32 476 Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Van Ark, Yücel, Jasper van Dijk en Klaver tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling in verband met het annuleren van de enkele-feitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling

G BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2015

Op 3 maart 2015 vond in uw Kamer het debat plaats over het voorstel van wet van de leden Bergkamp, Van Ark, Yücel, Jasper van Dijk en Klaver tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling in verband met het annuleren van de enkele-feitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling (Kamerstukken 32 476). Tijdens dat debat heb ik de volgende toezeggingen gedaan:

  • 1. De toezegging, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), de Minister van OCW te vragen om de mogelijkheid om een oordeel van het College voor de Rechten van de Mens te vragen als er een ontslagprocedure plaatsvindt, onder de aandacht te brengen van de daarvoor in aanmerking komende werkgevers- en werknemersorganisaties.

  • 2. De toezegging, gedaan mede namens de Minister van OCW naar aanleiding van een vraag van het lid Koffeman (PvdD), te monitoren of scholen na aanname van het wetsvoorstel vaker een beroep doen op verstoorde verhoudingen, terwijl daar feitelijk helemaal geen sprake van is.

Door middel van deze brief informeer ik u over de nakoming van deze beide toezeggingen.

Tijdens de reguliere overleggen en contacten zijn de werkgeversorganisaties in het onderwijs en de onderwijsvakbonden namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geïnformeerd over de wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling. Daarbij is onder meer gewezen op de mogelijkheid die zowel de werknemer als de werkgever heeft om in voorkomende gevallen een oordeel te vragen aan het College voor de Rechten van de Mens.

Voorts zijn mijn ambtgenoot van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik in de afgelopen periode alert geweest op mogelijke signalen die er op kunnen duiden dat scholen na aanname van het wetsvoorstel vaker een beroep doen op verstoorde verhoudingen om het discriminatieverbod te omzeilen. Dergelijke signalen hebben ons niet bereikt.

Ik ga er van uit dat deze toezeggingen hiermee als afgedaan kunnen worden beschouwd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.A. Plasterk

Naar boven