32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens)

G BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2012

Mede namens mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken, geef ik met deze brief antwoord op de vragen van het lid Kox van de SP-fractie, die gesteld zijn bij de behandeling van het Wetsvoorstel College voor de rechten van de mens op 15 november 2011.

Het lid Kox heeft gevraagd hoe het staat met de naleving van relevante nieuwe conventies. Een van de taken van het College voor de rechten van de mens zal immers zijn het aansporen tot de ratificatie van verdragen.

De vragen van het lid Kox werden gesteld in de context van de Raad van Europa. Ik beperk dan ook mijn antwoord tot de verdragen van de Raad van Europa.

Het kabinet beraadt zich nog op de wenselijkheid partij te worden bij het Verdrag inzake toegang tot officiële documenten (RvE 205) en het Verdrag inzake de uitoefening van rechten van het kind (RvE 160).

Ten aanzien van het Verdrag inzake mensenrechten en biogeneeskunde (RvE 164) zijn de goedkeuringsstukken in voorbereiding. Ratificatie van het Zevende Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (RvE 117) heeft momenteel geen prioriteit.

Het kabinet zet voorts in op een ondertekening in 2012 van het Verdrag ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, waaronder huiselijk geweld (RvE 210).

Daarnaast vroeg het lid Kox of mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie de voorgenomen oprichting van het Nederlandse mensenrechteninstituut wellicht had besproken met de secretaris-generaal van de Raad van Europa tijdens diens recente bezoek aan ons land. En zo ja, of dat nog iets heeft opgeleverd.

Ik kan u meedelen dat tijdens het gesprek tussen mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie en de secretaris-generaal van de Raad van Europa op 3 november 2011 niet gesproken is over de oprichting van het College voor de rechten van de mens.

Daarnaast vroeg het lid Kox zich af of in het gesprek met de secretaris-generaal van de Raad van Europa enige zorgen zijn weggenomen dat Nederland zou behoren tot de EU-sceptici?

Over de EU is niet gesproken in het overleg tussen secretaris-generaal Jagland en de minister van Veiligheid en Justitie. Wel kan ik melden dat de secretaris-generaal Nederland dankte voor de pragmatische en constructieve insteek van het Nederlandse beleid inzake de hervormingsprocessen die plaatsvinden binnen de Raad van Europa, waaronder de hervormingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Het lid Kox heeft ook gevraagd naar de voortgang van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag inzake de bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).

Deze vraag wordt beantwoord in de brief die door mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie op 3 oktober 2011 aan de beide kamers is gezonden (Kamerstukken II 2011/12, 32 735 nr. 32) en is tijdens het debat in de Tweede Kamer met mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie op 1 februari 2012 aan de orde gesteld. In een debat met de Eerste Kamer met mijn ambtgenoten van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken en mijzelf op 13 maart 2012 zal dit onderwerp eveneens aan de orde komen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Naar boven