32 452 EU-voorstel Richtlijn seizoensarbeiders COM(2010)379

A BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR DE JBZ-RAAD

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2010

Op 13 juli 2010 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op seizoenarbeid.1 De vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor Justitie en voor de JBZ-Raad hebben dit voorstel in hun vergadering van 5 oktober 2010 behandeld. De commissies hebben daarbij onder meer gesproken over het oordeel van de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer, inhoudende dat het voorstel niet voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zoals genoemd in artikel 5 van het EU-verdrag en het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

De commissies hebben besloten het oordeel van de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer te volgen. Zij adviseren dat ook de Eerste Kamer het oordeel overneemt. Tevens stellen zij voor dat de Eerste Kamer zich aansluit bij de bijgevoegde conceptbrief van de Tweede Kamer, opdat een gezamenlijk gemotiveerd advies2 van Tweede en Eerste Kamer aan de Europese Commissie kan worden verstuurd.3

Hoogachtend, namens de drie betrokken commissies,

Voorzitter van de vaste commissie voor de JBZ-Raad,

M. J. M. Kox

Bijlage I Conceptbrief Tweede Kamer der Staten-Generaal

CONCEPT

Aan: De heer Maroš Šefčovič

Vice-voorzitter van de Europese Commissie

B – 1 049 Brussel

België

Plaats en datum: oktober 2010

Betreft: Subsidiariteitstoets van het voorstel voor een richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf in de EU van onderdanen van derde landen met het oog op seizoensarbeid – COM(2010)379

Ons kenmerk: 32 452

Geachte heer Šefčovič,

De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft, overeenkomstig de daarvoor vastgestelde procedure, het bovengenoemde voorstel getoetst aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Daarmee is toepassing gegeven aan artikel 5 EU-Verdrag en Protocol 2 bij het Verdrag van Lissabon betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.

Met deze brief stel ik u in kennis van het standpunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Afschriften van deze brief zijn gezonden aan het Europees Parlement, de Raad en de Nederlandse regering.

De Tweede Kamer is van oordeel dat de Europese Commissie onvoldoende heeft aangetoond dat het voorstel voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. De Kamer is dan ook niet overtuigd dat het voorstel aan deze beginselen voldoet.

De Tweede Kamer deelt niet de overweging van de Europese Commissie dat de behoefte aan seizoenarbeiders zich in vergelijkbare mate voordoet in alle lidstaten. De aangegeven aantallen zijn onduidelijk en lopen uiteen tussen lidstaten en regio’s. Hierbij speelt ook mee dat de nationale arbeidsmarktsituaties met betrekking tot de aanwezigheid van eigen arbeidspotentieel sterk uiteenlopen. De Europese Commissie heeft onvoldoende aangetoond dat de verschillen tussen landen en regio’s het gevolg zijn van uiteenlopende regelgeving. Derhalve ontbreekt een duidelijke noodzaak voor de voorgestelde regels.

De Tweede Kamer is van mening dat het probleem van illegaliteit en een te lang verblijf («overstay») van seizoensarbeiders binnen de EU beter kan worden aangepakt door een versterking van de capaciteit van (c.q. betere samenwerking tussen) nationale handhaving- en inspectieorganisaties, dan door middel van de voorgestelde gedeeltelijke harmonisatie van regelgeving.

De Tweede Kamer deelt de overweging van de Europese Commissie dat een einde moet worden gemaakt aan uitbuiting en niet-conforme arbeidsvoorwaarden van seizoensarbeiders uit derde landen. Zij stelt echter dat nationale sociaal-economische grondrechten en Europese en mondiale afspraken (waaronder de ILO) de rechten van op Europees grondgebied verblijvende personen reeds voldoende waarborgen. Een grensoverschrijdende aanpak tegen uitbuiting kan effectief zijn, bijvoorbeeld door middel van betere samenwerking tussen inspectie- en opsporingsdiensten. Het is hierbij ook denkbaar dat Europese samenwerkingsverbanden eigen opsporingsbevoegdheden krijgen en niet geheel afhankelijk zijn van de medewerking van verschillende lidstaten.

De Tweede Kamer is van mening dat dit voorstel geen toegevoegde waarde biedt voor het maken van gezamenlijke afspraken met herkomstlanden over seizoensarbeid. Het voorstel maakt overigens onvoldoende duidelijk op welke wijze deze samenwerking met herkomstlanden, bijvoorbeeld in de strijd tegen illegale migratie, naar het oordeel van de Europese Commissie vorm zou moeten krijgen.

Het voorstel in artikel 10 van de ontwerprichtlijn maakt het niet langer mogelijk om bij verblijf van de seizoensarbeider van minder dan drie maanden een aparte tewerkstellingsvergunning te eisen. Hiermee verliezen nationale inspectiediensten een belangrijk instrument in de strijd tegen illegale tewerkstelling en uitbuiting. Naar het oordeel van de Tweede Kamer wordt met dit voorstel de effectiviteit van de aanpak van illegale arbeid derhalve niet vergroot, zodat dit voorstel niet voldoet aan het criterium van subsidiariteit.

De Tweede Kamer is van mening dat de voorgestelde maximale duur van seizoensarbeid van 6 maanden te lang is om van seizoensarbeid te kunnen spreken. Bovendien kunnen hierdoor aanspraken op nationale sociale zekerheidsregimes mogelijk worden. Het voorstel krijgt daardoor een veel verdergaande reikwijdte, waardoor de proportionaliteit in het geding komt.

Niettegenstaande deze bezwaren onderkent de Tweede Kamer dat de Europese Unie de komende jaren te maken zal krijgen met de arbeidsmarkteffecten van de vergrijzing. Hierbij kunnen ook maatregelen op EU-niveau een bijdrage leveren, zoals op het gebied van overzichtelijkheid en transparantie van procedures.

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

Gerdi A. Verbeet


XNoot
1

COM(2010)379. Zie tevens dossier E100039 op www.europapoort.nl.

XNoot
2

Als bedoeld in artikel 6 van het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

XNoot
3

Met afschriften aan het Europees Parlement, de Raad en de Nederlandse regering.

Naar boven