32 482 (R 1916) Statuut van het Internationaal Agentschap voor Hernieuwbare Energie (IRENA); Bonn, 26 januari 2009

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 13 september 2010. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 13 oktober 2010.

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2010

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 26 januari 2009 te Bonn totstandgekomen Statuut van het Internationaal Agentschap voor Hernieuwbare Energie (IRENA) (Trb. 2009, 49 en 90).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 10 september 2010 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en van Aruba zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

In deze nota wordt het op 26 januari 2009 te Bonn tot stand gekomen Statuut van het Internationaal Agentschap voor Hernieuwbare Energie (IRENA) mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken toegelicht. Het verdrag kwam tot stand na voorbereidende conferenties in april en oktober 2008.

In het licht van het afnemen van de traditionele fossiele energiebronnen, kan hernieuwbare energie een belangrijke rol spelen om de wereld in de toekomst van energie te kunnen blijven voorzien op een wijze die bovendien geen negatieve effecten heeft op het klimaat. Door hernieuwbare energie te bevorderen, kan dus tevens een bijdrage worden geleverd aan het verminderen van het effect van het energiegebruik op het klimaat. Hernieuwbare energie is energie die in beginsel nooit opraakt, anders dan fossiele brandstoffen (aardolie, aardgas, steenkolen), waarvan de voorraden immers eindig zijn. Daarbij kan gedacht worden aan zonne-energie, windenergie, waterkracht, getijdenenergie en aardwarmte. Uiteraard zijn niet alle vormen van hernieuwbare energie in alle landen evengoed toepasbaar. Ieder land zal derhalve zijn eigen mix van energievormen moeten zien te vinden.

De gedachte om ter bevordering van hernieuwbare energie een internationale organisatie op te richten is in oorsprong afkomstig van de Duitse parlementariër Hermann Scheer. Het plan een internationale organisatie op te richten, vond uiteindelijk brede steun na de grote intergouvernementele duurzame energie conferentie in Bonn in 2004. In het licht van de huidige klimaatdiscussie en energiediscussie heeft dit onderwerp daarna een grote vlucht genomen op initiatief van Duitsland, Denemarken en Spanje. Tijdens een voorbereidende conferentie over IRENA op 23 en 24 oktober 2008 te Madrid werd over de statuten en het werkplan van deze nieuwe organisatie overeenstemming bereikt tussen de 51 aanwezige landen, waarvan 22 ontwikkelingslanden. Inmiddels hebben circa 140 landen en de Europese Unie het Statuut van IRENA ondertekend.

De doelstelling van IRENA als intergouvernementele organisatie is ontwikkelingslanden en geïndustrialiseerde landen te ondersteunen bij het ontwikkelen en realiseren van hernieuwbare energie door aan de lidstaten praktisch advies en ondersteuning te verlenen. Een van de voornaamste taken daarbij zal zijn de lidstaten te adviseren bij het ontwikkelen van de randvoorwaarden voor de bevordering van hernieuwbare energie. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan het ontwikkelen van beleid, waaronder het opstellen van strategische plannen, het ontwikkelen van financierings- en subsidiemogelijkheden en technische handleidingen. Ook zal geadviseerd kunnen worden over mogelijkheden voor het gebruik van reeds beschikbare technologie.

2. Belang van het verdrag

In het licht van het klimaatprobleem en de eindigheid van de energievoorziening uit fossiele brandstoffen, is de ontwikkeling van hernieuwbare energie van belang voor zowel Westerse landen, als opkomende en ontwikkelingslanden. IRENA beoogt daaraan een praktische bijdrage te leveren door het samenbrengen van (technologische) kennisvraag en -aanbod, het verstrekken van beleidsadviezen en het opleiden van gekwalificeerd personeel in de betrokken landen. Tevens zal IRENA statistieken en literatuur over hernieuwbare energie samenbrengen.

IRENA vormt voor Nederland een uniek forum op het gebied van duurzame implementatie van hernieuwbare energie, ten einde:

  • informatie uit te wisselen met andere landen over de vraag welk beleid effectief is bij het vergroten van het aandeel van hernieuwbare energie;

  • op de hoogte te blijven van internationale ontwikkelingen op technologisch en beleidsmatig vlak;

  • internationale ontwikkelingen te kunnen beïnvloeden op dit gebied;

  • hernieuwbare energie een belangrijk onderdeel te laten zijn van armoedebestrijding binnen dit politieke forum;

  • Nederlandse kennis en bedrijven op dit terrein commercieel te positioneren.

3. De plaats van IRENA tussen andere internationale initiatieven

Omdat mondiaal ook andere internationale organisaties actief zijn bij het ontwikkelen van energiebeleid, waaronder ook voor hernieuwbare energie, is het van belang dat geen overlapping plaatsvindt en dat er een duidelijke taakafbakening is.

Een van die bestaande internationale organisaties met een werkgebied op dit terrein is het Internationaal Energie Agentschap (IEA) te Parijs. Het IEA is al actief bij het verzamelen van statistische gegevens over energie, het analyseren en modelleren van energiebeleid en het coördineren van onderzoek op het gebied van energiebesparing, hernieuwbare energie en schone conventionele energietechnologieën.

Landen die geen lid zijn van het IEA kunnen onder voorwaarden wel deelnemen aan de onderzoekprogramma’s. Door het IEA en de groep van acht meest geïndustrialiseerde landen (G8) wordt op energiegebied samenwerking gezocht met opkomende landen als China, India, Brazilië, Zuid-Afrika en Rusland.

Het IEA en IRENA hebben werkafspraken gemaakt waardoor overlap van hun werkzaamheden wordt voorkomen en onderlinge samenwerking wordt bereikt. IRENA kan complementair aan het IEA werken aan capaciteitsopbouw van kennis in ontwikkelingslanden, technologische kennisoverdracht, projectfinanciering en het vergroten van de bewustwording. IRENA verschilt van andere initiatieven en organisaties omdat IRENA zich uitsluitend richt op hernieuwbare energie.

Andere initiatieven en organisaties (naast het IEA) op het gebied van hernieuwbare energie zijn:

  • REN21 – Renewable Energy Policy Network for the 21st Century (zie www.ren21.net). REN21 is vooral gericht op het uitwisselen van beleidskennis (strategieën, subsidies etc.) op het gebied van hernieuwbare energie. Deelnemers zijn afkomstig uit overheden, niet-gouvernementele organisaties (NGO’s), Wereldbank, Verenigde Naties en kenniscentra. IRENA en REN21 gaan samenwerken.

  • REEEP – Renewable Energy and Energy Efficiency Partnerships (zie www.reeep.org). REEEP stelt zich ten doel de markt voor hernieuwbare energie en energiebesparing te bevorderen door het financieren van concrete aansprekende projecten en het initiëren van netwerken van aanbieders en gebruikers van duurzame energietechnieken. REEEP richt zich met name op opkomende en zich ontwikkelende landen. Het lidmaatschap van REEEP bestaat uit 300 (markt)partijen, gouvernementele organisaties en 46 landen. REEEP en IRENA gaan samenwerken.

  • UNEP – United Nations Environmental Programme (www.unep.fr). De UNEP is de milieuorganisatie van de VN. UNEP richt zich op het gebied van energie op de stimulering van het gebruik van schone energie, waaronder bio-energie en hernieuwbare energie, met name zonne-energie en windenergie. De UNEP verschaft daartoe informatie aan ontwikkelingslanden met het oog op het ontwikkelen van hun potentieel van hernieuwbare energie, en zet met banken in ontwikkelingslanden gezamenlijke programma’s op voor de financiering van zonne-energievoorzieningen voor individuele huishoudens. IRENA en de UNEP gaan informatie delen en bundelen.

  • FAO – United Nations Food and Agricultural Organisation (www.fao.org). Op het gebied van hernieuwbare energie houdt de FAO zich met name bezig met het vraagstuk in welke mate het toenemende gebruik van biomassa en biobrandstoffen kunnen concurreren met het streven naar een duurzame landbouw en voedselzekerheid. Het voornemen is dat FAO en IRENA op dit gebied gaan samenwerken.

Bovengenoemde initiatieven en organisaties hebben gemeen dat duurzame energie bij geen van hen in de volle breedte wordt behandeld en overzien. IRENA beoogt daarentegen een organisatie te zijn die hernieuwbaarheid tot zijn hoofdtaak heeft en een bredere en langdurige dialoog kan aangaan met een brede doelgroep. IRENA heeft om die reden een duidelijk toegevoegde waarde. Ter vermijding van overlappingen zullen in de opstartfase van IRENA verdere concrete werkafspraken met andere organisaties en initiatiefnemers gemaakt worden.

4. Gevolgen voor de begroting van het Koninkrijk

Artikel XII voorziet onder meer in verplichte bijdragen van de leden van IRENA, die worden gebaseerd op de contributieschaal van de Verenigde Naties. Voor Nederland zal dit neerkomen op een bijdrage van circa US $300 000 per jaar (stand december 2009; de Nederlandse bijdrage kan nog lager worden indien meer landen toetreden). Aangezien IRENA een nieuwe organisatie is, figureert deze nog niet op de lijst van de Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking (Development Assistance Committee, DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). IRENA zal worden voorgedragen bij de Werkgroep statistieken van het DAC (Working Party on Statistics, WP-STAT) in Parijs.

Specifieke programma's van IRENA zullen in de toekomst kunnen worden aangemerkt als Officiële ontwikkelingshulp (Official Development Assistance, ODA, een statistisch model ontwikkeld door het Development Assistance Committee van de OESO om ontwikkelingshulp te meten), indien deze programma’s voldoen aan de ODA-criteria voor ontwikkelingshulp (de zogenaamde «basic ODA criteria»), te weten schenking van minimaal 25% en gericht op sociaaleconomische ontwikkeling en op ODA ontvangende landen.

5. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Artikel 1 stelt de oprichting van het Internationaal Agentschap voor hernieuwbare energie vast en bepaalt dat het gelijkheidsbeginsel op al zijn leden van toepassing is.

Artikel II

IRENA heeft tot doel het bevorderen van grootschalige en verdere invoering van alle vormen van hernieuwbare energie, alsook het duurzame gebruik daarvan. Bij dat laatste aspect dient IRENA rekening te houden met de hier genoemde duurzaamheidcriteria, waaronder klimaatbeheer, tegengaan van ontbossing en behoud van biodiversiteit.

Artikel III

Dit artikel somt de diverse vormen van «hernieuwbare energie» op die tot het taakgebied van de organisatie zullen behoren.

Artikel IV

Dit artikel schetst de werkzaamheden van IRENA, te weten het bevorderen van beleidsontwikkeling en kennisdeling van technologie en toepassing en het stimuleren van publieke bekendheid met de materie. Hierbij dienen enkele richtlijnen in acht genomen te worden. IRENA dient hierover te communiceren met de lidstaten.

Artikel V

IRENA dient zijn werkzaamheden uit te voeren op basis van een werkprogramma. Daarnaast kunnen ook concrete projecten uitgevoerd worden.

Artikel VI

Het lidmaatschap van IRENA staat open voor staten die lid zijn van de Verenigde Naties, en voor regionale intergouvernementele organisaties voor economische integratie. Op grond van deze bepaling heeft de Europese Unie (sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon per 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap) het Statuut op 23 november 2009 ondertekend. Dergelijke organisaties dienen bij de bekrachtiging (en later ook bij wijzigingen) aan te geven hoe ver hun bevoegdheden reiken. De materie betreft een gedeelde bevoegdheid: zowel de EU als de individuele Lidstaten zijn bevoegd. De exacte verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en de Lidstaten zal worden vastgelegd bij gelegenheid van het besluit van de Raad en het Europees Parlement tot toetreding van de EU tot IRENA.

In onderdeel C is geregeld hoe dergelijke regionale intergouvernementele organisaties voor economische integratie kunnen stemmen.

Artikel VII

Artikel 7 schept de mogelijkheid waarnemers aan de Vergadering van IRENA toe te wijzen en welke actoren onder welke voorwaarden deze status kunnen krijgen.

Artikelen IX – XI

Deze artikelen betreffen de organen van IRENA, te weten de Vergadering, de Raad en het Secretariaat, en de bevoegdheden, verantwoordelijkheden en werkwijzen van die organen. De Vergadering is het hoogste orgaan. Dit orgaan kan over aangelegenheden, die binnen de bevoegdheden van IRENA of van haar organen vallen, besluiten nemen of aanbevelingen doen. De Raad functioneert als orgaan van dagelijks bestuur. Het dient de taken uit te voeren die daar opgesomd staan of andere taken te verrichten die door de Vergadering worden opgedragen. Het Secretariaat dient onder meer de werkzaamheden van de Raad voor te bereiden, en het werkprogramma uit te voeren. Aan het hoofd van het Secretariaat staat de Directeur-Generaal, die wordt benoemd door de Vergadering.

Artikel XII

De activiteiten van IRENA, zoals omschreven in artikel IV, worden in eerste instantie gefinancierd uit de verplichte bijdragen van de Leden (lidstaten en intergouvernementele organisaties). Daarnaast hoopt IRENA op vrijwillige bijdragen of aanvullend financiering uit andere bronnen.

Artikel XVIII

De Vergadering dient te besluiten over de zetel van IRENA. Door de Voorbereidende Commissie, die bestaat uit de ondertekenaars van IRENA en optreedt als voorlopig bestuursorgaan tot de inwerkingtreding van het Statuut, is Abu Dhabi in de Verenigde Arabische Emiraten als voorlopige zetel aangewezen.

Artikel XIX

Voor de inwerkingtreding is bekrachtiging nodig van 25 landen die het Statuut ondertekenden.

6. Koninkrijkspositie

De regeringen van de Nederlandse Antillen en van Aruba hebben te kennen gegeven medegelding van dit verdrag te wensen.

De regering van de Nederlandse Antillen heeft evenals andere landen van de wereld het onderwerp klimaatverandering en het zoeken naar alternatieve energiebronnen hoog op de agenda staan. De fossiele brandstoffen die thans gebruikt worden, beginnen langzamerhand op te geraken. Evenals de rest van de wereld zullen ook de Nederlandse Antillen moeten uitwijken naar andere energiebronnen. Medegelding van het IRENA-statuut maakt het voor de Nederlandse Antillen mogelijk deel te nemen aan de internationale discussies over het ontwikkelen van hernieuwde energie en gebruik te maken van de kennis van andere landen op dit gebied.

De regering van Aruba heeft bijzondere aandacht voor hernieuwbare energie. Binnenkort wordt in Aruba een eerste windmolenpark in gebruik genomen dat ongeveer 1/5 van de gehele energieproductie van Aruba voor zijn rekening zal nemen.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven