32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens)

Nr. 18 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID SCHOUW TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 16

Ontvangen 12 april 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het opschrift wordt ingevoegd:

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 8:45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8:45a

  • 1. Het College, genoemd in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens, kan, niet optredende als partij, schriftelijke opmerkingen maken voor zover een schending van een mensenrecht wordt gesteld in de gronden van het beroep en het College, al dan niet op verzoek van de rechtbank, de wens daartoe te kennen heeft gegeven. De rechtbank kan daarvoor een termijn vaststellen.

  • 2. Met toestemming van de rechtbank kan het College voor de rechten van de mens ook mondelinge opmerkingen maken. De rechtbank kan het College voor de rechten van de mens voor het maken van mondelinge opmerkingen uitnodigen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld daarbij aanwezig te zijn. Artikel 8:44, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de opmerkingen dan wel van het proces-verbaal van de opmerkingen van het College voor de rechten van de mens schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot de opmerkingen naar voren brengen. De rechtbank kan deze termijn verlengen.

B

Na artikel 8:60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8:60a

  • 1. De schriftelijke opmerkingen van het College voor de rechten van de mens, bedoeld in artikel 8:45a, eerste lid, kunnen tot tien dagen voor de zitting worden ingediend.

  • 2. Indien het College voor de rechten van de mens ter zitting verschijnt voor het maken van mondelinge opmerkingen, wordt dit zoveel mogelijk aan partijen meegedeeld bij de uitnodiging voor de zitting. Artikel 8:45a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

C

2. In de huidige tekst vervalt de zinsnede «bij de Algemene wet bestuursrecht».

II

Na artikel 34 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 34a

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het opschrift van de vijfde afdeling A van boek 1 wordt toegevoegd: , alsmede het College voor de rechten van de mens.

B

Na artikel 44a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 44b

  • 1. Het College, genoemd in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens, kan, niet optredende als partij, schriftelijke opmerkingen maken, indien het College de wens daartoe te kennen heeft gegeven. Met toestemming van de rechter kan het College ook mondelinge opmerkingen maken. De rechter kan daartoe een roldatum bepalen.

  • 2. Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn op de opmerkingen van het College reageren.

Toelichting

Met dit amendement beoogt de indiener het College de mogelijkheid bieden te interveniëren in een civiel of bestuursrechtelijk proces als amicus curiae. Op deze wijze kan het College advies geven over een zaak, zonder dat het zelf partij is. Het betreft hier een beperkte (proces)bevoegdheid: het College kan geen algemene rechtsregel in abstracto voorleggen, maar sluit zich aan bij de kwestie tussen partijen zoals die in de rechtbank dan voorligt, zonder zelf partij te zijn in het proces. De procedure tussen derden moet reeds aanhangig zijn. Het College dient daarbij aan de rechter duidelijk te maken dat sprake is van vergelijkbare belangen van individuen als in de procedure aan de orde.

De mogelijkheid te interveniëren als amicus curiae sluit aan bij de wettelijke taakopdracht van het College zoals uiteengezet in artikel 3.2 van de Memorie van Toelichting. Onderhavig amendement moet dan ook gelezen worden als van belang voor de uitvoering van de aan het College bij wet opgelegde taken.

Schouw

Naar boven