitgavenkader. De relevante uitgaven dienen gedurende de kabinetsperiode binnen dit kader te blijven. Tijdens een kabinetsperiode moeten uitgavenintensiveringen voor alle jaren van de meerjarencijfers gedekt worden door extensiveringen. Voor de inkomstenkant geldt een reëel inkomstenkader en wordt uitgegaan van automatische stabilisatie. Inkomstenmeevallers komen ten gunste van het EMU-saldo, inkomstentegenvallers belasten het EMU-saldo. Een uitzondering hierop is opgenomen in regel 6.

2. Tot de inkomstenkant van de begroting worden de inkomsten gerekend die vallen onder de definitie van een collectieve last.

Een collectieve last is een in Nederland door de overheid opgelegde verplichte betaling aan een overheid waar geen concrete, individuele en met de betaling samenhangende tegenprestatie tegenover staat of waarbij het gaat om een eigen bijdrage voor een voorziening waarvan het gebruik verplicht is.

3. Tot de uitgavenkant van de begroting worden zowel de uitgaven als de niet-belastingontvangsten gerekend.

Het uitgavenkader bevat alle voor het EMU-saldo relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten, behalve de uitgaven en niet-belastingontvangsten die expliciet uitgezonderd worden in begrotingsregel 13.

4. Besluitvorming over de hoofdlijnen van de uitgaven- en inkomstenkant van de begroting vindt plaats in het voorjaar bij het hoofdbesluitvormingsmoment.

Op één moment in het jaar wordt door het kabinet integraal besloten over de hoofdlijnen van de uitgaven- en inkomstenkant van de begroting voor zowel het uitvoeringsjaar als het begrotingsjaar. Dit hoofdbesluitvormingsmoment is in het voorjaar. In augustus vindt er nog besluitvorming plaats over de koopkracht en de inkomstenkant van de begroting.

5. Er wordt een signaalmarge gehanteerd. Deze is gesteld op een neerwaartse afwijking van 1 procentpunt ten opzichte van het saldopad zoals dat resulteert na doorrekening van het regeerakkoord.

Additioneel ingrijpen is vereist wanneer het EMU-saldo zich niet ontwikkelt in lijn met de afspraken uit het Stabiliteits- en Groeipact of met budgettaire doelstellingen. De signaalmarge wordt overschreden wanneer de raming van het feitelijk EMU-saldo op basis van het Centraal Economisch Plan voor het volgende jaar (t+1) een neerwaartse afwijking van meer dan 1 procentpunt ten opzichte van het beoogde saldo na doorrekening van het regeerakkoord laat zien. Wanneer de signaalmarge wordt overschreden dienen maatregelen genomen te worden om het beoogde saldo aan het eind van de kabinetsperiode weer in zicht te krijgen.

6. Meevallerformule.

Indien Nederland voldoet aan de MTO-doelstelling van het stabiliteits- en groeipact en het feitelijk EMU-saldo bij de besluitvorming over de lastenkant in augustus een meerjarig overschot laat zien, dan wordt 50 procent van het overschot bestemd voor aflossing van de staatsschuld en zal een lastenverlichting van 50 procent van het overschot boven de 0 procent bbp worden gegeven. Het feitelijk EMU-saldo wordt berekend inclusief de tariefverlaging, rekeninghoudend met toepassing van het vorenstaande en een behoedzame raming voor het saldo van medeoverheden.

7. Sanctie ter beheersing van EMU-saldo OPL.

Wanneer het EMU-tekort van de lokale overheden bijdraagt aan een (dreigende) overschrijding van de Europese grenzen voor het totale EMU-saldo4 kan de minister van Financiën ingrijpen, wanneer het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen tussen Rijk, VNG, IPO en UvW niet het gewenste resultaat oplevert. De minister van Financiën kan als ultimum remedium een korting opleggen op het gemeente- en/of provinciefonds.

8. Statistische correcties

Statistische correcties, te weten mutaties van evident boekhoudkundige aard, blijven bij de toetsing van de desbetreffende kaders buiten beschouwing (zowel bij het inkomsten- als het uitgavenkader). De desbetreffende kaders worden in dat geval opgehoogd of verlaagd, zodat de mutatie geen invloed heeft op de budgettaire ruimte (onder het desbetreffende kader). Voor het bepalen van een evident boekhoudkundige mutatie geldt dat een mutatie EMU-saldo neutraal dient te zijn. Daarnaast kan er alleen sprake zijn van een evident boekhoudkundige mutatie wanneer bij een wijziging in financiële vormgeving van beleid het voorzieningenniveau en de doelgroep gelijk blijven (met andere woorden: niemand gaat erop vooruit of achteruit). Dit is standaard het geval bij bruteringsmutaties aan de uitgavenkant (netto-netto koppeling van uitkeringen). Ook kan dit het geval zijn indien een fiscale regeling wordt omgezet in een subsidieregeling met een nagenoeg gelijke werking voor de doelgroep.

Bij financieringsverschuivingen tussen de particuliere en de collectieve sector kan er sprake zijn van evident boekhoudkundige gevallen, ook indien er wel gevolgen voor het EMU-saldo zijn. Dit is het geval indien het voorzieningenniveau voor iedereen in de doelgroep gelijk blijft. Om te bepalen of het verminderen van een collectief arrangement tot ruimte onder het uitgavenkader mag leiden, geldt dat alleen financieringsverschuivingen van de collectieve sector naar de particuliere sector mogen die een daadwerkelijke ombuiging zijn, leiden tot ruimte onder het betreffende kader5. In alle andere gevallen wordt het budgettair effect statistisch gecorrigeerd op het betreffende kader.

Evident boekhoudkundige financieringsverschuivingen tussen de uitgaven- en de inkomstenkant kunnen tot gevolg hebben dat naast het uitgavenkader, het inkomstenkader eveneens statistisch wordt gecorrigeerd. Voor het bepalen van een evident boekhoudkundige mutatie geldt ook hier dat een mutatie binnen de collectieve sector voor het EMU-saldo neutraal dient te zijn.

9. De budgettaire kaders worden aangepast voor mutaties in de prijs Nationale Bestedingen (pNB)

Voor toetsing van de feitelijke uitgavenontwikkeling en het inkomstenkader worden de in reële termen gedefinieerde budgettaire kaders aangepast aan de nominale ontwikkeling. Als maatstaf voor de nominale ontwikkeling wordt de prijscomponent van de Nationale Bestedingen (pNB) gebruikt. Het inkomstenkader en de budgetdisciplinekaders voor het begrotingsvoorbereidingsjaar worden vastgesteld bij het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar op basis van het Centraal Economisch Plan (CEP) en worden in augustus bijgesteld op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV). Het kader voor het lopende jaar wordt definitief vastgesteld bij Voorjaarsnota. Wijzigingen nadien in de pNB worden niet meegenomen in de bijstelling van het kader voor het lopende jaar.

Regels die betrekking hebben op de uitgaven en de niet-belastingontvangsten

10. De begrotingsregels voor de uitgaven hebben betrekking op de drie sectoren: de Rijksbegroting in enge zin, de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en de Zorgsector.

Compensatie tussen de afzonderlijke budgetdisciplinesectoren kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden indien de Ministerraad daartoe besluit. Voor de Rijksbegroting in enge zin worden deze regels ook toegepast op de afzonderlijke begrotingen met de daarbij behorende meerjarencijfers.

11. Afbakening budgetdisciplinesectoren

Uitgangspunt bij het vaststellen van het uitgavenkader is dat uitgaven die meetellen voor het EMU-saldo ook meetellen bij de uitgaven onder het uitgavenkader (inclusief alle HGIS uitgaven en rentelasten). Balansverkortingen die relevant zijn voor het EMU-saldo zijn eveneens relevant. Uitgangspunt voor de drie budgetdisciplinesectoren zijn de relevante uitgaven minus de relevante niet-belastingontvangsten (NBO). Eigen betalingen in de Zorgsector worden gezien als niet-belastingontvangsten en worden behandeld aan de uitgavenkant van de begroting.

12. Niet-belastingontvangsten

Voor de uitgavenkaders relevante niet-belastingontvangsten zijn alle niet-belastingontvangsten die relevant zijn voor het EMU-saldo (tenzij uitgezonderd in begrotingsregel 13) en die geen collectieve last zijn (zie begrotingsregel 2). Heffingen van de centrale overheid die vallen onder de definitie van collectieve lasten worden verantwoord aan de inkomstenkant van de begroting.

13. Niet-kaderrelevante uitgaven en niet-belastingontvangsten

In uitzondering op begrotingsregels 3 en 12 zijn niet relevant voor het uitgavenkader: de uitgaven en ontvangsten van het FES, het saldo van het Waddenfonds, het saldo van het Diergezondheidsfonds, en het BTW-compensatiefonds, de gasbaten en veilingopbrengsten. De rijksbijdragen aan de sociale fondsen, de rentebetalingen aan de sociale fondsen en de premiebijdragen zijn om boekhoudkundige dubbeltellingen te voorkomen niet relevant. De zorgtoeslag is niet relevant voor het uitgavenkader, wel voor het inkomstenkader.

14. Voor elk van de drie budgetdisciplinesectoren gelden de budgettaire kaders als maatstaf voor de bepaling van over- en onderschrijdingen in de desbetreffende sector.

15. Een overschrijding van de vastgelegde verplichtingenbedragen is slechts toegestaan indien en voor zover de kaseffecten daarvan passen binnen, respectievelijk opgevangen kunnen worden binnen de voor het begrotingsjaar afgesproken (kas)ramingen en de bijbehorende meerjarencijfers.

16. Dreigende overschrijdingen dienen door passende en tijdige maatregelen zoveel mogelijk te worden voorkomen.

17. Iedere overschrijding dient te worden gecompenseerd, met inachtneming van gemaakte afspraken over eindejaarsmarges en compensatie over de jaren heen.

In het kader van de eindejaarsproblematiek kunnen binnen een begroting tot een bepaalde omvang gelden van het ene naar het andere begrotingsjaar worden geschoven. Deze zogeheten eindejaarsmarge bedraagt 1,0 procent van de (gecorrigeerde) bruto-uitgaven6.

De fasering van compensatiemaatregelen kan voorlopen op de fasering van de problematiek. Het is ook mogelijk dat de compensatie in de tijd achterloopt, namelijk indien een parallelle fasering van compensatiemaatregelen en problematiek redelijkerwijs niet mogelijk is en alle mogelijkheden voor een regulier en doelmatig kasbeheer zijn uitgeput. Hiervoor wordt een maximale termijn gehanteerd: de duur van de meerjarenramingen (zie begrotingsregel 33). Voorstellen tot intertemporele compensatie lopen mee in de besluitvorming op het hoofdbesluitvormingsmoment. Mutaties van louter statistische aard (zie begrotingsregel 8) blijven bij de toetsing van de feitelijke uitgavenontwikkeling aan de budgettaire kaders buiten beschouwing.

18. Overschrijdingen worden specifiek gecompenseerd.

Specifieke compensatie betekent dat compensatie in de betrokken regeling of elders op de betrokken begroting binnen de sector RBG-eng of binnen elk van de twee andere sectoren (BKZ en SZA) gevonden moet worden. Voor compensatie in de premiegefinancierde zorg waarvoor vrije tarieven gelden, staat de overheid het treffen van pakketmaatregelen en eigen betalingen ter beschikking. Voor de overige zorg staan daarnaast ook prijs- en volumemaatregelen ter beschikking. De bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de overschrijding zich voordoet, doet in dezelfde budgettaire brief of begroting voorstellen voor specifieke compensatie. Een saldo van tegenvallers boven meevallers op een begroting of binnen een budgetdisciplinesector dient specifiek te worden gecompenseerd via ombuigingen.

19. Meevallers mogen dienen als compensatie voor tegenvallers, maar niet voor beleidsintensiveringen.

Meevallers mogen alleen worden ingezet voor tegenvallers voor zover het niet betreft meevallers bij – tijdens de kabinetsperiode – generaal aan de begroting toegevoegde middelen. Over de aanwending van per saldo meevallers op een begroting of in een budgetdisciplinesector besluit de Ministerraad.

20. Over- en onderschrijdingen worden tijdig aan de minister van Financiën gemeld.

Over- en onderschrijdingen worden, los van de reden of oorzaak, zo snel als mogelijk schriftelijk aan de minister van Financiën gemeld. Deze regel geldt ook voor geplande intensiveringen of ombuigingen, deelname aan Europees beleid, of zaken waarop voorafgaand toezicht geldt.

21. Ruimte onder het uitgavenkader, ontstaan door (tijdelijke) meevallers als gevolg van een gunstiger macro-economische ontwikkeling (zoals een lager volume in de sociale zekerheid of een ruilvoetwinst), mag niet structureel worden aangewend.

22. Rentemeevallerformule

De rentelasten vallen onder het uitgavenkader. Om te voorkomen dat meevallende rentelasten leiden tot extra bestedingen in plaats van aflossing van de staatsschuld, wordt het uitgavenkader gedurende de kabinetsperiode gecorrigeerd (verlaagd) voor zover de rentelasten lager zijn dan de oorspronkelijk (aan het begin van de kabinetsperiode) geraamde rente-uitgaven.

23. Mutaties met een generale behandeling.

Mutaties in het rendement op het vermogen van de Staat (zoals dividenden, rente en pachtopbrengsten) alsmede mutaties in de omvang van budget voor Ontwikkelingssamenwerking (BNP-aanpassing en toerekening), EU-afdrachten, loon- en prijscompensatie en de groei van het gemeente- en provinciefonds worden via het generale beeld verwerkt.

Wanneer opbrengsten uit staatsvermogen zoals rente, pacht, dividend, gasbaten en veilingopbrengsten een subsidie-element bevatten in de zin dat er sprake is van gederfde opbrengsten als gevolg van beleid, dan dient het subsidie-element op zijn minst inzichtelijk gemaakt te worden.

24. Ingrepen Financiële Sector

Alle kosten en opbrengsten van interventies in de financiële sector met als doel het stabiel houden van het financiële systeem zijn niet relevant voor het uitgavenkader. Ook de kosten en opbrengsten van maatregelen genomen met het oog op de financiële stabiliteit van het Eurogebied zijn niet relevant voor het uitgavenkader. Dit geldt ook voor garantiepremies en mogelijke schade-uitkeringen uit hoofde van de garantieregeling voor uitgifte van middellang schuldpapier van banken. Hiermee komen alle kosten en opbrengsten van de interventies in de financiële sector direct ten laste of ten gunste van de staatsschuld.

25. Garanties en leningen

Alle garantieregelingen vallen onder het voorafgaand toezicht van de minister van Financiën. Nieuwe garanties en leningen (regelingen), dan wel de aanpassingen in bestaande regelingen, zijn altijd onderdeel van de besluitvorming in de ministerraad, bij het hoofdbesluitvormingsmoment. Garanties en leningen worden alleen verstrekt indien het Rijk eraan hecht risico’s te dragen die niet in de markt kunnen worden gedragen, of indien het rijk doelmatigheidsvoordelen bewerkstelligt.

Voor nieuwe garantieregelingen, dan wel aanpassingen in bestaande regelingen dient een toetsingskader en een verzekeringsmodel toegepast te worden. Belangrijke elementen van het verzekeringsmodel zijn7:

  • De risico’s van garanties en leningen moeten bepaald worden. Bij de beprijzing van risico’s geldt de vuistregel dat deze kostendekkend (inclusief uitvoeringskosten) moeten zijn. Voor de jaarlijkse premiestelling wordt een voorschrift gehanteerd van 3% van de maximale blootstelling uit de voorgestelde regeling, tenzij aangetoond kan worden dat een andere premie gerechtvaardigd is; en

  • Alle premieontvangsten komen ten goede aan het generale beeld. De aan het generale beeld af te dragen premie wordt, na overleg met het vakdepartement, vastgesteld door het ministerie van Financiën. De premie die in rekening wordt gebracht aan de eindgebruiker valt onder de verantwoordelijkheid van het vakdepartement en maakt onderdeel uit van de reguliere budgettaire besluitvorming. Schade-uitkeringen worden uit het generale beeld betaald. Bij schades geldt een eigen risico, hetgeen door het vakdepartement specifiek gecompenseerd moet worden; en

  • Alle garantieregelingen worden onderworpen aan een periodieke toets. Deze toets heeft ten doel enerzijds het herbezien van het nut en de noodzaak van de regeling (heroverweging), en anderzijds de actualisatie van de kwantificering van de risico’s en de beprijzing (herwaardering).

26. Niet oormerken van ontvangsten en beleid ten aanzien van begrotingsfondsen

Vanwege de scheiding van uitgaven en ontvangsten én de integrale afweging tussen de diverse uitgavencategorieën is het oormerken van uitgaven en ontvangsten niet wenselijk. Begrotingsfondsen dienen van een voeding voorzien te zijn die volgt uit het gewenste niveau van de uitgaven.

27. Specifieke uitkeringen

Voor nieuwe specifieke uitkeringen geldt dat hierover expliciet besloten moet worden in de Ministerraad.

Bij het BTW-Compensatiefonds (BCF) kunnen gemeenten en provincies onder bepaalde voorwaarden de door hen betaalde btw terugontvangen. Dit betekent dat specifieke uitkeringen exclusief de te declareren btw-component verstrekt moeten worden aan de eindontvanger, om te voorkomen dat de btw-component dubbel wordt vergoed (de eerste keer als onderdeel van de specifieke uitkering en de tweede keer door declaratie van de btw bij het BCF).

Concreet betekent dit dat het vakdepartement in kwestie voor nieuwe specifieke uitkeringen of voor intensiveringen van bestaande specifieke uitkeringen zorgt voor een volledige dekking van de specifieke uitkering inclusief de btw-component. De btw-component wordt vervolgens afgedragen aan de begroting van het BCF, de specifieke uitkering exclusief btw wordt verstrekt aan de gemeente of provincie in kwestie.

28. Publiek Private Samenwerking

Conform EU regelgeving kunnen projecten alleen als Publiek Private Samenwerking (PPS) worden bestempeld wanneer er voldoende risico’s overgedragen worden aan de private sector. Ingeval van PPS vindt een budgettair neutrale omzetting plaats van het (kas) budget (van een departement) in (meerjarige) beschikbaarheidbudgetten van een departement. Technisch gezien betekent dit een verlaging van het uitgavenkader (van het desbetreffende ministerie) in de jaren waarin een kasbudget voorhanden is en een per saldo even grote verhoging van het uitgavenkader (van het desbetreffende ministerie) in de jaren waar een beschikbaarheidvergoeding nodig is, met dien verstande dat de efficiencywinst ten gunste van het desbetreffende departement komt.

Voor het infrastructuurfonds geldt dat de toegestane uitgavenruimte voor beschikbaarheidsvergoedingen 20 procent is.

29. Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge creëert de mogelijkheid binnen een begroting tot een bepaalde omvang gelden van het ene naar het andere begrotingsjaar te schuiven binnen de sector Rijk. Dit ter voorkoming van een ondoelmatige besteding van middelen aan het einde van het jaar. De eindejaarsmarge bedraagt 1,0 procent van het gecorrigeerde begrotingstotaal8. Voor de bepaling van het gecorrigeerde begrotingstotaal wordt uitgegaan van de bruto-uitgaven stand Ontwerpbegroting.

Voor de begrotingsfondsen geldt deze eindejaarsmarge niet.

De hoogte van het feitelijk gebruik door de departementen van de eindejaarsmarge wordt in eerste instantie bepaald bij Voorlopige Rekening. De overgehevelde bedragen worden bij de Voorjaarsnota aan de begrotingen toegevoegd. De definitieve omvang van het feitelijk gebruik wordt bepaald op basis van de Slotwet.

Gelijktijdig met het toevoegen bij Voorjaarsnota wordt, onder de veronderstelling dat ook het komende jaar gebruik zal worden gemaakt van de eindejaarsmarge, op een aanvullende post een ramingstechnische veronderstelling opgenomen (de zogenaamde in=uit-taakstelling). De combinatie van de toevoeging aan de begrotingen en de ramingstechnische veronderstelling, bewerkstelligt dat het totale uitgavenbeeld niet wijzigt. Onderuitputting die optreedt na de Voorjaarsnota kan worden aangewend ter realisatie van de taakstelling.

30. Consolidatiesaldo baten-lastendiensten

Onderuitputting in de liquide middelen van baten-lastendiensten komt tot uitdrukking in het consolidatiesaldo van deze diensten. Dit geldt ook voor onderdelen van het Rijk die – zonder de status van baten-lastendienst – werken met een baten-lastenstelsel. Het consolidatiesaldo van baten-lastendiensten is net zoals de leen- en depositofaciliteit niet relevant voor het uitgavenkader. Door op het hoofdbesluitvormingsmoment de plannen van baten-lastendiensten te toetsen, wordt de relatie met het EMU-saldo in het oog gehouden.

31. Leenaanvragen RWT’s

De leenaanvragen van RWT's (en andere voor geïntegreerd middelenbeheer in aanmerking komende instellingen) in het kader van geïntegreerd middelenbeheer dienen door een RWT bij de betreffende vakminister te worden ingediend. Het is de taak van het vakdepartement om te toetsen op onder meer budgettaire inpasbaarheid, nut en noodzaak van de lening en of de lening wel wordt aangewend voor de publieke taak.

32. Opbouw meerjarencijfers en extrapolatie

De ramingen van de uitgaven voor het begrotingsjaar en elk van de vier daaropvolgende jaren (de meerjarenramingen) bestaan uit:

  • De uitgaven die voortvloeien uit verplichtingen die zijn aangegaan tot en met het lopende begrotingsjaar of in dat jaar zullen worden aangegaan;

  • De uitgaven die voortvloeien uit verplichtingen die in het eerstvolgende begrotingsjaar zullen worden aangegaan;

  • De uitgaven die voortvloeien uit verplichtingen die in de jaren volgend op het eerstvolgende begrotingsjaar moeten worden aangegaan, omdat deze een technisch noodzakelijke voortzetting vormen van reeds eerdere aangegane verplichtingen;

  • De overige verplichtingen, voortvloeiend uit bestaand beleid of afspraken op kabinets- of ministerieel niveau die in de jaren volgend op het eerstvolgend begrotingsjaar worden aangegaan.

Voor het extrapoleren van de meerjarencijfers gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1. Bij de ramingen wordt rekening gehouden met bestaande wettelijke regelingen.

  • 2. Het extrapolatiejaar voor de departementale begrotingen en fondsen wordt beleidsarm geëxtrapoleerd. De demografische ontwikkeling is bepalend voor het beleidsarm extrapoleren. In alle gevallen moet het gaan om aan te gane verplichtingen en daaruit voortvloeiende uitgaven op grond van de voortzetting van bestaand of ongewijzigd beleid, of om uitgaven die door expliciete besluiten van de minister van Financiën of het kabinet zijn geaccordeerd. Indien bestaand beleid niet noodzakelijkerwijze impliceert dat nieuwe verplichtingen worden aangegaan (bijvoorbeeld bij projecten of eenmalige investeringen), dient te worden verondersteld dat geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan, tenzij is besloten om het beleid te continueren.

  • 3. Voor de economische groei wordt aangesloten bij de gemiddelde ontwikkeling uit de kabinetsperiode, zoals verondersteld is bij het opstellen van de uitgavenkaders.

  • 4. Het extrapolatiejaar wordt kwantitatief (met prestatiegegevens) onderbouwd. Wanneer geen expliciete andersluidende afspraken bestaan, dienen het volume en de prijs die ten grondslag liggen aan de ramingen, constant gehouden te worden.

  • 5. Het extrapolatiejaar wordt ook kwalitatief (welke programma's, projecten, bijdragen, etc.) onderbouwd.

  • 6. De ramingen dienen te zijn gebaseerd op het in ongewijzigd tempo realiseren van meerjarige projecten.

  • 7. Wanneer reeds is afgesproken dat instrumenten een afloop kennen, dient deze afloop tot uiting te komen in de extrapolatie.

Regels die betrekking hebben op de inkomsten

33. Maatregelen aan de inkomstenkant van de begroting worden gemeten volgens de definitie van de inkomstenindicator.

De inkomstenindicator wordt gedefinieerd als het budgettaire effect van elke wijziging in bestaand overheidsbeleid op de voor het EMU-saldo relevante collectieve inkomsten. De definitie van de collectieve inkomsten is conform de definitie in de Nationale Rekeningen van het CBS.

Dit betekent dat de zorgpremies worden meegenomen in de meting van de inkomstenindicator. Deze worden berekend op basis van de gemiddelde nominale premie voor een polis van het basispakket. Vanwege de nauwe samenhang met de zorgpremie, wordt de zorgtoeslag ook meegenomen in de meting van de inkomstenindicator.

34. Voor de beheersing aan de inkomstenkant geldt een reëel inkomstenkader.

Het inkomstenkader is vastgesteld in het regeerakkoord. Gedurende de kabinetsperiode dient de ontwikkeling van de inkomstenindicator gelijk te zijn aan het inkomstenkader. Tijdelijke afwijkingen van het inkomstenkader dienen zoveel mogelijk te worden vermeden. Als vanwege tegenvallers de signaalmarge voor het EMU-saldo dreigt te worden overschreden, kan worden afgeweken van het inkomstenkader.

35. Afwijkende boekingen voor het inkomstenkader.

Het inkomstenkader wordt aangepast voor intertemporele effecten die betrekking hebben op de omkeerregel (op basis van de netto-contante waarde methode). Aanpassing van het inkomstenkader voor intertemporele effecten van overige maatregelendient met grote terughoudendheid te worden toegepast, zowel wat betreft het effect op het EMU-saldo als het type maatregelen waarop de methode wordt toegepast.

Particuliere betalingen komen niet ten goede aan de overheid en worden daarom niet meegenomen bij de meting van de inkomstenindicator. Wel geldt dat bij een financieringsverschuiving tussen publiek en privaat als gevolg van een systeemwijziging waarbij de rechten en plichten ongewijzigd blijven, het mogelijk is om zowel het inkomstenkader als het uitgavenkader statistisch te corrigeren9. Deze financieringsverschuiving dient neutraal te zijn voor het EMU-saldo.

Het inkomstenkader kan statistisch worden gecorrigeerd voor evident boekhoudkundige financieringsverschuivingen tussen de uitgaven- en de inkomstenkant (zie regel 8, statistische correcties).

Voor de posten kindgebonden budget, AOW-tegemoetkoming en de kinderbijslag is vanwege de koopkrachtbesluitvorming in augustus een schuif van de inkomsten naar de uitgavenkant middels een statistische correctie van in totaal maximaal 150 miljoen euro per jaar toegestaan. Tegenvallers bij de bovengenoemde posten uit het voorjaar mogen niet doorgeschoven worden naar augustus. Indien in een enkel jaar de schuif niet (of niet voor het gehele bedrag) is toegepast, mag het volledige respectievelijk resterende deel niet doorgeschoven worden naar een volgend jaar.

36. Beheersing belastinguitgaven

Beheersingskader

De zogenoemde «belastinguitgaven» en de budgettaire derving van andere fiscale regelingen vallen om praktische redenen niet onder een met de uitgaven vergelijkbaar strikt beheersingskader. Beleidsmatige mutaties aan de inkomstenkant en nieuwe fiscale regelingen worden geboekt onder het inkomstenkader.

Toetsingskader belastinguitgaven.

Voor de introductie van nieuwe dan wel intensiveringen van bestaande belastinguitgaven en de evaluatie van deze regelingen geldt een restrictief toetsingskader, zoals opgenomen in de RBV. Met behulp van het toetsingskader kan worden afgewogen of (de intensivering van) een fiscale maatregel al dan niet de voorkeur heeft.

Budgettering van individuele belastinguitgaven

Voor nieuwe belastinguitgaven en intensiveringen van bestaande belastinguitgaven geldt dat het budgettaire beslag van een dergelijke maatregel wordt gebudgetteerd indien uitvoerbaar. Voor bestaande belastinguitgaven worden bij een evaluatie de mogelijkheden van (nadere) budgettering bezien.

Monitoring van individuele belastinguitgaven

In een bijlage van de Miljoenennota is het budgettaire beslag van belastinguitgaven (in enge zin) en van de inkomstenbeperkende regelingen eigen woning en pensioenen opgenomen. Het budgettaire beslag van de belastinguitgaven in enge zin wordt tevens afgezet tegen de aan het begin van de kabinetsperiode verwachte ontwikkeling. Bij substantiële opwaartse afwijkingen van de endogene ontwikkeling ten opzichte van de aan het begin van de kabinetsperiode verwachte ontwikkeling kan dit aanleiding geven tot maatregelen, waarbij deze maatregelen niet relevant zijn voor het inkomstenkader.

BIJLAGE 2: BUDGETTAIRE KADERS EN SALDOPAD

Tabel 1: Budgettaire kerngegevens (in miljoenen euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Inkomsten

225 373

234 999

246 296

256 927

265 245

           

Netto uitgaven onder het uitgavenkader

246 917

251 428

259 183

268 846

274 758

Rijksbegroting in enge zin

125 053

124 880

126 527

129 705

130 356

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

62 198

63 481

65 662

68 123

70 212

Budgettair Kader Zorg

59 666

63 067

66 993

71 018

74 190

Overige netto uitgaven

– 1 580

– 3 244

– 4 719

– 5 023

– 4 950

Gasbaten

– 9 900

– 9 600

– 9 600

– 9 400

– 9 150

Zorgtoeslag

4 650

4 092

3 561

3 699

3 537

Overig

3 670

2 265

1 319

678

662

Totale netto uitgaven

245 337

248 184

254 463

263 823

269 807

           

EMU-saldo centrale overheid

– 19 964

– 13 185

– 8 168

– 6 896

– 4 563

           

EMU-saldo lokale overheden

– 4 599

– 4 149

– 3 349

– 2 749

– 1 740

           

Feitelijk EMU-saldo

– 24 563

– 17 334

– 11 517

– 9 645

– 6 303

Feitelijk EMU-saldo (procenten bbp)

– 4,0%

– 2,7%

– 1,8%

– 1,4%

– 0,9%

           

EMU-schuld (procenten bbp)

66,1%

67,1%

66,9%

66,0%

64,8%

Tabel 2: Vaststellen totale uitgavenkader (in miljoenen euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

1. Raming totale uitgavenkader regeerakkoord

246 917

251 428

259 183

268 846

274 758

2. Raming deflator prijs Nationale Besteding (pNB) regeerakkoord

1,0188

1,0413

1,0644

1,0867

1,1091

3. Reële ijklijn

242 356

241 465

243 502

247 385

247 732

4. Actuele raming prijs Nationale Besteding (pNB)

1,0188

1,0413

1,0644

1,0867

1,1091

5. Statistische correcties

0

0

0

0

0

6. Uitgavenkader in lopende prijzen

246 917

251 428

259 183

268 846

274 758

7. Actuele raming uitgaven

246 917

251 428

259 183

268 846

274 758

8. Over/onderschrijding totaal uitgavenkader

0

0

0

0

0

Tabel 3: Vaststellen kader Rijksbegroting in enge zin (in miljoenen euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

1. Raming kader RBG-eng regeerakkoord

125 053

124 880

126 527

129 705

130 356

2. Raming deflator prijs Nationale Besteding (pNB) regeerakkoord

1,0188

1,0413

1,0644

1,0867

1,1091

3. Reële ijklijn

122 743

119 932

118 872

119 351

117 534

4. Actuele raming prijs Nationale Besteding (pNB)

1,0188

1,0413

1,0644

1,0867

1,1091

5. Overboekingen

0

0

0

0

0

6. Statistische correcties

0

0

0

0

0

7. Kader RBG-eng in lopende prijzen

125 053

124 880

126 527

129 705

130 356

8. Actuele raming uitgaven

125 053

124 880

126 527

129 705

130 356

9. Over/onderschrijding kader RBG-eng

0

0

0

0

0

Tabel 4: Vaststellen kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (in miljoenen euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

1. Raming kader SZA regeerakkoord

62 198

63 481

65 662

68 123

70 212

2. Raming deflator prijs Nationale Besteding (pNB) regeerakkoord

1,0188

1,0413

1,0644

1,0867

1,1091

3. Reële ijklijn

61 049

60 965

61 689

62 685

63 305

4. Actuele raming prijs Nationale Besteding (pNB)

1,0188

1,0413

1,0644

1,0867

1,1091

5. Overboekingen

0

0

0

0

0

6. Statistische correcties

0

0

0

0

0

7. Kader SZA in lopende prijzen

62 198

63 481

65 662

68 123

70 212

8. Actuele raming uitgaven

62 198

63 481

65 662

68 123

70 212

9. Over/onderschrijding kader SZA

0

0

0

0

0

Tabel 5: Vaststellen Budgettair Kader Zorg (in miljoenen euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

1. Raming kader BKZ regeerakkoord

59 666

63 067

66 993

71 018

74 190

2. Raming deflator prijs Nationale Besteding (pNB) regeerakkoord

1,0188

1,0413

1,0644

1,0867

1,1091

3. Reële ijklijn

58 564

60 568

62 940

65 349

66 893

4. Actuele raming prijs Nationale Besteding (pNB)

1,0188

1,0413

1,0644

1,0867

1,1091

5. Overboekingen

0

0

0

0

0

6. Statistische correcties

0

0

0

0

0

7. BKZ in lopende prijzen

59 666

63 067

66 993

71 018

74 190

8. Actuele raming uitgaven

59 666

63 067

66 993

71 018

74 190

9. Over/onderschrijding BKZ

0

0

0

0

0

Tabel 6: Vaststellen Rentekader (in miljoenen euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

1. Raming rentelasten regeerakkoord

10 895

11 721

12 744

13 504

13 659

2. Toerekenbare rentelasten financiële interventies

– 1 499

– 1 029

– 1 150

– 1 189

– 1 399

3. Rentekader regeerakkoord

9 396

10 692

11 594

12 315

12 260

4. Mutatie toerekenbare rentelasten financiële interventies

0

0

0

0

0

5. Statistische correcties

0

0

0

0

0

6. Rentekader na correcties

9 396

10 692

11 594

12 315

12 260

7. Actuele raming relevante rentelasten rentekader

9 396

10 692

11 594

12 315

12 260

8. Over/onderschrijding rentekader

0

0

0

0

0

Tabel 7: Opbouw kader Rijksbegroting in enge zin (in miljoenen euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

1

Huis der Koningin

39

39

39

39

39

2A

Staten-Generaal

135

136

128

126

125

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

112

104

101

100

98

3

Algemene Zaken

62

56

55

54

54

4

Koninkrijksrelaties

126

117

80

80

80

5

Buitenlandse Zaken

10 654

11 023

11 397

11 971

12 259

6

Justitie

4 854

4 669

4 284

4 118

4 071

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

5 713

5 728

5 564

5 460

5 340

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

33 872

33 063

32 497

32 309

31 965

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

10 895

11 721

12 744

13 504

13 660

9B

Financiën

1 841

1 829

1 630

1 716

1 723

10

Defensie

7 707

7 384

7 268

7 303

7 277

11

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

1 084

932

850

530

647

12

Verkeer en Waterstaat

10 672

10 168

9 541

9 735

8 109

13

Economische Zaken

2 898

2 708

2 357

2 204

2 028

14

Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit

2 422

2 024

1 892

1 695

1 577

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

265

226

224

225

228

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2 501

2 335

2 234

2 145

2 110

17

Jeugd en Gezin

6 610

6 361

6 318

6 260

6 111

18

Wonen, Wijken en Integratie

2 691

2 557

2 473

2 430

2 476

50

Gemeentefonds

16 728

16 327

16 339

16 209

15 988

51

Provinciefonds

1 143

1 086

1 090

1 072

917

60

Accres Gemeentefonds

0

– 10

70

442

599

61

Accres Provinciefonds

0

– 1

6

37

49

64

BES-fonds

21

21

21

21

21

AP

Aanvullende posten

2 007

4 276

7 326

9 922

12 805

HGIS

Internationale Samenwerking1

(5 476)

(5 161)

(5 235)

(5 365)

(5 492)

Totaal netto uitgaven kader RBG-eng

125 053

124 880

126 527

129 705

130 356

X Noot
1

In deze tabel zijn de netto uitgaven Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale netto uitgaven voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 8: Opbouw kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (in miljoenen euro)
   

2011

2012

2013

2014

2015

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

12 610

12 365

12 206

11 879

11 724

40

Sociale Verzekeringen

49 421

50 685

52 658

55 072

56 941

AP

Aanvullende posten

167

431

798

1 171

1 546

Totaal netto uitgaven kader SZA

62 198

63 481

65 662

68 123

70 212

Tabel 9: Opbouw Budgettair Kader Zorg (in miljoenen euro)
   

2011

2012

2013

2014

2015

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

1 386

1 448

1 473

1 506

1 521

41

Premiegefinancierde uitgaven Zorg

56 731

59 379

63 236

67 142

70 307

50

Gemeentefonds (WMO)

1 383

1 383

1 383

1 429

1 383

AP

Aanvullende posten

166

857

901

941

980

Totaal netto uitgaven BKZ

59 666

63 067

66 993

71 018

74 190

BIJLAGE 3 BUDGETTAIRE VERWERKING REGEERAKKOORD

1

De Koning

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

39,2

39,1

39,1

39,1

39,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

39,2

39,1

39,1

39,1

39,1

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

2A

Staten-Generaal

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

137,3

138,7

133,7

133,7

133,7

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

0,0

– 3,0

– 5,0

– 6,0

– 17,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

   

– 3,0

– 5,0

– 6,0

– 7,0

A 28 d

Verminderen aantal leden Staten-Generaal

         

– 10

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

137,3

138,7

130,7

128,7

127,7

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

 

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

116,0

108,0

107,5

107,6

107,6

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

0,0

– 3,0

– 4,0

– 6,0

– 7,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

   

– 3,0

– 4,0

– 6,0

– 7,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

116,0

108,0

104,5

103,6

101,6

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

3,7

3,7

3,8

3,8

3,8

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

3,7

3,7

3,8

3,8

3,8

 

3

Algemene Zaken

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

68,6

61,8

61,4

61,1

61,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

0,0

0,0

– 1,0

– 1,0

– 2,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

   

0,0

– 1,0

– 1,0

– 2,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

68,6

61,8

61,4

60,1

60,1

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

6,2

6,1

6,1

6,1

6,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

6,2

6,1

6,1

6,1

6,1

 

4

Koninkrijksrelaties

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

134,1

125,2

88,7

88,7

88,7

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

0,0

0,0

– 1,0

– 1,0

– 1,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

0,0

– 1,0

– 1,0

– 1,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

134,1

125,2

88,7

87,7

87,7

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

8,5

8,4

8,3

8,2

8,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

8,5

8,4

8,3

8,2

8,1

 

5

Buitenlandse Zaken

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

6 830,9

7 271,6

7 366,9

8 727,6

8 901,6

 
               
 

Mutaties MLT

0,0

68,5

138,9

177,7

218,2

218,2

 

Aanpassing raming

 

68,5

138,9

177,7

218,2

218,2

               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

0,0

0,0

– 1 000,0

– 1 000,0

– 1 000,0

D 4

EU-afdracht

     

– 1 000,0

– 1 000,0

– 1 000,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

6 830,9

7 340,0

7 505,8

7 905,3

8 119,8

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

609,7

620,3

631,2

642,3

653,7

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

609,7

620,3

631,2

642,3

653,7

 

6

Justitie

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

5 956,0

5 930,5

5 914,8

5 886,6

5 889,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

– 22,0

– 124,0

– 261,0

– 347,0

– 394,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 62,0

– 119,0

– 175,0

– 206,0

A 4

Rechtsbijstand

     

– 50,0

– 50,0

– 50,0

A 5

Toespitsen hoger beroep, cassatie

   

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

A 6

Minder groepstaakstraffen

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

A 10

Verkorten RAIO-opleiding

         

– 10,0

A 12

Pluk ze (investeringen)

10,0

15,0

20,0

20,0

20,0

20,0

A 12

Griffierechten

   

– 15,0

– 15,0

– 15,0

– 15,0

A 13

Toezicht beroepsgroepen

     

– 10,0

– 10,0

– 10,0

A 15

Montfrans

 

– 7,0

– 7,0

– 7,0

– 7,0

– 7,0

A 30

Overhevelen zorg voor jeugd naar gemeenten

         

– 6,0

C 2

Leges regulier verhogen

   

– 10,0

– 10,0

– 30,0

– 30,0

C 3

Beperken instroom en verkorten doorlooptijden (max.)

 

– 20,0

– 30,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

C 4

Rationalisatie COA

       

– 10,0

– 10,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

5 956,0

5 908,5

5 790,8

5 625,6

5 542,0

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

1 137,3

1 254,5

1 292,6

1 275,6

1 219,5

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

15,0

245,0

258,0

278,0

280,0

A 7

Griffierechten

   

225,0

225,0

225,0

225,0

A 9

ANPR

     

3,0

3,0

5,0

A 12

Plukze

 

5,0

10,0

20,0

40,0

40,0

J 1

Opbrengst licenties

 

10,0

10,0

10,0

10,0

10,0

               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

1 137,3

1 269,5

1 537,6

1 533,6

1 497,5

 

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijsrelaties

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

6 125,2

6 252,0

5 867,6

5 750,2

5 750,6

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

– 81,0

– 146,0

– 224,0

– 349,0

– 567,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 25,0

– 66,0

– 91,0

– 107,0

A 2

Nationale politie

   

– 30,0

– 50,0

– 80,0

– 230,0

A 3

Kosten evenementen

 

– 30,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

A 8

Politieonderwijs

       

– 60,0

– 60,0

A 9

ANPR (uitgavenkant)

     

– 7,00

– 7,00

– 9,0

A 11

Meldkamers

       

– 10,0

– 50,0

A 14

Politietoezichthouder

 

– 10,0

– 20,0

– 30,0

– 30,0

– 40,0

A 15

Montfrans

 

– 41,0

– 41,0

– 41,0

– 41,0

– 41,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

6 125,2

6 171,0

5 721,6

5 526,2

5 401,6

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
   

612,6

44,1

77,8

416,7

772,1

 
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

           
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

– 0,3

– 0,2

0,0

0,0

0,0

0,0

 

FES: Opheffen bijdrageconstructie

– 0,3

– 0,2

       
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

612,3

44,0

77,8

416,7

772,1

 

8

Onderwijs, Cultuur, Wetenschap

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

36 707,6

36 760,6

36 822,6

36 964,0

37 114,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 30,0

– 845,0

– 1 452,0

– 1 747,0

– 2 165,0

– 2 302,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 27,0

– 72,0

– 100,0

– 117,0

A 28 a

Taakverbreding provincies

 

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

A 31

Takenpakket publieke omroep

   

– 50,0

– 100,0

– 200,0

– 200,0

B 5

Cultuursubsidies

– 30,0

– 50,0

– 100,0

– 150,0

– 200,0

– 200,0

B 6

Taakstelling

 

– 140,0

– 140,0

– 140,0

– 130,0

– 130,0

F 5

Aanpassingen kinderopvangtoeslag

 

– 110,0

– 150,0

– 180,0

– 200,0

– 200,0

G 1

Efficiencykorting raden en instituten

 

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

G 2

PO Gewichtenregeling

 

– 10,0

– 30,0

– 40,0

– 50,0

– 50,0

G 3

PO Budgettering Passend onderwijs

 

– 50,0

– 300,0

– 300,0

– 300,0

– 300,0

G 4

VO verminderen aantal profielen HAVO/VWO

     

– 20,0

– 50,0

– 50,0

G 5

VO vereenvoudigen bekostigingsmodel, tegengaan vertraging en versnellen excellente leerlingen

   

– 50,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

G 6

MBO Vereenvoudiging kwalificatiestructuur, tegengaan vertraging, verkorten en intensiveren (doorlopende) leerlijnen, kenniscentra breder organiseren

   

– 30,0

– 50,0

– 140,0

– 160,0

G 7

MBO invoeren leeftijdsgrens 30 jr voor bekostiging

   

– 80,0

– 110,0

– 170,0

– 170,0

G 8

VO efficiencykorting lesmateriaal

   

0,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

G 9

HO geen OV-jaarkaart langstudeerders

   

– 10,0

– 10,0

– 30,0

– 30,0

G 10

HO aflossingstermijn van 15 naar 20 jaar

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

– 10,0

G 11

HO Invoeren sociaal leenstelsel masterfase

       

– 20,0

– 110,0

G 12

HO langstudeerders

           
 

a) verhoging collegegeld met € 3 000

 

– 180,0

– 170,0

– 150,0

– 140,0

– 140,0

 

b) efficiencykorting instellingen met € 3 000 per student

 

– 190,0

– 170,0

– 160,0

– 140,0

– 140,0

 

c) gedragseffect (in vier jaar oplopend tot 25%)

   

– 30,0

– 60,0

– 90,0

– 90,0

G 13

Efficiency onderzoek en innovatie

 

– 90,0

– 90,0

– 90,0

– 90,0

– 90,0

               
 

Overig

50,6

8,3

0,3

– 0,1

– 22,5

 
 

FES: Aanpassen kasritme

47,0

– 9,2

– 9,2

2,9

3,2

 
 

FES: Uitgekeerd uit het FES (reservering)

3,6

2,5

2,5

2,8

0,0

 
 

FES: Opheffen bijdrageconstructie

     

– 5,8

– 5,8

 

G 9

HO geen OV-jaarkaart langstudeerders (niet-relevant voor het uitgavenkader)

   

– 3,0

– 10,0

– 30,0

– 30,0

G11

HO invoeren sociaal leenstelsel masterfase (niet-relevant voor het uitgavenkader)

 

– 15,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

G12a

HO langstudeerders, verhoging collegegeld met € 3 000 (niet-relevant voor het uitgavenkader)

 

30,0

60,0

60,0

60,0

60,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

36 728,2

35 923,8

35 370,9

35 216,9

34 926,5

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

2 135,8

2 208,2

2 236,9

2 317,1

2 369,8

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

– 138,8

– 121,0

– 86,5

– 63,8

– 2,5

 
 

FES: Opheffen bijdrageconstructie

– 138,8

– 121,0

– 86,5

– 59,7

– 0,4

 
 

FES: Aanpassen kasritme terugontvangsten

     

– 4,1

– 2,1

 
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

1 997,0

2 087,2

2 150,4

2 253,3

2 367,4

 

9A

Nationale Schuld

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

15 570,0

18 068,4

22 668,8

24 922,0

26 425,2

 
               
 

Mutaties MLT

183,2

5,5

– 1599,7

– 326,2

895,7

 
 

Gevolgen nav RA

183,2

5,5

– 1599,7

– 326,2

896

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

– 1 939,6

– 2 140,8

– 2 368,0

– 2 623,9

– 2 895,5

 
 

Opheffen AOW spaarfonds (rentebijdrage)

– 1 939,6

– 2 140,8

– 2 368,0

– 2 623,9

– 2 895,5

– 2 895,5

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

13 813,5

15 933,1

18 701,1

21 971,9

24 425,4

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

1 604,4

1 634,4

2 010,4

3 933,2

3 058,5

 
               
 

Mutaties MLT

 

11,4

– 28,4

– 26,7

34,4

 
 

Gevolgen nav RA

 

11,4

– 28,4

– 26,7

34,4

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

1 604,4

1 645,8

1 982,0

3 906,4

3 092,9

 

9B

Financiën

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

9 179,9

7 221,1

6 099,5

5 536,1

5 364,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

0,0

– 115,0

– 230,0

– 331,0

– 437,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 46,0

– 93,0

– 139,0

– 163,0

J 2

Differentiëren heffings- en invorderingsrente met 1,5%

   

– 69,0

– 137,0

– 192,0

– 274,0

               
 

Overig

– 35,0

– 35,0

– 35,0

– 35,0

– 35,0

– 35,0

 

Aanpassing HIR raming

– 35,0

– 35,0

– 35,0

– 35,0

– 35,0

– 35,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

9 144,9

7 186,1

5 949,5

5 271,1

4 998,1

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

6 270,8

6 280,7

6 356,8

6 935,7

6 718,8

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

– 133,0

– 118,0

– 118,0

– 118,0

– 118,0

– 118,0

 

Aanpassing boete raming

– 70,0

– 70,0

– 70,0

– 70,0

– 70,0

– 70,0

 

Ramen premie ontvangsten

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

 

Aanpassing raming domeinen

0,0

15,0

15,0

15,0

15,0

15,0

 

Aanpassing raming dividenden en afdrachten staatsdeelnemingen

– 65,0

– 65,0

– 65,0

– 65,0

– 65,0

– 65,0

               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

6 137,8

6 162,7

6 238,8

6 817,7

6 600,8

 

10

Defensie

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

8 167,2

8 003,9

7 996,8

8 034,4

8 016,4

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 200,0

– 400,0

– 529,0

– 577,0

– 616,0

– 635,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 29,0

– 77,0

– 106,0

– 125,0

A 8

Politieonderwijs

       

– 10,0

– 10,0

A 16

Doelmatige inzetbaarheid Defensie en minder JSF’s

– 200,0

– 400,0

– 500,0

– 500,0

– 500,0

– 500,0

               
 

Overig

2,7

3,7

4,1

4,5

2,2

 
 

FES: Uitgekeerd uit het FES (reservering)

2,7

3,7

4,1

4,5

2,2

 
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

7 969,9

7 607,6

7 471,9

7 461,9

7 402,6

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

455,9

334,6

316,2

274,4

244,8

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

455,9

334,6

316,2

274,4

244,8

 

11

VROM

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

969,7

816,6

722,7

707,9

891,6

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 22,0

– 38,0

– 181,0

– 239,0

– 269,0

– 272,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 20,0

– 52,0

– 72,0

– 85,0

A 18

Schrappen bijdrage Afvalfonds

   

– 120,0

– 120,0

– 120,0

– 120,0

A 18

Bodembescherming: minder beschikkingsmomenten

 

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

A 18

Bodemsanering NS

       

– 10,0

– 10,0

A 18

Kosten MER commissie doorbereken

     

– 6,0

– 6,0

– 6,0

A 18

Sluitreeks

         

10,0

B 4

SMOM-subsidie beëindigen

– 8,00

– 8,00

– 8,00

– 8,00

– 8,00

– 8,00

B 4

Instrumenten gebiedsontwikkeling

– 2,00

– 2,00

– 2,00

– 2,00

– 2,00

– 2,00

B 4

Bufferzones decentraliseren of stopzetten

0,00

0,00

0,00

– 7,00

– 7,00

– 7,00

B 4

Waddenfonds decentraliseren met efficiencykorting

0,00

– 5,00

– 5,00

– 5,00

– 5,00

– 5,00

B 4

Verdroging-budget duurz. ondernemen, duurz. bodemgebruik en milieukwaliteit

0,00

0,00

0,00

– 16,00

– 16,00

– 16,00

B 4

Onderzoek en materieel

– 6,00

– 9,00

– 10,00

– 10,00

– 10,00

– 10,00

B 4

Taakstelling diverse kleine subsidies

– 4,00

– 4,00

– 4,00

– 1,00

– 1,00

– 1,00

B 4

Subsidies roetfilters geen vervolg geven

– 2,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

B 4

ProMT subsidies

0,00

0,00

– 2,00

– 2,00

– 2,00

– 2,00

               
 

Overig

72,9

99,2

280,6

88,0

51,5

 
 

FES: Aanpassen kasritme

4,6

95,8

280,1

88,0

51,5

 
 

FES: Uitgekeerd uit het FES (reservering)

68,3

3,3

0,5

     
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

1 020,6

877,8

822,3

556,9

674,1

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

176,8

95,6

47,1

38,6

38,6

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

– 141,8

– 60,6

685,5

694,0

694,0

 
 

ETS (niet relevant voor uitgavenkader; wel relevant voor inkomstenkader)

   

700,0

700,0

700,0

700,0

 

FES: Opheffen bijdrageconstructie

– 141,8

– 60,6

– 14,5

– 6,0

– 6,0

 
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

35,1

35,0

732,6

732,6

732,6

 

12

Verkeer & Waterstaat

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

9 070,2

9 300,9

8 638,3

8 732,0

8 911,7

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 60,0

– 170,0

– 343,0

– 642,0

– 1 366,0

– 1 141,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 53,0

– 142,0

– 196,0

– 231,0

A 19

Breder toepassen PPS bij aanleg infrastructuur

   

– 10,0

– 30,0

– 50,0

– 50,0

A 20

Verhogen opbrengst spoorsector en meer doelmatigheid

       

– 160,0

– 160,0

A 21

Aanbesteden OV grote steden

   

– 60,0

– 60,0

– 120,0

– 120,0

A 22

Niet invoeren kilometerheffing

 

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 300,0

0,0

A 23

Hogere gebruiksvergoeding spoor

       

– 50,0

– 50,0

A 24

Temporisering en versobering kaderrichtlijn water

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 40,0

– 50,0

– 50,0

A 25

Ruimtelijke inpassing bovenwettelijk

 

– 20,0

– 30,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

A 26

Vereenvoudiging omgevingsrecht

     

– 50,0

– 50,0

– 50,0

A 28 b

Maatregelen waterschappen

     

– 50,0

– 100,0

– 100,0

B 9

Taakstelling

– 10,0

– 30,0

– 40,0

– 60,0

– 80,0

– 80,0

B 10

Korting BDU/exploitatiebijdrage regionaal OV

– 30,0

– 60,0

– 90,0

– 120,0

– 160,0

– 200,0

               
 

Overig

1 664,4

1 037,6

1 245,6

1 644,8

571,1

 
 

FES: Aanpassen kasritme

0,8

0,0

2,0

8,2

0,0

 
 

FES: Aanpassing voeding IF ivm uitkering FES (reservering)

81,4

54,5

32,9

6,0

5,5

 
 

FES: Aanpassing voeding Infrastructuurfonds

1 559,3

983,1

1 210,7

1 630,6

565,6

 
 

GIS

22,9

         
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

10 674,6

10 168,5

9 540,9

9 734,8

8 116,8

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

99,8

94,6

88,3

86,3

93,3

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

– 41,4

– 36,5

– 28,0

– 26,0

– 26,0

 
 

FES: Opheffen bijdrageconstructie

– 41,4

– 36,5

– 28,0

– 26,0

– 26,0

 
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

58,3

58,1

60,4

60,4

67,4

 

13

Economische Zaken

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

2 882,9

2 801,2

2 660,1

2 683,9

2 707,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 46,8

– 131,0

– 345,9

– 520,7

– 685,7

– 1 818,7

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 34,0

– 94,0

– 128,0

– 151,0

B 1

SDE

   

– 50,0

– 90,0

– 90,0

– 1 200,0

B 2

Themagerichte innovatiesubsidies

– 30,0

– 80,0

– 160,0

– 220,0

– 300,0

– 300,0

B 3

Ondernemingsklimaatsubsidies

– 16,8

– 51,0

– 101,9

– 116,7

– 167,7

– 167,7

               
 

Overig

147,3

136,0

133,3

127,3

99,8

 
 

FES: Aanpassen kasritme

46,8

18,2

17,9

9,9

53,8

 
 

FES: Uitgekeerd uit het FES (reservering)

100,5

117,8

115,4

117,4

46,0

 
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

2 983,4

2 806,2

2 447,5

2 290,5

2 121,2

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

8 036,5

8 188,5

7 922,2

7 291,8

7 974,9

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

   

100,0

200,0

300,0

1 400,0

13

SDE plusheffing (niet-relevant voor uitgavenkader; wel voor inkomstenkader)

   

100,0

200,0

300,0

1 400,0

               
 

Overig

2 235,3

1 776,0

1 957,4

2 365,0

1 436,0

 
 

FES: Opheffen bijdrageconstructie

– 487,4

– 398,2

– 352,8

– 113,5

– 9,1

 
 

FES: Aanpassing ontvangsten aardgasbaten

2 722,6

2 174,2

2 310,2

2 478,5

1 445,1

 
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

10 271,7

9 964,5

9 979,6

9 856,8

9 710,8

1 400,0

14

LNV

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

2 598,0

2 340,4

2 302,3

2 172,4

2 115,8

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 65,0

– 245,0

– 331,0

– 401,0

– 449,0

– 469,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 31,0

– 83,0

– 115,0

– 135,0

A 18

Bundeling verantwoordelijkheden waterschappen

   

– 10,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

A 18

Efficiency winst uitvoering natuurbeheer

 

– 10,0

– 20,0

– 30,0

– 40,0

– 40,0

A 18

Geen inzet SBB buiten EHS (inclusief verkoop gronden)

     

– 10,0

– 10,0

– 10,0

A 18

Versoberingsmaatregelen

   

– 10,0

– 20,0

– 30,0

– 30,0

A 18

Afschaffen RodS

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

A 18

Ontstapeling gebiedscategorieën

– 10,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 30,0

– 30,0

A 18

Gebiedsconcessies natuurgebieden

 

– 10,0

– 20,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

A 18

Bovenplanse verevening voor natuurinvesteringen

     

– 10,0

– 10,0

– 10,0

A 18

Kosten MER commissie doorbereken

     

– 3,0

– 3,0

– 3,0

A 18

Robuuste verbindingen schrappen

– 10,0

– 30,0

– 40,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

A 18

Sluitreeks

       

9,0

9,0

A 28 a

Taakverbreding provincies

 

– 125,0

– 125,0

– 95,0

– 85,0

– 85,0

B 8

Taakstelling subsidies/verkoop gronden ZBO's LNV

– 5,0

– 10,0

– 15,0

– 20,0

– 25,0

– 25,0

               
 

Overig

17,9

51,0

55,0

10,9

2,8

 
 

FES: Aanpassen kasritme

4,6

2,2

7,0

4,4

2,8

 
 

FES: Uitgekeerd uit het FES (reservering)

13,3

48,8

48,0

6,5

   
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

2 550,9

2 146,4

2 026,3

1 782,3

1 669,6

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

546,6

527,0

494,6

425,6

383,2

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

15,0

20,0

35,0

40,0

45,0

30,0

A 18

Geen inzet SBB buiten EHS (inclusief verkoop gronden)

   

10,0

10,0

20,0

30,0

B 8

Taakstelling subsidies/verkoop gronden ZBO's LNV

15,0

20,0

25,0

30,0

25,0

0,0

               
 

Overig

– 100,3

– 93,2

– 64,3

– 46,5

– 4,1

 
 

FES: Opheffen bijdrageconstructie

– 100,3

– 93,2

– 64,3

– 46,5

– 4,1

 
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

461,3

453,8

465,4

419,1

424,1

 

15

SZW

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

25 880,0

26 943,3

27 903,8

28 609,7

29 131,2

 
               
 

Mutaties MLT

0,6

57,7

151,7

284,6

390,3

 
 

WWB

0,2

43,6

117,8

222,0

307,8

 
 

IOAW

0,3

8,5

20,5

37,2

48,7

 
 

WIJ

0,0

1,1

3,2

6,1

8,6

 
 

TW uitkeringslasten

0,0

4,6

10,3

19,4

25,2

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

32,6

– 402,8

– 757,9

– 1 292,9

– 1 699,0

– 3 542,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 80,0

– 209,0

– 288,0

– 339,0

B 11

Taakstelling subsidies

0,0

0,0

– 10,0

– 10,0

– 20,0

– 20,0

F 1

AHK in referentieminimumloon afbouwen in 20 jaar

0,0

– 54,0

– 99,0

– 145,0

– 192,0

– 914,0

F 3 a

Beperken Wajong tot volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

0,0

– 20,0

– 40,0

– 70,0

– 90,0

– 900,0

 

wv. Directe effecten Wajong uitkeringslasten

0,0

– 55,0

– 145,0

– 245,0

– 335,0

– 3 087,0

 

wv. Weglekeffecten WWB

0,0

35,0

105,0

175,0

245,0

2 187,0

F 3 b

Verlagen uitkering gedeeltelijk arbeidsongeschikten

30,0

30,0

30,0

– 50,0

– 100,0

0,0

F 3 c

Beperken nieuwe instroom WSW tot beschutte arbeid + loondispensatie voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten (netto besparing)

0,0

0,0

0,0

– 30,0

– 100,0

– 650,0

F 3 d

Maatregelen WWB

0,0

– 50,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

F 3 e

Gerichte re-integratie en begeleiding ontschotte WWB, Wajong en WSW (netto)

0,0

– 200,0

– 290,0

– 420,0

– 490,0

– 300,0

 

wv. Samenvoegen budgetten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

wv. Directe effecten Participatiebudget

0,0

– 400,0

– 490,0

– 620,0

– 690,0

– 500,0

 

wv. Weglekeffecten WWB

0,0

200,0

200,0

200,0

200,0

200,0

F 3 g

Gerichte bemiddeling

0,0

– 30,0

– 50,0

– 80,0

– 100,0

– 100,0

F 6

Afschaffen WWIK

0,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

F 7

Woonlandbeginsel WIA, ANW, AKW/WKB

2,6

1,2

1,1

1,1

1,0

1,0

F 12

Aanpak fraude

0,0

– 50,0

– 90,0

– 140,0

– 180,0

– 180,0

F 14

Verlengen termijn zelfstandig verblijfsrecht huwelijksmigranten

0,0

0,0

0,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

F 15

Geen AOW tegemoetkoming bij onvolledige opbouw

0,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

               
 

Overig

– 3 426,0

– 3 539,5

– 3 652,9

– 3 766,4

– 3 879,8

– 3 879,8

 

Opheffen AOW-Spaarfonds (niet-relevant)

– 3 426,0

– 3 539,5

– 3 652,9

– 3 766,4

– 3 879,8

– 3 879,8

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

22 487,2

23 058,7

23 644,7

23 835,0

23 942,7

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

1 049,5

847,1

769,5

705,8

705,8

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

1 049,5

847,1

769,5

705,8

705,8

0,0

16

VWS

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

16 293,8

16 594,9

16 798,9

17 603,7

18 569,6

 
               
 

Mutaties MLT

– 121,4

– 521,3

– 181,7

– 204,6

– 734,6

 
 

Macrobijstelling zorgtoeslag

– 76,1

– 322,8

– 37,0

– 53,7

– 501,6

 
 

Macromutatie rijksbijdrage 18-

 

– 25,4

33,1

32,9

– 34,5

 
 

Macromutatie BIKK AWBZ

– 45,3

– 173,1

– 177,8

– 183,8

– 198,5

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 10,0

– 640,0

– 1 547,0

– 1 986,0

– 2 395,0

– 3 200,0

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 7,0

– 16,0

– 25,0

– 30,0

B 7

Taakstelling subsidies

– 10,0

– 40,0

– 70,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

F 2

Bevriezen doelgroep zorgtoeslag

0,0

– 600,0

– 1 300,0

– 1 700,0

– 2 100,0

– 2 900,0

F 16

Vermogenstoets zorgtoeslag

0,0

0,0

– 170,0

– 170,0

– 170,0

– 170,0

               
 

Overig

7,4

4,4

– 0,1

0,0

– 1,7

 
 

FES: Aanpassen kasritme

4,9

0,3

– 0,1

 

– 1,7

 
 

FES: Uitgekeerd uit het FES (reservering)

2,5

4,1

       
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

16 169,8

15 438,0

15 070,1

15 413,1

15 438,3

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

151,1

103,9

88,4

69,4

45,2

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

– 52,2

– 60,6

– 40,7

– 28,7

– 4,5

 
 

FES: Opheffen bijdrageconstructie

– 52,2

– 60,6

– 40,7

– 28,7

– 4,5

 
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

98,9

43,3

47,8

40,7

40,7

 

17

Jeugd & Gezin

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

6 780,2

6 756,3

6 748,1

6 714,3

6 711,3

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

– 210,0

– 240,0

– 260,0

– 343,0

– 440,0

A 30

Overhevelen zorg voor jeugd naar gemeenten

       

– 91,0

– 188,00

F 4

Maatregelen kindgebonden budget

0,0

– 200,0

– 210,0

– 220,0

– 230,0

– 230,0

F 7

Woonlandbeginsel WIA, ANW, AKW/WKB

 

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

F 13

Niet exporteren kinderbijslag buiten EU

0,0

0,0

0,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

F 17

Vermogenstoets kindgebonden budget

0,0

0,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

H 7

Eigen bijdrage jeugdzorg breed (doorwerking AKW/WKB)

       

18,0

18,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

6 780,2

6 546,3

6 508,1

6 454,3

6 368,3

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

169,8

185,2

190,2

194,2

194,2

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

       

63,0

63,0

H 7

Eigen bijdrage jeugdzorg breed

       

63,0

63,0

               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

169,8

185,2

190,2

194,2

257,2

 

18

WWI

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

3 147,9

3 038,4

2 934,0

2 850,8

3 097,8

 
               
 

Mutaties MLT

0,0

26,0

46,0

74,0

94,0

 
 

Huurtoeslag

 

26,0

46,0

74,0

94,0

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

– 42,0

– 42,0

– 42,0

– 282,0

– 291,0

A 15

Montfrans

 

– 32,0

– 32,0

– 32,0

– 32,0

– 32,0

A 17

Stopzetten BLS

       

– 93,0

– 93,0

A 17

Stopzetten ISV

       

– 137,0

– 137,0

C 1

Einde aan specifiek integratiebeleid

 

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 20,0

– 29,0

C 6

Gevolgen onttrekken aan verplichte inburgering

pm

pm

pm

pm

pm

pm

               
 

Overig

5,9

12,0

3,0

1,0

0,0

 
 

FES:

5,9

12,0

3,0

1,0

   
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

3 153,7

3 034,4

2 941,0

2 883,8

2 909,8

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

448,7

454,9

444,3

429,6

430,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

     

760,0

760,0

760,0

14

Doorstroming huurmarkt (niet-relevant voor uitgavenkader; wel voor inkomstenkader)

     

760,0

760,0

760,0

               
 

Overig

– 11,7

– 2,4

– 1,0

0

0

0

 

FES: Opheffen bijdrageconstructie

– 11,7

– 2,4

– 1,0

     
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

437,0

452,5

443,3

1 189,6

1 190,1

 

40

Sociale Verzekeringen

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

49 469,3

50 805,6

52 303,2

54 259,0

56 091,1

 
               
 

Mutaties MLT

154,8

234,9

803,1

1 366,3

1 488,2

 
 

WW uitkeringslasten

47,3

131,1

419,0

910,4

1 150,6

 
 

WW uitvoeringskosten

0,0

23,3

54,9

99,9

131,1

 
 

Overig (met name nominale ontwikkeling)

107,4

80,5

329,3

356,0

206,5

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

7,4

– 117,2

– 152,1

– 166,1

– 169,0

– 2 247,0

F 1

AHK in referentieminimumloon afbouwen in 20 jaar

0,0

– 6,0

– 11,0

– 15,0

– 18,0

– 86,0

F 3 f

Gerichte re-integratie WW (bruto korting 0,1)

0,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

 

wv. Directe effecten re-integratie WW

0,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

 

wv. Weglekeffecten WW

0,0

50,0

50,0

50,0

50,0

50,0

F 7

Woonlandbeginsel WIA, ANW, AKW/WKB

7,4

– 1,2

– 1,1

– 11,1

– 11,0

– 21,0

F 9

Uitzendbureaus bij ziekte verantwoordelijk voor werknemers

0,0

10,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

F 11

AOW vanaf pensioneringsdatum

0,0

– 70,0

– 70,0

– 70,0

– 70,0

– 70,0

F 18

Verhogen AOW-leeftijd

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

– 2 000,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

49 631,5

50 923,3

52 954,2

55 459,2

57 410,2

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

217,5

223,4

230,5

239,1

247,7

 
               
 

Mutaties MLT

– 6,5

15,1

65,5

147,7

221,1

 
 

UFO ontvangsten

– 7,1

13,1

57,0

128,0

188,1

 
 

Nominale ontwikkeling

0,6

2,1

8,5

19,7

33,0

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

211,0

238,5

296,0

386,8

468,8

 

41

BKZ

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

59 774,2

63 025,6

66 988,0

71 385,8

76 475,9

 
               
 

Mutaties MLT

120,9

79,3

328,1

223,1

– 82,8

 
 

Nominale bijstelling BKZ

120,9

79,3

328,1

223,1

– 82,8

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 20,0

– 262,0

– 392,0

– 622,0

– 2 336,0

– 3 061,0

A 30

Overhevelen zorg voor jeugd naar gemeenten

       

– 54,0

– 149,0

H 1

Scheiden wonen en zorg

0,0

0,0

0,0

0,0

– 100,0

– 300,0

H 3

Revalidatiezorg naar de Zvw

0,0

0,0

0,0

0,0

– 50,0

– 50,0

H 4

Functies dagbesteding en begeleiding naar de WMO

0,0

0,0

– 20,0

– 140,0

– 140,0

– 140,0

H 8

Beperken doelgroep AWBZ

0,0

– 20,0

– 60,0

– 120,0

– 210,0

– 250,0

I 1

Marktwerking (uitbreiden B-segment, invoering DOT, afschaffen FB vanwege gelijktrekken bekostigingssystematiek, in verantwoord tempo afschaffen van de ex-post verevening)

0,0

0,0

0,0

– 40,0

– 90,0

– 330,0

I 2

Stringenter pakketbeheer

0,0

– 30,0

– 40,0

– 50,0

– 70,0

– 70,0

I 3

Verbeteren governance en beperken gouden handdrukken

0,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 110,0

I 4

Maatregelen GGZ

           
 

Driedrempelvariant eigen bijdrage GGZ

0,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

 

Zelf betalen no-show GGZ

0,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

 

Stimuleren zelfmanagement cliënt (E-health) en versterking eerstelijns GGZ

0,0

0,0

0,0

0,0

– 50,0

– 50,0

 

Versterken kwaliteit GGZ

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
 

Verlagen aantal zittingen eerstelijns psycholoog

0,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

 

Doelmatigheidsmaatregelen GGZ (scenario B IBO GGZ)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

– 50,0

I 5

IVF slechts 1 behandeling vergoed

0,0

0,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

I 6

Fysiotherapie pas vergoed bij meer dan 15 behandelingen

0,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

I 7

Naar aanvullende verzekeringen overhevelen van aandoeningen met lage ziektelast (bruto)

0,0

0,0

0,0

0,0

– 1 300,0

– 1 300,0

I 10

Werelddekking zorg buiten EU uit het basispakket

0,0

– 30,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

I 11

Toetsing rechtmatigheid van vergoeding conform ZVW

– 20,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

A 1

ZZP's inclusief opleidingen (geneesmiddelen)

0,0

– 32,0

– 32,0

– 32,0

– 32,0

– 32,0

               
 

Overig

0,0

         
 

Uitstellen tot 2012 maatregel dure geneesmiddelen

50,0

         
 

Geneesmiddelenkader

– 50,0

         
 

Niet in 2011 invoeren EB GGZ

110,0

         
 

GGZ sector verschuiving

– 35,0

         
 

Maatregel TNG-apharemmers

– 25,0

         
 

Korting geneesmiddelenkader

– 32,0

         
 

Geneesmiddelenkader

– 18,0

         
 

Uitstellen maatregel miniminale eigen bijdrage AWBZ

60,0

         
 

Geneesmiddelenkader

– 60,0

         
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

59 875,1

62 842,9

66 924,1

70 986,9

74 057,1

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

3 143,8

3 464,2

3 607,8

3 765,0

3 935,6

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

0,0

80,0

80,0

– 185,0

– 185,0

H 6

Vermogeninkomensbijtelling AWBZ

0,0

0,0

80,0

80,0

80,0

80,0

H 7

Eigen bijdrage jeugdzorg breed

       

35,0

35,0

I 7

Naar aanvullende verzekeringen overhevelen van aandoeningen met lage ziektelast (doorwerking op (compensatie) eigen risico)

       

– 300,0

– 300,0

               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

3 143,8

3 464,2

3 687,8

3 845,0

3 750,6

 

50

Gemeentefonds

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

18 110,9

17 820,0

17 862,0

17 797,9

17 640,6

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

– 110,0

– 140,0

– 160,0

– 270,0

– 270,0

A 28 c

Verminderen politieke ambtsdragers

       

– 110,0

– 110,0

A 29

Opzetten van regionale omgevingsdiensten

 

– 50,0

– 80,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

F 8

Normeren lokaal inkomensbeleid

 

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

F 10

Selectieve en gerichte schuldhulpverlening

 

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

18 110,9

17 710,0

17 722,0

17 637,9

17 370,6

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

51

Provinciefonds

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

1 142,5

1 086,0

1 090,0

1 071,8

926,8

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

0,0

0,0

0,0

– 10,0

– 100,0

A 28 c

Verminderen politieke ambtsdragers

       

– 10,0

– 10,0

A 30

Overhevelen zorg voor jeugd naar gemeenten

         

– 9,0

A 30

Overhevelen zorg voor jeugd naar gemeenten

         

– 81,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

1 142,5

1 086,0

1 090,0

1 071,8

916,8

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

56

FES

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

2 722,6

2 174,2

2 310,2

2 478,5

1 445,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

– 2 722,6

– 2 174,2

– 2 310,2

– 2 478,5

– 1 445,1

 
 

Onbelegde ruimte FES naar EMU-saldo

0,0

– 194,0

– 423,8

– 480,4

– 838,4

 
 

Overheveling naar departementale begrotingen

– 189,4

– 224,8

– 88,0

– 92,8

– 0,2

 
 

Opheffen bijdrageconstructie FES

– 2 533,2

– 1 755,4

– 1 798,4

– 1 905,3

– 606,5

 
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

2 722,6

2 174,2

2 310,2

2 478,5

1 445,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

– 2 722,6

– 2 174,2

– 2 310,2

– 2 478,5

– 1 445,1

 
 

Aanpassing ontvangsten aardgasbaten

– 2 722,6

– 2 174,2

– 2 310,2

– 2 478,5

– 1 445,1

 
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

55

Infrastructuurfonds

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

8 321,9

8 203,5

7 995,5

8 541,6

7 598,5

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 20,0

– 80,0

– 100,0

– 210,0

– 550,0

– 550,0

A 19

Breder toepassen PPS bij aanleg infrastructuur

0,0

0,0

– 10,0

– 30,0

– 50,0

– 50,0

A 22

Niet invoeren kilometerheffing

0,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 300,0

– 300,0

A 23

Hogere gebruiksvergoeding spoor

0,0

0,0

0,0

0,0

– 50,0

– 50,0

A 24

Temporisering en versobering kaderrichtlijn water

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 40,0

– 50,0

– 50,0

A 25

Ruimtelijke inpassing bovenwettelijk

0,0

– 20,0

– 30,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

A 26

Vereenvoudiging omgevingsrecht

0,0

0,0

0,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

               
 

Overig

81,4

54,5

32,9

6,0

5,5

 
 

FES: Uitgekeerd uit het FES (reservering)

7,6

28,3

32,9

6,0

5,5

 
 

FES: aanpassing kasraming

73,8

26,1

       
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

8 383,3

8 178,0

7 928,4

8 337,6

7 054,0

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

8 321,9

8 203,5

7 995,5

8 541,6

7 598,5

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

0,0

0,0

50,0

260,0

260,0

A 20

Verhogen opbrengst spoorsector en meer doelmatigheid

0,0

0,0

0,0

0,0

160,0

160,0

A 28 b

Maatregelen waterschappen

0,0

0,0

0,0

50,0

100,0

100,0

               
 

Overig

61,4

– 25,5

– 67,1

– 254,0

– 804,5

 
 

Aanpassing voeding IF

61,4

– 25,5

– 67,1

– 254,0

– 804,5

 
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

8 383,3

8 178,0

7 928,4

8 337,6

7 054,0

 

57

AOW-spaarfonds

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

5 365,7

5 680,3

6 020,9

6 390,3

6 775,3

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

– 5 365,7

– 5 680,3

– 6 020,9

– 6 390,3

– 6 775,3

 
 

Opheffen AOW-Spaarfonds (niet-relevant)

– 5 365,7

– 5 680,3

– 6 020,9

– 6 390,3

– 6 775,3

 
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

58

Diergezondfonds

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

9,1

9,1

9,1

9,1

9,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

9,1

9,1

9,1

9,1

9,1

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

9,1

9,1

9,1

9,1

9,1

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

9,1

9,1

9,1

9,1

9,1

 

59

BTW-compensatiefonds

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

2 844,2

2 894,7

2 896,4

2 896,4

2 896,4

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Overig

0,0

47,7

0,0

0,0

0,0

 
 

FES

 

47,7

       
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

2 844,2

2 942,4

2 896,4

2 896,4

2 896,4

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

60&61

Accressen GF & PF

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

359,2

924,4

1 603,9

2 411,5

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

– 310,0

– 700,0

– 1 060,0

– 1 340,0

– 1 340,0

A 27

Doorwerking GF/PF via normeringssystematiek

0,0

– 310,0

– 700,0

– 1 060,0

– 1 340,0

– 1 340,0

               
 

Overig

0,0

– 58,0

– 147,1

– 60,9

– 424,3

 
 

Infrafonds, macro's en bruto-effect SZA

0,0

– 102,8

– 205,0

– 132,2

– 517,7

 
 

Correctie financieringsverschuiving SZA

0,0

44,8

57,9

71,2

93,4

 
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

– 8,7

77,3

482,9

647,3

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

63

Waddenfonds

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

80,5

40,5

37,6

39,3

41,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

 

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

 

Decentraliseren met efficiencykorting

 

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

80,5

35,5

32,6

34,3

36,0

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

33,9

33,9

37,6

39,3

41,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

 

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

 

Decentraliseren met efficiencykorting

 

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

33,9

28,9

32,6

34,3

36,0

 

64

BES-fonds

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

21,3

21,3

21,3

21,3

21,3

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

21,3

21,3

21,3

21,3

21,3

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

80

Prijsbijstelling

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

500,6

1 354,5

1 889,5

2 550,0

3 141,6

 
               
 

Mutaties MLT

124,8

231,0

366,2

455,5

519,9

 
 

Aanpassing raming

124,8

231,0

366,2

455,5

519,9

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

625,4

1 585,5

2 255,7

3 005,5

3 661,5

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

81

Arbeidsvoorwaarden

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

1 059,0

2 515,2

3 982,6

5 797,2

7 706,1

 
               
 

Mutaties MLT

19,2

– 54,6

340,7

181,5

– 71,5

 
 

Aanpassing raming

19,2

– 54,6

340,7

181,5

– 71,5

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 790,0

– 810,0

– 830,0

– 860,0

– 870,0

– 870,0

E 1

Loonontwikkeling collectieve sector

– 790,0

– 810,0

– 830,0

– 860,0

– 870,0

– 870,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

288,2

1 650,5

3 493,3

5 118,8

6 764,6

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

83

Koppeling uitkeringen

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

124,3

299,0

512,5

789,5

1 093,2

 
               
 

Mutaties MLT

– 0,5

3,2

46,3

59,8

43,1

 
 

Nominale ontwikkeling

– 0,5

3,2

46,3

59,8

43,1

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

0,0

2,0

– 3,9

– 16,6

– 30,9

 
 

Nominale ontwikkeling

0,0

2,0

– 3,9

– 16,6

– 30,9

 
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

123,8

304,2

554,9

832,7

1 105,4

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

6,9

17,3

31,1

48,7

66,9

 
               
 

Mutaties MLT

0,1

0,4

3,0

2,2

– 1,3

 
 

Nominale ontwikkeling

0,1

0,4

3,0

2,2

– 1,3

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

6,9

17,7

34,1

50,9

65,6

 

84

Indexering WSF

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

6,2

13,8

76,0

146,9

218,7

 
               
 

Mutaties MLT

– 1,4

– 2,5

13,9

26,8

40,4

 
 

Aanpassing raming

– 1,4

– 2,5

13,9

26,8

40,4

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

4,8

11,2

89,9

173,7

259,1

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

86

Aanvullende Post Algemeen

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

– 345,6

84,0

60,4

60,4

60,4

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

591,4

2 048,4

2 696,4

2 981,4

3 632,4

3 518,4

 

Zorg

20,0

952,0

952,0

892,0

967,0

1 033,0

A 1

ZZP's inclusief opleidingen (ZZP tarieven)

 

636,0

636,0

636,0

636,0

636,0

A 1

ZZP's inclusief opleidingen (opleidingen)

 

74,0

74,0

74,0

74,0

74,0

A 1

ZZP's inclusief opleidingen (contracteerruimte)

 

142,0

142,0

142,0

142,0

142,0

A 2

Verstevigen Inspectie

 

10,0

10,0

10,0

10,0

10,0

A 3

Ouderenmishandeling

10,0

10,0

10,0

10,0

10,0

10,0

A 4

Taakstellend nader in te vullen

 

20,0

20,0

20,0

20,0

20,0

A 30

Overhevelen zorg voor jeugd naar gemeenten (uitvoerings- en transitiekosten)

       

65,0

50,0

A 30

Overhevelen zorg voor jeugd naar gemeenten

         

81,0

H 4

Functies dagbesteding en begeleiding naar de WMO

10,0

60,0

60,0

0,0

0,0

 

H 7

Eigen bijdrage jeugdzorg breed (implementatiekosten AWBZ)

       

5,0

5,0

H 7

Eigen bijdrage jeugdzorg breed (implementatiekosten J&G)

       

5,0

5,0

               
 

Veiligheid

490,0

460,0

440,0

460,0

470,0

470,0

B 1

Politie

300,0

320,0

340,0

360,0

370,0

370,0

B 2

Justitie keten (OM en ZM)

100,0

100,0

100,0

100,0

100,0

100,0

A 2

Nationale politie

90,0

40,0

       
               
 

Immigratie en integratie

51,4

66,4

94,4

99,4

55,4

55,4

C 1

Maximaal versnellen asielprocedures (extra capaciteit IND)

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

C 2

Strafbaar stellen illegaliteit/ontwikkelen systeem biometrische gegevens

10,0

16,0

19,0

21,0

4,0

4,0

C 3

Sluitende controle/handhaving op referent naleving Vreemdelingewetgeving (extra capaciteit IND en Vreemdelingenpolitie)

15,0

20,0

30,0

32,0

12,0

12,0

C 4

Verkorten procedures i.g.v. fraude/bedrog/criminaliteit

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

C 5

AMV's versneld terugsturen + uitbreiden opvangcapaciteit land van herkomst

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

C 6

Onmiddellijke heroverweging alle vergunningen categoriaal beleid (extra capaciteit IND)

2,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

C 7

Uitbreiding politieliaisons bij ambassades

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

C 8

Reeds bij eerste aanvraag voor gezinsvorming strikt checken bij indicaties van fraude of misbruik

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

C 9

MVV alleen uit het buitenland + schrappen uitzonderingen: extra inzet IND buitenland

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

C 10

Intensiveren grenscontroles: project PARDEX (mensenhandel, controle documenten etc.)

4,0

10,0

15,0

16,0

9,0

9,0

C 11

Intensieve controle op criminaliteit en inkomensvereiste automatiseren

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

C 12

Standaard/sluitende controle op gebruik Europa-route (extra capaciteit IND)

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

C 13

Intensiveren controle op arbeids- en kennismigranten: extra capaciteit IND

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

C 14

Daadwerkelijk intrekken verblijfsvergunning i.g.v. beroep op bijstand door vreemdeling (uitbreiding handhavingscapaciteit/koppeling systemen UWV en SVB)

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

C 15

Dubbel check door IND op inwilligingen verblijfsaanvragen door aparte unit (incl. einde behandelquota beslismedewerkers)

4,0

4,0

4,0

4,0

4,0

4,0

C 16

Intensiveren controle op arbeids- en kennismigranten (extra capaciteit arbeidsinspectie en DUO)

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

C 17

Sociaal leenstelsel inburgering

0,0

0,0

10,0

10,0

10,0

10,0

               
 

Infrastructuur

0,0

0,0

100,0

200,0

500,0

500,0

D

Extra wegen en spoor

   

100,0

200,0

500,0

500,0

               
 

Kwaliteit onderwijs

0,0

540,0

980,0

1 100,0

1 340,0

1 460,0

E 1

PO uitbreiding doelgroep VVE

 

30,0

50,0

50,0

50,0

50,0

E 2

PO/VO/MBO Versterken centrale een uniforme toetsing, mede tbv meten leerwinst

 

80,0

80,0

80,0

80,0

80,0

E 3

PO/VO/MBO professionalisering onderwijspersoneel

 

100,0

150,0

150,0

150,0

150,0

E 4

PO/VO/MBO prestatiebeloning op basis van objectief gemeten leerwinst

 

10,0

20,0

40,0

200,0

250,0

E 5

PO/VO hoogbegaafden

 

20,0

30,0

30,0

30,0

30,0

E 6

PO/VO taal en rekenen

 

20,0

20,0

0,0

0,0

0,0

E 7

PO meer schakelklassen en summercourses

 

40,0

50,0

50,0

50,0

50,0

E 8

VO/MBO plusvoorzieningen en wijkscholen

 

30,0

30,0

30,0

30,0

30,0

E 9

MBO Kwaliteitsverbetering

 

0,0

150,0

150,0

150,0

150,0

E 10

HO verhogen intensiteit onderwijs

 

50,0

130,0

210,0

230,0

300,0

E 11

Kwaliteitsimpuls/reservering ramingsrisico

 

70,0

180,0

220,0

270,0

270,0

E 12

Innovatie en onderzoek

 

90,0

90,0

90,0

90,0

90,0

A 8

Politieonderwijs

       

10,0

10,0

               
 

Natuur en leefomgeving

30,0

30,0

130,0

230,0

300,0

 

F 1

Programmatische aanpak stikstof

30,0

30,0

30,0

30,0

0,0

 

F 2

Invoering SDE+

0,0

0,0

100,0

200,0

300,0

 
               
 

Overig

1 062,5

– 125,0

– 125,0

– 125,0

– 125,0

0,0

               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

1 308,3

2 007,4

2 631,8

2 916,8

3 567,8

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

91

Nominale bijstelling AKW

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

34,6

109,0

184,1

263,8

 
               
 

Mutaties MLT

0,0

2,2

11,2

20,1

21,1

 
 

Bijstelling AKW

0,0

5,3

16,7

26,8

31,1

 
 

Bijstelling WKB

0,0

0,0

2,4

7,5

10,1

 
 

Bijstelling AKW (doorwerking RA)

0,0

0,0

– 0,1

– 0,7

– 1,0

 
 

Bijstelling WKB** (doorwerking RA)

0,0

– 3,1

– 7,8

– 13,5

– 19,1

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               
 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

36,8

120,2

204,2

284,9

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

2,7

5,8

9,3

12,7

 
               
 

Mutaties MLT

0,0

0,0

0,4

1,2

1,6

 
 

Bijstelling WKB

0,0

0,0

0,4

1,2

1,6

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (excl. HGIS, cat. 2)

0,0

2,7

6,2

10,5

14,3

 

 

HGIS

2011

2012

2013

2014

2015

Struc

 

Uitgaven

           
               
 

Stand MN 2011 (HGIS)

6 029,0

6 200,8

6 141,0

6 358,4

6 566,2

 
               
 

Mutaties MLT

0,2

1,6

3,0

– 19,3

– 12,7

 
 

Ombuiging D1: aansluiting op BNP-cijfers

0,8

1,9

– 2,4

2,6

36,7

 
 

Aanpassing ODA

– 1,7

– 3,8

– 0,7

– 23,2

– 48,2

 
 

Aanpassing non-ODA

1,1

3,6

6,1

1,3

– 1,2

 
               
 

Mutaties Regeerakkoord

– 413,2

– 909,0

– 776,1

– 841,3

– 939,3

– 950,3

A 1

Taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO's

 

0,0

– 18,0

– 48,0

– 67,0

– 78,0

B 3

Ondernemingsklimaatsubsidies

– 3,2

– 9,0

– 18,1

– 23,3

– 32,3

– 32,3

C 3

Beperken instroom en verkorten doorlooptijden (max.)

 

10,0

10,0

20,0

20,0

20,0

D 1

Ontwikkelingssamenwerking gem. op 0,7% BNP-ODA per jaar in kabinetsperiode

– 340,0

– 840,0

– 660,0

– 690,0

– 750,0

– 750,0

D 2

Toerekening conform ODA-criteria

– 60,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

D 3

HGIS/vrijwillige afdrachten internationale organisaties

– 10,0

– 10,0

– 30,0

– 40,0

– 50,0

– 50,0

               
 

Stand Startbrief (HGIS)

5 616,0

5 293,4

5 367,9

5 497,9

5 614,2

 
               
 

Niet-belastingontvangsten

           
               
 

Stand MN 2011 (HGIS)

140,3

132,4

133,4

133,2

122,0

 
               
 

Mutaties MLT

           
               
 

Mutaties Regeerakkoord

           
               

 

Stand Startbrief (HGIS)

140,3

132,4

133,4

133,2

122,0

 

De bezuinigingen op de HGIS, voor wat betreft de invulling van de korting op het ODA-budget, de vrijwillige bijdragen en het postennet raken meerdere begrotingshoofdstukken. Deze taakstellingen worden vooralsnog op de begroting van Buitenlandse Zaken ingeboekt en zullen bij Voorjaarsnota 2011 over de betreffende begrotingshoofdstukken worden verdeeld. De coördinatie hiervan zal door de minister van Buitenlandse Zaken ter hand worden genomen, in overleg met de minister van Financiën. Maatregel B3 is reeds ingeboekt op de begroting van EZ.

BIJLAGE 4: VERLENGING INFRASTRUCTUURFONDS 2028

Het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) wordt reëel constant verlengd van 2020 naar 2028.

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2021–2028

Bijdragen Hfdst XII

6 654

6 654

6 654

6 654

6 654

6 654

6 654

6 654

53 231

Ontvangsten spoor: PHS concessievergoeding

30

30

30

30

30

30

30

30

240

Ontvangsten spoor: HSA

196

236

236

119

0

0

0

0

788

Ontvangsten spoor (RA maatregel A20)

160

160

160

160

160

160

160

160

1 280

Ontvangsten Waterschappen

181

181

181

181

181

181

181

181

1 448

Totaal Infrafonds

7 221

7 261

7 261

7 144

7 025

7 025

7 025

7 025

56 987

BIJLAGE 5: BENCHMARK BELASTINGUITGAVEN

Tabel Belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen 2011–2015, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Verlaging lastendruk op ondernemingen

3 478

3 317

3 375

3 442

3 512

a) algemeen

         

Zelfstandigenaftrek

1 380

1 413

1 444

1 475

1 508

Extra zelfstandigenaftrek starters

96

100

104

108

112

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

2

2

2

2

2

FOR, niet omgezet in lijfrente

224

228

232

237

241

Meewerkaftrek

8

7

7

6

6

Stakingsaftrek

14

14

14

14

14

Doorschuiving stakingswinst

199

207

215

224

232

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in successiewet

189

193

196

200

204

Doorschuiving inkomen uit aanmerkelijk belang

92

93

95

96

98

Landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting

305

298

294

291

294

           

b) investeringen in het algemeen

         

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

336

345

354

363

372

Willekeurige afschrijving starters¹

8

8

8

8

8

Willekeurige afschrijving zeeschepen¹

3

4

4

4

4

Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnagebelasting)

81

82

84

86

87

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

8

8

8

8

8

Willekeurige afschrijving investeringen bedrijfsmiddelen¹

220

– 

– 

– 

– 

           

c) investeringen ten behoeve van het milieu

         

VAMIL¹

34

34

34

40

40

Energie-investeringsaftrek (EIA)

161

161

161

161

161

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

111

111

111

111

111

Bosbouwvrijstelling

1

1

1

1

1

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

8

8

8

8

8

           

Verlaging lastendruk op arbeid

2 448

2 256

2 316

2 299

2 352

a) gericht op werkgevers

         

Afdrachtvermindering onderwijs

367

372

378

384

390

Afdrachtvermindering zeevaart

101

103

104

106

107

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

870

715

715

715

715

           

b) gericht op werknemers

         

Werknemersspaarregelingen (o.a. spaarloon)²

197

191

184

177

171

Feestdagenregeling²

56

58

60

– 

– 

Verlaging fiscale bijtelling (zeer) zuinige auto's

187

211

213

207

201

Ouderschapsverlofkorting

68

69

70

71

72

Arbeidskorting voor ouderen

293

326

363

396

434

Levensloopverlofkorting

13

19

26

30

36

Doorwerkbonus

296

192

203

213

226

           

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

1 451

1 491

1 543

1 598

1 652

Kindertoeslag forfaitair rendement

24

25

26

27

29

Ouderentoeslag forfaitair rendement

102

105

108

111

114

Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitair rendement

6

6

6

7

7

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap forfaitair rendement

5

5

5

6

6

Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement

71

73

74

76

77

Vrijstelling sociaal-ethisch beleggen forfaitair rendement

4

4

5

5

5

Vrijstelling cultureel beleggen forfaitair rendement

2

2

2

3

3

Vrijstelling durfkapitaal forfaitair rendement

7

7

7

7

7

Vrijstelling spaarloon- en premiespaarregeling forfaitair rendement

19

11

12

12

13

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden forfaitair rendement

19

19

20

21

22

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen forfaitair rendement

755

782

810

839

868

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

326

339

352

365

379

Gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur

37

39

41

44

46

Aftrek kosten monumentenwoning

74

74

75

75

76

           

Overige regelingen

736

756

736

757

778

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

195

203

211

220

229

Giftenaftrek

352

360

328

336

344

Faciliteiten successiewet algemeen nut beogende instellingen

189

193

197

201

205

           

Totaal generaal directe belastingen

8 113

7 820

7 970

8 096

8 294

0: «–» = regeling is in dat jaar niet van toepassing; «0» = budgettair beslag van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

1: Het betreft hier niet de kasderving maar de contante waarde van het rentevoordeel voor de betrokken belastingplichtigen c.q. het rentenadeel voor de overheid.

2: Het spaarloon en de feestdagenregeling hebben ook invloed op de premies voor de werknemersverzekeringen WW (AWF en sectorfonds), WIA en ZVW. Wijzigingen in deze belastinguitgaven veranderen zowel het fiscale loon als het premieloon (en in het verlengde daarvan het uitkeringsloon, waardoor de hoogte van uitkering kan veranderen). Deze effecten zijn onderdeel van de regel premieuitgaven

Tabel Belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen 2011 – 2015, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Energiebelasting

176

179

183

185

188

Verlaagd tarief glastuinbouw

91

91

92

92

92

Teruggaaf kerkgebouwen

7

8

8

9

9

Teruggaaf non-profit

29

32

35

37

39

Vrijstellingen grootverbruik in de energiebelasting

8

8

8

8

8

           

Afvalstoffenbelasting

20

20

20

20

20

Fiscale stimulering sanering oude stortplaatsen

20

20

20

20

20

           

Omzetbelasting verlaagd tarief

3 976

3 999

4 121

4 247

4 378

Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen

576

581

588

594

600

Bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d.

126

133

140

147

155

Kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie

125

129

133

137

141

Circussen, bioscopen, theaters en concerten

87

91

97

103

108

Sierteelt

190

191

192

193

194

Arbeidsintensieve diensten

551

476

496

517

539

Vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer)

787

822

859

897

937

Logiesverstrekking (incl. kamperen)

263

273

283

293

304

Voedingsmiddelen horeca

1 271

1 302

1 334

1 366

1 399

           

Omzetbelasting – vrijstellingen

510

517

525

533

541

Sportclubs

72

75

78

81

84

Post

204

202

200

197

195

Vakbonden, werkgeversorg., politieke partijen, kerken

105

109

112

116

120

Fondswerving

128

132

135

138

142

           

Omzetbelasting – speciale regelingen

129

133

137

142

147

Kleine ondernemersregeling

101

105

109

113

117

Landbouwregeling

27

28

29

29

30

           

Accijnzen

2 237

2 280

2 329

2 383

2 441

Verlaagd tarief kleine brouwerijen

1

1

1

1

1

Vrijstelling communautaire wateren

861

842

823

806

789

Vrijstelling luchtvaartuigen

1 126

1 177

1 232

1 291

1 352

Tariefdifferentiatie tractoren en mobiele werktuigen

250

261

272

285

298

           

Belastingen op personenauto's en motorrijwielen

68

73

72

65

67

Teruggaaf ambulance

4

4

4

4

4

Teruggaaf taxi's

55

57

59

61

63

Uitbreiding bonus zuinige auto's

– 

– 

– 

– 

– 

Stimulans Euro-6 dieselpersonenauto's

9

12

9

– 

– 

           

Motorrijtuigbelasting

281

324

365

413

470

Nihiltarief OV-bussen op LPG

0

0

0

0

0

Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 25 jaar

150

150

142

136

129

Vrijstelling taxi's

53

54

56

57

59

Vrijstelling reinigingsdiensten

1

1

1

1

1

Vrijstelling wegenbouw

0

0

0

0

0

Vrijstelling ambulances

3

3

3

3

3

Nihiltarief zeer zuinige auto's

72

114

161

213

275

Overige vrijstellingen

2

3

3

3

3

           

Belasting op zware motorrijtuigen (eurovignet)

0

0

0

0

0

Teruggaaf internationaal gecombineerd vervoer

0

0

0

0

0

           

Overdrachtsbelasting

357

363

370

376

383

Vrijstelling overdrachtsbelasting bedrijfsoverdracht in familiesfeer

19

19

19

20

20

Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering

28

28

28

28

28

Vrijstelling landinrichting

1

1

1

1

1

Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

11

11

11

11

11

Vrijstelling monumenten

– 

– 

– 

– 

– 

Vrijstelling cultuurgrond

294

300

306

312

318

Vrijstelling natuurgrond

4

4

5

5

5

           

Totaal generaal indirecte belastingen

7 754

7 889

8 122

8 365

8 635

0: «–» = regeling is in dat jaar niet van toepassing; «0» = budgettair beslag van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.


X Noot
1

I.v.m. het compleet publiceren en afdrukken van bijlage 3.

X Noot
2

Een tekort van maximaal 3 procent bbp voor het EMU-saldo en maximaal 60 procent bbp EMU-schuld.

X Noot
3

Voor Nederland een structureel EMU-saldo tussen – 0,5 en + 0,5 procent bbp.

X Noot
4

Dit geldt voor de grenzen uit een eventuele buitensporigtekortprocedure, maar ook voor de reguliere grenzen zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP).

X Noot
5

Met daadwerkelijke ombuigingen wordt bedoeld dat het verplichte voorzieningenniveau collectief of particulier daalt. Pakketbeperkingen en mutaties in eigen betalingen in de zorg zijn hiervan een voorbeeld. Mocht er een wettelijke/verplichte regeling in de plaats komen voor een collectief arrangement, dan geldt dat er geen sprake is van een daadwerkelijke ombuiging. De verplichte lasten die burgers en/of bedrijven moeten opbrengen voor een dergelijke voorziening, dienen namelijk daadwerkelijk te dalen als gevolg van de ombuiging.

X Noot
6

Zie begrotingsregel 29 voor een uitvoerige beschrijving van de Eindejaarsmarge

X Noot
7

Zie voor een uitgebreide beschrijving, en voor aanvullende regelgeving de RBV.

X Noot
8

Er geldt geen eindejaarsmarge voor het Budgettair Kader Zorg, noch voor het premiedeel van de budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid. Voor het begrotingshoofdstuk van Defensie geldt een maximale eindejaarsmarge van 135 miljoen euro, voor het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties geldt dat de eindejaarsmarge mag worden verhoogd om bedragen die zijn gemoeid met de schuldsanering Aruba mee te nemen, en naast de reguliere eindejaarsmarge voor het begrotingshoofdstuk van Binnenlandse Zaken bestaat er een separate eindejaarsmarge voor arbeidsvoorwaardenmiddelen van maximaal 25 miljoen euro voor de sector Rijk. Voor de Homogene Groep Internationale Samenwerking geldt de afspraak dat onderuitputting tot maximaal 181,5 miljoen euro mag worden meegenomen naar de drie volgende jaren. Voor een overschrijding geldt een maximum van 45 miljoen euro.

X Noot
9

Pakketbeperkingen en mutaties in eigen betalingen in de zorg worden niet begrepen als een systeemwijziging in deze zin.

Naar boven