Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 32475 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 32475 nr. 7 |
Ontvangen 14 oktober 2011
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift komt te luiden: Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven en de Uitleveringswet (verruiming mogelijkheden tot opsporing en vervolging van internationale misdrijven)
B
Artikel II komt te luiden:
ARTIKEL II
Na artikel 552ii van het Wetboek van Strafvordering wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 2b. Overname van strafvervolging van een internationaal gerecht
Artikel 552iia
1. Onze Minister van Veiligheid en Justitie beslist over een van een internationaal gerecht afkomstig verzoek tot het instellen van een strafvervolging.
2. De officier van justitie die rechtstreeks van een internationaal gerecht een verzoek ontvangt tot het instellen van een strafvervolging, zendt dat verzoek met de daarbij gevoegde stukken aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
Artikel 552iib
Alvorens zijn beslissing omtrent het verzoek tot strafvervolging te nemen, kan Onze Minister van Veiligheid en Justitie het internationaal gerecht waarvan het verzoek is uitgegaan in de gelegenheid stellen tot het verschaffen van nadere inlichtingen binnen een door hem te stellen termijn.
Artikel 552iic
Tenzij Onze Minister van Veiligheid en Justitie reeds aanstonds van oordeel is dat het verzoek tot strafvervolging niet voor inwilliging in aanmerking komt, zendt hij het verzoek met de daarbij gevoegde stukken voor advies aan de officier van justitie bij het landelijk parket.
Artikel 552iid
1. Zo spoedig mogelijk na de ontvangst van het advies van de officier van justitie neemt Onze Minister van Veiligheid en Justitie een beslissing, waarbij het verzoek tot het instellen van een strafvervolging wordt ingewilligd dan wel afgewezen.
2. Hij geeft van zijn beslissing kennis aan het internationaal gerecht waarvan het verzoek is uitgegaan en aan de officier van justitie.
3. Hij stelt het internationaal gerecht ook in kennis van de uitkomst van de strafvervolging die naar aanleiding van het verzoek is ingesteld.
Artikel 552iie
De artikelen 552dd en 552gg, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing bij de overname van strafvervolging van een internationaal gerecht.
C
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A
Aan artikel 1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Met een in deze wet omschreven misdrijf wordt gelijkgesteld een van de misdrijven omschreven in de artikelen 131 tot en met 134, 140, 189, 416 tot en met 417bis en 420bis tot en met 420quater van het Wetboek van Strafrecht, indien het strafbare feit waarvan in die artikelen gesproken wordt, betrekking heeft op een misdrijf omschreven in de artikelen 3 tot en met 8a van deze wet.
2. Onderdeel D komt te luiden:
D
Aan artikel 21 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel 2 is van toepassing op het misdrijf genocide dat is begaan op of na 24 oktober 1970.
3. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
E
Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 21a
In geval van strafvervolging voor een van de in deze wet, de Uitvoeringswet folteringverdrag, de Uitvoeringswet genocideverdrag, dan wel de Wet oorlogsstrafrecht omschreven misdrijven begaan voor 1 april 1995, zijn de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering betreffende het slachtoffer en de benadeelde partij van toepassing.
D
Artikel IV, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:
2. Onverminderd het bepaalde in met andere staten gesloten verdragen, kunnen personen aan een andere staat worden overgeleverd ter zake van één van de misdrijven omschreven in de Wet internationale misdrijven, indien het feit een schending oplevert van:
a. het op 9 december 1948 te Parijs tot stand gekomen Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Trb. 1960, 32);
b. het op 12 augustus 1949 te Genève tot stand gekomen Verdrag van Genève voor de verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten te velde (Trb. 1951, 72);
c. het op 12 augustus 1949 te Genève tot stand gekomen Verdrag van Genève voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee (Trb. 1951, 73);
d. het op 12 augustus 1949 te Genève tot stand gekomen Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen (Trb. 1951, 74);
e. het op 12 augustus 1949 te Genève tot stand gekomen Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd (Trb. 1951, 75);
f. het op 8 juni 1977 te Bern tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 betreffende de bescherming van de slachtoffers van internationale gewapende conflicten (Protocol I) (Trb. 1980, 87);
g. het op 8 juni 1977 te Bern tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 betreffende de bescherming van de slachtoffers van niet-internationale gewapende conflicten (Protocol II) (Trb. 1980, 88);
h. het op 10 december 1984 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Trb. 1985, 69);
i. het op 26 maart 1999 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Tweede Protocol bij het Haagse Verdrag van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict van 26 maart 1999 (Trb. 1999, 107);
j. het op 10 december 2006 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning (Trb. 2008, 173).
2. In artikel 3, vierde en vijfde lid, wordt «bij het arrondissementsparket bij de rechtbank» telkens vervangen door: bij het arrondissementsparket.
3. In artikel 5 wordt «De minster van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
E
Artikel V, onderdeel A, komt te luiden:
A
In artikel 51a, tweede lid, vervallen het zesde en het laatste gedachtestreepje, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van het voorlaatste gedachtestreepje door een punt.
F
Artikel VI vervalt, onder vernummering van artikel VII tot artikel VI.
Algemeen
Deze nota van wijziging omvat een aantal inhoudelijke wijzigingen van het wetsvoorstel en daarnaast een aantal wetstechnische en redactionele verbeteringen. Daartoe worden bepaalde onderdelen van het wetsvoorstel opnieuw vastgesteld.
De inhoudelijke wijzigingen betreffen de nieuwe regeling van de overname van strafvervolging van een internationaal gerecht en het opnemen in de Wet internationale misdrijven van een bepaling die voorziet in de verbetering van de positie van slachtoffers van internationale misdrijven in het strafproces.
De wijzigingen van het wetsvoorstel worden hieronder toegelicht.
Onderdeel A, E en F
Artikel VI van het oorspronkelijke wetsvoorstel kan komen te vervallen, nu het daarin genoemde wetsvoorstel tot uitvoering van het op 20 december 2006 te New York tot stand gekomen Internationale Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijningen (Trb. 2008, 173) tot wet is verheven en in werking is getreden (wet van 4 november 2010, Stb. 773). In verband daarmee worden het opschrift en artikel V, onderdeel A, van het onderhavige wetsvoorstel gewijzigd.
Onderdeel B
In artikel II van het wetsvoorstel is «Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister van Veiligheid en Justitie».
In de nieuwe regeling over de overname van strafvervolging van een internationaal gerecht zijn een aantal artikelen samengevoegd en op onderdelen gewijzigd. In het nieuwe artikel 552iia van het Wetboek van Strafvordering is duidelijker tot uitdrukking gebracht dat de Minister van Veiligheid en Justitie beslist over een van een internationaal gerecht afkomstig verzoek tot het overnemen van een strafvervolging. In het nieuwe artikel 552iic is ervan afgezien om een limitatief aantal gronden te benoemen die zouden kunnen leiden tot onmiddellijke afwijzing van het verzoek van het internationaal gerecht. In het nieuwe artikel 552iid is voorts vooropgesteld dat de beslissing omtrent het verzoek tot strafvervolging door de minister wordt genomen aan de hand van het advies van de officier van justitie bij het landelijk parket. Ook hier is ervan afgezien specifieke gronden voor het afwijzen van het verzoek te benoemen. Gronden voor afwijzing van het verzoek kunnen juridisch van aard zijn (er is bijvoorbeeld sprake van een vervolgingsbeletsel), maar kunnen ook verband houden met bijvoorbeeld de omvang en complexiteit van de strafvervolging, met inbegrip van de mogelijkheden voor bewijsvergaring, zoals dat blijkt uit het advies van de officier van justitie.
De minister stelt het internationaal gerecht op de hoogte van zijn beslissing en geeft daarbij aan welke redenen hebben geleid tot afwijzing van het verzoek. Indien het verzoek is ingewilligd, stelt de minister het internationaal gerecht in kennis van de uitkomst van de ingestelde strafvervolging.
Onderdeel C
De wijzigingen van artikel III betreffen enkele tekstuele en redactionele verbeteringen en daarnaast de invoeging van een nieuw artikel in de Wet internationale misdrijven betreffende het slachtoffer en de benadeelde partij in verband met het volgende. Bij de wet van 23 december 1992 tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet voorlopige regeling schadefonds geweldsmisdrijven en andere wetten met voorzieningen ten behoeve van slachtoffers van strafbare feiten (Stb. 1993, 29), beter bekend als de Wet Terwee, zijn een aantal belangrijke bepalingen aan het Wetboek van Strafvordering toegevoegd betreffende de positie van slachtoffers van strafbare feiten in het strafproces. Als gevolg van het overgangsrecht in de Wet Terwee zijn deze bepalingen niet van toepassing op strafbare feiten die zijn begaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van die wet. De Wet Terwee is op 1 april 1995 in werking getreden. Waar het gaat om strafvervolging voor internationale misdrijven die zijn gepleegd voor 1 april 1995 (zoals bijvoorbeeld de Rwandese genocide) betekent dit dat slachtoffers van internationale misdrijven als benadeelde partij slechts een vordering tot schadevergoeding van niet meer dan 680 euro (1500 gulden) in kunnen dienen en dat nabestaanden van slachtoffers zich in het geheel niet als benadeelde partij in het strafproces kunnen voegen.
Wijzigingen betreffende de strafvordering hebben in de regel onmiddellijke werking. Uit de memorie van toelichting bij de Wet Terwee blijkt niet waarom van deze regel is afgeweken. Nu het gaat om wijziging van strafvorderlijke bepalingen verzet het legaliteitsbeginsel, neergelegd in artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering, zich niet tegen onmiddellijke werking. Dit ligt anders voor de eveneens met de Wet Terwee geïntroduceerde schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr). Omdat het hierbij gaat om een strafrechtelijke sanctie (een strafrechtelijk maatregel) verzet artikel 1 Sr zich ertegen dat deze kan worden opgelegd voor feiten die vóór de datum van inwerkingtreding van de Wet Terwee zijn gepleegd.
Voorgesteld wordt om de Wet internationale misdrijven zo te wijzingen dat ook in het geval dat strafvervolging plaatsvindt voor internationale misdrijven begaan vóór 1 april 1995 de thans geldende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het slachtoffer en de benadeelde partij, kunnen worden toegepast. Dit betekent met name dat de hoogte van de vordering tot schadevergoeding die een slachtoffer als benadeelde partij kan indienen niet langer gemaximeerd is en dat nabestaanden van slachtoffers van internationale misdrijven zich als benadeelde partij kunnen voegen in het strafproces.
Onderdeel D
De wijzigingen van artikel IV betreffen enkele tekstuele en redactionele verbeteringen en zijn niet van inhoudelijke aard.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32475-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.